direct naar inhoud van 5.5 Water
Plan: Buitengebied Zwijndrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002

5.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Daarnaast is Rijkswaterstaat de beheerder van de Oude Maas. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterstructuurplan Zwijndrecht geeft de gezamenlijke intentie van gemeente en Waterschap weer om het stedelijke watersysteem op orde te krijgen. Tevens biedt het een (procedureel) kader voor de inpassing van de wateropgave in nieuwe ruimtelijke projecten. Het beleidsdocument vormt een aanvulling op het stedelijk waterplan van H tot Z (2003), waarmee dit geactualiseerd wordt aan de normen vanuit het beleidskader Waterbeheer 21ste eeuw (WB21). Het Waterstructuurplan draagt ook zorg voor het komen tot een optimale invulling van de wateropgave vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). Daarbij vormt het een doorvertaling van het Waterstructuurplan IJsselmonde naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Beleidslijn grote rivieren

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Binnen het toepassingsgebied van de beleidslijn zal een differentiatie naar deelgebieden leiden tot een onderscheid in twee regimes. Voor activiteiten die onder het 'bergend' regime vallen zullen rivierkundige randvoorwaarden gelden om de effecten op de afvoer- of bergingscapaciteit van het rivierbed volledig te compenseren. Het 'stroomvoerend' regime biedt slechts de mogelijkheid om toestemming te geven aan riviergebonden activiteiten. Niet-riviergebonden activiteiten binnen dit regime zijn alleen mogelijk als er sprake is van het hergebruiken van bestaande gebouwen of als er met rivierverruimingsmaatregelen 'per saldo meer ruimte' voor de rivier wordt geboden.

De Oude Maas en de daarbij behorende buitendijkse gronden vallen onder het bergend regime. Dit betekent dat het mogelijk maken van nieuwe bouwwerken of uitbreidingen van bestaande bouwwerken alleen is toegestaan indien door de activiteit de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. Voor alle buitendijkse activiteiten dient daarom advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder, waarbij getoetst zal worden aan de Waterwet en relevante beleidsstukken zoals de Beleidslijn grote rivieren.

Richtlijn Vaarwegen 2011 (Rijkswaterstaat)

Op de Oude Maas is de Richtlijn Vaarwegen 2011 van Rijkswaterstaat van toepassing. De Richtlijn Vaarwegen 2011 beschrijft welke ruimte een vaartuig nodig heeft om te kunnen varen en manoeuvreren en welke ruimte in een bocht vrij moet blijven van begroeiing en bebouwing. Wanneer ruimte op de vaarweg resteert en het zicht niet beperkt wordt, kan een ontheffing voor een ligplaats worden afgegeven. De richtlijn heeft geen wettelijke status, maar de provincie hanteert de uitgangspunten van de richtlijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (1 oktober 2012)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is in artikel 2.1.2 een bepaling voor een vrijwaringszone langs rijksvaarwegen. Voor de Oude Maas geldt een vrijwaringszone van 25 m. Deze 'vrije ruimte' is een zone die vrij is van bijvoorbeeld bouwwerken en opgaande begroeiing die het functioneren van de vaarweg of de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar brengen. Er zijn twee belangrijke redenen om deze zone van 25 m aan te houden:

  • 1. calamiteiten: naarmate de afstand tussen de bebouwing en de vaarweg groter is, zal bij calamiteiten het effect op het gebouw en de aanwezigen afnemen. De bebouwingsvrije zone kan tevens een rol vervullen bij bestrijding van de calamiteit en de hulpverlening;
  • 2. vrij zicht: om de kans op aanvaringen zo klein mogelijk te maken, speelt zicht (visueel of via de radar) een belangrijke rol. Bebouwing op de oever kan het zicht beperken en een negatieve invloed hebben op de radar.

Bij de toetsing van de afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in het stroomvoerend rivierbed, zal de aanvraag getoetst worden aan deze bepaling uit het Barro.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is min of meer gelegen tussen de kernen Heerjansdam en Zwijndrecht, de Oude Maas en de Langeweg.

Bodem en grondwater

De bodem bestaat ter plaatse uit klei. Er is sprake van meerdere grondwatertrappen. In het zuidwesten met name grondwatertrap V en meer naar het noordwesten III, IV en VI. De bijbehorende grondwaterstanden zijn gegeven in tabel 5.1.

Tabel 5.1 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden

grondwatertrap   gemiddeld hoogste grondwaterstand   gemiddeld laagste grondwaterstand  
III   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld  
IV   meer dan 0,4 m onder het maaiveld   0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld  
V   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  
VI   0,4 m tot 0,8 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  

Waterkwantiteit

Het plangebied wordt gekenmerkt door de vele kavelsloten. Deze kavelsloten zijn noord-zuidgeoriënteerd en staan haaks op de linten. Door het plangebied loopt de Devel, een meanderende hoofdwatergang. De Oude Maas vormt de zuidwestelijke grens van het plangebied.

De maaiveldhoogte varieert van circa NAP -0,49 m langs de Oude Maas tot NAP -1,75 m meer naar de noorden toe. Plaatselijk ligt het maaiveld langs de Oude Maas in Polder De Hooge Nesse op NAP + 5,35 m. In het plangebied is het peilbesluit Zwijndrechtse Waard van kracht, hierin liggen verschillende peilgebieden.

Veiligheid en waterkeringen

Langs de Oude Maas ligt een primaire waterkering. De Lindtsedijk en Dorpsstraat zijn een regionale waterkering. Aan de zuidoostkant van de Polder Buitenland ligt een boezemkade. Ook de Molenweg aan de noordwestkant van het plangebied is een boezemkade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002_0009.png"

Afvalwaterketen en riolering

In het plangebied is overwegend een gemengd riool aanwezig. Voor de woningen aan het Buitenland is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Nabij de Lindtsedijk is een RWZI gelegen waar het afvalwater uit Barendrecht, Heerjansdam, Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Oostendam, Blaaksedijk, 's Gravendeel, Maasdam en Puttershoek wordt gezuiverd.

Door de gezamenlijke gemeenten in de Hoekse Waard worden plannen ontwikkeld voor de realisatie van een regionaal bedrijventerrein tussen de kernen Blaaksedijk en Puttershoek in de gemeente Binnenmaas. Ten behoeve van de zuivering van het vrijkomende afvalwater is de aanleg van een nieuw afvalwatertransportsysteem vanaf het bedrijventerrein naar de RWZI Zwijndrecht noodzakelijk.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies, zoals groen en recreatie, liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater, met name de hoofwatergangen, in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

Vanwege het consoliderende karakter heeft onderhavig bestemmingsplan geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.