Plan: | Buitengebied Zwijndrecht |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002 |
De wens op basis van de geformuleerde visie is om de hoofdfunctie groen en recreatief te ontwikkelen. De inzet op deze hoofdfunctie en de uitgangspunten is sturend voor alle functies in het gebied, omdat het keuzes met zich meebrengt. Onderstaand worden de consequenties voor de diverse functies en deelgebieden beschreven.
Open landschap waar kan, besloten waar nodig
De uitgangspunten 'rekening houden met recreatieve behoefte' en 'respecteer eigenheid van het gebied', samen met de visie op het landschap, leiden ertoe dat het gebied anders wordt ontwikkeld waar nodig. Uitgangspunt daarbij is dat gestreefd wordt naar open, tenzij…
Het middengebied begrensd door de Lindtsedijk en de Devel heeft de kwaliteit van openheid. Dat moet zo blijven. Op andere plekken in het buitengebied is meer variatie in 'open en beslotenheid' gewenst. Concreet door kavelstructuren te accentueren met hagen, houtwallen, elzensingels etc. Overigens is dit niet nieuws; in de vorige eeuw kwamen die ook voor in het gebied. In het gebied rond de Langeweg en de polders langs de Oude Maas zullen 'coulissen' het gebied verrijken.
Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen zijn er mogelijkheden om het idee van coulissen te realiseren. Bijvoorbeeld bij een verkenning naar een mogelijk nieuw cluster van glastuinbouw aan de Langeweg. Maar ook door deze als eis (voor wat hoort wat) bij vergunningen mee te geven en te stellen dat bijvoorbeeld sloten niet mogen worden gedempt omdat daarmee de karakteristieke kavelstructuur verloren gaat.
De gemeente waardeert het open agrarische landschap en wil daarom zekerstellen dat dit behouden blijft in het deelgebied rond de Lindeweg en het HSL-traject. Op andere plekken willen we geen dichte begroeiing maar juist kavelstructuren accentueren en zogenoemde 'kamers' creëren door middel van bijvoorbeeld bomenrijen, houtwallen of akkerranden. Niet zo fraaie functies worden ermee gemaskeerd, het geeft een afwisselender landschap en is goed voor de biodiversiteit. Echter, dicht bij de tuin- en akkerbouwgebieden moet het effect van bomenrijen onderkend worden en zal dat ook worden meegenomen in de planuitwerking.
Landbouw koesteren dus ontwikkelmogelijkheden bieden
De huidige landbouw draagt bij aan het groen recreatieve karakter van het gebied. Het is dé economische drager van deze kwaliteit, ook daarom moeten dat worden gekoesterd. Een rendabele bedrijfsvoering is de sleutel voor duurzaam beheer van het agrarische cultuurlandschap. Zonder rendabele bedrijven zal ongewenste verrommeling optreden.
De gemeente onderkent het belang van het boerenbedrijf in dit gebied en wil deze ontwikkelmogelijkheden geven. Dit gebied is niet bij uitstek het gebied voor de schaalvergrotende boer, maar relatief klein en met vele behoeften die ruimte vragen, onder andere voor recreatie. Dat vraagt om andere oplossingen dan voorheen. Daarom worden wel mogelijkheden geboden voor eventuele nevenfuncties, ook al zijn er nog relatief weinig boeren in het gebied. Een theeschenkerij, huisverkoop/streekproducten, kanoverhuur, een zorgboerderij, 'boerensporten', boerderijeducatie, kinderopvang op de boerderij etc. zijn nevenactiviteiten die de aantrekkelijkheid van het gebied vergroten. Deze activiteiten kunnen ook een bijdrage leveren aan de inkomsten van de boeren, zodat zij daar kunnen blijven 'boeren'. Er worden echter geen ontheffingsmogelijkheden geboden voor nevenactiviteiten die zorgen voor veel autoverkeer in het buitengebied en in principe net zo goed in stedelijk gebied een plek kunnen krijgen, zoals caravanstallingen.
De gemeente zal niet actief gronden gaan verwerven ten behoeve van recreatie in weer nieuwe gebieden. Er wordt uitgegaan van ontwikkeling van het Waal- en Develbos volgens plan.
De gemeente zet – in samenwerking met partijen in de landinrichtingcommissie – juist in op recreatieve ontwikkeling van gronden die al in overheidshanden zijn, zo mogelijk aangevuld met gronden in de buurt (zoals in de Lage Nesse en polder Buitenland), op vrijwillige basis. Het voortbestaan van het boerenbedrijf wordt serieus genomen en zal dit bij de verdere planontwikkeling steeds worden afgewogen. Het gaat er vooral om ontbrekende schakels te verwezenlijken, dat kan ook door gebieden te verbinden met een fiets- of wandelpad.
Vertaald naar deelgebieden, wordt vooral het gebied rondom de HSL als primair agrarisch open gebied gezien, met doorkijken naar de Devel en de Lindtsedijk. Het gebied rond de Langeweg is de moestuin waar de vollegrondsteelten en glastuinbouw een (nieuwe) plek krijgen.
Uitbreiding van bedrijven alleen als dat bijdraagt aan groen recreatieve functie
Uit het onderzoek naar alle bedrijvigheid in het buitengebied en de avond voor ondernemers in september bleek dat er een scala aan ondernemers gevestigd is in het buitengebied. Vaak juist vanwege de mogelijkheden van de combinatie van wonen en werken en de ruimte die er is. Een deel van de ondernemers heeft aangegeven uit te willen breiden. De gemeente vindt dat ondernemen in het buitengebied passend moet zijn bij de hoofdfunctie groen recreatief. Daarom geldt een 'Nee, tenzij-beleid' voor uitbreidingswensen. Bedrijven krijgen dus geen nieuwe uitbreidingsmogelijkheden. In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van de huidige bouwmogelijkheden (consolideren). Dit speelt ook mee bij de handhaving in het gebied. Zo zijn er boeren die het agrarisch bedrijf hebben beëindigd en nieuwe activiteiten in de gebouwen hebben ontwikkeld. Uitgangspunt is dat bedrijvigheid die niet bijdraagt aan de groen recreatieve beleving van het buitengebied geen (verdere) uitbreidingsmogelijkheden krijgt in het gebied. Bedrijven die in dit gebied zijn gevestigd om de ruimte maar niet gebonden zijn aan het gebied, zoals bouwbedrijven, passen beter in het stedelijk gebied. Bestaand blijft bestaan, nieuw wordt beperkt.
De gemeente realiseert zich dat hiermee sommige belangen onder druk komen te staan. Echter, de gemeente ziet dit wel als een noodzakelijke keuze om te komen tot een buitengebied met meer kwaliteit. De inspraakreacties over individuele bedrijfsbelangen worden nog meegenomen aan de vollegrondsteelten buiten (het zogenoemde Barendrechts type). Het is al sinds lang zowel rijks- als provinciaal beleid dat glastuinbouw zich in Zuid-Holland moet concentreren en verspreid liggend glas moet verdwijnen uit het landschap, zeker als dat Rijksbufferzone en provinciaal landschap is. Dit omdat de landschappelijke en recreatieve waarden van dit gebied voorop staan. Dit zorgt voor een dilemma. Voor zowel de tuinders als ook overheden. Glastuinbouw is in dit gebied wel toegestaan, maar tot een maximale maat. De maat van vandaag de dag is onvoldoende om nog een goede boterham te blijven verdienen. Tuinbouwbedrijven mogen niet uitbreiden, terwijl de sector uitbreiding nodig heeft.
Glastuinbouw is niet bij voorbaat storend in het landschap, dat is afhankelijk van de locatie en verschijningsvorm. Het gebied ten zuiden van Kijfhoek wordt vrijgemaakt van glastuinbouw. In een deel van het gebied aan de Langeweg worden wel mogelijkheden gezien voor glastuinbouw.
Studie verspreide glastuinbouw Deltapoort
In opdracht van de stuurgroep Deltapoort heeft een werkgroep glastuinbouw, bestaande uit de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht, Barendrecht en Ridderkerk, een studie laten uitvoeren naar de toekomst van verspreid liggende glastuinbouw in de Deltapoort, het gebied tussen Rotterdam en Dordrecht. Deze studie heeft inzicht gegeven in de opgave en oplossingsrichtingen. Niets doen levert niet de gewenste verbetering in beeldkwaliteit van het landschap en is geen oplossing voor de tuinders. Totale sanering door opkoop is geen optie omdat dit enorm veel geld zou kosten. De standpunten over glastuinbouw zijn ingebracht bij de studie. Verkend wordt hoe de uitkomsten van de studie vertaald kunnen worden naar het gebied en de uitvoering.
De werkgroep heeft aan de stuurgroep voorgesteld om te komen tot sanering van verspreid liggend glas door een combinatie van saneren (stoppen) en verplaatsen. In dit alternatief wordt 50% van de verspreide glastuinbouw, op vrijwillige basis gesaneerd, door als tegenprestatie voor de sloop van glasopstanden een of meerdere woningen terug te mogen bouwen. Er zijn tuinders in het Deltapoortgebied die al willen stoppen en interesse hebben getoond in de zogenaamde Ruimte voor Ruimte-regeling. De tuinders die wel graag verder willen in dit gebied en een bijdrage leveren aan het open en groen houden van het landschap, krijgen een kans in twee nieuwe clusters, gebundeld en dicht tegen de bebouwde kom (50% van de verspreide glastuinbouw verplaatst naar de twee clusters). Dit levert schaal- en energievoordelen. Een innovatief scenario, namelijk het realiseren van glastuinbouw bovenop een nieuw bedrijventerrein in Reijerwaard, is ook de moeite waard om te verkennen.
Tuinders die wel graag verder willen in dit gebied en een bijdrage leveren aan het open en groen houden van het landschap, dienen ook een kans te krijgen. Daarom wordt het scenario van saneren (de helft stopt) en (de helft) verplaatsen reëel en wenselijk. Dat biedt meteen een mooie kans om de entree van het buitengebied te verfraaien, te zoeken naar mogelijkheden voor duurzame energie en wellicht ook nieuwe educatiemogelijkheden. Uitgangspunt is wel dat de oude, verspreid over het buitengebied liggende, kassen verdwijnen. Een nieuw cluster is alleen bedoeld voor tuinders uit de Deltapoortregio en moeten ook grondgebonden teelten hebben (omdat deze bijdragen aan het open agrarisch karakter).
Als gezamenlijke gemeenten is, samen met de provincie, gestart met een Ruimte voor Ruimte-traject/Glas voor Glas-regeling, specifiek voor dit gebied. Ook wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor de nieuwe clusters. Met de inspraakronde zijn aandachtspunten voor verdere planuitwerking meegegeven, zoals het slecht samengaan van bomenrijen met tuinbouw. Deze aandachtspunten worden meegenomen in de uitwerking van de Ruimte voor Ruimte/Glas voor Glas-regeling.
Het terugbouwen van huizen, vooral op de kavel zelf, moet niet geclusterd worden aan een stads- of dorpsrand. Dat vergroot de kans op realisatie en verkoopbaarheid, maar komt ook tegemoet aan de wensen van tuinders (lokale gebondenheid).
Toegankelijkheid verbeteren en verkeershinder verminderen
Bij het aantrekkelijker en toegankelijker maken horen ook maatregelen op het gebied van mobiliteit. Door het toevoegen van routes en door verbindingen te leggen tussen bestaande routes wordt verkeershinder verminderd of voorkomen. Het verkeer moet zo worden geleid dat de verkeershinder minder wordt. Het buitengebied is het beheersgebied van het waterschap, niet de gemeente. Toch heeft de gemeente ambities om de toegankelijkheid te verbeteren en verkeershinder te verminderen. De gemeente heeft daarom de inspraakreacties die gaan over mobiliteit kenbaar gemaakt bij het waterschap en zal zich inspannen om gezamenlijk tot oplossingen te komen.
De harde grens van en naar het buitengebied op enkele plekken vloeiender
De Munnikensteeg vormt een harde barrière tussen het buitengebied en het stedelijk gebied. Het nodigt onvoldoende uit om het buitengebied in te komen, wandelaars en fietsers kruisen een 80 km/h-weg. Er is veel vraag naar oversteekmogelijkheden. Deze barrière moet op enkele plekken geslecht worden. Er zouden als het ware groenblauwe vingers de stad in en uit moeten lopen, zodat de Devel daar mooi doorstroomt en voetgangers en fietsers veilig en makkelijker het buitengebied in kunnen. Bij de overgang van de Devel richting buitengebied zou een 'slow lane' (een doorgang voor langzaam verkeer) gemaakt kunnen worden, met bijvoorbeeld een ongelijkvloerse kruising.
Routes toevoegen of verbinden
De recreatieve routes in het gebied zijn goed gewaardeerd, maar erg druk op momenten. Recreanten rijden elkaar in de weg. Alles gaat nu over één pad of weg, zoals het Borgmanpad of de Lindtsedijk. Veel te druk en gevaarlijk. Om een rondje te kunnen maken en voor de verkeersveiligheid, worden routes met elkaar verbonden en wordt de aanleg van nieuwe routes gestimuleerd. Niet voor autoverkeer, maar voor wandelaars en ruiters. Zo wil de gemeente een wandelmogelijkheid op de dijk langs het Borgmanpad. Samen met het waterschap en provincie wordt gekeken hoe dit wordt gerealiseerd en gefinancierd.
Door het waterschap worden trouwens al vrijliggende fietspaden aangelegd die klaar zullen zijn in de periode 2011-2013. Ook vanuit de landinrichting wordt een fietspad aangelegd door de polder het Buitenland (HSL-kwaliteitimpuls). Deze fietspaden vormen een onderdeel van een knooppunten-routenetwerk in Nederland.
Niet meer verkeer in het buitengebied
De bewoners op de Lindtsedijk hebben tijdens de bewonersavond laten weten hinder te ervaren van zowel te hard rijdend verkeer, teveel verkeer en ook vrachtwagens die de kortste route van Barendrecht naar Zwijndrecht nemen en – ondanks verbodsborden – over de smalle dijk rijden. Ook bewoners van Kijfhoek hebben aangegeven een oplossing te willen voor sluipverkeer en onveilige situaties.
Meer horeca en een plek voor intensieve recreatie en minder verkeer in het buitengebied kunnen samengaan door eventueel horeca toe te staan waar dit goed bereikbaar is, dus dicht tegen de Munnikensteeg aan. In de Hoge Nesse polder zien we mede daardoor mogelijkheden voor intensievere recreatie, juist omdat deze goed bereikbaar is en geen extra autoverkeer in het gebied geeft.
Hoe kan de toegankelijkheid worden verhoogd en verkeershinder opgelost en voorkomen?
De extra wandel- en ruiterroutes zijn op figuur 3.1 indicatief ingetekend. Als (en dat is nu niet het geval voor alle ingetekende paden) daar geld voor is, zal de gemeente daar uiteraard met perceeleigenaren over praten en kiezen voor een optimale variant, zowel voor de eigenaar als recreant. De gemeente wil wel dat er meer verbindingen worden gelegd tussen bijvoorbeeld het Develbos en de Hoge Nesse en dat laten terugkomen in de ontwikkelstrategie. Ook omdat daar vraag naar is van niet-hondenbezitters en met de inrichting zo mogelijk de snelheid er uit kunnen halen (voorkomen racen).
Extensieve recreatie in het buitengebied, intensief alleen aan de randen
Dit gebied wordt niet alleen ontwikkeld voor de mensen die er nu al recreëren. De gemeente doet dat ook voor de kinderen van nu die daar later gebruik van zullen maken. Dat betekent dat er meer mensen, met een verscheidenheid aan recreatieve behoeften hier een plek moeten kunnen vinden. Daarom wordt in het buitengebied ingezet op het mogelijk maken van extensieve recreatie en het verbeteren van de kwaliteit van bestaande recreatiegebieden. Er wordt nadrukkelijk een verbinding met recreatiegebieden in de buurgemeenten gelegd.
Als rekening wordt gehouden met recreatieve behoefte van veel verschillende doelgroepen moet de gemeente ook een gebied ontwikkelen voor intensieve recreatie. Dat betekent ruimte bieden aan ontspanningsmogelijkheden waarvoor veel voorzieningen nodig zijn en waaraan veel mensen tegelijkertijd op dezelfde plek deelnemen. Bijvoorbeeld waar mensen kunnen skeeleren, klimmen of mountainbiken omdat daar behoefte aan is.
Wat wel en niet in de Hoge Nesse?
Een polder die zich daarvoor uitstekend leent is de Hoge Nesse polder; goed bereikbaar, brengt geen extra verkeer in het buitengebied met zich mee en deze polder wordt nog ontwikkeld door het Natuur- en recreatieschap IJsselmonde (na overdracht van de gemeente Rotterdam). Een goede uitvalsbasis vanuit hotel Ara. Wat voor soort intensieve recreatie daar ontwikkeld wordt, hangt ook af van de mogelijkheden van beheer in de toekomst. Het Recreatieschap heeft beperkt geld beschikbaar. Daarom vindt de gemeente dat de markt daarvoor ruimte krijgt om met ideeën te komen voor outdoor-recreatie, met een plek voor voorzieningen, bebouwing is mogelijk. Geen grote of hoge hal, geluidssporten en verblijfsrecreatie zoals een bungalowpark. Wel een plek om te verkleden, te eten/drinken en toegankelijk voor een breed publiek. De gemeente gaan uit van een budgetneutraal beheer. Zo mogelijk gecombineerd met opwekking van duurzame energie zoals bijvoorbeeld zonnepanelen.
Gesteld wordt dat het gebied interessant en bruikbaar moet zijn voor zowel mensen uit de directe omgeving als de steden van de Drechtsteden en stadsregio Rotterdam. Bijvoorbeeld door het aanbieden van een (commerciële) regionale voorziening en bovenlokale evenementen met bijbehorende parkeerplaatsen. De gemeente is terughoudend in 'zwaardere' commerciële publiekstrekkers, zoals een popfestival. Het moet geen evenemententerrein als hoofddoel of bestemming hebben, maar kan wel voor evenementen gebruikt worden. Criterium is dat activiteiten dienen te passen bij en een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteiten van het gebied.
Wat de gemeente wil in de Hoge Nesse polder is toch vrij globaal gehouden omdat ondernemers de ruimte moeten krijgen om te komen met alternatieve ontwerpen. Ook kan de gemeente zich voorstellen dat er meerdere doelen gediend worden, bijvoorbeeld bij een voorziening een zwaluwwand. Door de inrichting te zoneren kan ook gestuurd worden in gebruik en 'drukte'.
De gemeente geeft richting de eigenaar en toekomstig beheerder van de Hoge Nesse polder (het Natuur- en recreatieschap IJsselmonde, NRIJ) aan wat wel en niet kan, zodat zij dat kunnen meenemen in het programma van eisen dat dit jaar gemaakt zal worden.
Zuinig omspringen met grond
De gemeente is het eens met de stelling dat zuinig moet worden omgesprongen met het agrarisch gebied. Op gronden die niet van overheden zijn, wordt in principe niet overgegaan tot onteigening of iets dergelijks ten behoeve van recreatie. De gemeente voert geen actief verwervingsbeleid. De gemeente heeft straks het Develbos, Waalbos en de Hoge Nesse op zijn grondgebied (en andere terreinen in de buurgemeenten). Wel wordt voorgesteld om gronden die van overheden zijn, zoals die in de Lage Nesse polder en polder Buitenland, opnieuw in te richten ten behoeve van natuur en recreatie. Het kan dus ook heel goed zijn dat een gebied recreatief is ingekleurd op de visiekaart, maar dat het voldoende is met een verbindende route voor fietsers, wandelaars of ruiters om daar langs te kunnen, zodat gebieden met elkaar verbonden worden. Daarmee wordt landbouwgrond gespaard. De gemeente is van mening dat agrariërs goede beheerders van het landschap kunnen zijn en waardeert dat.
Investeer in meer kwaliteit bestaande gebieden
Het is naar de mening van de gemeente terecht dat is gewezen op het creëren van meer kwaliteit van huidige gebieden dan opnieuw veel nieuwe terreinen inrichten. Ook zal de gemeente verkennen – samen met de beheerders van het natuur- en recreatieschap en Staatsbosbeheer – wat daartoe de mogelijkheden zijn. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan meer schaduwbomen bij het spartelbad op de Veerplaat.
Geluid als kwaliteitsaspect
Voorkomen moet worden dat er door nieuwe activiteiten veel extra geluidsbelasting komt. Momenten van stilte zijn al zo zeldzaam. Het is een belangrijke voorwaarde bij de inrichting van het buitengebied. Echter, bij een vorm van intensieve recreatie komt waarschijnlijk een grotere geluidsbelasting, bijvoorbeeld bij een evenement, ook daarom wil de gemeente dat enkel aan de rand van het buitengebied.
Geen woningen erbij, tenzij...
Het buitengebied heeft zijn aantrekkingskracht op velen die er willen wonen. Het verliest echter aan recreatieve waarde als het buitengebied een sfeer van woongebied krijgt. Daarom wordt niet toegestaan dat er meer woningen in het buitengebied bij komen. In enkele gevallen kan daar van afgeweken worden, als dat bijdraagt aan de recreatieve groene belevingsmogelijkheden in het gebied. Bijvoorbeeld als er kassen opgeruimd worden (en daarvoor een woning teruggebouwd mag worden). Of als er een landgoed wordt opgericht dat toegankelijk is voor velen. Dat is bestaand beleid waarbij de gemeente wil aansluiten.
Bovendien is het door de beschermde status van provinciaal landschap niet toegestaan te bouwen buiten de bebouwingscontour zoals die vastgesteld is in de Provinciale Structuurvisie.
Vrijkomende agrarische bebouwing
Schaalvergroting binnen de agrarische sector en daarmee beëindiging van, veelal kleine, agrarische bedrijven is een niet te stuiten maatschappelijke ontwikkeling. Consequentie van bedrijfsbeëindiging is dat er een passende functie gevonden dient te worden voor de woning en de opstallen. Omzetting van het voormalige agrarisch gebruik in burgerbewoning is in dat verband in beginsel de meest passende bestemming. Dit betekent dat in beginsel medewerking verleend zal worden aan een dergelijke omzetting.
De omzetting naar burgerwoning zal niet zonder meer toegelaten (gedoogd) worden. Voor de omzetting zal de daarvoor geschapen mogelijkheid in het bestemmingsplan via een planwijziging, dan wel bij het ontbreken hiervan een bestemmingsplanherziening gevoerd moeten worden. Op dat moment kan worden afgewogen of er in de concrete situatie ruimtelijke bezwaren bestaan tegen de omzetting, dan wel belangen van derden (bijvoorbeeld die van omliggende functies), zich verzetten tegen de ontwikkeling.
Er kunnen voorwaarden gesteld worden aan de omzetting, hierbij moet gedacht worden aan sloop van voormalige agrarische opstallen en landschappelijke inpassing of versterking. Per situatie zal dit moeten worden beoordeeld en worden vastgesteld.
Door beëindiging van agrarische activiteiten komt het ook voor dat agrarische bedrijfsgebouwen leeg komen te staan of een andere functie krijgen. De voorkeur gaat uit naar hervestiging van een agrarische functie. Hergebruik met een andere functie kan alleen als dat betekent dat bestaande waarden niet worden aangetast, de bouwmassa niet toeneemt, geen extra verkeer aantrekt en geen belemmering vormt voor naastgelegen agrarische bedrijven. Daarbij wordt gedacht aan functies als een zorgvoorziening, recreatie en toerisme, zakelijke dienstverlening en training en opleiding. In het buitengebied wordt het mogelijk gemaakt om monumenten of karakteristieke gebouwen (onder voorwaarden) te splitsen omdat dit bijdraagt aan het behoud van de karakteristiek van het gebied. Voor andere woningen geldt dit niet.
De gemeente geeft in principe geen mogelijkheden om 'meer' te bouwen, maar is wel positief over landgoederen omdat dit bijdraagt aan de recreatiemogelijkheden in het buitengebied. Het is een doorvertaling van provinciaal beleid. Plannen voor eventuele andere landgoederen zal de gemeente op hun merites beoordelen en altijd het hoger doel (toegankelijk recreatiegebied) in het achterhoofd houden. Dus niet bij voorbaat nieuwe landgoederen uitsluiten. Een landgoed zonder woonbebouwing zou mooi zijn, als daar particuliere investeerders voor te vinden zijn.
Toegankelijke natuur
Vele vogelsoorten doen dit gebied aan. Het Slobberoord, de grienden langs de Oude Maas en De Devel en haar oevers, het Waaltje, hebben natuurwaarde.
De toegang tot de oevers van de Devel is plaatselijk beperkt, dan wel niet toegankelijk. Meer rustplekken voor wandelaars zijn wenselijk. Hierbij wordt gedacht aan afsluitingen in het broedseizoen en beperkte toegankelijkheid door middel van struinpaden langs rustgebieden bij de nieuwe uitgegraven Devel.
Op de meeste plekken in het buitengebied is vooral ruimte voor natuur-voor-mensen-natuur, waar mensen doorheen struinen en de natuur van dichtbij kunnen beleven. De inrichting van gebieden stuurt ook de toegankelijkheid.
Op zich is de suggestie om een rondje te kunnen maken dat het hele jaar open is een goede. Echter, in de rietkragen broeden allerlei bijzondere vogels. Wordt vogels daar die mogelijkheid ontnomen, dan is dat voor de beleefnatuur die altijd toegankelijk is ook niet goed omdat er dan minder vogels komen. Het feit dat er naar het idee van het natuur- en recreatieschap voldoende alternatieven voor wandelen nabij het gebied zijn, zoals in het Develbos, maakt dat het natuur- en recreatieschap de tijdelijke afsluiting blijft hanteren.
Buitengebied als proef-, leer- en beleefgebied
Het gebied heeft tal van cultuurhistorische relicten die nu nog altijd zichtbaar zijn. Het is een kleinschalig gebied met kleinschalige inrichting. Daar moet je letterlijk en figuurlijk geen zand over heen gooien, door bijvoorbeeld het dempen van sloten (verdwijnen verkavelingsstructuur). Dat het gebied een kerkje herbergt uit de 13e eeuw is heel bijzonder. Dat de stroomruggen nog duidelijk zichtbaar zijn ook. Dat is iets wat beter onder de aandacht gebracht kan worden. Daarvoor ziet de gemeente een goede rol weggelegd voor stichtingen in dit gebied. De gemeente kan daarin faciliterend zijn. Het rijksmonument bij de HSL zou met een bord een bredere bekendheid moeten krijgen.
Het buitengebied is bij uitstek een groot beleef- en leergebied. Activiteiten van natuur- en milieueducatie richten zich ook op het beleven van het buitengebied. Maar niet alleen aan de slootkanten, ook bij de boer is veel te leren. Spruiten groeien echt niet op de grond. Ook daarom worden meer ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor verbrede landbouw.
De Devel en het Waaltje zijn zeer waardevolle gebieden, ook voor recreanten. Water trekt altijd. Daar waar mogelijk wordt de beleving van water versterkt.
Paardenhouderij geclusterd en minder verrommeld
De paardenhouderij in het buitengebied, zowel professioneel als hobbymatig, is de laatste jaren behoorlijk gegroeid. Het is, zoals manege de Hoge Devel, een sector van economisch en recreatief belang en vormt een kwaliteit van het gebied. Ook bood het voor boeren een alternatief (als neven- of hoofdactiviteit). Wat het echter ook met zich mee heeft gebracht is een stuk verrommeling, illegale situaties en soms onvoldoende aandacht voor welzijnsaspecten. De gemeente stelt nu orde op zaken door te handhaven, maar ook door in het bestemmingsplan aan te geven wat waar (on)gewenst is.
Niet meer paardenbakken en -stallen
Ondanks de bijdrage die de paardenhouderij levert in het open houden van het landschap en de recreatieve mogelijkheden in het buitengebied, vindt de gemeente dat er wel grenzen aan de groei moeten zijn. De groei van de paardensector wordt beperkt door terughoudend te zijn met de aanleg van nieuwe voorzieningen die ondersteunend zijn aan de sector, zoals stallen, rijbakken, stapmolens etc. Binnen bestaande bebouwing, bijvoorbeeld voormalige agrarische bedrijven, blijft het mogelijk om paarden te houden. De gemeente zet in op clustering van paardenstallen en -bakken in gebieden waar dit passend is. Zoals aan de noordzijde van de Lindtsedijk aansluitend op de lintbebouwing en de stads- en dorpsranden bijvoorbeeld aan de Munikkensteeg. In andere gebieden worden de mogelijkheden beperkt. Daarbij worden de rechten uit het huidige bestemmingsplan gerespecteerd.
Schuilstallen voor paarden en kleinvee
Uit oogpunt van dierenwelzijn worden schuilstallen mogelijk gemaakt voor paarden en kleinvee onder voorwaarden. Die voorwaarden hebben betrekking op de landschappelijke inpassing. De mogelijkheid voor schuilstallen wordt meegenomen in het bestemmingsplan. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de aanbevelingen van de Stichting Levende Have, de Dierenbescherming en de Nederlandse Belangenvereniging van Hobbydierhouders.
Meer aandacht voor landschappelijke inpassing
Daar waar het wordt toegestaan, moet ook meer aandacht zijn voor inpassing van de paardenhouderij in het landschap. Door voorwaarden te stellen in het bestemmingsplan en door een beeldkwaliteitplan te ontwikkelen en te laten doorwerken in het bestemmingsplan en de welstandsnota. Bij een aanvraag om bouwvergunning wordt van de initiatiefnemer verwacht dat de landschappelijke inpassing in orde is. De paardenhouders worden gestimuleerd te werken aan goede landschappelijke inpassing door het leveren van maatwerkadvisering bij vergunningverlening en het starten van een project landschappelijke inpassing paardenhouderij samen met landschapsbeheer.
Hierbij wordt gestuurd op:
Samen aandacht voor landschappelijke inpassing
Paardenhouders moeten gemotiveerd worden aandacht te hebben voor de landschappelijke inpassing van opstallen en bijbehorende voorzieningen. Als voorbereiding op deze samenwerking heeft de gemeente medio 2010 een expertmeeting 'paard en landschap' georganiseerd. Daarbij zijn een aantal mensen uitgenodigd die vanuit hun kennis en ervaring met de gemeente hebben meegedacht. Deze bijeenkomst is een eerste stap in de samenwerking met diverse belanghebbenden. De gemeente ziet het als taak vooral het stimuleren en samenwerken met andere organisaties.
De gemeente kan de vestiging en uitbreiding van de paardenhouderij sturen via het bestemmingsplan. Echter, voor het tegengaan van verrommeling is dit niet genoeg. De gemeente en de paardenhouders moeten zich daarvoor nog extra inspannen. Denk daarbij aan afrastering met rubber banden, staaldraad of slaphangend wit lint. Ze zijn vanuit landschappelijk oogpunt eigenlijk in alle gevallen ongewenst. Daarom is het zaak paardenhouders te adviseren om bijvoorbeeld een ruimtelijk ontwerp op te stellen of hen te informeren over streekeigen bouw en beplanting.
De gemeente kan wel materiaalgebruik stimuleren en gebruikmaken van bestaande lijnen (zoals sloten of bomenrij) waarlangs de afrastering geplaatst kan worden.
Het buitengebied van de toekomstige generatie/duurzaamheid
Het buitengebied moet groen en recreatief beleefbaar zijn voor de huidige, maar zeker voor de komende generatie. De duurzaamheidopgave wordt gezien als een randvoorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied. Deze ligt met name in het realiseren van een groene buffer en projecten op gebied van duurzame energie. Dat moet dan wel passen bij de schaal van het landschap.
Grootschalige windenergie in het buitengebied wordt niet passend bevonden in dit gebied omdat de windmolens (vanwege de veiligheid) midden in het gebied zouden komen te staan, wat het landschap verder aantast. Het brengt sowieso extra onveiligheid met zich mee richting het spoor, zo zelfs dat Prorail een verklaring van wel bezwaar heeft afgegeven richting een initiatiefnemer. Kleinere alternatieven zouden onvoldoende rendement geven en windmolens liggen in de vluchtroute van de ecologische verbindingszone. Over deze stellingname gaat de gemeente in gesprek met de provincie Zuid-Holland omdat zij – langs het Rangeerterrein nabij de Langeweg – een locatie willen voor grootschalige windenergie (nota Wervelender).
Wel zoekt de gemeente naar (nieuwe) vormen van duurzame energie. In de vorm van restwarmte (bijvoorbeeld door glastuinbouw en een zwembad in nabijheid van elkaar te realiseren) of door de mogelijkheid te verkennen van een vergistinginstallatie of een 'solarpark' in combinatie met intensieve recreatie op de Hoge Nesse. De gemeente wil een nadrukkelijke link leggen met de doelgroep jeugd. Maar ook zijn er wellicht in de toekomst andere mogelijkheden in natuurlijk biogas (LNG) of energieneutraal krijgen van bijvoorbeeld waterpompen.
Milieueducatie moet zich in toenemende mate ook richten op het buitengebied omdat daar veel te leren valt, niet alleen over energie, maar juist over natuurwaarden en bijvoorbeeld hoe groenten groeien.