direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied Zwijndrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in lid 1.9 onder a en b;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': het uitoefenen van een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd in lid 1.9 onder d;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig houden van dieren': het hobbymatig houden van dieren, zoals genoemd in lid 1.46;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • e. het behoud en herstel van de bodem en de daarmee samenhangende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. de in tabel 4.1 genoemde nevenfuncties;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. agrarisch natuurbeheer;
  • i. weidegang;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • k. met dien verstande dat per bouwvlak één bedrijfswoning is toegestaan, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

Tabel 4.1 Rechtstreeks toelaatbare nevenfuncties 

nevenfunctie   max. aantal m2 gronden in gebruik   max. aantal m2 bebouwing, niet zijnde kassen, in gebruik  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   100  
inpandige opslag en stalling   -   500  
veearts/hoefsmederij/KI-station   -   200  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   -   200  
paardenafrichtingsbedrijf/paardenstalling/paardenpension/stalhouderij   800   200  
kano-, boot- of fietsenverhuur   -   100  
natuur- en milieueducatie/rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte)   gehele boerenland   100  
aan-huis-gebonden beroepen   -   100  

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder tevens begrepen worden kuilvoerplaten, sleuf-, mest- en voedersilo's en paardenbakken;

met dien verstande dat:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
  • d. per bouwvlak uitsluitend gebouwen ten behoeve van één reëel agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd.
  • e. in afwijking van het gestelde in lid 4.2.1 onder c mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig houden van dieren' één gebouw of overkapping en één mestplaat worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:
    • 1. het perceel waarop het gebouw of overkapping en/of de mestplaat gebouwd worden dient ten minste 1.500 m² te bedragen;
    • 2. het gebouw of overkapping mag ten hoogste 15 m² bedragen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 2,5 en 3,5 m;
    • 3. het gebouw of overkapping dient op ten minste 25 m van de naar de weg toe gekeerde bestemmingsgrens gelegen te zijn;
    • 4. de mestplaat van ten hoogste 10 m² bedragen met een bouwhoogte van ten hoogste 0,5 m.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • b. bedrijfsgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' mag de goothoogte van kassen niet meer bedragen dan 5 m.

4.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak van de bedrijfswoning mag maximaal 125 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen bij een bedrijfswoning mag maximaal 75 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m bedragen;

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van voedersilo's en hooibergen mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de maximale inhoud en oppervlakte van mestsilo's mag respectievelijk 2.500 m³ en 750 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
  • e. alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • f. ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende bouwregels:
    • 1. de maximale maatvoering van een paardenbak bedraagt 20 bij 40 m;
    • 2. paardenbakken dienen achter de bebouwing gerealiseerd te worden en binnen het bouwvlak;
    • 3. bij de paardenbak mogen ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst met een maximale hoogte van 6 m;
    • 4. de lichtbundel van de lichtmasten dient volledig op de paardenbak gericht te zijn;
    • 5. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 75 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.2.1 onder c ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege milieuwetgeving of het dierwelzijn is vereist;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 1,75 ha;
  • c. in afwijking van het gestelde onder b, mogen bouwvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden, tot ten hoogste 1 ha vergroot worden;
  • d. de overschrijding dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving zoals genoemd in lid 4.1 onder d dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • f. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder e wordt voldaan.

4.3.2 Ten behoeve van schuilstallen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c voor de bouw van schuilstallen buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de schuilstallen mogen uitsluitend gebruikt worden voor het hobbymatig houden van dieren zoals genoemd in lid 1.46;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de schuilstal is gelegen op een afstand van ten minste 50 m van een bestemmingsvlak met de bestemming Wonen;
  • e. bij de schuilstal dient ten minste 3 ha aaneengesloten grond te behoren (en ter plaatse beschikbaar is), waarop de schuilstal wordt gebouwd;
  • f. de schuilstal mag de landschappelijke openheid van het landschap niet onevenredig aantasten.

4.3.3 Ten behoeve van een tweede wooneenheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.3 onder b, teneinde het mogelijk te maken de bestaande woning te vergroten met 50 m², zulks ten behoeve van de inwoning van een tweede arbeidskracht of rustende boer, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de bevoegdheid mag uitsluitend gebruikgemaakt worden indien sprake is van een reëel agrarisch bedrijf en de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. bedrijfswoningen die reeds 750 m³ bedragen mogen niet meer uitbreiden;
  • c. van de bevoegdheid mag geen gebruik worden gemaakt, indien het bedrijf reeds over een tweede bedrijfswoning beschikt.

4.3.4 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de paardenbak dient gesitueerd te worden direct grenzend aan het betreffende agrarische bouwvlak en achter de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om een paardenbak die wordt gerealiseerd ten behoeve van een burgerwoning binnen de bestemming Wonen - 1 of Wonen - 2 te situeren op gronden met de bestemming Agrarisch direct grenzen aan het betreffende bestemmingsvlak Wonen - 1 of Wonen - 2, mits door de aanvrager wordt aangetoond dat situering binnen het bestemmingsvlak Wonen - 1 of Wonen - 2 redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. per woning is maximaal één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  • d. de maximale maatvoering van een paardenbak bedraagt 20 bij 40 m;
  • e. bij de paardenbak mogen ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst met een maximale hoogte van 6 m;
  • f. de lichtbundel van de lichtmasten dient volledig op de paardenbak gericht te zijn;
  • g. de afstand tussen de paardenbak en de bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken bedraagt ten minste 75 m;
  • h. er dient voorzien te worden in een goede landschappelijke inpassing.

4.3.5 Ten behoeve van het overschrijden van goot- en bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.5 voor het vergroten van goot- en bouwhoogten, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte van bedrijfswoningen mag vergroot worden naar ten hoogste 7 m;
  • b. de bouwhoogte van hooibergen en silo's (niet zijnde mestsilo's) mag vergroot worden naar ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag vergroot worden naar ten hoogste 12 m.

4.3.6 Ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 onder j teneinde het aantal woningen in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m² te bedragen;
  • b. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 25% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 50 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  • c. ten behoeve van de in tabel 4.1 genoemde nevenfuncties gelden de volgende gebruiksregels:
    • 1. het oprichten van nieuwe bebouwing is niet toegestaan;
    • 2. het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan;
    • 3. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
    • 4. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 onder e teneinde andere nevenfuncties toe te staan dan genoemd in tabel 4.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • b. de ruimtelijke kwaliteit dient door de nevenfunctie niet nadelig te worden beïnvloed. Indien hier toch sprake van is, wordt landschappelijke inpassing van het bouwvlak, dan wel een deel ervan, vereist;
  • c. de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving zoals genoemd in lid 4.1 onder d dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • d. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder d wordt voldaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en de bestaande infrastructuur moet berekend zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. de nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend binnen de bestaande gebouwen;
  • g. er mag geen sprake zijn van buitenopslag;
  • h. eventuele parkeerplaatsen moeten op eigen terrein gesitueerd worden;
  • i. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • j. er mag alleen sprake zijn van detailhandel als dit kleinschalig en duidelijk ondergeschikt aan de 'hoofdactiviteit' is en een directe relatie met de hoofdactiviteit heeft;
  • k. de gezamenlijke nevenfuncties mogen maximaal 850 m² aan bebouwing en 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik hebben;
  • l. voor de nevenfunctie kamperen-bij-de-boer gelden de volgende aanvullende regels:
    • 1. kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 2. stacaravans zijn niet toegestaan;
    • 3. het aantal kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 15;
  • m. voor de nevenfunctie bed & breakfast gelden de volgende regels:
    • 1. de nevenactiviteit is alleen toegestaan in de bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen;
    • 2. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 3. de bed & breakfast mag ten hoogste voorzien van maximaal 5 kamers met in totaal maximaal 8 slaapplaatsen;
    • 4. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan.

4.5.2 Ten behoeve van de plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 blijven van toepassing;
  • e. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, ophogen;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

4.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 4.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen, waaronder tevens het aanleggen van drainage wordt verstaan;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden zoals bepaald in lid 4.1 onder d niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

4.6.4 Adviesprocedure bij een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals bedoeld in 4.1 onder d, in de directe omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen (op grond van art. 3.6 Wro) de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is en is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is, hetgeen met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • b. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 250 m² teruggebouwd mag worden;
  • e. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming en aangemerkt als voormalige agrarisch bedrijfsbebouwing;
  • f. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de bebouwing plaatsvinden;
  • g. er dient voorzien te worden in een goede landschappelijke inpassing;
  • h. de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving zoals genoemd in lid 4.1 onder d dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • i. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder g en h wordt voldaan;
  • j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • k. eventuele parkeerplaatsen moeten op eigen terrein gesitueerd worden;
  • l. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit in directe relatie staat met de nieuwe hoofdactiviteit;
  • m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie en ten dienste van de nieuwe hoofdbestemming;
  • n. het aantal woningen mag niet toenemen.

4.7.2 Ten behoeve van de wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen (op grond van art. 3.6 Wro), indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden aangewezen als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' geen agrarisch bedrijf meer kan worden gevestigd, de bestemming van de gronden wijzigen in 'Wonen - 1', met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en het desbetreffende bouwvlak behorende bij de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wordt verwijderd;
  • b. het deel van het perceel waarop de bedrijfsgebouwen en woonruimten aanwezig zijn, wordt aangewezen als 'Wonen - 1' en de overige gronden krijgen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden';
  • c. de bestemming Wonen - 1 dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. de bestaande bebouwing wordt aangemerkt als vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;
  • e. het bepaalde in artikel 4 en Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

4.7.3 Ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen (op grond van art. 3.6 Wro), in afwijking van het gestelde in lid 4.3.1 onder c, het agrarische bouwvlak vergroten, met inachtneming van het volgende:

  • a. het agrarische bouwvlak mag tot ten hoogste 2 ha worden uitgebreid;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a mogen bouwvlakken met de 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bouwmogelijkheden' slechts uitbreiden tot ten hoogste 1,5 ha;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding dient aangetoond te worden;
  • d. de uitbreiding van het agrarische bedrijf dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • e. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • f. de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden in de directe omgeving zoals genoemd in lid 4.1 onder d dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • g. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie, landschap en natuur aan te tonen dat aan het gestelde onder f wordt voldaan.

4.7.4 Ten behoeve van de Ruimte voor Ruimte-regeling

Burgemeester en wethouders kunnen (op grond van art. 3.6 Wro) met toepassing van de Ruimte voor Ruimte-regeling de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' ten behoeve van de bouw van een extra woning in ruil voor de sloop van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing, met inachtneming van het volgende:

  • a. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m² gebouwen, iedere 5.000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, mag één compensatiewoning worden gebouwd;
  • b. het aantal compensatiewoningen bedraagt maximaal drie;
  • c. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd;
  • e. de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

4.7.5 Ten behoeve van de wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen (op grond van art. 3.6 Wro) de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden vrijwillig in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheer wordt gerealiseerd;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • c. het gebied dient een oppervlak van meer dan 5 ha te hebben.