direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP291-0004

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Doeleinden

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. binnen een bouwvlak: de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van boomkwekerijen, boomgaarden en Boskoopse cultures;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding (ph) zijn de gronden tevens bestemd voor een paardenhouderij;

Met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensieve recreatie;
  • f. productiegebonden detailhandel;
  • g. hobbymatige agrarische activiteiten;

Met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • i. ter plaatse van de aanduiding (bw) één bedrijfswoning ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • j. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. parkeervoorzieningen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, binnen een bouwvlak;
  • m. onsluitingswegen en paden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. waterlopen.
3.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de in lid 5.1.1 genoemde gronden samenvallen met de bestemming Waterstaat - Waterkering is primair het bepaalde in artikel 13 van toepassing.

3.1.3 Cultuurhistorische waarden of archeologische waarden

Indien een gebied een aanduiding cultuurhistorische waarden of archeologische waarden heeft, dienen deze waarden zoals deze waren op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, gehandhaafd te worden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 80%;
  • c. de maximaal bebouwde oppervlakte van de paardenhouderij bedraagt maximaal 2100 m²;
  • d. per bouwvlak met aanduiding (bw) is 1 bedrijfswoning met een maximale goothoogte van 6 m, een maximale hoogte van 10 m en een maximale inhoud van 600 m³ toegestaan;
  • e. bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden opgericht achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning, tot een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m²;
  • f. van een bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning mag de goothoogte maximaal 3 m bedragen en de hoogte maximaal 5 m;
  • g. van een bedrijfsgebouw mag de goothoogte maximaal 5 m bedragen en de hoogte maximaal 10 m;
  • h. ingeval op het moment van de vastelling van het bestemmingsplan een grotere hoogte, goothoogte en/of inhoud van de bedrijfsgebouwen en/of de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en/of de bedrijfsgebouwen bestaat, geldt deze als maximale maat.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. binnen een bouwvlak mag de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde 7 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van voedersilo's maximaal 10 m mag bedragen en de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen;
  • b. buiten een bouwvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 1,5 m bedragen, met dien verstande dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht en de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding (ph) mag een overkapping worden geplaatst ten behoeve van een longeerbak met een maximale hoogte van 5,5 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van gebouwen in verband met het bepaalde in lid 3.2.

3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Goothoogte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 onder f, voor een goothoogte van meer dan 3 m, indien de helling van het dak van de bedrijfswoningvoortgezet wordt over of herhaald wordt bij het bijgebouw.

3.4.2 Hoogte andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 inzake de maximale hoogte van hooibergen tot maximaal 15 m en inzake de maximale hoogte van voedersilo's tot maximaal 25 m, nadat schriftelijk advies over de effecten op de omgeving is overgelegd door een natuur- en landschapsdeskundige en over de agrarische noodzaak advies is overgelegd door een agrarisch deskundige. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. productiegebonden detailhandel met een vloeroppervlak van meer dan 50 m² per bouwvlak;
  • b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.5 onder b voor het gebruik van de bestaande bedrijfsgebouwen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, mits dit gebruik maximaal 30% van de bestaande bedrijfsgebouwen omvat, er sprake is van geen of geringe verkeersaantrekkende werking en de belangen van in de nabijheid gelegen functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden.

3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Werken geen bouwwerken zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het opbrengen van zand of ander materiaal ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van grasland in andere vormen van grondgebruik;
  • d. het aanbrengen van beplanting en het bebossen van gronden;
  • e. het vellen of rooien van opgaande beplanting;
  • f. het aanleggen van wegen, fiets- en voetpaden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van koepaden;
  • g. het aanleggen van foliemestbassins;
  • h. het inrichten van een paardenbak of een buitenrijbaan voor paarden;
  • i. het graven in een gebied met archeologische waarden;
  • j. alle werkzaamheden in de gebieden met een aanduiding cultuurhistorische waarden.
3.7.2 Geen vergunning vereist

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • b. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning.
3.7.3 Advies agrarisch en / of natuur- en landschapsdeskundige

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder a t/m h kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden daaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Alvorens vergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

In aanvulling op het voorgaande wordt een aanlegvergunning voor het aanleggen van foliemestbassins uitsluitend verleend ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en in aansluiting op het agrarisch bouwvlak.

3.7.4 Advies Rijksdienst voor de Archeologie, Cultuurhistorie en Monumenten

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder i en j kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden daaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport.


Alvorens vergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan de Rijksadviseur voor archeologie, cultuurhistorie en monumenten. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Begrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de binnen de wijzigingsbevoegdheid gelegen gronden wijzigen ten behoeve van het veranderen van de begrenzingen van bouwvlakken, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en/of waarden van de naburige gronden;
  • b. de wijziging noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • c. het bouwvlak hierdoor geen groter oppervlak krijgt dan 1 ha;
  • d. ten gevolge van de verandering of vergroting van het bouwvlak de open ruimten, niet, dan wel in beperkte mate worden aangetast;
  • e. voorafgaand aan de wijziging een schriftelijk advies is verkregen van een natuur- en landschapsdeskundige én een agrarisch deskundige. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.
3.8.2 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van maximaal één woning, mits op grond van het advies van een agrarisch deskundige is aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet meer kan worden uitgeoefend. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport.

3.8.3 Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de binnen de bouwvlakken gelegen gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Recreatie met dien verstande dat:

  • a. door een advies van een agrarisch deskundige is aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet meer kan worden uitgeoefend;
  • b. de nieuwe bestemming een relatie heeft met het agrarische karakter en/of de natuur-en landschapsontwikkeling in het gebied, zoals een paardenpension, kinderboerderij, een informatiecentrum, fiets- of kanoverhuur, bed&breakfast, pension of een accommodatie voor groepsverblijf;
  • c. de bedrijfsvoering zich dient te verdragen met de agrarische exploitatie van de omliggende agrarisch bestemde gronden;
  • d. de vestiging binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt, de bedrijfswoning daarbij een woonbestemming krijgt, en de overige bebouwing wordt bestemd conform het geplande gebruik met daarbij de aanduiding "voormalig agrarisch bedrijfsgebouw";
  • e. er geen aantasting mag plaatsvinden van de in het gebied en/of perceel aanwezige waarden. Hiertoe wordt vooraf schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige;
  • f. de nieuwe functie gelet op ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  • g. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en er voldoende verkeersvoorzieningen zijn om het verkeersaanbod op te vangen;
3.8.4 Maatschappelijke voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de binnen een bouwvlak gelegen gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk wijzigen in een bestemming ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat:

  • a. op grond van een advies van een agrarisch deskundige wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet meer kan worden uitgeoefend;
  • b. deze nieuwe functie gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  • c. de vestiging binnen de bestaande bebouwing plaatsvindt, de bedrijfswoning daarbij een woonbestemming krijgt, en de overige bebouwingwordt bestemd conform het geplande gebruik met daarbij de aanduiding "voormalig agrarisch bedrijfsgebouw";
  • d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en er voldoende verkeersvoorzieningen zijn om het verkeersaanbod op te vangen.