direct naar inhoud van Artikel 5 Groen
Plan: Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP291-0004

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Doeleinden

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, ecologische en landschappelijke waarden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterpartijen en waterlopen;
  • d. extensieve recreatie en de beweiding van dieren;
  • e. een brug, ter plaatse van de aanduiding (br);
  • f. een tunnel, ter plaatse van de aanduiding (tu);

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen binnen de vlakken met de aanduiding (p);

met de daarbij behorende:

5.1.2 Dubbelbestemming

Voor zover de in lid 8.1.1 genoemde gronden samenvallen met de bestemming Leidingenen/of Waterstaat - Waterkering is primair het bepaalde in artikel 13 en secundair het bepaalde in artikel 12 van toepassing.

5.1.3 Cultuurhistorische waarden of archeologische waarden

Indien een gebied een aanduiding cultuurhistorische waarden of archeologische waarden heeft, dienen deze waarden zoals deze waren op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, gehandhaafd te worden.

5.2 Bouwregels
  • a. binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de hoogte van windmolens mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de hoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
  • d. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstwerken ter plaatse van de aanduiding brug, mag maximaal 4 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  • b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
  • d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
  • e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
5.5 Aanlegvergunning
5.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) werken geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren in de gebieden met een aanduiding cultuurhistorische waarden of archeologische waarden.

5.5.2 Geen vergunning vereist

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  • b. behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning.
5.5.3 Advies Rijksdienst voor de Archeologie, Cultuurhistorie en Monumenten

Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 7.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden dan wel in het geval van onevenredige afbreuk, door het stellen van voorwaarden daaraan voldoende tegemoet kan worden gekomen. Hiertoe overlegt de aanvrager een deskundigenrapport.

Alvorens vergunning te verlenen wordt schriftelijk advies gevraagd aan de Rijksadviseur voor archeologie, cultuurhistorie en monumenten. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Recreatie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de binnen de Wro-zone - wijzigingsgebied 2 gelegen gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Recreatie en behoeve van een informatiecentrum of scoutinggebouw, met dien verstande dat:

  • a. het informatiecentrum of scoutinggebouw een relatie heeft met de natuur-en landschapsontwikkeling in de Nieuwe Driemanspolder;
  • b. de maximale oppervlakte van het gebouw 100 m² bedraagt, met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • c. er geen aantasting mag plaatsvinden van de in het gebied en/of perceel aanwezige waarden. Hiertoe wordt vooraf schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige;
  • d. de nieuwe functie gelet op ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en er voldoende verkeersvoorzieningen zijn om het verkeersaanbod op te vangen.
5.6.2 Sport

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de binnen de Wro-zone - wijzigingsgebied 1 gelegen gronden en bouwwerken geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Sport met dien verstande dat:

  • a. op te richten gebouwen worden ingepast in het agrarische karakter en/of de natuur-en landschapsontwikkeling in de Nieuwe Driemanspolder;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen maximaal 100 m² bedraagt, met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 6 m;
  • c. er geen aantasting mag plaatsvinden van de in het gebied en/of perceel aanwezige waarden. Hiertoe wordt vooraf schriftelijk advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige;
  • d. de nieuwe functie gelet op ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschaad;
  • e. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en er voldoende verkeersvoorzieningen zijn om het verkeersaanbod op te vangen.