Plan: | Afrikaweg en omgeving |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00030-0004 |
Er is geen formele, landelijke vastgestelde eis voor windhinder en windgevaar. Wel wordt voor de beoordeling veelal gebruik gemaakt van de NEN 8100. De NEN 8100 (norm voor windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving) geeft aan wanneer er aanleiding is om onderzoek te doen naar windhinder. Onderzoek naar windhinder is noodzakelijk bij een bouwhoogte van meer dan 30 meter. Ook in de gemeentelijke Hoogbouwvisie (2004) (zie paragraaf 2.4.10) is aangegeven dat bebouwing van 30 meter of hoger 'dient te voldoen aan de gestelde normen ten aanzien van het verblijfsklimaat in de omgeving'.
Binnen het bestemmingsplan is bijvoorbeeld aan de 'Kop Bredewater' een bouwhoogte van 30 meter of meer toegestaan. Voor de ontwikkeling van hoogbouw op deze locatie zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar windhinder en windgevaar. Op dit moment zijn er geen concrete initiatieven voor hoogbouw op deze locatie. De vormgeving van de toelaatbare hoogbouw op deze locatie alsmede de exacte positionering ervan is op dit moment dan ook nog niet bekend. De beoordeling aan de hand van de eisen en bepalingsmethoden voor de toetsing van het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op loop- respectievelijk verblijfsniveau in relatie tot het effect van wind op voetgangers (NEN 8100) is pas mogelijk wanneer bouwplannen voor hoogbouw op deze locatie concreter vorm krijgen. Op dat moment kan worden beoordeeld in hoeverre windhinder aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen (maatwerk) in de concrete bouwplanontwikkeling om eventuele effecten terug te dringen.
Bovenstaande werkwijze is in de planregels van dit bestemmingsplan verankerd door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, op grond waarvan onderzoek naar windhinder en windgevaar dient te worden overlegd, alvorens vergunningverlening kan plaatsvinden (Artikel
20). In het uiterste geval kan het daarbij gaan om een windtunnelonderzoek. In artikel 20 is tevens een regeling opgenomen op grond waarvan Burgemeester en wethouders ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar bevoegd zijn nadere eisen te stellen aan bouwplannen met een bouwhoogte van 30 meter of meer.