Plan: | Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0626.2010Centrum-BP40 |
De gemeente Voorschoten maakt deel uit van de regio Holland-Rijnland. De Regionale Structuurvisie Holland-Rijnland is een beleidsdocument opgesteld door het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland. Op een lager ruimtelijk schaalniveau dan de Provinciale Structuurvisie schetst de Regionale Structuurvisie een beeld van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied dat zich uitstrekt tussen de gemeenten Noordwijk, Nieuwkoop, Rijnwoude en Voorschoten, waarin Leiden het stedelijke middelpunt is.
Op 24 juni 2009 is de definitieve versie van de Regionale Structuurvisie door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 van kracht en verplicht gemeenten, provincies en het Rijk een structuurvisie vast te stellen voor hun grondgebied. Regio's zijn echter niet verplicht om een structuurvisie op te stellen, maar mogen dat wel. Dit houdt in dat de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland geen wettelijk karakter heeft. Daarentegen is het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland bevoegd om deze structuurvisie vast te stellen en verbindt het de deelnemende gemeenten daarmee om afspraken uit dit document uit te voeren. Als gemeenten van deze afspraken willen afwijken, dan moeten zij op regionaal niveau een oplossing vinden.
Het voornaamste doel van het beleid in de Regionale Structuurvisie is een juiste balans te stellen tussen het behoud van het unieke karakter van de regio, met haar bollenlandschap en historische kernen en steden, en wenselijke toekomstige ontwikkelingen, zoals de komst van de Rijnlandroute en RijnGouweLijn.
Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie is een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.
De landelijke doelstelling uit het NMP 4 is ook de doelstelling voor de bij de Milieudienst West-Holland aangesloten gemeenten. De doelstelling is: "een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale diversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later". Enkele relevante beleidsuitgangspunten uit het Milieubeleidsplan zijn:
Bij de regionale detailhandelsvisie gaat het om de kwaliteit van de toekomstige voorzieningenstructuur en het ondernemersklimaat in de Rijn- en Bollenstreek. De verantwoordelijkheden van de regio komen tot uitdrukking in deze regionale detailhandelsvisie. Deze visie geeft aan welke maatregelen de regio wil nemen om bij te dragen aan een aantrekkelijk winkel- en ondernemersklimaat in de Rijn- en Bollenstreek. Dit over het brede spectrum van detailhandel: van grootschalige detailhandel tot kleine kernen.
De volgende beleidsthema's komen daarbij aan bod:
Begin juli 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer en Vervoerplan verschenen. In dit RVVP met de titel "De Regio's Verbonden" wordt aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. Met het plan wil men vraagstukken aanpakken die op het gebied van mobiliteit een bijdrage leveren aan een goed klimaat om te wonen, werken en ondernemen in de regio.
Ten aanzien van het plangebied zijn de volgende aandachtvelden van belang:
Het regionale Verkeer en Vervoersplan is uitgewerkt in Uitwerkingsplannen. Het Uitwerkingsplan 2008-2015 benoemt de concrete acties en projecten voor de periode 2008-2010 met een doorkijk naar 2015. Het doel van het Uitwerkingsplan is het een afgewogen regionaal maatregelenprogramma verkeer en vervoer waar alle betrokken partijen achter staan en dat betaalbaar en realistisch is.
In het Uitvoeringsprogramma zijn projecten en aandachtsgebieden opgenomen, variërend van concrete projecten die reeds gestart zijn of binnenkort starten, tot bestuurlijke toezeggingen en "zachte" aspirant projecten.
Het Uitvoeringsprogramma stimuleert verder "Duurzaam veilig"-projecten (o.a. aanleg 30 km/u gebieden) en verkeerseducatie. Randvoorwaarde in het Uitvoeringsprogramma is het reeds in de ontwerpfase opnemen van een paragraaf over verkeersveiligheid in ruimtelijke plannen.
Het Uitvoeringsprogramma maakt zich sterk voor verbetering van fietsvoorzieningen in de vorm van het vervolmaken van een regionaal fietsnetwerk, het optimaliseren van het fietsnetwerk met name voor afstanden tot 7,5 km, het verbeteren van de overstapmogelijkheden tussen fiets en openbaar vervoer en het stimuleren van de fiets als alternatief voor de auto. Ook streeft het Uitvoeringsprogramma naar een versterking, verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer in de regio.
Onder invloed van het Verdrag van Malta en de herziene wetgeving, is de rol van de gemeente essentieel geworden binnen het archeologietraject. De gemeenten Wassenaar, Voorschoten en Leidschendam-Voorburg, samenwerkend in het Pact van Duivenvoorde, hebben in 2005 besloten om op een aantal beleidsterreinen gezamenlijk op te trekken ter versterking van het Duin, Horst en Weidegebied. Een van deze onderwerpen is het archeologiebeleid. De reden is gelegen in de geografische en historische samenhang van het gebied, die het wenselijk maakt het gebied eenduidig te behandelen.
De nota gaat er vanuit dat een transparant beheer van het eigen archeologische en in brede zin cultuurhistorisch erfgoed begint met het voor iedereen duidelijk maken waar en wanneer er met archeologisch erfgoed rekening gehouden dient te worden. Het behouden in situ, dat wil zeggen op zijn plek in de grond en het integreren van de archeologie in een nieuwe ruimtelijke inrichting staat daarbij voorop. Is dit onmogelijk, dan dient de archeologie conform alle geldende kwaliteitsregels onderzocht, gedocumenteerd en gearchiveerd te worden. Dit betekent dat er beleidsregels moeten worden opgesteld, waardoor het mogelijk wordt archeologisch verwachtingsvolle en waardevolle gebieden in de ruimtelijke plannen op te nemen en indien mogelijk te ontzien. Als eerste aanzet hiervoor dienen de door de provincie Zuid-Holland aangewezen gebieden van hoge en zeer hoge archeologische waarden en de door het Rijk beschermde archeologische monumenten. Daarnaast kunnen de Pactgemeenten binnen hun gemeentegrenzen nog andere waardevolle en eventueel te beschermen gebieden aanwijzen. Hier wordt uitgebreid op ingegaan in lid 3.4.3 van dit bestemmingsplan.
In opdracht van diverse gemeenten heeft de Milieudienst West-Holland een Plan van Aanpak opgesteld waarin het regionaal klimaatprogramma voor de periode 2008 – 2012 is vastgelegd. Het klimaatbeleid dat in het Plan van Aanpak is vastgelegd heeft betrekking op zestien gemeenten uit Holland Rijnland en Rijnstreek. De samenwerking tussen gemeenten op het gebied van klimaatbeleid moet leiden tot een grotere effectiviteit in het aanpakken van de vraagstukken en de bijbehorende 'administratie' alsmede een efficiëntere uitvoering van activiteiten ter voorkoming van de klimaatverandering.
Voor het Klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek is de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. De kabinetsambitie geeft voor de regio een concrete CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030. Uitgangspunt is verder dat de gemeentelijke organisaties in 2015 'klimaatneutraal' zijn.
Belangrijke constatering is dat alle zeilen moeten worden bijgezet om de klimaatambities te realiseren. Er wordt daarbij 'hoog' ingezet. Door hoog in te zetten is de kans op realisatie van de klimaatambities het grootst. De realisatie van de klimaatambities wordt in drie golven uitgezet. Het beeld van de golven komt uit het Werkprogramma Schoon en Zuinig. In de eerste golf worden meters gemaakt. Het betreft de periode 2008-2010. In de tweede golf (periode 2010-2020) worden de meters voorbereid. De derde golf betreft de uitvoering van experimentele maatregelen over de periode 2020-2030. Als einddatum is 2030 gekozen i.p.v. 2020 van het kabinetsbeleid. Deze einddatum sluit beter aan bij de structuurvisies van de gemeenten.
Om het klimaatprogramma te realiseren wordt medewerking gevraagd van alle steakholders, als bedrijven, burgers en instellingen. Participatie van doelgroepen is derhalve een onvermijdelijke voorwaarde voor het slagen van het programma.
Het voorliggende plan draagt bij aan het behoud van het unieke karakter van de regio. Bovendien wordt intensief- en meervoudig ruimtegebruik bevorderd en wordt er niet gebouwd in waardevolle gebieden en is de bebouwing gesitueerd op een locatie waar veel mensen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Dit conserverende plan is in overeenstemming met regionaal beleid.