Plan: | Helsdingen 2015 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0620.bp0026-VG01 |
In 2009 is gestart met de ontwikkeling van het gebied Helsdingen, een locatie van ca. 6 ha, die vrijkwam na de realisatie van het Sportcentrum Helsdingen. Voor deze ontwikkeling is destijds een stedenbouwkundig plan opgesteld, dat uit gaat van een invulling met 126 grondgebonden woningen en 43 appartementen. Deze ontwikkeling zou in verschillende fasen gerealiseerd worden. Na twee gerealiseerde fasen is de ontwikkeling echter stilgevallen.
In 2014 is de planvorming weer opgepakt. Daarbij werd duidelijk dat de oorspronkelijke opzet niet meer aansluit bij de vraag. Besloten is om een nieuw plan te maken in co-design met belangstellenden en omwonenden en in co-creatie met toekomstige bewoners. Er wordt dus niet zozeer toegewerkt naar een stedenbouwkundig plan maar naar een woonomgeving. Dat betekent ook dat het eindbeeld pas gedurende de ontwikkeling concreet zal worden. Een dergelijke ontwikkeling stelt eisen aan het bestemmingsplan, dat ruimte moet bieden aan de wensen van de betrokken partijen. Het geldende bestemmingsplan is geënt op het oorspronkelijk stedenbouwkundige plan en biedt deze ruimte niet. Daarom is dit nieuwe bestemmingsplan met een flexibele opzet gemaakt. Het is dus niet zozeer een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, maar een flexibilisering van bestaande mogelijkheden.
Het plangebied Helsdingen ligt in de kern Vianen, ten westen van de rijksweg A2 en het recreatiegebied Helsdingen. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Uithoflaan, aan de oostzijde door de historische Monnikendreef, aan de zuidzijde door de Helsdingse Achterweg en aan de westzijde door de achterzijde van de percelen aan Het Slyk. In onderstaand figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1: ligging plangebied (bron: google maps)
Op dit moment geldt voor het plangebied het bestemmingsplan Helsdingen. Dit bestemmingsplan is op 28 oktober 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Vianen. De onderdelen aan de westzijde, te weten het appartementengebouw op de hoek van Het Slyk en de Helsdingse Achterweg en de woningen aan de Stelkamp en de Kluitkamp zijn inmiddels gerealiseerd. Deze delen maken daarom geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Figuur 2: verbeelding vigerend bestemmingsplan Helsdingen (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het plangebied gelden nu de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer en Wonen. Met deze bestemmingen is de beoogde hoofdstructuur vastgelegd. Binnen de bestemming Wonen is met een bouwvlak en gevellijn aangegeven waar hoofdgebouwen gebouwd dienen te worden. Verder is per bouwvlak het maximaal aantal woningen aangegeven. Hiermee zijn ook de bouwmogelijkheden beperkt.
Het bestemmingsplan 'Helsdingen 2015' bestaat uit een toelichting, de verbeelding en de regels. De toelichting vormt het niet-juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan en beoogt op heldere wijze uiteen te zetten welke afwegingen ten grondslag liggen aan de regeling en welke aspecten in de overweging zijn betrokken. Ten behoeve hiervan is de toelichting als volgt opgebouwd:
Tot slot bevat de toelichting een aantal bijlagen behorende bij de uitgevoerde onderzoeken zoals omschreven in hoofdstuk 4.
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van het co-creatie proces. Hieruit volgen de randvoorwaarden die ten grondslag liggen aan dit bestemmingsplan.
Helsdingen ligt aan de westzijde van de kern Vianen, zo'n 1,5 kilometer zuidwestelijk van het centrum van de stad. Het plangebied ligt op de overgang van grootschalige voorzieningen in het noordoosten en een kleinschalig woongebied in het zuidwesten.
Ten oosten van het plangebied ligt de rijksweg A2. Hier is ook afrit Vianen. Bij deze afrit liggen ook een regionaal busstation en een hotel. Direct ten oosten van het plangebied ligt het recreatiegebied Helsdingen. Dit bestaat uit Natuurbad De Put in het zuiden en het recent geopende sportcentrum Helsdingen met faciliteiten zoals een zwembad, sporthallen en horeca.
Zuidwestelijk van het plangebied ligt de woonwijk Het Monnikenhof, één van de grote uitbreidingswijken van Vianen. Iets verder naar het westen ligt de wijk Amaliastein. Het zijn beide woongebieden in een groene omgeving, met incidenteel kleine bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen. De bebouwingsstructuur bestaat in hoofdzaak uit grondgebonden woningen gegroepeerd in clusters of rijen langs groene straten.
Het Monnikenhof is een typische uitbreidingswijk uit de jaren ’70 en ’80. De wijk vormt een besloten eenheid die bestaat uit een verzameling van woonerven, ontsloten door een meanderend stratenpatroon, waarin woningen van een gelijk type zijn gegroepeerd in clusters of rijen. Het beeld is gedifferentieerd door een wisselende oriëntatie van geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte. Het groene karakter van de wijk wordt bepaald door de vele kleine pleinen/plantsoenen, het meer aaneengesloten park (o.a. ter hoogte van het Franciscushof) met diverse waterlopen en de laanbeplanting (o.a. langs de Helsdingse Achterweg).
De opbouw van de woningen varieert, maar in het algemeen bestaan deze uit één of twee bouwlagen met een kap. Hoewel de wijk vooral bestaat uit grondgebonden woningen zijn er incidenteel gestapelde woningen aanwezig. Het betreft de appartementengebouwen aan de Benedictushof en Ursulinenhof, ten zuiden van het plangebied Helsdingen. In massa, opbouw en vorm afwijken van de rest van de wijk. Op de begane grond van de appartementengebouwen rondom de Ursulinenhof zijn winkels gevestigd.
Figuur 3: het plangebied in groter verband (bron: google earth, 2015)
Helsdingen
Het gebied Helsdingen wordt omsloten door de wegen Het Slyk, de Uithoflaan, de Helsdingse Achterweg en het fietspad van de Monnikendreef (oosten). In het verleden stond hier het zwembad Helsdingen. Deze bebouwing is inmiddels gesloopt waardoor het gebied grotendeels braak ligt. Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan Helsdingen is voor het gebied een stedenbouwkundig plan opgesteld. In de westelijke strook, aan de weg Het Slyk, zijn enkele fasen uit dit plan gerealiseerd.
In het zuiden staat appartementencomplex De Plataan van Helsdingen. Dit gebouw, eigendom van Lekstede Wonen, omvat een woonprogramma met 22 appartementen en een zorgprogramma met zorgappartementen, woongroepen en een ruimte voor dagactiviteiten. Het gebouw markeert met haar 5 bouwlagen het kruispunt Helsdingse Achterweg en Het Slyk. Het vormt één van de fases uit het oorspronkelijke bouwplan.
Ten noorden van het appartementengebouw ligt De Wiekslag, een openbare basisschool voor Jenaplanonderwijs. Dit gebouw is opgericht in één bouwlaag. Het gebouw wordt gescheiden van het appartementencomplex door een parkeerterrein. Aan de Stelkamp en de Kluitkamp ligt een woonbuurt dat onderdeel uitmaakt van het oorspronkelijke plan Helsdingen. Hier zijn geschakelde grondgebonden woningen gerealiseerd in 4 bouwblokken. Op de hoek van Het Slyk en Bentz-Berg staat het Oosterlicht college, een school voor voortgezet onderwijs.
Verder staan ten zuiden en ten noorden van het gebied enkele losse woningen.
Ontsluiting
De Helsdingse Achterweg en de Bentz-Berg vormen een doorgaande verbinding met het centrum van Vianen. Daarbij sluit de Bentz-Berg aan op de toerit naar de snelweg A2. Het Slyk is één van de ontsluitingswegen voor de wijk Het Monnikenhof.
De Monnikendreef is een fietspad dat aansluit op een vrijliggende fietsroute door de wijk Het Monnikenhof en sluit aan op de fietsstructuur naar de kern Vianen.
Zoals gezegd is in 2009 een bestemmingsplan opgesteld voor de realisatie van een woonwijk in het gebied. Recent is gebleken dat deze opzet niet meer past bij de eisen van deze tijd. Er is daarom gekozen om een nieuw plan te maken. Anders dan bij het voorgaande plan spelen toekomstige bewoners en de omgeving een belangrijke rol bij het opstellen van dit plan: het principe van co-creatie.
Bij co-creatie worden toekomstige bewoners en de omgeving, zoals omwonenden, ondernemers en belangstellenden, vroegtijdig bij de plannen betrokken. Doel is om te horen welke woonwensen er zijn en welke plannen aanspreken. Hierdoor wordt een aantal co-design sessies georganiseerd, waarin de kaders van het woongebied vorm krijgen. Wélke woningtypen er zullen komen en hoe deze eruit zien wordt in co-creatie sessies met de toekomstige bewoners en per fase bepaald. Ter voorbereiding hierop is door de ontwikkelaar een enquête rondom woonwensen gehouden.
Verslagen van de co-creatie sessies zijn te vinden op de website http://www.woneninhelsdingen.nl/.
Door bovengenoemde aanpak ontstaat een wijk die is toegesneden op de omgeving en de bewoners. Maar dat betekent ook dat het eindbeeld nog niet vaststaat. Op onderdelen kan er nog gewijzigd worden. Deze aanpak vraagt ook om een ander, flexibeler bestemmingsplan. Een bestemmingsplan dat ruimte biedt om aanpassingen vanuit woonwensen te faciliteren. Er moeten echter vanzelfsprekend wel enkele kaders vastgelegd zijn. Voor dit bestemmingsplan zijn dat:
Op basis van deze uitgangspunten is een bestemmingsregeling opgezet. Verder is het plan in de volgende paragrafen getoetst aan deze uitgangspunten.
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante ruimtelijk beleid samengevat en wordt geconcludeerd in hoeverre de ontwikkeling past binnen het beleid. Het onderstaande beleidskader is niet uitputtend.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.
De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van de groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om eerder aangekondigde onderwerpen zoals de Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorzieningen, toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Bro en de ladder voor duurzame verstedelijking
Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een verantwoording dient te bevatten waarin staat dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De ladder bestaat uit de volgende drie treden.
Trede 1
Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Trede 2
Indien uit de beschrijving, zoals bedoeld in trede 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Trede 3
Indien uit de beschrijving, zoals bedoeld in trede 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Toetsing
Trede 1: Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en het vorige stedenbouwkundig plan voorziet het nieuwe bestemmingsplan in de realisatie van maximaal 51 extra woningen. Deze extra bouwopgave wordt getoetst aan de ladder. Ten behoeve van de woningbouwbehoefte voor de regio Utrecht zijn meerdere onderzoeken verricht en visies opgesteld:
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat voor de periode 2015-2028 in de gehele provincie Utrecht een behoefte bestaat van bijna 70.000 nieuwe woningen. De huidige economische omstandigheden hebben (op korte termijn) vooral invloed op de kwalitatieve woonbehoefte (voorkeur voor koop versus huur, voorkeur voor bepaalde woningtypes) en niet zozeer op de kwantitatieve woningbehoefte. Specifiek voor de ontwikkeling zijn in het kader van de co-design sessies en co-creatie sessies bewonersenquêtes afgenomen. Hier is naar voren gekomen dat ook lokaal de behoefte aanwezig is voor de realisatie van extra woningen op deze locatie. De ontwikkeling voldoet daarmee aan trede 1 van de ladder.
Trede 2: Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Vianen. Het betreft een herstructurering van het vigerende stedenbouwkundig plan. Het voornemen voldoet aan de tweede trede van de ladder.
Trede 3: Doordat het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied, hoeft niet te worden getoetst aan trede 3. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt hier toch op ingegaan. Het plangebied is rondom ontsloten door een drietal wegen en een fietsverbinding. Openbaar vervoersvoorzieningen zijn aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Het plangebied is dan ook multimodaal goed ontsloten.
Beoogde ontwikkeling
Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ook is het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en voldoet het voornemen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening (2013)
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS), is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. Op 10 maart 2014 hebben Provinciale Staten het Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRSph) vastgesteld. Op 3 november 2014 hebben Provinciale Staten de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 vastgesteld.
De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening gegeven.
De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hiervoor wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze peilers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten die als startpunt van de structuurvisie dienen:
Beleidslijn verstedelijking
In het verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied. Op die manier blijven steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Bij de afweging van de verstedelijkingslocaties hanteert de provincie de lagenbenadering.
Het verstedelijkingsbeleid sluit aan bij de zogenaamde duurzame verstedelijkingsladder. De duurzame verstedelijkingsladder houdt in dat, als de behoefte aan de voorgenomen verstedelijking is aangetoond, bij voorkeur de volgende volgorde wordt gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied, voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig kunnen worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.
Beoogde ontwikkeling
Het voornemen, de bouw van circa 150 woningen, vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft een herijking van een woningbouwontwikkeling die reeds mogelijk was op basis van het bestemmingsplan Helsdingen. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij het beleid van de provincie om nieuwe woningbouw zoveel mogelijk te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied. Ook wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de beleidslijn verstedelijking. Voor de toetsing aan de duurzame verstedelijkingsladder wordt gewezen naar paragraaf 3.2.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. Op 10 maart 2014 hebben Provinciale Staten de Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRVph) vastgesteld. Op 3 november 2014 hebben Provinciale Staten de Tweede partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld.
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten opgenomen die zijn vastgelegd in de PRS. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In de verordening is het plangebied aangeduid als stedelijk gebied. Binnen deze aanduiding is de realisatie van nieuwe woningen toegestaan.
Beoogde ontwikkeling
Het voornemen, de bouw van circa 150 woningen, vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft een herijking van een woningbouwontwikkeling die reeds mogelijk was op basis van het bestemmingsplan Helsdingen. Het planvoornemen is daarmee passend binnen de verordening van de provincie.
Regionaal Structuurplan 2005 - 2015
Het Regionaal Structuurplan 2005-2015 is opgesteld door het Bestuur Regio Utrecht (BRU). Het BRU heeft begin 2015 plaatsgemaakt voor het nieuwe samenwerkingsverband U10. Dit is een samenwerkingsverband van tien gemeenten in de provincie Utrecht (waaronder Vianen) die samen beleid opstellen en ontwikkelen. In het structuurplan staat in grote lijnen hoe de regio Utrecht zich in de periode van tien jaar moet gaan ontwikkelen. Voor deze planontwikkeling is er vanuit gegaan dat het structuurplan nog vigerend beleid vormt en overgenomen is door de U10.
Beoogde ontwikkeling
De uitgangspunten uit het structuurplan zijn niet direct van belang voor dit bestemmingsplan; het structuurplan richt zich met name op de regio en niet op de individuele kernen.
Structuurvisie Vianen 2030
De Structuurvisie Vianen 2030, vastgesteld op 4 december 2012 door de gemeenteraad van Vianen, vormt een actualisatie van de gemeentelijke Structuurvisie Vianen 2015 en borduurt daar in hoofdlijnen op voort. Het doel van de actualisatie van de structuurvisie is te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening. De visie (het wensbeeld) loopt tot 2020, met een doorkijk naar 2030.
De structuurvisie bevat doelstellingen voor de thema's bevolking en wonen, voorzieningen, bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer, landschap, natuur en water, recreatie, toerisme, voorzieningen en leefbaarheid.
Ambitie wonen
Vianen streeft naar het bereiken van een inwoneraantal van minimaal 21.000 om het huidige stedelijke voorzieningenniveau in stand te houden. De gemeentelijke groeiambitie sluit aan op de 'Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028'. Dit betekent 2.150 nieuw te bouwen woningen in de periode tot 2028, verdeeld over 650 woningen binnenstedelijk en 1.500 woningen in buitenstedelijk gebied.
Figuur 4: Uitsnede kaart Structuurvisie Vianen 2030
Beoogde ontwikkeling
Het plangebied ligt in een zone, aangeduid met 'inbreiding/herstructurering woningbouw' (zie figuur 4). Het gebied Helsdingen is daarmee aangewezen als een van de inbreidings- en herstructureringslocaties in de stad. De volgende beschrijving is opgenomen voor het plangebied:
Helsdingen (voorheen: Het Slyk): op deze locatie - die deels al in ontwikkeling is - worden woningen ontwikkeld, inclusief een woonzorggroep. Het plan wordt gefaseerd opgeleverd. Het plangebied krijgt een nieuwe ruimtelijke hoofdstructuur, die wordt bepaald door een gebogen laan waarop de aangrenzende woonstraten worden ontsloten. Zo krijgt het nieuwe woongebied een stevige groene drager.
Het bestemmingsplan Helsdingen 2015 voorziet in een flexibel bestemmingsplan, waarbinnen de voorziene ontwikkeling van het gebied Helsdingen kan worden gerealiseerd. Het plan past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie Vianen 2030, met dien verstande dat de hoofdstructuur zoals beschreven in de structuurvisie niet gerealiseerd gaat worden.
Toekomstvisie Vianen 2025
De strategische toekomstvisie 'Vianen 2025' geeft richting aan de toekomstige programmabegroting en functioneert als toetssteen voor de bijbehorende uitgewerkte beleidskaders. De visie biedt daarmee houvast voor het invullen van de Uitvoeringsagenda. De visie is gebaseerd op de kernkwaliteiten en kernwaarden van de gemeente Vianen en wordt ondersteund door trends, leefstijlen en andere relevante (feitelijke) informatie. Bij de ontwikkeling van de visie is de gehele Viaanse gemeenschap betrokken: de raadsleden, het college van burgemeester en wethouders, inwoners, vertegenwoordigers van maatschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en het bedrijfs- en verenigingsleven. Daarmee is de visie niet alleen zakelijk onderbouwd, maar ook daadwerkelijk een afspiegeling van de wensen en denkbeelden die leven bij de Viaanse samenleving, het bestuur en de politiek.
In de toekomstvisie is aandacht besteed aan feiten en trends en ontwikkelingen die grote relevantie hebben voor de toekomst van de gemeente Vianen. Eén van de genoemde trends betreft de bevolkingsgroei van de kern Vianen. Onder andere door de ontwikkeling van het gebied Helsdingen zal het aantal inwoners in de kern en gemeente Vianen toenemen ten opzichte van de bevolkingsafname sinds 2004. Dit is een positieve ontwikkeling voor de gemeente.
Om de groei tot 2020 mogelijk te maken, moeten er voldoende woningen worden gebouwd en moet er een goede mix van woningtypen beschikbaar zijn. De groei is van belang om voorzieningen in stand te houden. Woningbouw moet aansluiten bij de sterke punten van de gemeente Vianen, zoals verwoord in het profiel van de visie en zoals verwoord in de woonmissie: kleinschaligheid, historie, rust en groen. Dat betekent kleinschalige woningbouw, inbreiding en (ver)nieuwbouw gericht op specifieke doelgroepen in de woonkernen. Woningbouw is voor de woonkernen van levensbelang, omdat het zorgt voor vitaliteit en dynamiek.
Beoogde ontwikkeling
De ontwikkeling van het gebied Helsdingen is passend binnen en sluit aan op de toekomstvisie voor de gemeente Vianen.
Herijking uitvoering duurzaamheidsbeleid Vianen
Op 2 juli 2013 is 'Herijking uitvoering duurzaamheidsbeleid Vianen' vastgesteld. De gemeente Vianen streeft in het kader van duurzaamheid naar een score GPR Gebouw van gemiddeld 7 met minimaal een 8 voor energie (ambitie was gemiddeld 7). Dit volgt uit het klimaat uitvoeringsprogramma en op basis van ervaringen. Na aanscherping van de EPC norm vanaf 2015 zal minimaal een 9 voor energie gelden.
Beoogde ontwikkeling
Bij de ontwikkeling van Helsdingen zal aangesloten worden bij het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Vianen. In co-creatie met toekomstige bewoners wordt gekeken hoe hier invulling aan gegeven kan worden.
Erfgoednota
In 2008 is de erfgoednota 'Vianen eigen weg voor erfgoed' opgesteld. Deze nota zet erfgoedbeleid in breed perspectief en verbindt dit met een vitale toekomst van de gemeente Vianen. De erfgoednota geeft daarbij aan welke erfgoederen in Vianen aanwezig zijn. In paragraaf 4.4 Archeologie en cultuurhistorie wordt dieper ingegaan op het beleid omtrent erfgoed en het erfgoed in het plangebied.
Dit bestemmingsplan biedt een flexibel kader voor de ontwikkeling van Helsdingen vanaf 2015. Het komt in de plaats van het nu geldende bestemmingsplan Helsdingen. In het kader van dat bestemmingsplan is onderbouwd dat met de ontwikkeling van het plangebied naar woningbouwlocatie geen belangen geschaad worden.
In dit hoofdstuk wordt daarom waar nodig teruggegrepen op de onderbouwing uit dat bestemmingsplan. Waar sprake is van ruimere mogelijkheden vindt een nadere motivatie plaats.
Toetsingskader
De verkeersgeneratie van een ontwikkeling wordt bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). De parkeerbehoefte van de ontwikkeling wordt eveneens bepaald op basis van kencijfers uit dezelfde publicatie van het CROW of op basis van gemeentelijk parkeerbeleid.
Beoogde ontwikkeling
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer
Het plangebied wordt ontsloten door de Helsdingse Achterweg in het zuiden en Het Slyk in het westen. Deze wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen, waarvan de Helsdingse Achterweg een capaciteit van tussen de 3.000 en 6.000 mvt/etmaal kent en Het Slyk een capaciteit van tussen de 5.000 en 10.000 mvt/etmaal. In het vigerende bestemmmingsplan blijkt dat de intensiteit op de Helsdingse Achterweg met de beoogde ontwikkelingen 7.170 mvt/etmaal bedraagt en op Het Slyk 4.678 mvt/etmaal. In de huidige planologische situatie kan het verkeer goed afgewikkeld worden. Het Slyk sluit daarbij aan op de Bentz-Berg, welke aansluiting biedt op de A2 richting Utrecht en 's-Hertogenbosch.
Aan Het Slyk is een bushalte vanaf waar bussen in de richtingen Utrecht, Zeist en De Biezen halteren. Aan de A2 zijn bushaltes aanwezig vanaf waar bussen in onder andere de richtingen Utrecht, Gorinchem, Leerdam, Rotterdam en Breda halteren.
Aan de gebiedsontsluitingswegen zijn vrijliggende fietspaden aanwezig, conform de principes van duurzaam veilig.
Verkeergeneratie en afwikkeling
In dit bestemmingsplan worden 51 extra woningen mogelijk gemaakt. De extra verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van vrijstaande woningen (worst-case), welke in een weinig stedelijk gemeente met een ligging in de rest van de bebouwde kom 8,2 mvt/etmaal per woning bedraagt. Voor 51 woningen bedraagt de extra verkeersgeneratie dan ook 418 mvt/etmaal. Daarbij kan uitgegaan worden van een verdeling van 50% over de Helsdingse Achterweg en 50% over Het Slyk. De totale intensiteit op deze wegen bedraagt dan respectievelijk 7.379 mvt/etmaal en 4.887 mvt/etmaal. De capaciteit van de wegen kan de toename dan ook goed afwikkelen.
Parkeren
Omdat het een flexibel bestemmingplan betreft, kan nog geen exacte berekening van de parkeerbehoefte worden gemaakt. Dit kan gedaan worden volgens de richtlijnen uit de Nota Parkeernormen Vianen, waarbij de normen uit het CROW (publicatie 317) worden gehanteerd. De parkeerbehoefte dient ofwel op eigen terrein ofwel in de openbare ruimte te worden opgevangen. De toets vindt plaats bij het verlenen van de omgevingsvergunning zoals bepaald in de regels behorende bij dit bestemmingplan.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. Het extra verkeer kan afgewikkeld worden op de omliggende wegen. De parkeerbehoefte wordt bepaald en getoetst bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Beoogde ontwikkeling
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 51 extra woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Deze extra ontwikkeling valt ruim onder de genoemde drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.
Conclusie
Voor dit bestemmingsplan is geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Toetsingskader archeologie
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.
De bescherming van archeologische waarden wordt door de Monumentenwet grotendeels bij de gemeenten neergelegd. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht rekening te houden met archeologische waarden in de bestemmingsplannen. De bescherming van archeologische waarden krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die (in potentie) als archeologisch waardevol zijn aangemerkt.
Archeologisch beleid gemeente Vianen
Gemeenten dienen bij bodemingrepen het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze structureel te kunnen maken, heeft de gemeente Vianen reeds in 2007 een archeologische beleidskaart op laten stellen voor haar grondgebied. Deze beleidskaart is in 2012 geactualiseerd en als onderdeel van deze kaartenset zijn daarbij detailkaarten van de kernen Vianen, Hagestein, Everdingen en Zijderveld vervaardigd.
Op de archeologische beleidskaart staan archeologische waarden en archeologische verwachtingszones aangegeven waaraan beleidsregels zijn gekoppeld. In de beleidsregels zijn vrijstellingsgrenzen opgenomen voor de oppervlakte en diepte van de voorgenomen ingreep. Indien een plangebied groter is dan de gestelde oppervlakte-ondergrens en de ingreep dieper gaat dan de diepte-ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-cyclus (AMZ-cyclus) te worden uitgevoerd.
Figuur 5: Uitsnede archeologische beleidskaart Vianen
Beoogde ontwikkeling
In het kader van het geldend bestemmingsplan Helsdingen is door Archeologisch Adviesbureau RAAP een een bureau- en inventariserend veldonderzoek (RAAP-notitie 2314, juli 2007) uitgevoerd. Verwezen wordt naar dit onderzoek.
Op basis van het onderzoek is besloten om voor het plangebied, vanwege de grote mate waarin het bodemprofiel verstoord is en op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten, geen vervolgonderzoek uit te voeren. Voor het plangebied is op de huidige verbeelding dan ook geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Het aspect archeologie is in het kader van het vigerende bestemmingsplan voldoende onderzocht.
Conclusie
Als gevolg van het planvoornemen worden geen archeologische waarden aangetast.
Toetsingskader cultuurhistorie
Besluit ruimtelijke ordening
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Cultuurhistorische structuren Provincie Utrecht
De provincie Utrecht heeft in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) een Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) vastgelegd. De CHS bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling. De provincie hanteert ook de zogenaamde Cultuurhistorische Atlas van de Provincie Utrecht (CHAT) om te bepalen waar cultuurhistorische waarden in de provincie aanwezig zijn.
Cultuurhistorisch beleid gemeente Vianen
Het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Vianen is vastgelegd in de erfgoednota 'Vianen eigen weg voor erfgoed'. In aanvulling op deze nota is er een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld.
Beoogde ontwikkeling
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Wel wordt de oostgrens gevormd door de Monnikendreef. Deze komt al voor op historische kaarten van midden 19e eeuw. De aanwezigheid van de Monnikendreef met haar historische verwijzing én landschappelijke kwaliteiten vormt dan ook een meerwaarde voor de ontwikkeling. De Monnikendreef valt buiten dit bestemmingsplan maar het profiel en de groene inpassing is beschermd met het daar geldende bestemmingsplan.
Het plangebied is niet gelegen binnen een door de provincie aangewezen Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Grenswaarden
Voor de bepaling van grenswaarden is in de VNG-publicatie een toetsingskader opgenomen.
Bij een geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen in het gebiedstype rustige woonwijk van maximaal:
Bij een geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen in het gebiedstype rustige woonwijk van maximaal:
Gemeentelijk beleid
De gemeente Vianen heeft op 6 september 2011 de Geluidsnota 2011-2016 vastgesteld. Hierin is een geluidsnomeringenkaart voor bedrijven opgenomen. De geluidsnormeringskaart voor bedrijven is bedoeld om binnen het grondgebied van de gemeente een zo helder mogelijk inzicht te geven in het geluid dat bedrijven mogen produceren op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. De kaart is opgesteld vanuit het stand-still beginsel waarbij rekening is gehouden met de volgende aspecten:
Dit is uitgewerkt tot gebieden met vier geluidsnormen:
Figuur 6 Uitsnede Geluidsnota 2011-2016, geluidsnormeringenkaart
Uit de figuur blijkt dat het plangebied in het gebied 'rood' ligt, en dus een etmaalwaarde van 50 dB(A) kent. Voor maximale geluidsniveaus komt dit overeen met 70 dB(A) etmaalwaarde.
Onderzoek
Rondom het plangebied ligt een drietal bedrijven/inrichtingen: de middelbare school Oosterlicht College, de basisschool De Wiekslag en het sportcomplex De Helsdingen. De afstanden van deze inrichtingen ten opzichte van de nieuw te realiseren woningen voldoen niet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Daarom is een akoestisch onderzoek inrichtingslawaai uitgevoerd. Hierin is zowel getoetst aan de grenswaarden op basis van de VNG-brochure als aan het gemeentelijk beleid. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
In dit onderzoek zijn het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en de maximale geluidsniveaus (LAmax) beoordeeld voor deze inrichtingen. Hieruit komt het volgende naar voren:
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau
Voor het Oosterlicht College en De Wiekslag kan worden voldaan aan stap 2 uit de VNG-publicatie. Voor sportcentrum Helsdingen kan niet worden voldaan aan stap 2, maar wel aan stap 3 en daarmee aan het gemeentelijk geluidbeleid.
Maximale geluidsniveaus (LAmax)
Voor het maximale geluidsniveaus (LAmax) als gevolg van stemgeluid (het schreeuwen van kinderen), het sluiten van autoportieren en het sporten kan voor het Oosterlicht College en De Wiekslag niet worden voldaan aan stap 2, maar wel aan stap 3 en daarmee aan het gemeentelijk geluidbeleid.
Voor het sportcentrum Helsdingen blijkt dat niet wordt voldaan aan stap 2 en 3 uit de VNG-publicatie, en dus ook niet aan het gemeentelijk geluidbeleid. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het sluiten van de portieren van de auto’s die geparkeerd staan op de openbare weg, de Monnikendreef. Omdat dit een openbare weg is en daarmee geen onderdeel uitmaakt van de inrichting is toetsing niet noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel een afweging gemaakt. Hieruit blijkt vervolgens dat het dichtslaan van de autoportieren een geluid is wat ook binnen woonwijken acceptabel geacht wordt (bijv. buren).
Cumulatie
In dit onderzoek is tevens een cumulatieberekening uitgevoerd, waarbij zowel het geluid van het wegverkeer is gecumuleerd met het geluid van de inrichtingen. Uit de berekeningen van de gecumuleerde geluidsbelasting blijkt dat op een aantal gevels de standaard gevelreductie van 20 dB niet afdoende is om de binnenwaarde van 33 dB te garanderen. De maximaal benodigde gevelreductie bedraagt 27 dB. Voor deze woningen worden extra maatregelen genomen.
Conclusie
Het voornemen zorgt voor geen belemmeringen ten opzichte van omliggende bedrijven en voorzieningen. Wel blijkt uit cumulatieberekeningen dat op een aantal gevels de standaard gevelreductie van 20 dB niet afdoende is om de binnenwaarde van 33 dB te garanderen. Dit kan met bouwkundige maatregelen opgelost worden. De binnenwaarde van de woningen, en daarmee het goede woon- en leefklimaat, is zodoende gegarandeerd. Derhalve vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Beoogde ontwikkeling
Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan Helsdingen is onderzoek gedaan naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het projectgebied (Aveco de Bondt, kenmerk: R-JOK 070231, 11 april 2007). In het onderzoek is geconcludeerd dat de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het projectgebied Helsdingen geen gebruiksbeperkingen voor het terrein oplevert.
In het kader van de sloop van Sportcomplex Helsdingen in 2014 is een asbestinventarisatie uitgevoerd conform SC-540 type A onderzoek, door het bedrijf BME Asbestconsult b.v. (rapportnummer: 22156.13402, zie bijlage 3). Op basis van de visuele inspectie(s) van het onderzochte bouwwerk en de analyseresultaten van de genomen monsters is een beeld ontstaan van de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. Bij het onderzoek zijn vijf bronnen gevonden van asbesthoudend materiaal. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat op basis van het uitgevoerde (historische) onderzoek geen redelijk vermoeden bestaat, dat naast de omschreven asbestbronnen meer, niet-direct waarneembare asbesthoudende materialen in het onderzochte bouwwerk aanwezig zijn. Het onderzoek maakt onderdeel uit van de verleende sloopvergunning op basis waarvan het sportcomplex is gesloopt. Bij de sloop is daardoor gedegen rekening gehouden met asbesthoudende materialen.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan betreft het opstellen van een flexibel bestemmingsplan voor de locatie Helsdingen waarbinnen de woningbouwontwikkeling kan worden gerealiseerd. Er worden geen nieuwe bestemmingen en functies voorzien. Ten aanzien van het aspect bodem is het bestemmingsplan consoliderend van aard. Er worden dan ook geen belemmeringen voorzien vanuit het aspect bodem.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Vogel- en Habitatrichtlijn
De natuurbescherming is onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming vindt plaats via de Vogel- en Habitatrichtlijn, richtlijnen voor Natura 2000. Deze richtlijnen zijn uitgewerkt in nationale wetgeving en niet rechtstreeks van toepassing.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden.
Flora- en faunawet
De Ffw beschermt in beginsel alle flora en fauna. De in de Ffw opgenomen dier- en plantensoorten zijn (middels de AMvB, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Ffw) onderverdeeld in drie categorieën. Voor de soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Ffw van kracht. Voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingsaanvraag gelden als de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, als er sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingsaanvraag verplicht.
Beoogde ontwikkeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Uiterwaarden-Lek en is gelegen op ruim 4,5 km afstand. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van de EHS is gelegen op circa 80 meter afstand, aan de overzijde van de Bentz-Berg.
Vanwege de afstand kunnen effecten als areaalverlies, versnippering, verstoring en verandering van waterhuishouding van Natura 2000 op voorhand worden uitgesloten. De ontwikkeling is dermate gering dat de beperkte toename van verkeer, die zich snel over het wegennet verdeelt, niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie in de op ruime afstand gelegen Natura 2000-gebieden. Significant negatieve effecten worden dan ook uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden op basis van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld aan de hand van een quick scan ecologie, Bijlage 1. Het plan omvat de realisatie van woningbouw met bijbehorende infrastructuur en voorzieningen. Ten behoeve hiervan zal het gebied bouwrijp worden gemaakt en wordt woningbouw gerealiseerd. In het gebied is geen bebouwing meer aanwezig. In het gebied zijn enkele bomen te vinden. Aan de oostzijde ligt de Monnikendreef met aan weerszijde platanen.
Uit de quick scan komt naar voren dat het voorkomen van beschermde planten niet aannemelijk wordt geacht omdat het plangebied voor een zeer klein deel is verhard en verder bestaat uit braakliggende gronden. De beperkt aanwezige muren zijn daarnaast te droog voor muurplanten. De resterende bebouwing en bomen bezitten geen gaten of andere mogelijkheden waarin vleermuizen of vogels met jaarrond beschermde nesten zich zouden kunnen ophouden. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om te starten met werken buiten het broedseizoen of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. De platanenlaan Monnikendreef is mogelijk van belang voor vleermuizen (verblijfplaatsen, vliegroutes) en deze laan wordt mogelijk indirect in de aanleg- en gebruiksfase beïnvloedt door de plannen als gevolg van licht en geluid. Effecten op vleermuizen kunnen derhalve niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en of ontheffing Flora- en faunawet is vereist. Bij de behandeling van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt hierop getoetst.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Om vast te kunnen stellen of de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op vleermuizen dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden. Op basis hiervan kan bepaald worden of verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden en of ontheffing van de Flora- en faunawet is vereist.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Beoogde ontwikkeling
Uit de professionele risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen sprake is van vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en over het spoor. Deze aspecten vormen dan ook geen risico. Ook het vervoer van gevaarlijke stoffen over Lek, ten noorden van het plangebied vormt vanwege de grote afstand tot het plangebied geen belemmering voor het plangebied.
Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het LPG-tankstation dat is gelegen aan de overzijde van de A2 ligt op voldoende afstand van het plangebied en vormt dan ook geen belemmering.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A2
Ten noordoosten van de ontwikkeling ligt de A2. Over deze rijksweg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. De ontwikkeling is op circa 165 meter afstand van de rijksweg gelegen. Conform het Basisnet Weg bedraagt het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 150 woningen. Ten opzichte van de planologische situatie neemt de ontwikkeling zelf met maar 50 wooneenheden toe. Verwacht wordt dat deze ontwikkeling op een afstand van 165 meter niet zorgt voor een significante toename van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde zal dan ook niet overschreden worden.
Omdat de ontwikkeling wel binnen 200 meter afstand van de rijksweg ligt, dient de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid wel te worden verantwoord.
Scenario
Voor transport van brandbaar gas over een weg is het maatgevende scenario een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Door een incident op de weg ontstaat een brand waarbij een tankwagen met LPG is betrokken. Vanwege oplopende temperaturen neemt de druk in de tank toe. Binnen circa 20 minuten leidt het vrijkomen en het ontsteken van de inhoud tot overdrukeffecten en een grote vuurbal, een BLEVE. De hittestraling is kort en hevig en kan secundaire branden in de omgeving veroorzaken. Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur, bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. De effecten zijn doden, gewonden (zeer zwaargewond tot lichtgewond), schade aan objecten en brandoverslag (secundaire branden).
Zelfredzaamheid
De woningen die zijn voorzien betreffen zelfstandige woningen waar hoofdzakelijk zelfredzame personen aanwezig zijn. Kinderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ouders/verzorgers de kinderen kunnen begeleiden. Aldus levert dit geen beperking op. Daarnaast zijn de vluchtwegen van de bron af gesitueerd.
Bestrijdbaarheid
Het plangebied is goed bereikbaar via de Helsdingse Achterweg in het zuiden en Het Slyk in het westen. Voor het plangebied geldt dat er voldoende bluswater aanwezig is, in de vorm van de ten zuidoost gelegen plas.
Gemeentelijke routering
Voor de gemeentelijke en provinciale wegen is in de gemeente Vianen een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de vastgestelde route mag uitsluitend bestemmingsverkeer rijden. Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren. Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is (door het lokale karakter van het transport) dermate laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder van de weg moet worden getoetst. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden. Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging en het aantal rijstroken en wordt gemeten uit de kant van de weg.
Onderzoek
Binnen het plangebied kunnen nieuwe woningen en appartementen worden gerealiseerd. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor, indien gelegen binnen de zone van een weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de A2, de Helsdingse Achterweg, Het Slyk, de Westelijke Parallelweg en de Bentz-Berg. Omdat sprake is van verruimde bouwmogelijkheden is een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Uit het onderzoek, zie Bijlage 4, blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Bentz-Berg en Het Slyk sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Ten gevolge van het verkeer op de A2, Westelijke Parallelweg en Helsdingse Achterweg is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde aan de rand van het bouwvlak. De maximale ontheffingswaarde wordt echter nergens overschreden. Wanneer in de delen van het gebied waar deze overschrijding plaatsvindt woningen of appartementen gerealiseerd zullen worden, dient een hogere waarde verleend te worden. Verdere maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn namelijk niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig. In de verdere planvorming dient aan het beleid van de gemeente getoetst te worden. In de regels van het bestemmingsplan zijn hiervoor voorwaarden opgenomen.
Conclusie
Voor een aantal woningen is een hogere waarde nodig. In 2009 is reeds een besluit hogere waarden genomen op basis van de eerdere planvorming. Dit besluit is niet toereikend voor de beoogde ontwikkeling. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient opnieuw ontheffing van de voorkeursgrenswaarde te worden verleend. Hiertoe zal een besluit hogere waarden opgesteld worden.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Wetgevend kader
Voor luchtkwaliteit zijn de luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5.2) van de Wet milieubeheer van kracht. Hierin is vastgelegd dat onder meer ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden en richtwaarden. Deze wet is nader uitgewerkt in besluiten en regelingen, waarvan het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate (nibm), het Besluit gevoelige bestemmingen en de Regeling beoordeling de belangrijkste zijn. Daarnaast is ook het beginsel van een goede en duurzame ruimtelijke ordening van belang.
Grenswaarden
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de richtwaarden en de grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtvervuilende stoffen. De belangrijkste zijn de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 4.1 Grenswaarden stikstofdioxide en fijn stof van bijlage 2 Wet milieubeheer
Grenswaarden | ||||
Stof | Type norm | Van kracht vanaf | Concentratie (mg/m3) | Max. overschrijdingen per jaar |
Stikstofdioxide | Jaargemiddelde | 2015 | 40 | |
Uurgemiddelde | 2015 | 200 | 18 | |
Fijn stof | Jaargemiddelde | 2011 | 40 | |
24-uursgemiddelde | 2011 | 50 | 35 | |
Zeer fijn stof | Jaargemiddelde | 2015 | 25 | |
Jaargemiddelde | 2020 | 20 |
De concentraties van de overige stoffen benaderen de grenswaarden en richtwaarden in Nederland niet. Deze zijn niet opgenomen in de bovenstaande tabel.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Besluit gevoelige bestemmingen
Kinderen, ouderen en zieken zijn gevoeliger voor luchtvervuiling en worden daarom extra beschermd. Op basis van het Besluit gevoelige bestemmingen gelden voor gevoelige bestemmingen nabij wegen zwaardere beperkingen. Zo mogen binnen 300 meter van rijkswegen en 50 meter vanaf provinciale wegen geen bestemmingen voor langdurig verblijf als kinderdagverblijven, scholen of verzorgingstehuizen worden gebouwd, als de wettelijke grenswaarden worden overschreden. Het Besluit verplicht overheden om onderzoek uit te voeren naar de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Voor gemeentelijke wegen geldt een zwaardere motiveringsplicht.
Luchtnota gemeente Vianen
Vanuit de luchtnota wordt de focus gelegd op de bijdrage van de rijkswegen A27 en A2. Gesteld wordt dat binnen 100 meter geen gevoelige bestemmingen (inclusief woningen) mogen worden gerealiseerd. Voor de ontwikkeling van gevoelige bestemmingen binnen 300 meter van de rijkswegen en binnen 50 meter van drukke wegen (meer dan 5.000 voertuigen per etmaal) geldt dat dient te worden aangetoond dat er sprake is van een acceptabele luchtkwaliteit door maatregelen of dat er andere zwaarwegende belangen zijn.
Beoogde ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 150 woningen; waarvan het grootste deel planologisch overigens al mogelijk is. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkelingen dragen dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Figuur 7: Uitsnede kaart NSL-monitoring
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de A2, Bentz Berg en de Helsdingse Achterweg (de maatgevende doorgaande wegen langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel:
Tabel 4.2 Meetgegevens langs maatgevende wegen NSL-monitoringstool
Nr. | Meetpunt | NO2 (µg/m³) | PM10 (µg/m³) | PM2,5 ( µg/m³) | PM10 overschrijdingsdagen 24-uur gemiddelde concentratie |
1 | 182386 | 23.2 | 23.4 | 15.0 | 12.5 |
2 | 183011 | 27.6 | 23.9 | 15.3 | 13.5 |
3 | 182373 | 23.7 | 23.4 | 15.0 | 12.4 |
Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg, Ter plaatse van het hele plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van bestemmingsplannen wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:
Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.
In de beleidsregels van het waterschap is een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak er 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m² verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m².
Beoogde ontwikkeling
In het kader van het vigerend bestemmingsplan Helsdingen is overleg gevoerd met het Waterschap Rivierenland. Verwezen wordt naar het gevoerde overleg en de gemaakte afspraken met betrekking tot watercompensatie en de afvoer van schoon- en vuilwater die ook voor deze ontwikkeling gelden.
Dat betekent concreet dat ten noorden van het plangebied een oppervlak van 3000 m2 voor waterberging ingericht zal worden. Hiervoor wordt de bestaande waterpartij tussen het Oosterlicht College en de Bentz-Berg doorgezet en wordt er 2000 m2 ten noorden van de Bentz-Berg gerealiseerd. Hiervoor dient een duiker aangelegd te worden onder de Bentz-Berg door. De waterberging is in het op te stellen bestemmingsplan ‘Kom Vianen’ planologisch-juridisch vastgelegd door het opnemen van de bestemming ‘Water’.
Figuur 8: begrenzing watercompensatie buiten het plangebied en doorwerking in bestemmingsplan Kom Vianen.
Het plangebied ligt in verband met de winning van drinkwater in een milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals vastgelegd in de provinciale milieuverordening. Ter bescherming is een boringsvrije zone vastgesteld. Deze is planologisch geborgd in dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Beoogde ontwikkeling
Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellingslimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken. Hoogspanningslijnen zijn op voldoende afstand gelegen om geen negatieve invloed te hebben op het plangebied. Wel ligt in het gebied een rioolleiding. Deze is echter planologisch gezien niet-relevant en hoeft niet geborgd te worden.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Wettelijk toetsingskader
Bouwbesluit
Per 1 januari 2015 is het bouwbesluit gewijzigd en zijn de eisen ten aanzien van duurzaamheid voor nieuwbouw van woningen aangescherpt. De eisen voor nieuwbouw zijn als volgt:
Energie (EPC)
De rijksoverheid stimuleert duurzaam bouwen vooral op het aspect energie. Sinds 1995 worden in het Bouwbesluit eisen gesteld ten aanzien van de energiezuinigheid van een gebouw. De energie efficiëntie wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Vanaf 1 januari 2015 geldt voor woningen een wettelijke EPC van 0,4. In 2020 wordt deze verder aangescherpt en streeft men naar een EPC = 0,0. Bij een EPC van 0 is een gebouw energieneutraal.
Milieuprestatie Gebouw (MPG)
Vanuit het Bouwbesluit geldt de verplichting om bij de aanvraag omgevingsvergunning bouwen een berekening aan te leveren van de Milieuprestatie van een gebouw. De verplichting geldt voor alle woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen met nevenfuncties groter dan 100 m2 en geldt zodoende niet voor onderhavige aanvraag.
Hoe te voldoen
Toetsing ten aanzien van het wettelijk kader vindt plaats in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen. Om te voldoen aan punt 1 t/m 3 dient er bij de aanvraag omgevingsvergunning een EPC-berekening aangeleverd te worden. Voor de MPG kan er gekozen worden voor het indienen van een SBK-bewijs of voor het uitvoeren van een berekening met bijvoorbeeld GPR-gebouw. Voor GPR-gebouw is een gratis licentie beschikbaar via de Omgevingsdienst.
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (zie ook paragraaf 3.3). In dit beleid wordt ingegaan op ruimtelijke maatregelen inzake de klimaatverandering en anderzijds energiebesparing door het gebruik van duurzame energiebronnen te stimuleren. Het beleid is gericht op het stimuleren hiervan bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ingezet wordt op het ruimtelijk mogelijk maken van opwekking en distributie van duurzame energie.
Daarnaast geldt de provinciale ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Hierbij gaat het om zowel CO2-reductie alsook het onafhankelijk zijn van de beperkt beschikbare fossiele brandstoffen. Bij gebiedsontwikkelingen wordt daarom gestreefd naar zelfvoorzienendheid voor energie. Om deze reden geldt bij verstedelijking, renovatie, herstructurering, transformatie en uitbreiding de voorwaarde dat omschreven wordt op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en de inzet van duurzame energie.
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (4 februari 2013) behorende bij de structuurvisie is dan ook (in artikel 3.1 lid 3) als eis aan ruimtelijke plannen opgenomen dat binnen het stedelijk gebied de toelichting op het ruimtelijk plan een beschrijving bevat van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Tot ruimtelijke plannen behoren onder meer bestemmingsplannen, beheers verordeningen, of afwijking hiervan via omgevingsvergunning. Onderhavig plangebied behoort tot het stedelijk gebied, de provinciale eis is dan ook van toepassing.
Gemeentelijk beleid
De (landelijke) overheid stimuleert duurzaam bouwen door steeds strengere eisen te stellen aan de energieprestatie van gebouwen. Zij streeft naar het energieneutraal bouwen in 2020 (EPC=0). Naast wettelijke eisen stimuleren veel gemeenten duurzaam bouwen door gemeentelijk beleid op te stellen. In dit kader is op 2 juli 2013 de “Herijking uitvoering duurzaamheidbeleid Vianen” vastgesteld. Dit houdt in dat de gemeente Vianen de volgende ambities nastreeft:
Score GPR gebouw van gemiddeld 7 met minimaal een 8 voor energie. Na aanscherping van de EPC norm vanaf 2015 minimaal een 9 voor energie; Streefnorm van gemiddeld een 8 voor GPR Stedenbouw (niet verplichtend)
GPR Gebouw Het instrument GPR Gebouw vertaalt concrete maatregelen in een prestatiescore voor duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel om duurzaamheidambities van tevoren te bepalen. Om een bepaalde GPR Gebouw score te bereiken zijn er veel verschillende mogelijkheden die zelf te bepalen zijn door de bouwende partij. Scores variëren van 0 t/m 10, GPR Gebouw is geschikt voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw en opgebouwd uit vijf verschillende thema's: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde (GPR Gebouw versie 4.2). |
Vianen heeft het duurzaam bouwen instrument GPR Gebouw® aangeschaft. In het instrument wordt onderscheid gemaakt in de thema's energie, milieu, gebruikskwaliteit, gezondheid en toekomstwaarde. Gebouwontwerpen kunnen getoetst worden aan een van te voren bepaald ambitieniveau door de maatregelen in te voeren in het online instrument GPR Gebouw®. De gemeente stelt dit instrument kosteloos beschikbaar voor ontwikkelaars, architecten, bouwers e.d.
Hoe te voldoen
Toetsing aan het gemeentelijk beleid vindt plaats in de fase aanvraag omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen op basis van een berekening met de tool GPR gebouw.
Toetsing
Bij de ontwikkeling van het stedenbouwkundig inrichtingsplan en bij het ontwerp van de woningen wordt rekening gehouden met de nota 'Herijking uitvoering duurzaamheidsbeleid Vianen' door voor het bepalen van de duurzaamheidsambities en de monitoring gebruik te maken van de instrumenten GPR gebouw en de aanvulling GPR stedenbouw. Daarnaast wordt in het planproces extra aandacht besteed aan duurzaamheid op het gebied van water en klimaat (energie).
Gebiedsontwikkeling levert over het algemeen goede kansen op om de overgang naar duurzame energie te maken. De woningbouwontwikkeling van Helsdingen biedt verschillende mogelijkheden om duurzame energiebronnen toe te passen en energiebesparende maatregelen uit te voeren die bijdragen aan het realiseren van een energieneutrale wijk.
Maar duurzaamheid is niet alleen energie. Het feit dat bewoners zélf aan tafel zitten bij de totstandkoming van de wijk resulteert in een duurzamere wijk. Hierdoor ontstaat ook meer draagvlak voor de gekozen duurzaamheidsmaatregelen. In dit kader is door de ontwikkelaar gekozen om de omwonenden en toekomstige bewoners van de wijk nadrukkelijk mee te laten denken en beslissen onder de noemer co-creatie. Co-creatie betekent dat in een vroeg stadium met potentiële bewoners en omwonenden van de wijk om de tafel wordt gegaan om te horen welke plannen aanspreken en welke woonwensen er zijn. In het kader van co-creatie worden gedurende het proces bijeenkomsten gehouden waarin ook het aspect duurzaamheid aan de orde komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in sociaal duurzaam, economische duurzaam en technisch duurzaam.
Sociaal duurzaam
Economische duurzaam:
Technisch duurzaam:
Bij de Co-creatie bijeenkomsten worden gezamenlijk keuzes gemaakt ten aanzien van bovenstaande punten. Gedurende het proces gaat duurzaamheid een grotere rol spelen. Dit zal zich gaan uiten bij de indiening van de omgevingsvergunning bouwen voor de verschillende delen van het plan.
Conclusie
Het aspect duurzaamheid vormt een belangrijk onderdeel van de planontwikkeling van de wijk Helsdingen. Gedurende het planproces, dat in co-creatie wordt uitgewerkt komt het aspect duurzaamheid veelvuldig naar voren. Gezamenlijk zal dit leiden tot een duurzame wijk op zowel sociaal, economisch en technisch gebied.
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bestaande situatie en vervult in het plangebied vooral een beheers- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is daarom consoliderend van aard. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. De juridisch-planologische regeling sluit aan op de actuele plannen voor het grondgebied van de gemeente Vianen.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden, zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
De bestemmingsregels bevatten de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Algemeen
Bouwvlak
De (hoofd)gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De bouwvlakken mogen geheel worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven.
Bouwhoogte
Op de verbeelding is aangegeven wat de maximum bouwhoogte is. In dit plan is geen maximum goothoogte opgenomen.
Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.
Woongebied (Artikel 3)
Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Woongebied’. Binnen deze bestemming zijn maximaal 150 woningen toegestaan in de vorm van vrijstaande, twee-onder-één-kap, aaneengebouwde, rij- en gestapelde woningen. Binnen deze bestemming worden ook de bijbehorende wegenstructuur, de openbare ruimtes, de verblijfsgebieden en de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, verkeersvoorzieningen, nuts-, groen-, parkeer- en speelvoorzieningen gerealiseerd.
Gekozen is voor een globale bestemming ten behoeve van flexibiliteit voor de gebiedsontwikkeling. Binnen de bestemming zijn de infrastructuur, de openbare ruimte en de woongebieden niet strak vastgelegd. Wel zijn in de bestemming regels opgenomen om de rechtszekerheid van omwonenden en gebruikers van gronden rondom het plangebied te waarborgen. Zo zijn de locaties van de hoofdontsluitingen en de afstand daarvan tot bestaande woningen en voorzieningen vastgelegd. Ook is vastgelegd waar gestapelde woningen gerealiseerd mogen worden en dat deze uit maximaal 3 bouwlagen mogen bestaan. Voor het gehele gebied geldt verder een maximale bouwhoogte van 12 meter.
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.
In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
Tussen de gemeente Vianen en ontwikkelaar Blauwhoed is een anterieure overeenkomst afgesloten. Door middel van het sluiten van de overeenkomst zijn de kosten voor de gemeente afgedekt en daardoor wordt de ontwikkeling financieel uitvoerbaar geacht. In deze overeenkomst zijn tevens afspraken gemaakt tussen gemeente en ontwikkelaar over eventuele planschade.
In het algemeen geldt in de gemeente Vianen dat alle belanghebbenden en belangstellenden in een vroeg stadium bij de planvorming betrokken worden zodat maatschappelijk draagvlak voor het plan kan worden verkregen. In het kader van de onderzoeksfase ex. artikel 3.1.1 Bro zal het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd worden aan de overlegpartners van de gemeente Vianen. De reacties worden verwerkt in deze paragraaf.
Zoals eerder vermeld wordt het planproces uitgevoerd in co-creatie, waarbij toekomstige bewoners en de omgeving in de voorfase betrokken worden bij het opstellen van de visie op het gebied Helsdingen en het stedenbouwkundig inrichtingsplan. Hierdoor zijn deze partijen reeds actief betrokken bij het voortraject. Het voorontwerp bestemmingsplan zal om deze reden niet ter inzage worden gelegd voor inspraak. Op het ontwerp bestemmingsplan kan te zijner tijd door eenieder gereageerd worden middels het indienen van een zienswijze.
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan de overlegpartners voor het zogenoemde vooroverleg.
Er zijn reactie binnengekomen van de volgende overlegpartners:
De reacties zijn samengevat in een Nota van Inspraak en Overleg (zie bijlage 5) en voorzien van een reactie.
Het ontwerpbestemmingsplan Helsdingen 2015 heeft vanaf woensdag 20 januari 2016 tot en met dinsdag 1 maart 2016 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.