direct naar inhoud van Artikel 11 Natuur - Landgoederen
Plan: Landelijk gebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0611.landelijkgebied-VA01

Artikel 11 Natuur - Landgoederen

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor Natuur - Landgoederen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  • b. een landgoed;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. wandelpaden;
  • e. bruggen;
  • f. het behoud en herstel van de kreekoevers van de aangrenzende kreken en watergangen;
  • g. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.1.2 Wonen

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor wonen (de huiskavel).

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de als zodanig aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de in lid 11.1 bedoelde bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen en andere bouwwerken, enkel mogen worden gebouwd binnen de in lid 11.1.2 bedoelde huiskavel, waarbij ten hoogste één woning en twee wooneenheden zijn toegestaan en deze enkel mogen worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke grondoppervlakte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan het aangegeven percentage;
  • c. de goothoogte van hoofd- en bijgebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • d. de nokhoogte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  • e. de nokhoogte van bijgebouwen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 10 meter;
  • f. de nokhoogte van bijgebouwen buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  • g. andere bouwwerken mogen worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 4 meter;
  • h. erfafscheidingen uitsluitend op de huiskavel mogen worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 2 meter.
11.2.2 Erfbebouwing

Ten aanzien van erfbebouwing op het voorerf, geldt dat:

  • a. erkers en vooruitbouwen zijn toegestaan, mits:
    • 1. de erkers of vooruitbouwen uitsluitend aan de voorgevel van de woning worden gesitueerd;
    • 2. er maximaal twee erkers gerealiseerd worden;
    • 3. de totale breedte van de erker(s) of vooruitbouw niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel, met een maximum van 6,00 meter;
    • 4. de diepte van de erker(s) of vooruitbouw niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de vooruitbouw, met een maximum van 3,00 meter;
    • 5. de afstand van de erker of vooruitbouw tot aan de perceelsgrens die aan de voorzijde van het perceel ligt, niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
    • 6. de hoogte van de erker of vooruitbouw niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
    • 7. de erker of vooruitbouw niet in het verlengde van een zijgevel gesitueerd wordt.
  • b. op het voorerf zijn geen erfbebouwing en overkappingen toegestaan.
11.2.3 Luifels

Ten aanzien van luifels geldt het volgende:

  • a. een luifel mag uitsluitend worden aangebracht boven de voordeur en voor een deel in het verlengde daarvan;
  • b. de breedte van de luifel mag maximaal 4,00 meter bedragen;
  • c. de diepte van de luifel mag een maximale diepte hebben van de eventueel aanwezige of toekomstige vooruitbouw of erker, tot een maximum van 2,00 meter;
  • d. de bovenkant van de luifel mag maximaal 0,50 meter boven de gevelopening liggen; de hoogte van de luifel dient gelijk te zijn aan de hoogte van een eventueel of toekomstige vooruitbouw of erker.
11.2.4 Paardenbakken

ten aanzien van paardenbakken of stapmolens geldt het volgende:

  • a. een paardenbak of stapmolen mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen de huiskavel:
  • b. er mag maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
    • 1. achter hoofdgebouwen;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
  • c. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
  • d. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a ten behoeve van het uitbreiden van een wooneenheid buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m;
  • b. de uitbreiding gerealiseerd wordt aan de van de weg gekeerde gevel (achterzijde) van het hoofdgebouw;
  • c. de bebouwing direct aansluit op de binnen het bouwvlak aanwezige bebouwing;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld en de groenstructuur.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming is het medegebruik van de wooneenheid ten behoeve van praktijkruimten voor beroepsmatige activiteiten toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte van praktijkruimten voor beroepsmatige activiteiten niet meer mag bedragen dan 35% van de woning, tot een maximum van 60 m2;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeerbelasting optreedt;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 11.4 voor het medegebruik van woningen en/of bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 60 m²;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
  • d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsuitoefening geschiedt door degene die op het perceel woonachtig is;
  • f. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.