direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0610.bp03buitengebied-3002

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik van gronden;
  • b. grondgebonden veehouderijen;
  • c. bedrijfsmatige nevenactiviteiten;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • g. bestaande perceelsontsluitingen;
  • h. bestaande voorzieningen van openbaar nut;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, bruggen, dammen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bescherming van waarden

Binnen deze bestemming is het beleid gericht op het beschermen en verder ontwikkelen van ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw en behoud van de bedrijfsvoering van de aanwezige landbouw.

b Agrarisch bedrijf

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een agrarisch bedrijf toegestaan en maximaal één bedrijf per aanduiding. Indien twee aanduidingen 'bouwvlak' zijn gekoppeld door de figuur 'relatie', gelden deze twee aanduidingen 'bouwvlak' als één aanduiding 'bouwvlak'.

c Maïsteelt

Per bedrijf mag maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak gebruikt worden voor het telen van maïs. Maïs mag uitsluitend worden gesitueerd op een afstand van minimaal 2 m van de weg.

d Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Ten dienste van het agrarisch bedrijf is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden en agrarisch gerelateerde producten.
Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend en uitsluitend binnen de aanwezige gebouwen.

e Niet-agrarische nevenactiviteiten

Bovendien is bij elk agrarisch bedrijf naast de agrarische bedrijfsvoering een niet-agrarische nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 25 % maar nooit meer dan 200 m2. Voorwaarden daarbij zijn wel dat er geen sprake is van een verkeersaantrekkende werking en er geen detailhandel ten behoeve van deze activiteit plaatsvindt, behoudens detailhandel als genoemd onder d.

In afwijking hiervan zijn in de tabel specifieke niet-agrarische nevenactiviteiten opgenomen, behorend bij de genoemde aanduiding, met een bijbehorende maximale bebouwde oppervlakte. Indien geen bebouwde oppervlakte is opgenomen, dan geldt de bestaande bebouwde oppervlakte als maximum.

Een nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en/of in onderstaande tabel opgenomen aanduidingen en uitsluitend in de aanwezige gebouwen.

Aanduiding   Betekenis   Toegestane (bedrijfsmatige) niet-agrarische nevenactiviteit   Adres   Bebouwde oppervlakte  
(sa-1)   specifieke vorm van agrarisch - 1   gebruiksgerichte paardenhouderij c.q. manege, zuivelproductie en zuivelverkoop   Kweldamweg 2, 2a en 4   440 m2 zuivel  
(sa-2)   specifieke vorm van agrarisch - 2   tentoonstellen landbouwtractoren en landbouwmachines   Parallelweg 19a    
(sa-3)   specifieke vorm van agrarisch - 3   hobbymatige agrarische activiteiten   Parallelweg 17b   808 m2  
(sa-4)   specifieke vorm van agrarisch - 4   hobbymatig houden van dieren   Parallelweg 15    
(sa-5)   specifieke vorm van agrarisch - 5   hoveniersactiviteiten   Parallelweg 11    
(cs)   caravanstalling   buitenpandige caravanstalling   Parallelweg 7   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur'  

f Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden

De gronden zoals bedoeld in 3.1.1 zijn bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:

  • 1. het in stand houden en versterken van het open veenweidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
  • 2. het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting;
  • 3. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige bosschages en agrarisch graslandgebruik;
  • 4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals achterkaden.
g Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, toegestaan in het gehele gebied.

h Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie met in achtneming dat niet meer dan 30% van het bebouwde oppervlak voor dit doel worden aangewend, tot een maximum van 40 m2.

De activiteit mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

i Waterberging

Ter plaatse van de aanduiding ´waterberging´ zijn de gronden bestemd ten behoeve van de waterberging, alsmede voor extensief agrarisch grondgebruik.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als opgenomen in 3.1.

3.2.2 Bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder e is toegestaan, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per aangeduid 'bouwvlak', met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan binnen het betreffende 'bouwvlak';
      • ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende 'bouwvlak' is;
        • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

3.2.4 Maatvoering

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER 'BOUWVLAK'   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   7 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   12 m  

BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   9 m  
INHOUD   maximaal 750 m3, inclusief aanbouwen  

BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   n.v.t.   75 m2   
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   6 m  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE MESTSILO   5,5 m  
DOORSNEDE MESTSILO   25 m2  
INHOUD MESTSILO   2500 m3  
HOOGTE OVERIGE SILO'S   15 m  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m  
HOOGTE HOOIBERG   12 m  
HOOGTE WINDTURBINES   15 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  
3.2.5 Buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's, andere mestvoorzieningen en teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan;
    • 3. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - voorzieningen buiten bouwvlak' dat ter plaatse het bestaande type voorziening in maximaal de bestaande maatvoering is toegestaan;
    • 4. paardenbakken niet zijn toegestaan;
    • 5. reclamebouwwerken ten behoeve van het eigen bedrijf zijn toegestaan, uitsluitend onder de volgende voorwaarden:
      • er is maximaal één reclamebouwwerk per bedrijf toegestaan en uitsluitend in de vorm van een reclamevermelding;
      • het reclamebouwwerk is uitsluitend toegestaan in het groen bij de erftoegang gesitueerd;
      • het reclamebouwwerk mag maximaal 0,40 m hoog en maximaal 3 m breed bedragen, waarvan de hoogte inclusief de ondersteuning niet meer bedraagt dan 1,2 m.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' dat het bestaande gebouw in de vorm van een veldschuur, landbouwschuur en/of berging ter plaatse mag worden gehandhaafd en herbouwd in maximaal de bestaande maatvoering. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' is een nieuwe veldschuur toegestaan met een omvang van maximaal 808 m2 , een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 12 m.
  • c. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, bewegwijzering e.d. met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
3.2.6 Herbouw bedrijfswoning

Herbouw van de bestaande bedrijfswoningen is, voorzover het de situering van de bedrijfswoning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd;
  • b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning(en);
  • c. het bepaalde in 11.2.3 en 11.2.4 wordt in acht genomen, met dien verstande dat voor zover de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, meer bedraagt dan 750 m3 deze wordt teruggebracht naar 750 m3.
3.2.7 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning overschrijden bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' het bouwvlak eenmalig te overschrijden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de overschrijding mag aan één zijde plaatsvinden, niet zijnde een naar de openbare weg gekeerde zijde;
  • b. de overschrijding mag niet meer dan 20 meter bedragen, gemeten uit de grens van het aangeduide 'bouwvlak';
  • c. de bebouwde oppervlakte van de overschrijding mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • d. voor het overige is de maatvoering van het bepaalde in 3.2.4 van toepassing;
  • e. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.2 Omgevingsvergunning bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde buiten de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van maximaal 30 m2 en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bouwwerk is noodzakelijk in verband met een doelmatige bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf;
  • b. de bouwwerken staan ten dienste aan de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de bebouwing kan gezien de specifieke functie niet ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden geplaatst;
  • d. het betreft een veldkavel en geen huiskavel;
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.3 Omgevingsvergunning grotere bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a. teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere hoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de grotere hoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
  • b. de erfafscheidingen mogen niet visueel gesloten zijn;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.4 Omgevingsvergunning paardenbakken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 lid a onder 4, alsmede van het bepaalde in 3.4.2 onder h teneinde het realiseren van paardenbakken toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een paardenbak is uitsluitend toegestaan direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van een (bedrijfs)woning binnen de bestemming Wonen of Bedrijf de paardenbak te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak, mits wordt aangetoond dat situering binnen het bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • d. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. het gebruik van paardenbakken ten behoeve van de bestemming Agrarisch, Wonen of Bedrijf is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • g. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m2 per bouwperceel;
  • h. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • i. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • j. overige bouwwerken zijn niet toegestaan.
3.3.5 Omgevingsvergunning situering bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde de bedrijfswoning anders te situeren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • e. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

De gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' mogen uitsluitend voor hobbymatige agrarische activiteiten worden gebruikt als bedoeld in artikel 3.1.2 lid e en worden bebouwd als bedoeld in artikel 3.2.5 lid b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk inpassing' worden binnen één jaar na de oprichting van een gebouw, maar uiterlijk 3 jaar nadat dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 3' landschappelijk ingepast en instandgehouden overeenkomstig de bijlage 'Landschappelijke inpassing Parallelweg 17 a en 17b' bij de regels.
3.4.2 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks plaats heeft in het kader van het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder d;
  • c. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
  • e. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken; bestaand gebruik mag worden voortgezet.
  • f. kamperen, behoudens kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, en wel uitsluitend op of direct aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarbij het aantal kampeermiddelen niet meer dan 5 mag bedragen;
  • g. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt;
  • h. het realiseren van paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak';
  • i. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen;
  • j. het bedrijfsmatig gebruik van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur'.
3.4.3 Overeenkomstig gebruik

Als gebruik overeenkomstig de bestemming geldt het volgende:

  • a. het aanleggen van een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning grotere omvang niet-agrarische nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. in plaats van het bepaalde onder b en c is het toegestaan paardenbakken te realiseren met een oppervlakte van maximaal 800 m2; voor het toestaan van paardenbakken als recreatieve nevenactiviteit gelden voorts de voorwaarden als opgenomen in 3.3.4;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.2 Omgevingsvergunning grotere omvang zorg als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak, zoals opvang van kinderen, ouderen en gehandicapten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt; deze dienen te voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten gezamenlijk mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen 30 m2;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.3 Omgevingsvergunning grotere omvang dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder e, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, educatief centrum, klim- en klauterhallen, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen e.d., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur en bed en breakfast.;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • e. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • f. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2;
  • n. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Omgevingsvergunning bedrijfsmatig gebruik veldschuur

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder j, teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' het bestaande gebouw in de vorm van een veldschuur, landbouwschuur dan wel berging bedrijfsmatig te gebruiken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het betreft een agrarisch gebruik van het gebouw;
  • b. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • e. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.5 Omgevingsvergunning weilanddepot

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 teneinde een weilanddepot voor bagger toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bagger mag uitsluitend in een kwaliteit worden opgeslagen die verspreidbaar en toepasbaar op de landbodem is, en tevens voldoet aan de bepalingen uit de Wet milieubeheer en de Waterwet;
  • b. het depot mag maximaal 0,5 m worden afgegraven;
  • c. de dam/ dijk mag maximaal 1 m bedragen, ten opzichte van maaiveld;
  • d. na maximaal 2 jaar wordt het weilanddepot ontmanteld en wordt de locatie hersteld.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.

3.6.2 Uitzonderingen

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Verlening

De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen, anders dan opgenomen in de dubbelbestemmingen Artikel 12 Leiding - Gas, Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding, Artikel 14 Leiding - Riool en/of Artikel 15 Leiding - Water   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;  
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2   - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel staat ten dienste van het extensief recreatief medegebruik
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)   - het mag niet leiden tot inklinking;
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het bodemverlagen, graven en ophogen van de bodem   - het mag niet leiden tot inklinking
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
- het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van waterlopen en kleine oppervlaktewateren   - het verkavelingspatroon en het patroon van lengtesloten mag niet onevenredig worden aangetast;
- het mag niet leiden tot inklinking
- de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
- er mag geen onevenredige aantasting van de natte graslandvegetaties en oevervegetaties plaatsvinden;  
het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en kaden   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;  
het aanlegggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;  
het aanbrengen van houtgewas   - de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast;  
het aanbrengen van boomteelt, heesters of sierteelt   - de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
- het mag niet leiden tot inklinking;  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes   - de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;  
het omzetten (scheuren) van grasland   - de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
- er mag geen verzuring van de veengrond plaatsvinden;  
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Wonen, waarbij na bedrijfsbeëindiging de verbouw van een voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw voor wonen kan worden toegestaan; tevens kan daarbij woningsplitsing worden toegestaan. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning is uitsluitend toegestaan in de voormalige bedrijfswoning;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3, tenzij de bestaande inhoud reeds groter is, dan geldt deze bestaande inhoud als maximum;
  • d. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • e. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan voor zover het betreft een (voormalige) boerderij; hierbij mogen niet meer dan 2 woningen ontstaan;
  • f. de bebouwing dient te worden verminderd tot maximaal 1500 m3;
  • g. een woning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. bij het toevoegen van een woning wordt voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde danwel een verkregen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • l. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • n. de regels van de bestemming Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.2 Wijziging Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn kleinschalige niet-agrarische bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven toegestaan;
  • b. de bedrijven behoren tot de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven in milieucategorie 3 die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
  • c. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • d. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • e. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • f. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m2 mag bedragen;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. detailhandel is niet toegestaan;
  • m. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • n. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • o. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.3 Wijziging inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing' teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • b. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • c. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat hergebruik plaatsvindt binnen de aanwezige gebouwen; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • d. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige bebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m2 mag bedragen;
  • e. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. de nieuwe functie heeft niet meer dan een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking en is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. detailhandel is niet toegestaan;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • k. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.4 Wijziging Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.