Plan: | Binnenstad herziening 2 - 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0608.BP1041Binnenstad2-VG01 |
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft op 19 maart 2008 een uitspraak gedaan inzake een hoger beroep over het pad achter de woningen Kerkstraat 10 t/m 14. Daarbij is het goedkeuringsbesluit van GS van 24 april 2007 op een onderdeel vernietigd.
Hieronder is ingegaan op de verschillende onderdelen van de uitspraak van de Raad van State.
Overweging 2.5 "Appellant stelt dat ten onrechte goedkeuring is verleend is aan het plandeel met de bestemming "Verblijfsdoeleinden" ter plaatse van de percelen Kerkstraat 10, 12, en 14. In dit verband voert hij aan dat de desbetreffende gronden particulier eigendom zijn. Appellant stelt dat de bestemming "Verblijfsdoeleinden" het eigendomsrecht aantast."
Overweging 2.6 "Het onderhavige plandeel met de bestemming "Verblijfsdoeleinden ligt tussen de plandelen met de bestemmingen "Bergingen" en "Erven" op de percelen Kerkstraat 10, 12 en 14. Niet in geschil is dat de gronden waarop de bestemming ligt in eigendom toebehoren aan de eigenaren van de garageboxen. Op de desbetreffende gronden is een erfdienstbaarheid van uitpad en uitrit gevestigd.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart als "Verblijfsdoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor:
een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, lid 1 (Beschrijving in hoofdlijnen)".
Overweging 2.6.1 "De raad heeft in zijn reactie op de zienswijze van appellant onder meer gesteld dat door toekenning van de bestemming "Verblijfsdoeleinden" aan de gronden, wordt voorkomen dat er schuttingen en bijgebouwen ten dienste van de woningen zullen worden opgericht. Evenwel volgt uit de doeleindenomschrijving voor de bestemming "Verblijfsdoeleinden" dat op de desbetreffende gronden een groot aantal functies is toegestaan. De raad noch het college heeft aannemelijk gemaakt dat aan die functies behoefte bestaat. Evenmin is aannemelijk geworden dat die functies nodig zijn om de desbetreffende grond vrij te houden van bebouwing. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de in artikel 18 opgenomen functies, voor zover die nog niet zijn gerealiseerd, binnen de planperiode kunnen worden gerealiseerd. Gelet hierop is van een duidelijke onderbouwing waarom deze ruime bestemming uit planologisch opzicht gerechtvaardigd zou zijn, niet gebleken".
Overweging 2.6.2 "De conclusie is dat hetgeen appellant heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plandeel goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb".
Overweging 2.7 "Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Verblijfsdoeleinden"gelegen tussen het plandeel met de bestemming "Erven" dat grenst aan de woningen aan de Kerkstraat 10, 12 en 14 en het plandeel met de bestemming "Bergingen".
Naar aanleiding van de uitspraak van de ABRvS, dient die in- en uitritstrook opnieuw bestemd en geregeld te worden.
Uitgangspunt is en blijft dat het een in- en uitritstrook moet blijven met een gemeenschappelijk karakter en gebruik. Immers, elke garagebox moet voor de gebruiker ervan via deze strook bereikbaar zijn vanaf de openbare weg, de Havenstraatsewal.
verwerking.
De bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" (IMRO 2008) opnemen, nu met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit".
Deze bestemming is en blijft in dit bestemmingsplan het meest gericht op de functie van "gemeenschappelijke in- en uitrit" naar de garageboxen. De op deze strook toe te voegen aanduiding "specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit", met als regel dat daar alleen in- en uitritten zijn toegestaan, legt specifiek vast dat die strook alleen als in- en uitrit mag worden gebruikt. Het recht van overpad ondervindt dan in principe geen fysieke belemmeringen.
Door deze aanduiding wordt ook het eigenlijke, inhoudelijke bezwaar van de ABRvS betreffende de te ruime omschrijving van "Verblijfsdoeleinden" in deze strook ondervangen: deze strook mag alleen als in- en uitrit worden ingericht en gebruikt.
Om de functie als in- en uitrit te benadrukken, wordt in de regels betreffende de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit" toegevoegd de bepaling dat op die gronden parkeren alleen is toegestaan indien de functie als in- en uitrit niet wezenlijk wordt belemmerd.