direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Prinses Margrietstraat 2 t/m 36
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPSLIK2019MARGRIET-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In het bouwblok aan de Prinses Margrietstraat 2 t/m 36 is horeca niet langer gewenst. In het vigerende bestemmingsplan 'Slikkerveer' is in dit plangebied wel horeca toegestaan. Nadat de horeca in mei 2018 sloot, besloot de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit te nemen. Dit voorbereidingsbesluit trad op 12 juli 2018 in werking.

Het plangebied is vervolgens opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan 'Woongebied Ridderkerk'. Daarin is horeca op deze plek niet meer toegestaan. Het bestemmingsplan 'Woongebied Ridderkerk' gaat echter niet voor 11 juli 2019 als ontwerp ter inzage. Daarom is besloten voor het plangebied een postzegelbestemmingsplan in procedure te brengen. De regels daarvan zijn gebaseerd op de regels van het voorontwerpbestemmingsplan 'Woongebied Ridderkerk'.

1.2 Opzet bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat dit bestemmingsplan geen grote ontwikkelingen mogelijk maakt. De bestemmingen gaan uit van het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing, zoals ook eerder al was toegestaan. Dit bestemmingsplan zorgt alleen dat de functie 'horeca' niet langer meer is toegestaan binnen het plangebied.

In het bestemmingsplan zijn zogenaamde eindbestemmingen opgenomen. Dat wil zeggen dat er binnen deze bestemmingen sprake is van een directe bouwtitel en dat geen uitwerking of wijziging meer nodig is. De bestemmingen zijn tevens gedetaileerd van opzet. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de juridische regeling van het plan.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een Toelichting, de Regels en een Verbeelding van de regels. De toelichting bevat de nadere onderbouwing van de bestemmingslegging zoals in de regels en de verbeelding zijn gemaakt.

Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de beleidskaders die op het plangebied van toepassing zijn. Hoofdstuk 3 behandelt de ruimtelijke analyse van het plangebied. Dit is gebeurd aan de hand van de wijkprogramma's. Hoofdstuk 4 geeft vervolgens een overzicht van relevant onderzoek naar onder andere milieuaspecten. De economische uitvoerbaarheid is opgenomen in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat tenslotte de toelichting op de juridische regeling.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

2.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is getoetst aan het nu geldende relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Paragraaf 2.2 gaat in op het Rijksbeleid. Paragraaf 2.3 behandelt het provinciale en regionale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 2.4.

2.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid zoals hieronder beschreven geeft geen aanleiding voor specifieke keuzes of ontwikkelingen in het plangebied.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan ruimtelijke plannen, zoals dit bestemmingsplan, moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), Erfgoed (Unesco).

Het Barro geeft geen specifieke regels voor dit bestemmingsplan.

2.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid zoals hieronder beschreven geeft geen aanleiding voor specifieke keuzes of ontwikkelingen in het plangebied.

Visie ruimte en mobiliteit

De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid zijn weergegeven in de Visie ruimte en mobiliteit (hierna VRM), die op 9 juli 2014 door Provinciale Staten van Zuid-Holland is vastgesteld en die geldt als structuurvisie. De VRM wordt regelmatig geactualiseerd. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Parallel aan de VRM zijn het Programma ruimte en de Verordening ruimte opgesteld. Het Programma ruimte bevat het ruimtelijk-relevante, operationele beleid. Het Programma heeft, net als de VRM, de status van structuurvisie. In de Verordening Ruimte (VR) zijn de provinciale belangen, zoals opgenomen in de VRM, verankerd.

Er is in dit bestemmingsplan geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan het provinciale beleid is daarom niet vereist.

2.4 Gemeentelijk beleid

Op gemeentelijk niveau wordt door middel van de omgevingsvisie en de wijkprogramma's richting gegeven aan de gewenste ontwikkelingen. Dit bestemmingsplan sluit hierbij waar mogelijk aan.

2.4.1 Omgevingsvisie Ridderkerk 2035

De gemeente Ridderkerk heeft veel verschillende wijken met allemaal een eigen karakter. Samen vormen ze een unieke gemeente om te leven en te werken. Om dit unieke karakter optimaal te benutten heeft de gemeente de kaders van het beleid tot 2035 vastgelegd in de Omgevingsvisie Ridderkerk 2035. Deze visie geeft richting aan toekomstige ontwikkelingen en laat ruimte voor initiatieven vanuit de Ridderkerkse samenleving. De visie is de basis voor alle (gemeentelijke) plannen.

De identiteit, het karakter van Ridderkerk is aansluitend op de structuurvisie uit 2009, in drie kernwaarden samen te vatten: 1. Sterke wijken, goed verbonden; 2. Groen-blauwe oase; 3. Kloppend hart.

2.4.2 Wijkprogramma's

Het wijkprogramma vormt de basis voor jaarplannen waarin concrete acties zijn opgenomen. In het programma is een overzicht opgenomen van projecten en initiatieven die verder uitgewerkt moeten worden of waarvan de haalbaarheid moet worden onderzocht. Het wijkprogramma heeft geen juridische status. Het is een document dat richting en sturing geeft aan de ontwikkelingen in de wijk voor de komende 10 jaar. Een uitgebreidere beschrijving van die visie is opgenomen in hoofdstuk 3.

2.4.3 Duurzaamheid

Het einde van fossiele brandstoffen is in zicht. Er is een transitie gaande naar CO2-arme energievoorzieningen; woningen zullen op een andere manier verwarmd worden, we zullen ons met behulp van andere energiebronnen verplaatsen en het landschap zal daardoor veranderen. Hoe ziet dit eruit in Ridderkerk? En hoeveel hernieuwbare energiebronnen hebben we eigenlijk nodig om in 2050 aan de totale energievraag van Ridderkerk te kunnen voldoen? Daarnaast is ook de inrichting van de openbare ruimte, met het oog op klimaatadaptatie, een aandachtspunt.

Doel

In het Milieu- en Duurzaamheidsprogramma van de gemeente Ridderkerk is als doel gesteld om 40% CO2 te reduceren in 2030 ten opzichte van 1990. Dit kan bereikt worden door energieprestatieverbeteringen, efficiëntere en zuinigere energieverbruik en door het verduurzamen van woningen en gebouwen. Belangrijke rode draden in de projecten om deze doelstellingen te bereiken zijn: energiebesparing, duurzame nieuwbouw, duurzame energieopwekking, mobiliteit en vervoer en de samenwerking met partners.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke analyse

3.1 Visie op de wijk Slikkerveer

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Voorop staat het opstellen van een goede juridische regeling voor de beheerssituatie voor de komende 10 jaar in het gebied. Het plangebied ligt in de wijk Slikkerveer.

Slikkerveer is een levensloopbestendige wijk, waar zowel jongeren, gezinnen als ouderen naar tevredenheid wonen. Er is een variatie aan woningen voor alle groepen. Ouderen kunnen in Slikkerveer zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Voorzieningen, welzijn en zorg zijn op elkaar afgestemd en goed bereikbaar. De zorg is dichtbij de bewoners, jong en oud. Slikkerveer is een gemeenschap waarin de bewoners zelfstandig functioneren en participeren. Alle doelgroepen vinden er een fijne plek om te leven en hebben hulp binnen handbereik wanneer ze die nodig hebben. Belangrijk blijven de buren en het contact met hen, met name voor ouderen. In Slikkerveer zijn voldoende mogelijkheden om anderen te ontmoeten. Het dorpse karakter van Slikkerveer komt tot uitdrukking in de inrichting van de wegenstructuur. Daarnaast blijft Slikkerveer een wijk met een menging aan functies. Juist die menging van kleinschalige bedrijvigheid in de woongebieden houdt de wijk levendig. Het winkelhart van de wijk, het Dillenburgplein, is levendig en veilig voor zowel bezoekers als ondernemers.

De wijk is groen, schoon, veilig en aantrekkelijk. Het groene karakter van Slikkerveer behouden we en waar mogelijk wordt het verder versterkt. Naast groen is ook water een beeldbepalend element in de openbare ruimte. Verder is er ruimte voor het uitlaten van honden, spelen, wandelen, fietsen en verblijven. De jeugd heeft een passende plek om te verblijven en te spelen. De cultuurhistorisch waardevolle elementen worden behouden en onderhouden.

3.2 Beschrijving van de bestaande situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van Slikkerveer aan de Prinses Margrietstraat. Het is een buurt met diverse maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige detailhandel en dienstverlening. Maar het is een buurt waar vooral gewoond wordt. Ten zuiden van het plangebied ligt de Benedenrijweg. Het plangebied beslaat een bouwblok met twee verdiepingen. In de plint zijn winkels en dienstverlening gevestigd en op de eerste en tweede verdieping liggen in totaal 12 woningen. Ten zuidoosten is een makelaardij gevestigd. Deze ligt tegen het bouwblok aan, maar valt buiten het plangebied. Ten noorden van het plangebied ligt de Nassaustraat.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Milieueffectrapportage

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.

Bij het voorgenomen plan nemen de gebruiksmogelijkheden van de bestaande bebouwing niet toe, maar juist af. Er is daarom geen sprake van een stedelijke ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Dit betekent dat het Besluit m.e.r. niet van toepassing is en dat er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.

Onderzoek en conclusie

Desondanks zijn in het kader van dit ruimtelijk plan de belangrijkste milieu- en omgevingsaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Deze zijn in dit hoofdstuk beschreven. Ook hieruit blijkt dat geen sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu.

4.2 Watertoets

Waterbeheer en watertoets

In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta. Deze is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Nieuwe Maas, die ten noorden van de Ringdijk ligt (buiten het bestemmingsplangebied).

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen met betrekking tot de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (zowel kwalitatief als kwantitatief). Het bestemmingsplan maakt echter geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is dan ook geen strijd met het beleid voor duurzaam stedelijk waterbeheer.

Huidige situatie


Algemeen

Het plangebied ligt in de woonwijk Slikkerveer. Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Hier is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,8 meter beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied

Ten noordwesten van het plangebied bevinden zich twee waterwingebieden. Rondom deze waterwingebieden bevinden zich een grondwaterbeschermingsgebied en een boringsvrije zone. Het plangebied ligt binnen de boringsvrije zone, onderdeel van het milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals vastgesteld in de provinciale milieuverordening (zie afbeelding 4.1). Deze milieubeschermingsgebieden zijn aangewezen om het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwaterbereiding te beschermen. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied gelden specifieke eisen bij (bouw)activiteiten. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. Deze eisen gelden echter niet voor dit plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPSLIK2019MARGRIET-VG01_0001.jpg"

Figuur 4.1 Waterwingebied (paars), grondwaterbeschermingsgebied (donkerblauw) en boringsvrije zone (lichtblauw) (bron: Provinciale milieuverordening).


Waterkwantiteit
In het plangebied liggen geen watergangen. Het plangebied valt onder het peilbesluit IJsselmonde-Oost. Het plangebied ligt in peilvak 27B met een waterpeil van -1,55 m NAP.


Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.


Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Alleen de bestemming 'Horeca' wordt van het plangebied wegbestemd. Dit heeft geen invloed op het watersysteem.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het bestemmingsplan wordt aan het Waterschap Hollandse Delta toegestuurd. Eventuele opmerkingen worden in het bestemmingsplan verwerkt.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor deze afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieuhinder. Voor elke bedrijfsactiviteit is de minimale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. In Bijlage 2 bij de regels is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen met daarin de lijst van bedrijfsactiviteiten.

De richtafstanden gelden in beginsel ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Op basis van de systematiek van milieuzonering wordt voor bedrijfslocaties bepaald welke categorie bedrijfsactiviteiten kan worden uitgeoefend zonder dat er sprake is van een kans op onaanvaardbare milieuhinder. Deze categorie, die per bedrijfsbestemming wordt bepaald, wordt de algemene toelaatbaarheid genoemd.


Onderzoek en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen nodig. In dit bestemmingsplan wordt alleen de bestemming 'Horeca' wegbestemd. Omdat dit plan geen nieuwe bedrijvigheid betreft is onderzoek niet nodig.

4.4 Geluid

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld (bedrijfs)woningen) mogelijk. Er worden ook geen nieuwe wegen voorzien. Ook ligt het plangebied niet binnen een geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Daarom is onderzoek naar de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai of industrielawaai niet nodig.

4.5 Bodem

Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen en/of functiewijzigingen mogelijk, waardoor onderzoek naar de bodemkwaliteit in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de kwaliteit van de bodem onvoldoende is voor de huidige functies. Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid is de kans om te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid van november 2011. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van allen risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenario-analyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worst-case ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.

Onderzoek en conclusie

Uit de Visie Externe Veiligheid kan worden afgeleid dat er in en rondom het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Daarbij worden middels dit bestemmingsplan geen nieuwe (gevoelige) functies mogelijke gemaakt. Onderzoek naar externe veiligheid is daarom niet nodig.

4.7 Kabels en leidingen

In het plangebied en de directe omgeving liggen geen relevante kabels en leidingen. Het aspect kabels en leidingen staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

Dit bestemmingsplan zorgt alleen dat de functie 'horeca' niet langer meer is toegestaan binnen het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek is daarom niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.9 Flora en fauna

Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er niet direct ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Onderzoek is niet nodig. De Wet natuurbescherming staat hierdoor de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.10 Archeologie

Regelgeving en beleid

Erfgoedwet

In de Erfgoedwet (2016) is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Ridderkerk heeft in 2013 erfgoedbeleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Ridderkerk. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Onderzoek en conclusie

Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er geen bodemingrepen middels dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het gehele plangebied krijgt de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Hier geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan. De gemeente toetst dan in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning of een archeologisch onderzoek daadwerkelijk nodig is.

4.11 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. Inzet van de provincie is er op gericht het cultureel erfgoed te beschermen en versterken. De CHS is daarom opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.

Gemeentelijk beleid

In september 2013 is het gemeentelijk beleid over cultuurlandschap en historische stedenbouw vastgesteld. In dit beleidsstuk is de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Ridderkerk beschreven.

Cultuurhistorische Waardenkaart Woongebieden Ridderkerk

In 2018 is een Cultuurhistorische Waardenkaart voor de woongebieden van Ridderkerk vastgesteld. De waardering van cultuurhistorische elementen is gebaseerd op de criteria zoals opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Als er gesproken wordt over cultuurhistorie in relatie tot ruimtelijke ordening wordt vaak een onderscheid gemaakt in historische geografie en historische bouwkunst. Historische geografie gaat over landschappelijke en stedenbouwkundige elementen en structuren zoals dijken, slotenpatronen, stratenpatronen en verkavelingen. Historische bouwkunst heeft betrekking op bebouwing en architectuur.

De historische structuren in de woongebieden van Ridderkerk zijn onderverdeeld in zeer hoge, hoog en redelijk hoog gewaardeerde structuren. Het plangebied heeft geen zeer hoge, hoog of redelijk hoog gewaardeerde structuren.

Ook de historische bouwkunst is onderverdeeld in bouwkunst met zeer hoge, hoge en redelijk hoge waarde. Binnen het plangebied is geen bebouwing gelegen die getypeerd wordt als historische bouwkunst.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen gewaardeerde structuren of historische bouwkunsten aanwezig. Het aspect cultuurhistorie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Doordat er geen ruimtelijke veranderingen mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan is een motivering van de economische uitvoerbaarheid niet nodig.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Vooroverleg

Zoals vermeld in de inleiding is dit postzegelbestemmingsplan gebaseerd op het voorontwerpbestemmingsplan Woongebied Ridderkerk. Dat voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg op 6 februari 2019 naar verschillende vooroverleginstanties gestuurd.

De volgende instanties hebben van de mogelijkheid gebruik gemaakt om te reageren:

Voor dit postzegelbestemmingsplan is gekeken in hoeverre die vooroverlegreacties van invloed zijn op dit postzegelbestemmingsplan. Hieronder is dat kort samengevat en van een reactie voorzien.


Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR)

De VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. De VRR geeft het volgende advies:

  • 1. Het is gewenst om in de functieregels van de functies 'Maatschappelijk' of 'Gemengd-1' zeer kwetsbare gebouwen uit te sluiten. Dit omdat meerdere locaties binnen deze bestemmingen binnen de 100% letaliteitscontour vallen van het worstcase scenario van benoemde risicobronnen.
  • 2. Wil de gemeente toch zeer kwetsbaren gebouwen realiseren binnen deze 100% letaliteitscontour? Dan geeft de VRR een aantal suggestie in de reactie om het risico te verminderen.
  • 3. Voor zeer kwetsbare gebouwen binnen de 1% letaliteitscontour van het worst case scenario van benoemde risicobronnen geeft de VRR suggesties die meegenomen kunnen worden bij verbouw of herontwikkeling. Deze gebouwen worden daardoor beter beschermd tegen branddoorslag of brandoverslag bij een fakkel- of plasbrand.
  • 4. Voor zeer kwetsbare gebouwen binnen de 1% letaliteitscontour van de A15/A16 geeft de VRR suggesties die meegenomen kunnen worden bij verbouw of herontwikkeling.
  • 5. Voor (beperkt) kwetsbare gebouwen binnen de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario van benoemde risicobronnen geeft de VRR suggesties die meegenomen kunnen worden bij verbouw of herontwikkeling. Deze gebouwen worden daardoor beter beschermd tegen branddoorslag of brandoverslag bij een fakkel- of plasbrand.
  • 6. Voor zowel zeer als (beperkt) kwetsbare gebouwen binnen de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario van benoemde risicobronnen geeft de VRR suggesties die meegenomen kunnen worden bij verbouw of herontwikkeling. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid verbeteren daardoor bij een toxische wolk.
  • 7. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Op de website "www.rijnmondveilig.nl" vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.


Reactie

De door de VRR genoemde risicobronnen liggen op grote afstand van het plangebied van dit postzegelbestemmingsplan. Daarnaast maakt het bestemmingsplan geen nieuwe (gevoelige) functies mogelijk. De gegeven adviezen leiden daarom niet tot aanpassing van dit bestemmingsplan.

Gasunie
In het plangebied van het voorontwerpbestemmingsplan Woongebied liggen drie gastransportleidingen, een gasdrukmeet- en regelstation en een gasontvangstation van Gasunie. Naar aanleiding daarvan heeft de Gasunie opmerkingen over de verbeelding en planregels.

Reactie
De genoemde gastransportleidingen, het gasdrukmeet- en regelstation en het gasontvangststation liggen niet in de directe omgeving van het plangebied van dit postzegelbestemmingsplan. De gegeven adviezen leiden daarom niet tot aanpassing van de verbeelding of planregels.


Archeologie Rotterdam (BOOR)
BOOR geeft een tekstsuggestie voor de laatste alinea van paragraaf 4.11 van de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan Woongebied Ridderkerk. De suggestie moet duidelijk maken dat een vergunning moet worden aangevraagd als de verstoringsmarges van het bestemmingsplan worden overschreden (per Waarde-Archeologie zijn de vrijstellingsmarges anders). De gemeente toetst dan in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning of een archeologisch onderzoek daadwerkelijk nodig is.


Reactie
De tekstsuggestie is meegenomen in de toelichting van dit postzegelbestemmingsplan.


Waterschap Hollandse Delta
Het waterschap heeft alleen opgemerkt dat de peilgebied-aanduidingen in het voorontwerpbestemmingsplan Woongebied Ridderkerk verouderd zijn. Daarnaast vraagt het waterschap om adviesaanvragen in te dienen via het omgevingsloket om zo de verzoeken beter te kunnen stroomlijnen.


Reactie
De aanduidingen van het peilgebied zijn aangepast op basis van de door het Waterschap Hollandse Delta gepubliceerde informatie met betrekking tot Peilgebied IJsselmonde-Oost.

5.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Prinses Margrietstraat 2 t/m 36' heeft vanaf 14 juni 2019 tot en met 25 juli 2019 ter inzage gelegen. Dit is op 12 juni 2019 bekend gemaakt met een publicatie in de Staatscourant, de Blauwkai en op website van de gemeente. Iedereen kon de stukken tijdens die periode bekijken en er op reageren (zienswijze indienen). Niemand heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Op 13 juni 2019 hebben wij de vooroverleginstanties per e-mail geïnformeerd over de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. De Provincie Zuid-Holland is geïnformeerd via het E-formulier (Bijlage 5).

De volgende instanties hebben via een reactie laten weten in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan:

Hoofdstuk 6 Juridische plantoelichting

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

6.1 Verantwoording planvorm

Zoals in de inleiding is aangegeven, is het bestemmingsplan consoliderend van aard, waarbij een redelijk gedetailleerde wijze van bestemmen is toegepast. Recente ontwikkelingen (vergunde bouwplannen) zijn daarbij - vergelijkbaar met reeds bestaande situaties - voorzien van een passende regeling.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden. Ook moeten ze digitaal uitwisselbaar worden gemaakt. Er is een aantal standaarden door het toenmalige Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden voor zover van toepassing gebruik gemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

6.2 Opbouw regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

6.3 De bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen gegeven aan het plangebied. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen. Uitgangspunt is het legale gebruik van de bestemmingen.

Gemengd - 2

Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' is detailhandel op de begane grond toegestaan en uitsluitend op de verdiepingen is wonen toegestaan. Binnen de functieaanduiding 'dienstverlening' is tevens op de begane grond dienstverlening toegestaan. De maximale goothoogte is aangegeven met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding.

Waarde - Archeologie

Binnen het plangebied komt de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' voor. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden.