Plan: | Centrum Ridderkerk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BPCENTRUM2016-VG01 |
Het centrumgebied van Ridderkerk kent een divers aanbod aan voorzieningen. Naast winkels en horeca zijn er diverse maatschappelijke voorzieningen en andere dienstverlenende functies aanwezig. Behoud en versterking van deze voorzieningen is belangrijk om ook in de toekomst een levendig centrum met voldoende aanbod te garanderen. Ook moet het centrum een prettige plek blijven om te wonen en te verblijven.
De regels in de nu geldende beheersverordening Ridderkerk Centrum zijn niet gebaseerd op actueel beleid. Daarom is het wenselijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit bestemmingsplan sluit aan bij de resultaten van het Wijkontwikkelingsprogramma Centrum Ridderkerk, de Toekomstvisie Detailhandel Ridderkerk en de Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk. Het bestemmingsplan wordt daarnaast digitaal raadpleegbaar voor zowel inwoners, bedrijven, belanghebbenden als gemeentelijke medewerkers.
Het plangebied volgt grotendeels de begrenzing van de beheersverordening Ridderkerk Centrum. Daarnaast is de noordoostelijke hoek van het Koningsplein, nu gelegen binnen het bestemmingsplan Centrum noord-oost, meegenomen. Dit betekent globaal dat het plangebied wordt begrensd door het Koningsplein, de Blaak en de Rembrandtweg in het noorden. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Frans Halsstraat. In het zuiden en oosten wordt de begrenzing tot slot gevormd door de Geerlaan, de Verlengde Kerkweg, de bebouwing ten zuiden van de Sint Jorisstraat en de Ringdijk.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan gaat in op de toepasselijke beleidskaders van het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Ridderkerk. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de sectorale aspecten. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is opgenomen in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 6.
Binnen het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan zijn geen grote ontwikkelingen voorzien. Door de wijziging van relevante beleidskaders, zijn er wel een aantal thema's die vragen om een nieuwe vertaling in de bestemmingsplanregels. Dit zijn de thema's detailhandel, horeca en cultuurhistorie. Deze thema's zijn beschreven vanaf paragraaf 2.3 en verder.
Centraal winkelgebied met Koningsplein en Sint Jorisplein
Het centrum van Ridderkerk is in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een volwaardig en goed functionerend geheel. Het Sint Jorisplein ligt in het midden van het kernwinkelgebied. Op de Sint Jorisplein komen een aantal winkelstraten uit. Om het Sint Jorisplein heen liggen een aantal overdekte winkelcentra (Ridderhof I en II, Jorishof en Koningshof). Rondom het Sint Jorisplein wordt op de verdiepingen gewoond, maar zijn ook andere functies aanwezig zoals winkelruimte en de bibliotheek. In het centrum is zoveel mogelijk dezelfde soort bestrating gebruikt. Het straatmeubilair is afgestemd op de omgeving. Hierdoor ontstaat eenheid.
Ten noorden van het Sint Jorisplein ligt het Koningsplein. Rond de eeuwwisseling is de start gemaakt met de transformatie van het verouderde Raadhuisplein tot een modern nieuw Koningsplein. De doorgaande route Verlengde Kerkweg - Koninginneweg loopt over het Koningsplein. Hierdoor ontstaat een open plein dat vanuit meerdere kanten te benaderen is.
Het Koningsplein is een plein waar voornamelijk horeca en dienstverlenende functies gevestigd zijn. Dit met uitzondering van het gemeentehuis van Ridderkerk en het kantoor van Woonvisie. Boven de horecapanden wordt op de verdiepingen gewoond. Aan de naastgelegen Schoutstraat en Verlengde Kerkweg zijn ook nog enkele dienstverlenende functies gevestigd. Het Koningsplein vormt een overgang van het meer stedelijke gedeelte van het centrum naar het daarachter gelegen kleinschalige woonmilieu in de richting van de Kerkring.
Kerkring en directe omgeving
Ten oosten van het winkelcentrum ligt de historische kern van Ridderkerk. De Kerkring met kerk, singel en daaromheen liggende kleinschalige en karakteristieke bebouwing grenst aan de oorspronkelijke dijken en haven. Het gebied is qua opbouw typerend voor de oorspronkelijke dorpsstructuur op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. In de cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden rondom de kerk en aan de Sint Jorisstraat is een aantal horecabedrijven en winkels gevestigd. Alle woningen aan de noord- en westzijde van de Kerksingel zijn Rijksmonumenten. Net als de kerk zelf.
Begraafplaats Rusthof
Aan de westkant van het winkelcentrum ligt begraafplaats Rusthof. Deze begraafplaats uit circa 1930 vormt samen met de naastgelegen monumentale bebouwing een belangrijke cultuurhistorisch element in het centrum van Ridderkerk. De aula op de begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk monument. Ten zuidoosten en zuiden van de begraafplaats staan enkele woningen/voormalige boerderijen die aangewezen zijn als Rijksmonument.
Verkeer en parkeren
De verkeersstructuur in het centrum van Ridderkerk is drieledig. Er zijn reguliere straten zoals de Sint Jorisstraat en de Kerksingel. Ook is er een parkeerroute die gevormd wordt door de doorgaande wegen zoals de Frans Halsstraat, Geerlaan, Verlengde Kerkweg en Schoutstraat. Het wandelgebied bestaat uit straten zoals het Sint Jorisplein, Koningshof en de Raadhuispassage.
Deze wegenstructuur is in de loop van de jaren gewijzigd. Met name na ontwikkeling van het winkelcentrum rondom het Sint Jorisplein. Oorspronkelijk was de verkeersstructuur gerelateerd aan de ligging van de dijken zoals de Lagendijk. Door het centrumgebied van Ridderkerk te ontwerpen als voetgangersgebied is de Lagendijk als directe verbindingsweg naar de Westmolendijk doorbroken. Een nieuwe doorgaande wegenstructuur is aangelegd om het winkelcentrum heen. Deze wegenstructuur leidt bezoekers direct langs de diverse parkeervoorzieningen. Er zijn drie overdekte parkeergarages, onder het Sint Jorishof, de Ridderhof en het Koningsplein. Ook is er een parkeerterrein ten noordoosten van de begraafplaats.
Groen
Er zijn diverse belangrijke groenelementen in het centrum zoals de Blaakwetering, de begraafplaats met aangrenzende voormalige agrarische bebouwing/erven en de Kerksingel met waardevolle bomen en tuinen bij de aangrenzende woningen. Deze groenelementen zijn ook vanuit cultuurhistorie waardevol. Ze verwijzen naar de dorpshistorie en oude polderstructuren.
Toekomstvisie Detailhandel Ridderkerk
Op 22 januari 2015 is door de gemeenteraad van Ridderkerk de Toekomstvisie Detailhandel Ridderkerk vastgesteld. De detailhandel is een sector die een grote dynamiek kent. Het is één van de sectoren die het hardst is getroffen door de economische crisis. Daarnaast zijn er ook veranderingen van meer structurele aard, zoals de opkomst van het kopen via internet. Samen met winkeliers en andere marktpartijen heeft de gemeente Ridderkerk een visie opgesteld. De volgende vraag staat hierin centraal: wat is de beoogde detailhandelsstructuur voor de middellange termijn (5-10 jaar) en hoe kan deze bereikt/behouden worden?
Ruimtelijke structuur
De detailhandelsstructuur van Ridderkerk kent een klassieke, hiërarchische opbouw. Zo is er het kernwinkelgebied en zijn er drie wijkwinkelcentra (Vlietplein, Dillenburgplein en De Werf). Daarnaast zijn er diverse (voormalige) buurtwinkelstrips. Ook zijn er verspreid gelegen losse winkels te vinden.
Het centrum van Ridderkerk functioneert als kernwinkelgebied. Er zijn enkele korte uitlopers van de winkelstructuur aan de Koninginneweg, Geerlaan en Sint Jorisstraat.
Figuur 2.1 Kernwinkel- en aanloopgebieden centrum Ridderkerk (bron: gemeente Ridderkerk)
Met een omvang van ruim 30.000 m2 winkelvloeroppervlak is het centrum van Ridderkerk groter dan dat van omliggende gemeenten als Barendrecht (ca. 17.000 m2), Hendrik-Ido-Ambacht (ca. 9.000 m2), Alblasserdam (ca. 13.000 m2), Zwijndrecht (ca. 18.000 m2) en Papendrecht (ca. 23.000 m2). Ook het Rotterdamse winkelcentrum Keizerswaard is met ca. 14.000 m2 aanzienlijk kleiner dan het centrum van Ridderkerk.
Functionele structuur
De detailhandel in het centrum van Ridderkerk richt zich zowel op dagelijkse boodschappen als op recreatief winkelen. Het kernwinkelgebied kent een mix aan zelfstandige ondernemers en landelijke filialen. Voor de dagelijkse boodschappen zijn de supermarkten de trekkers. Het zwaartepunt bij het recreatief winkelen ligt bij de kleding- en schoenenzaken.
De keuze in winkelaanbod en de combinatie van verschillende winkels is een sterk punt. De opkomst van meer budgetwinkels en het verdwijnen van de meer lokale winkels is een bedreiging voor de toekomst.
Uitgangspunten voor de toekomst
Ook al is het kernwinkelgebied flink groter dan plaatsen in de omgeving, het blijft belangrijk dat het centrum zich weet te onderscheiden en een herkenbaar profiel en karakter heeft. Het is belangrijk meer in te spelen op de 'beleving' van het centrum door toevoeging van andere functies zoals horeca.
De regels in het bestemmingsplan zijn er op gericht om het aantal m2 detailhandel in principe niet te laten toenemen. Het eenvoudig veranderen van een functie bij leegstand is wel belangrijk om de variantie en levendigheid in het centrum te versterken. Door flexibel te bestemmen, kunnen zich naast winkels ook andere voorzieningen in het centrum vestigen. Het gaat dan om bijvoorbeeld dienstverlenende functies zoals een reisbureau of maatschappelijke voorzieningen.
Ruimtelijke en functionele structuur
Daghoreca zoals lunchrooms is voornamelijk 'tussen de winkels' gevestigd in de Ridderhof en aan het Sint Jorisplein. Het Koningsplein functioneert als horecaplein in het centrum van Ridderkerk. Hier bevinden zich ook enkele restaurants. Ook aan de Sint Jorisstraat zijn horecagelegenheden gevestigd.
Uitgangspunten voor de toekomst
Centrumgebieden veranderen in hoog tempo. Nieuwe formules ontwikkelen zich waarbij de grenzen tussen de branches zoals horeca, dienstverlening en detailhandel vervagen door nieuwe combinaties. Dit wordt 'blurring' genoemd. Deze mengconcepten ontstaan als gevolg van een nieuwe manier van werken, recreëren en consumeren. Voorbeelden van mengconcepten zijn het verkopen van streekproducten en schilderijen in een restaurant en het starten van een lunchroom bij een kapsalon. Naast mengconcepten veranderen de diverse horeca-activiteiten ook in snel tempo. Indeling van horecabedrijven in specifieke categorieën wordt steeds lastiger.
Over het algemeen is het beleid van de gemeente Ridderkerk gericht op concentratie van horecagelegenheden in het centrum van Ridderkerk. Met het oog op de toekomst is gekozen om verschillende soorten horeca op verschillende locaties in het plangebied te stimuleren. Waar wenselijk en toegestaan vanuit andere wetgeving kan deze horeca gecombineerd worden met andere functies zoals detailhandel en dienstverlening. Hierdoor krijg je meer ruimte voor het toestaan van mengconcepten en nieuwe horeca-activiteiten.
In het plangebied is voor wat betreft horeca onderscheid gemaakt in drie gebieden, namelijk het kernwinkelgebied, de Sint Jorisstraat en het Koningsplein. Per gebied zijn enkele voorwaarden opgenomen waar de betreffende horecafunctie aan moet voldoen. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek die vigeert waarbij onder ander gebruik wordt gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. In plaats van te benoemen wat wel mag op een bepaalde locatie is gekozen te werken met bepalingen die voornamelijk aangeven wat er niet mag. Daarbij is gekozen alleen regels op te nemen die een relatie hebben met de ruimtelijke uitstraling van de horecagelegenheid zoals openings- en sluitingstijden, het gebruik voor feesten of zaalverhuur. Het relateren van de regeling aan het wel of niet verstrekken van maaltijden en/of schenken van alcoholische dranken is niet gedaan. Dit omdat het schenken van alcohol niet automatisch leidt tot overlast. De overlast ontstaat meestal in horecagelegenheden die 's nachts open zijn en waar het schenken van alcohol de hoofdactiviteit is. En deze type horecagelegenheden kun je sturen door de openings- en sluitingstijden te regelen. De regels maken daarnaast niet onmogelijk dat een horecagelegenheid in het kernwinkelgebied een glas wijn of bier schenkt.
Rondom het Koningsplein mag zich horeca vestigen die ook delen van de nacht geopend is. Vestiging van bijvoorbeeld restaurants, brasserieën of bistro's zijn in dat geval gepast. Het gaat dan om functies zoals restaurants en cafés. Deze horecagelegenheden zijn bij recht toelaatbaar op de begane grond en verdieping zodat er voldoende ruimte ontstaat voor de benodigde bedrijfsvoering. Zaalverhuur is toegestaan, het regulier gebruik ten behoeve van feesten niet. Met het toestaan van 'zwaardere' horeca en hiervoor ook meer ruimte vrij te maken, kan het Koningsplein zich in de toekomst ontwikkelen als plein met actieve en levendige horeca. Dit is conform gemeentelijk beleid zoals opgenomen in het Wijkontwikkelingsprogramma Centrum Ridderkerk. Mogelijke hinder ten aanzien van de bovenliggende woningen wordt met bouwkundige maatregelen tegengegaan. Tevens borgt andere wet- en regelgeving (zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer) dat aan de wettelijke eisen voor onder andere geluid wordt voldaan.
Ter hoogte van de Sint Jorisstraat is horeca toegestaan die gesloten is tussen 23.00 uur in de avond en 07:00 uur in de ochtend. Vestiging van bijvoorbeeld restaurants, brasserieën of bistro's zijn in dat geval gepast. Door de sluitingstijden te reguleren en bezorgdiensten uit te sluiten wordt mogelijke overlast richting omwonenden beperkt. Door de gereguleerde sluitingstijden, het verbod op zaalverhuur en het verbod op het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is het niet aantrekkelijk hier een café te vestigen. Ook is de vestiging van een coffeeshop niet mogelijk door het verbod in de handel in hallucinogene middelen (artikel 9.4.1 onder a.).
In het kernwinkelgebied is horeca toegestaan die geopend is gelijktijdig met de winkels. Hiermee wordt de komst van bijvoorbeeld lunchrooms gestimuleerd, maar wordt voorkomen dat zich hier avond- en nachthoreca (zoals cafés en restaurants) vestigt die de gemeente bij voorkeur geclusterd ziet aan het Koningsplein. Een uitzondering op deze regel geldt ter hoogte van Brasserie Downtown.
Naast de bepalingen die opgenomen zijn in het bestemmingsplan gelden de voorwaarden die zijn vastgelegd in andere wetgeving, zoals de Drank- en horecawet. Bijvoorbeeld dat je in een winkel geen alcohol mag schenken. Verschillende gemeenten zijn in 2015 gestart met een pilot om de Drank- en horecawet zodanig aan te passen dat deze in de nabije toekomst geen belemmering meer vormt voor het realiseren van mengconcepten. De regeling in dit bestemmingsplan sorteert voor op de flexibiliteit die gaat komen in deze veranderde wetgeving.
Overgangsrecht horeca
Naast het bestemmingsplan vormt de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het toetsingskader voor een exploitatievergunning. In de APV worden ruimere openingstijden gehanteerd dan in het bestemmingsplan, namelijk tot 01.00 uur en 02.00 uur in de nacht. Horeca-inrichtingen met een exploitatievergunning met ruimere openingstijden mogen dit gebruik voortzetten op basis van het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Een eventuele nieuwe eigenaar kan zich op dit overgangsrecht beroepen zolang het gebruik maar niet langer dan een jaar is gestaakt. Bij het verlenen van een nieuwe exploitatievergunning kunnen daaraan wel extra beperkingen worden verbonden. Zoals de sluitingstijden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan..
Naast de hierboven genoemde detailhandel- en horecafuncties, zijn er nog diverse andere functies in het centrum van Ridderkerk aanwezig.
Maatschappelijk voorzieningen
Het trapveldje aan de Frans Halsstraat wordt door de jeugd gebruikt om te voetballen. Het jongerenwerk biedt er daarnaast activiteiten aan. Aan het Koningsplein is het Gilde Ridderkerk gevestigd. Het Gilde bemiddelt tussen 50-plussers die hun kennis en ervaring, opgedaan in werk en hobby, belangeloos ter beschikking stellen aan belangstellenden. In het historisch hart van Ridderkerk, aan de Kerksingel, ligt de Oudheidkamer. Dit is een initiatief van de Stichting Oud Ridderkerk (S.O.R.). In een permanente tentoonstelling wordt de historie van Ridderkerk belicht. De hoofdvestiging van de openbare bibliotheek staat in het winkelhart van Ridderkerk op de hoek van het Sint Jorisplein en de Verlengde Kerkweg. Het gemeentehuis is aan het Koningsplein te vinden. Tot slot is er de eerdergenoemde begraafplaats Rusthof aan de Lagendijk/Frans Halsstraat, de Singelkerk aan de Kerksingel, het verenigingshuis Obadja aan de Schepenstraat en de openbare bibliotheek aan het Sint Jorisplein.
Bedrijven en kantoren
Het aantal bedrijven in het centrum van Ridderkerk is beperkt. Enkele dienstverlenende functies en kantoren zijn gevestigd aan de Schoutstraat en de Verlengde Kerkweg zoals de Rabobank, ING en Woonvisie.
Wonen
Appartementen zijn het meest voorkomende woningtype in het centrum. Aan het Koningsplein en het Sint Jorisplein liggen de nieuwere appartementen. Verder zijn er veel goedkopere woningen uit de jaren '50 van de vorige eeuw, zoals aan de Blaak en de Gaay Fortmanstraat. Aan de Kerksingel, Kerkweg en de Lagendijk zijn nog veel historische woonhuizen te vinden waaronder een aantal Rijksmonumenten.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. Inzet van de provincie is er op gericht het cultureel erfgoed te beschermen en versterken. De CHS is daarom opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.
Gemeentelijk beleid
In september 2013 is het gemeentelijk beleid over cultuurlandschap en historische stedenbouw vastgesteld. In dit beleidsstuk is de ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis van Ridderkerk beschreven.
Figuur 2.2 Erfgoedbeleid gemeente Ridderkerk (bron: gemeente Ridderkerk)
Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk
Ridderkerk beschikt met de Kerksingel, de dijkprofielen, de Kerkweg en de restanten van het voormalig agrarisch landschap over een cultuurhistorisch waardevolle kern. In 2016 is een Cultuurhistorische Waardenkaart voor het centrum van Ridderkerk opgesteld (zie bijlage 1). De waardering van cultuurhistorische elementen is gebaseerd op de criteria zoals opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voorbeelden van criteria zijn zeldzaamheid, representativiteit, conservering en gaafheid.
Als er gesproken wordt over cultuurhistorie in relatie tot ruimtelijke ordening wordt vaak een onderscheid gemaakt in historische geografie en historische bouwkunst. Historische geografie gaat over landschappelijke en stedenbouwkundige elementen en structuren zoals dijken, slotenpatronen, stratenpatronen en verkavelingen. Historische bouwkunst heeft betrekking op bebouwing en architectuur.
Historische geografie
In het centrum van Ridderkerk komt een aantal historische structuren bij elkaar: de Lagendijk, de Ringdijk, de Westmolendijk, de Blaak en de Kerkweg. Tot aan de 20e eeuw breidde Ridderkerk zich langs deze wegen uit. Een groot deel van de cultuurhistorisch waardevolle elementen bevinden zich dan ook langs één van deze lijnen.
Figuur 2.3 Topografische kaart Ridderkerk 1936 (bron: www.watwaswaar.nl)
De historische structuren in het centrum van Ridderkerk zijn onderverdeeld in zeer hoge, hoog en redelijk hoog gewaardeerde structuren.
Figuur 2.4 Historische geografie ter hoogte van plangebied (bron: Stichting Dorp, Stad en Land)
De volgende historische structuren bevinden zich in het plangebied:
Zeer hoog gewaardeerde structuren
Dijklint Lagendijk
De Lagendijk vormt de scheiding tussen de polders Oud Reijerwaard en Nieuw Reijerwaard en diende in het verleden als polderdijk/waterkering. De Lagendijk liep door tot aan de Sint Jorisstraat, maar is door transformatie van het winkelcentrum grotendeels verdwenen. Daarnaast is het hoogteverschil tussen de dijk en het polderniveau in de loop der jaren verminderd. Ten westen van de begraafplaats Rusthof en de Sint Jorisstraat is deze dijk nog wel terug te vinden. Hier staan ook nog een aantal monumentale bomen. Langs de voormalige dijk staan enkele (voormalige) boerderijen.
Begraafplaats Rusthof
De begraafplaats uit circa 1930 is aangelegd na de brand van de Singelkerk in 1920. Het eerder aanwezige kerkhof is bij deze brand verloren gegaan. De middenas van de begraafplaats wordt gevormd door een laan van treurbeuken die de hoofdtoegang met de aula verbindt. De aula is een gemeentelijk monument. Rechts van de ingang bevindt zich een monumentaal oorlogsgraf.
De Kerksingel
Alle historische lijnen in Ridderkerk komen bij de Kerksingel samen. Daarmee is zij het hart van de historische kern van Ridderkerk. De Kerksingel met daaromheen de historische bebouwing vormt een monumentaal geheel. De Kerksingel telt in totaal dertien Rijksmonumenten en twee gemeentelijke monumenten. Een smalle singel scheidt de kerk met de kerktuin van de omringende bebouwing. De singel heeft aan de kerkzijde een groene oever met rode beuken. De kerktuin wordt op de koppen ontsloten door twee gemetselde bruggen met gietijzeren balustrade en hekwerken. Kade, bruggen en wegdek bestaan uit roodbruine klinkers en vormen een samenhangend geheel. De omringende bebouwing bestaat uit een min of meer gesloten gevelwand die regelmatig wordt onderbroken door stegen en paden.
Dijklint Ringdijk en Benedenrijweg
De Ringdijk is van oorsprong een voormalige hoge zeedijk. De binnendijkse gronden zijn lager gelegen dan de buitendijkse gronden. Hierdoor ontstaat een hoogteverschil. De bebouwingsstructuur aan de westelijke zijde van het dijklint is in loop der tijd aangetast waardoor een grote opening is ontstaan tussen Ringdijk nummer 15 en nummer 17. De kruising van de Sint Jorisstraat met de Ringdijk wordt gemarkeerd door een monumentale linde.
Dijklint Westmolendijk en Molensteeg
De Westmolendijk maakt onderdeel uit van de voormalige hoge zeedijk de Ringdijk. Vanaf de kruising met de Sint Joristraat heeft de dijkbebouwing een open karakter. Dit is in de loop der tijd ontstaan. Tussen nummer 6 en nummer 8 bevindt zich een gemetselde tuinmuur waarachter zich monumentale tuinbeplanting bevindt. De Molensteeg kent aan de zijde van de Westmolendijk typische tweezijdig ontsloten dijkbebouwing.
Hoog gewaardeerde structuren
De Blaak
De Blaak, voorheen een kreek, loopt licht slingerend door het voormalige polderlandschap. De Blaak is bij de inpoldering in het waterstelsel opgenomen. Ter hoogte van het nieuwe centrum is De Blaak onderbroken en verdwenen. Ten oosten van het centrum is de waterloop weer zichtbaar. Het deel van De Blaak langs de Rembrandtweg is vormgegeven als een park.
Verlengde Kerkweg/Sint Jorisstraat/Molensteeg
Op de hoek van de Verlengde Kerkweg, Sint Jorisstraat en Molensteeg bevindt zich een historische groenstructuur van tuinen, erven en een plantsoen bebouwd met individuele historische bebouwing. In deze groenstructuur bevindt zich een oude sloot die aan de voet van de Westmolendijk langs de Molensteeg lag. Deze watergang wordt de Kulk genoemd en maakte vermoedelijk deel uit van het polder-boezemsysteem. Vanaf het perceel Verlengde Kerkweg nummer 15 is de watergang nu deels verdwenen en waarschijnlijk overkluisd. De sloot vormt nu de grens tussen de privétuinen, erven en het plantsoen.
Redelijk hoog gewaardeerde structuren
Kerkweg/Verlengde Kerkweg
De Kerkweg is een oude plattelandsweg of landpad die vroeger Rijsoord met Ridderkerk verbond. Tussen 1900 en 1934 werd langs de Kerkweg gebouwd. Dit is daarmee de eerste vooroorlogse uitbreiding van Ridderkerk. Op historisch kaartmateriaal is te zien dat aan de Verlengde Kerkweg twee sloten lagen. De Verlengde Kerkweg kent aan oostzijde losse bebouwing met ruime voortuinen. De historische bebouwing in combinatie met het groen geven het geheel een dorps karakter.
Historische bouwkunst
Naast de Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten die zich met name langs de Kerksingel bevinden, is er diverse andere historische bouwkunst in het centrum van Ridderkerk aanwezig. De historische bouwkunst is onderverdeeld in bouwkunst met zeer hoge, hoge en redelijk hoge waarde.
Figuur 2.5 Historische bouwkunst ter hoogte van plangebied (bron: Stichting Dorp, Stad en Land)
De panden op onderstaande adressen zijn aangemerkt als historische bebouwing en bevinden zich in het plangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van de kenmerken per pand wordt verwezen naar het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk', bijgevoegd in bijlage 1.
Rijksmonument:
Gemeentelijk monument (opgenomen in Welstand Ridderkerk, 2009):
Zeer hoog gewaardeerde bouwkunst:
Hoog gewaardeerde bouwkunst:
Redelijk hoog gewaardeerde bouwkunst:
Uitgangspunten voor de toekomst
De zeer hoog gewaardeerde en hoog gewaardeerde structuren en panden zijn cultuurhistorisch waardevol en in goede staat. Behoud van deze panden en structuren is wenselijk. Indien dat niet mogelijk is, moet bij eventuele sloop en nieuwbouw zoveel mogelijk aangesloten worden op de cultuurhistorische waarde in de omgeving. De redelijk hoog gewaardeerde panden en structuren zijn weliswaar ondersteunend aan het totaal van cultuurhistorische waarden, maar zijn op zichzelf aangetast.
De Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden zijn gedetailleerd bestemd. De bestaande maatvoering geldt als de maximale maatvoering. Met de opgenomen vergunningsplicht voor het slopen/een sloopverbod wordt de bebouwing beschermd tegen (grootschalige) ingrepen. De historisch geografische structuren zijn voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'. Doel van deze dubbelbestemming is behoud van het karakter van deze structuren.
Het bestemmingsplan is getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven. Het relevante rijksbeleid is opgenomen in paragraaf 3.2. Paragraaf 3.3 en 3.4 behandelen het provinciale en regionale beleid. Het relevante gemeentelijk beleid staat in paragraaf 3.5. Paragraaf 3.6 geeft de conclusie.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. De voor Ridderkerk relevante belangen zijn:
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan onder andere bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de Waddenzee. Het Barro bevat geen bepalingen die een specifieke opdracht betekenen voor dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)
Naast het Barro zijn op 1 oktober 2012 de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) gewijzigd. Deze veranderingen in regelgeving hebben consequenties voor ruimtelijke plannen van provincies en gemeente. Deze plannen moeten in lijn worden gebracht met de nieuwe regelgeving.
In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Dit betekent dat het bestemmingsplan geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Wel is er ruimte voor enige flexibiliteit. Toetsing van het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.
Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM)
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is vastgesteld op 9 juli 2014 en voor het laatst herzien op 15 juli 2016. De visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en bevat maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. De Visie Ruimte en Mobiliteit is opgesteld als strategische visie op hoofdlijnen. Om deze reden is deze visie lang houdbaar en hoeft deze niet voortdurend aangepast te worden aan veranderde en wisselende omstandigheden. Dit is anders voor de programma's die zijn opgenomen in de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
Hoofddoel van de Visie Ruimte en Mobiliteit is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dit via de volgende sturingsfilosofie:
In de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn 4 thema's, de zogenaamde rode draden, te onderscheiden:
Het volgende beleid is relevant voor het plangebied en daarmee voor dit bestemmingsplan:
Beter benutten en opwaarderen van wat er is
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de 'ladder voor duurzame verstedelijking' om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. De provincie bevordert de consequente toepassing van de ladder door deze op te nemen in de Verordening ruimte en daarbij een aantal begrippen te verhelderen. Eén van die begrippen is het “bestaand stads- en dorpsgebied” (BSD). De provincie verstaat daaronder: ‘het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie plaatsvinden binnen het BSD.
Stedelijke agglomeratie
Binnen de stedelijke agglomeratie stuurt de provincie op sterke centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en kansen liggen voor de versterking van de kracht van de regio. Voor kantoren en detailhandel voert de provincie een selectief locatiebeleid. Nieuwe bovenregionale voorzieningen (zoals ziekenhuizen, opleidingscentra en culturele voorzieningen) wil de provincie concentreren op locaties. Hierdoor worden schaalvoordelen gehaald en wordt de capaciteit van het mobiliteitsnetwerk beter benut.
Mainport Rotterdam
Ridderkerk is onderdeel van het door de provincie aangewezen gebied 'Mainport Rotterdam'. De provincie zet in op een wereldwijd toonaangevend havenindustrieel complex. Ze wil de internationale toppositie van de mainport versterken, met een hoog economisch rendement voor de stad Rotterdam en de omliggende regio.
Detailhandel
Uitgangspunt is het versterken van de winkelstructuur en het optimaliseren van de ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Doel is het garanderen van de beschikbaarheid en bereikbaarheid van winkelvoorzieningen met het oog op leefbaarheid. De provincie stelt kwaliteit boven kwantiteit ter voorkoming van verdere leegstand en een niet-functionerende detailhandelsstructuur. Dit betekent voor de meeste winkelgebieden (waaronder die in Ridderkerk) dat gestreefd wordt naar verbetering met alle middelen, behalve het toevoegen van winkelmeters. Er geldt een 'nee, tenzij' principe. Concentratie en sanering van verspreid liggend aanbod moet leiden tot vermindering van de overcapaciteit. Nieuwe ontwikkelingen mogen alleen plaatsvinden aansluitend aan de bestaande winkelgebieden. Met uitbreiding van perifere detailhandel en verspreid liggende winkelvoorzieningen wordt zeer terughoudend omgegaan. Als er al sprake is van nieuwe grootschalige ontwikkelingen, dan moet dit in regioverband worden afgestemd.
Grondwater en drinkwater
De provincie stelt kaders voor grondwater en beheert een deel van het grondwater. Het belangrijkste doel daarbij is dat de voorraad zoet grondwater in Zuid-Holland niet afneemt. Dit is met name belangrijk voor de drinkwatervoorziening op lange termijn. Andere doelen zijn het voorkómen van verontreiniging door gevaarlijke stoffen en het verminderen van de bestaande verontreiniging.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar biedt voldoende flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/of wijzigingen ten aanzien van horeca en detailhandel. Hierdoor kan de bestaande centrumfunctie behouden en versterkt worden zonder dat er extra winkelmeters bijkomen. Het plangebied ligt daarnaast binnen het 'bestaand stads- en dorpsgezicht'.
Verordening ruimte 2014
In samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte 2014 opgesteld. De Verordening ruimte 2014 vormt het juridisch instrument van de provincie. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De provincie kan dit instrument daarnaast inzetten als er sprake is van provinciaal belang. Dit betreft in ieder geval de doelen die in de Visie Ruimte en Mobiliteit zijn opgenomen en de uitwerking daarvan in het Programma ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
De volgende regelgeving is vanuit de Verordening ruimte 2014 relevant voor het plangebied en daarmee voor dit bestemmingsplan. Regelgeving ten aanzien van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' en het 'bestaand stads- en dorpsgezicht' is eerder genoemd en om deze reden niet opnieuw weergegeven.
Detailhandel (artikel 2.1.4., lid 1 t/m 5)
In lid 1 van artikel 2.1.4. staat dat nieuwe detailhandel uitsluitend is toegestaan binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken, in nieuwe woonwijken of als gevolg van herallocatie. In lid 2 staan nadere eisen ten aanzien van de in lid 1 bedoelde detailhandel. Zo dient de ontwikkeling in overeenstemming te zijn met het in het Programma ruimte beschreven ontwikkelingsperspectief voor het desbetreffende centrum.
Het plangebied ligt binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die getoetst moeten worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Ten aanzien van horeca is geen regelgeving opgenomen in de Verordening ruimte 2014. Binnen een winkelconcentratie in het centrum van stad, dorp of wijk gelden op basis van de verordening geen beperkingen voor de toelaatbare winkelbranches. Omdat er niet voorzien wordt in nieuwe detailhandelsfuncties staat de Verordening ruimte 2014 de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Sinds 1 januari 2015 is de gemeente Ridderkerk is onderdeel van de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). Omdat voor deze regio nog weinig beleid is vastgesteld, wordt deels verwezen naar het beleid zoals geldend toen Ridderkerk nog lid was van de Stadsregio Rotterdam.
Regionaal Investeringsprogramma 2016
Het investeringsprogramma ‘Investeren in vernieuwing’ heeft als doel de economie in het dichtstbevolkte stuk van Nederland te vernieuwen en te verduurzamen. Het programma is opgesteld door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de Economische Programmaraad Zuidvleugel, de provincie Zuid-Holland, Holland Rijnland en Drechtsteden en brengt een investering met zich mee van tussen de 12 en 15 miljard euro over de komende tien jaar. Het programma is gericht op urgente economische structuurversterking en investeren in de regio en bestaat uit thema’s en concrete projecten die de economische groei, werkgelegenheid, bereikbaarheid, duurzaamheid en aantrekkelijkheid van de regio kunnen versterken Het programma ‘Investeren in vernieuwen’ bestaat uit 150 concrete projecten die grotendeels door de gemeenten zelf zijn ingediend.
Beleid detailhandelsstructuur 2012
Het detailhandelsbeleid van de Stadsregio Rotterdam streeft naar evenwicht tussen het voorkomen van overbewinkeling en het toch open staan voor noodzakelijke vernieuwing. Uitgangspunt is het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur. De Stadsregio onderscheidt verschillende typen winkelgebieden met ieder hun eigen richtbeeld. Er is één bovenregionaal verzorgend centrum, namelijk het centrum van Rotterdam. Daaronder zijn zeven regionaal verzorgende centra, een aantal stadsdeelcentra en lokaal verzorgende centra. Ridderkerk is aangewezen als regionaal verzorgend centrum, net als Alexandrium en Zuidplein in Rotterdam en de centra van Schiedam, Vlaardingen, Spijkenisse en Hellevoetsluis. Onder andere het centrum van Barendrecht en winkelcentrum Keizerswaard vallen in de categorie lokaal verzorgend centrum/ stadsdeelcentrum.
De regionaal verzorgende centra beschikken over een aanbod dat gemengd is, maar minder breed dan in de Rotterdamse binnenstad. Het accent ligt op aanbod in het prijsvriendelijke tot middensegment. Gespecialiseerd aanbod in het duurdere segment is niet of nauwelijks aanwezig. Uitgangspunt voor de regionaal verzorgende centra is het op peil houden van de huidige functie. Dynamiek wordt gefaciliteerd, passend binnen het bestaande profiel en zonder grote uitbreidingen. Een regionaal verzorgend centrum moet een ontmoetingsplek zijn met een mix van verschillende functies. In onderstaande figuur is het richtbeeld voor de regionaal verzorgende centra weergegeven.
Figuur 3.1 Richtbeeld regionaal verzorgende winkelcentra (bron: Stadsregio Rotterdam)
Het kernwinkelgebied van Ridderkerk, inclusief de uitloopgebieden aan de Sint Jorisstraat, voorziet in een mix van functies waar naast filialen van winkelketens ook supermarkten en speciaalzaken zitten. Het centrum is goed bereikbaar per openbaar vervoer en er is voldoende ruimte om te parkeren in onder andere de drie overdekte parkeergarages onder de Sint Jorishof, de Ridderhof en het Koningsplein. Om de verblijfswaarde van het centrum ook in de toekomst te garanderen biedt het bestemmingsplan voldoende flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/of wijzigingen ten aanzien van horeca en detailhandel.
Structuurvisie Ridderkerk 2020
De centrale opgave voor Ridderkerk is om de bestaande kwaliteiten zichtbaarder te maken, nieuwe kwaliteiten toe te voegen, na te denken over de identiteit en te zorgen dat Ridderkerk een aantrekkelijke woon-, werk- en leefgemeente blijft. Tot 2020 zijn staan de volgende vier thema's centraal:
Voor het centrum van Ridderkerk streeft de gemeente ernaar dat het centrum een centrum blijft voor alle wijken. De omliggende wijken hebben een winkelaanbod dat is gericht op de dagelijkse behoefte. Het centrum biedt de aanvullende voorzieningen. In het centrum wordt ook gewoond. Het woningaanbod bestaat voornamelijk uit appartementen voor meerdere doelgroepen. Het centrum is vooral geschikt voor starters, senioren en één- en tweepersoonshuishoudens. Het centrum is goed bereikbaar met de fiets, het openbaar vervoer en de auto. In 2020 moet het oostelijke deel van het centrum (Singelkerk, Ringdijk en Havenstraat) meer kleinschalig zijn en gericht op cultuurhistorie en moet het westelijk deel moderner zijn en meer grootschalige voorzieningen (Ridderhof, Koningsplein).
In het kader van de Omgevingswet is Ridderkerk begonnen met een omgevingsvisie. Deze zal de nu geldende structuurvisie uit 2009 vervangen. De verwachting is dat de omgevingsvisie in de tweede helft van 2017 wordt vastgesteld.
Woningbouwstrategie
Als uitwerking van de structuurvisie is een woningbouwstrategie opgesteld. Deze is op 27 januari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Ridderkerk en Woonvisie hebben hierin gezamenlijk een leidraad voor de wijkontwikkeling onderzocht. Daarbij is ook het bijbehorende woningbouwprogramma voor de komende tien jaar aangegeven. Ridderkerk heeft een lokale en regionale woningbouwopgave. Deze opgave dient plaats te vinden in de beperkt beschikbare ruimte.
Wijkontwikkelingsprogramma Centrum Ridderkerk
Het wijkontwikkelingsprogramma is opgesteld vanuit een integrale benadering van het centrum en dient richting en sturing te geven aan de ontwikkeling van het centrum de komende tien jaar.
Het centrum wordt gezien als hart van de gemeente en heeft een dubbelfunctie. Enerzijds is het een wijk waar mensen wonen en hun dagelijks leven leiden. Anderzijds is het een gebied waar een aantal voorzieningen gevestigd zijn die voor de hele gemeente van belang zijn. Denk hierbij aan het winkelcentrum Ridderhof, de bibliotheek en het gemeentehuis. Aan de hand van vier thema's wordt het centrum de komende jaren ontwikkeld:
Bruisend hart van Ridderkerk
Het centrum van Ridderkerk heeft een kwalitatief goed en gevarieerd winkelaanbod. Ingezet wordt om dit te behouden door een mix van filialen van winkelketens en lokale winkeliers na te streven en daarmee de leegstand de komende jaren tegen te gaan. Horeca heeft een belangrijke plaats in het centrum. De clustering van horeca op het Koningsplein zorgt voor levendigheid en sfeer. Gestreefd wordt naar een actieve en levendige horeca, waarbij er aandacht is voor de relatie met de bewoners op en om het plein. Door meer en gevarieerd evenementen en activiteiten te organiseren op het Koningsplein, krijgt de wijk meer uitstraling en daarmee toeristische aantrekkingskracht. In samenhang met vastgoedeigenaren en winkeliers wordt de komende jaren gewerkt aan de verbetering van de fysieke uitstraling van het winkelgebied en de nadere invulling van de winkelstrips. Het historisch centrum rondom de Singelkerk heeft tot slot een uniek karakter dat benadrukt moet worden.
Sociale en zorgzame wijk
Ingezet wordt op het bevorderen van het samenleven van diverse leeftijdscategorieën en de verschillende culturen in de wijk door het stimuleren van ontmoetingen. De jeugd heeft daarnaast plekken nodig zoals trapveldjes waar zij elkaar kunnen ontmoeten en activiteiten kunnen ondernemen. Om te spelen moet de buitenruime van goede kwaliteit zijn.
Een wijk waar het goed wonen is
De omgeving van de Kerksingel, Sint Jorisstraat, Molensteeg en Westmolendijk vormt de historische kern van Ridderkerk. De gemeente wil zorgvuldig omgaan met dit waardevolle gebied. De komende jaren zijn er een aantal herstructurerings- en renovatieprojecten, waardoor de kwaliteit van de woningvoorraad verbetert. Uitgangspunt is daarnaast dat grotere bedrijven die al jaren in het centrum gevestigd zijn, hier ook blijven. Ingezet wordt op behoud van historisch belangrijke groenstructuren zoals de begraafplaats Rusthof. Tot slot is er behoefte aan meer parkeermogelijkheden in woonstraten.
Veilige en bereikbare wijk
Ingezet wordt op het verkleinen van de kwetsbaarheid van fietsers en voetgangers en de verkeersveiligheid in de omgeving van scholen. Het centrum is een wijk waar veel verkeersbewegingen plaatsvinden.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Wel biedt het voldoende flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/of wijzigingen. Er worden daarmee geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met de beleidslijnen van rijk, provincie, regio en gemeente.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet in het plan worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de relevante te toetsen aspecten beschreven. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Waterbeheer en watertoets
In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, die verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen over de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Gemeentelijk beleid
Waterschap Hollandse Delta, de gemeente Ridderkerk en de Natuurvereniging Ridderkerk hebben besloten na afronding van Waterplan 2 (2008-2012), geen nieuw gemeenschappelijk waterplan op te stellen. Afspraken over maatregelen zullen op basis van de Europese, landelijke of stroomgebied normen en kaders per maatregel worden gemaakt en vastgelegd. Het waterschap Hollandse-Delta is de initiatiefnemer voor het nemen van deze maatregelen, welke globaal zijn vastgelegd in het hierboven genoemde Waterbeheerbeheerprogramma.
Huidige situatie
Algemeen
Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Ridderkerk ligt, is het plangebied op de Bodemkaart van Nederland niet weergegeven. In figuur 4.1 is te zien waaruit de bodem in de omgeving van het plangebied uit bestaat en welke watertrap hier geldt. Er is hoofdzakelijk sprake van lichte klei met homogeen profiel en klei op veen met grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat van nature de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 meter beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwatertrap meer dan 1,2 meter beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte in het plangebied ligt op circa NAP -1,0 meter. Het plangebied ligt in bemalingsgebied Oud- en Nieuw Reijerwaard en in peilgebied Slikkeveer west en centrum Ridderkerk (Y11.003).
Waterkwantiteit en -kwaliteit
In het noordelijk deel van het plangebied ligt een hoofdwatergang. Deze watergang voert overtollig water (neerslag en kwel) af. Rondom deze waterloop ligt een beschermingszone van 3,5 meter. Deze waterloop behoort niet tot de KRW-waterlichamen.
Figuur 4.1 Uitsnede bodemkaart van Nederland (bron: Bodemloket)
Verder zijn er nog enkele overige watergangen aanwezig. Hiervoor geldt een beschermingszone van 1 meter. Binnen de beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. In figuur 4.2 is de ligging van de watergangen nabij het plangebied weergegeven.
Figuur 4.2 Uitsnede legger wateren en kunstwerken (bron: waterschap Hollandse Delta)
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- /beschermingszone van een primaire of regionale waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op de aanwezige gemeentelijke riolering.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Wel biedt het flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/of wijzigingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen of het aanleggen van paden of verhardingen. Het bestemmingsplan biedt weinig tot geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase
Watercompensatie
Toename in verharding moet gecompenseerd worden. Bij een toename van een aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Ook moet volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan verharding gecompenseerd worden met functioneel open water.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en geldend waterschapsbeleid is het voor eventuele nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem moet bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht moet worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling voorkomt dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen wordt tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied ligt in de boringsvrije zone van een grondwaterbeschermingsgebied. Ter bescherming van de grondwaterkwaliteit dient voor bouwwerkzaamheden en graafwerkzaamheden dieper dan 2,5 meter afstemming met de provincie Zuid-Holland plaats te vinden.
Figuur 4.3 Boringsvrije zone (bron: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland)
Conclusie
Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Dit is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied.
Onderzoek en conclusie
Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Ook zijn geen nieuwe wegen mogelijk waarbinnen bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies al naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, zoals centrumgebieden, wordt niet gebruikgemaakt van richtafstanden. Deze gebieden worden getypeerd als gebieden met functiemenging. Voor deze gebieden wordt een Staat van Functiemenging gehanteerd waarin per bedrijfsactiviteit wordt aangegeven in welke mate deze direct naast, boven of onder woningen toegestaan is.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Wel biedt het voldoende flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/of wijzigingen. In het plangebied is sprake van een sterke mate van functiemenging. Wonen, (maatschappelijke) voorzieningen, bedrijven, horeca en detailhandel zijn direct naast elkaar toelaatbaar. Mogelijke onderlinge hinder wordt met bouwkundige maatregelen tegengegaan. Tevens borgt andere wet- en regelgeving (zoals het Activiteitenbesluit milieubeheer) dat aan de wettelijke eisen voor onder andere geluid wordt voldaan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO 2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO 2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit zoals de vaststelling van een bestemmingsplan. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wm.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens ook rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de diverse omliggende wegen (Schoutstraat, Verlengde Kerkweg, Frans Halsstraat en Sint Jorisstraat) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze wegen bedragen maximaal 31,5 µg/m³ voor NO2, 23,7 µg/m³ voor PM10 en 15,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 13 dagen. Omdat daarmee direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan (zie tabel 4.1), zal dit ook ter plaatse van het gehele plangebied het geval zijn.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient voor externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.
Beleidsvisie Externe Veiligheid 2011 gemeente Ridderkerk
De gemeente Ridderkerk heeft een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. De beleidsvisie beschrijft hoe de gemeente Ridderkerk omgaat met externe veiligheid. De regionale ligging van Ridderkerk ten opzichte van enerzijds Europoort en anderzijds de industrie in Dordrecht en Moerdijk maken dat Ridderkerk moet nadenken over de wijze waarop risico’s geminimaliseerd kunnen worden. Ridderkerk wordt daarnaast doorsneden door de rijkswegen A15 en A16, ligt langs de rivier Nieuwe Maas/Noord, heeft diverse ondergrondse buisleidingen en net buiten de gemeentegrenzen ligt de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht en het rangeerterrein Kijfhoek.
Onderzoek
Inrichtingen
Er liggen twee LPG tankstations in de omgeving van het plangebied. Ten noordoosten van het plangebied ligt het LPG tankstation 'Rotterdamseweg'. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 400 meter. Het LPG tankstation 'Voorzand' ligt op een afstand van circa 300 meter ten oosten van het plangebied. Het plangebied ligt daarmee op ruime afstand van beide invloedsgebieden voor het groepsrisico.
Vervoer van gevaarlijke stoffen - Rotterdamseweg
De Gemeente Ridderkerk heeft een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen aangewezen. Over een deel van de Rotterdamseweg, ten noorden van het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het weggedeelte ten oosten van de kruising met de Donkerslootweg/Gildeweg maakt deel uit van de gemeentelijke routering, onder meer in verband met de bevoorrading van de eerder genoemde LPG tankstations. Voor de route gevaarlijke stoffen Ridderkerk is een risicoberekening uitgevoerd. Uit de risicoberekening blijkt dat er geen PR 10-6 risicocontour aanwezig is. Ook blijft het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde. Door de ruime afstand tussen de weg en het plangebied en de beperkte vervoersaantallen vormt deze route geen belemmering. Over de wegen ter hoogte van het plangebied vindt in de regel geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor individuele gevallen moet ontheffing van het verbod op het vervoer van gevaarlijke stoffen worden aangevraagd bij de gemeente.
Figuur 4.4 Ligging gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Ridderkerk (bron: gemeente Ridderkerk)
Vervoer van gevaarlijke stoffen - A15/A16
Op circa 750 meter ten zuidwesten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A15 en A16. Vanwege het vervoer van toxische gassen (GT4) bedraagt het invloedsgebied meer dan 4 kilometer. Het invloedsgebied reikt dan ook over het plangebied. Aangezien het plangebied op meer dan 200 meter afstand ligt hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied dient wel aandacht besteed te worden aan de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid als gevolg van het toxisch scenario.
Toxisch scenario
Het maatgevende scenario bij een calamiteit op de weg met een tankwagen met toxisch gas is een toxische wolk. Door een incident op de weg scheurt de wand van een tankwagen met gecomprimeerd toxisch gas. Een groot deel van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische stof verdampt deels direct en wordt gedurende korte tijd meegevoerd door de wind. De resterende vloeistof vormt een plas.
Bestrijdbaarheid
Vanwege de ruime afstand tot de weg en het plangebied is de bestrijdbaarheid op de planlocatie niet van toepassing. De bestrijding vindt plaats bij de bron, op ruime afstand van het plangebied.
Zelfredzaamheid
Omdat blootstelling aan een toxisch gas het bepalende scenario is, biedt 'schuilen' de beste wijze van
zelfredzaamheid. Ramen en deuren moeten eenvoudig kunnen worden gesloten in het geval van een incident.
Vervoer van gevaarlijke stoffen - de Noord
Op circa 1.450 meter ten oosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Noord. Vanwege het vervoer van toxische gassen (GT3) bedraagt het invloedsgebied circa 1.070 meter. Het invloedsgebied reikt dan ook niet over het plangebied.
Verder vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie.
Het plan is voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Met betrekking tot dit plan zijn door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd (zie bijlage 2).
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Dit blijkt tevens uit het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Normstelling en beleid
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
In het plangebied of de directe omgeving ervan zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Tevens geldt dat met aanwezige overige planologisch gezien niet- relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied geen rekening hoeft te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg staat.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en de regeling geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Op enkele locaties in het plangebied heeft eerder onderzoek plaatsgevonden naar de staat van de bodem. Uit deze onderzoeken is gebleken dat plaatselijk nader onderzoek of sanering noodzakelijk kan zijn in geval van ontwikkelingen.
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. In geval van ontwikkelingen moet door middel van bodemonderzoek aangetoond worden of de bodemkwaliteit voldoet aan de beoogde functie. Voor actuele informatie over de meest recente bodemonderzoeken in het plangebied wordt verwezen naar het Bodemloket.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de provincie Zuid-Holland zal voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling geleden voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst zal in Zuid-Holland ongeveer vergelijkbaar met de “Tabel 1-soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er overigens geen beleidsruimte en blijft de bescherming onveranderd.
Provinciale vrijstellingen
Bij de implementatie van de Wet natuurbescherming binnen provincie Zuid-Holland is ervoor gekozen om dat beleidsarm te doen. Uitgangspunt is om de landelijke vrijstelling zoals hij gold onder de Ffw voor te zetten onder de Wnb. De landelijke vrijstelling gold voor algemene amfibieën en zoogdieren. Om te beoordelen of de soorten in aanmerking komen voor een provinciale vrijstelling is per soort gekeken naar de verspreiding en talrijkheid in provincie Zuid-Holland. Hieruit blijkt dat de soorten molmuis, ondergrondse woelmuis en tweekleurige bosspitsmuis niet of nauwelijks voorkomen in Zuid-Holland, hierdoor is een provinciale vrijstelling voor deze soorten niet opportuun.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuurgebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van het NNN. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk op ruim 2 kilometer afstand. Het dichtstbijzijnde gebied onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 1,2 kilometer van het plangebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het wordt dan ook uitgesloten dat natuurlijke kenmerken en waarden worden aangetast door dit bestemmingsplan. De Wet natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis, Natuurwaardenkaart Ridderkerk (Elzeman, 2012) en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.verspreidingsatlas.nl, telmee.nl en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de brede wespenorchis en gewone vogelmelk. Oude vochtige muren in het plangebied, zoals de grachtmuren van de Kerksingel, kunnen groeiplaatsen bieden voor muurplanten. Er zijn waarnemingen bekend van de tongvaren in de omgeving van de Kerksingel. De brede wespenorchis, gewone vogelmelk en de tongvaren zijn niet meer beschermd onder de Wet natuurbescherming.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, heggenmus en merel aanwezig. Andere soorten als spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De waterpartijen in het plangebied bieden leefgebied aan algemeen voorkomende watervogels zoals meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Zoogdieren
De bermen en groenstroken van het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, soorten als mol en egel. De mol is niet meer beschermd onder de Wet natuurbescherming.
De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Vleermuissoorten verblijven in de spouw en onder de daklijsten van oudere gebouwen of in holtes in bomen. De groenstroken en waterpartijen in het plangebied kunnen fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. Onderzoek uit de omgeving wijst uit dat er diverse vleermuissoorten verwacht kunnen worden waaronder laatvlieger, gewone- en ruige dwergvleermuis.
Amfibieën
Algemeen voorkomende amfibieën zoals bruine kikker, middelste groene/bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Voor de benoemde soorten geldt een vrijstelling in provincie Zuid-Holland. Overig beschermde soorten worden op basis van de aanwezige biotopen niet verwacht.
Vissen
De waterpartijen bieden mogelijk leefklimaat aan algemeen voorkomende soorten als de kleine modderkruiper. Andere vissoorten zoals de bittervoorn zijn op basis van habitatvoorkeur niet te verwachten. De kleine modderkruiper en bittervoorn zijn niet beschermd onder de Wet natuurbescherming.
Overige soorten
Op basis van verspreiding en/of het ontbreken van geschikt leefgebied zijn beschermde reptielen en ongewervelden niet te verwachten in het plangebied.
In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied naar verwachting aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.2 Beschermingsregime
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
Gezien de bovenstaande conclusies staan de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie, met inachtneming van eventuele maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Beleid en normstelling
De gemeente Ridderkerk heeft in 2013 erfgoedbeleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Ridderkerk. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op de Erfgoedwet die sinds 1 juli 2016 de Wet op de archeologische monumentenzorg heeft vervangen.
De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg in fases plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Onderzoek
Bewoningsgeschiedenis
Rond het jaar 1000 werden de veengebieden op IJsselmonde ontgonnen. Door het graven van sloten werd het veen ontwaterd, zodat het gebied geschikt werd voor bewoning en landbouw. De oudste middeleeuwse bewoningssporen zijn in het hart van IJsselmonde te vinden op een veenondergrond. Vindplaatsen uit de 11e - 13e eeuw in Ridderkerk zijn bekend uit het Reyerbos. Door het inklinken van de bodem als gevolg van het ontwateren van het veen kwamen de ontgonnen gebieden zo laag te liggen dat ze door dijken beschermd moesten worden tegen binnendringend water. Op den duur ontstond zo in de centrale en oostelijke delen van IJsselmonde een grote polder, de Riederwaard. De oudst bekende vermelding van de waard dateert uit 1214. De voortgaande klink van het veengebied zorgde er uiteindelijk voor dat de bewoning daar tot een eind kwam en zich naar het zuiden, richting Maas, verplaatste.
Het plangebied bevond zich in de Late Middeleeuwen in het oosten van de Riederwaard. In de periode 1373-1375 gaat de Riederwaard als gevolg van overstromingen verloren. De schade was enorm, nederzettingen als West-Barendrecht, Oost-Barendrecht en ook Ridderkerk verdronken en de uitgestrekte ontginningen van de Riederwaard gingen verloren.
In een oorkonde uit 1064, waarover onder historici een discussie over de echtheid bestaat en die mogelijk van enige decennia later dateert, is sprake van een reeks goederen en kerken waaronder Riede iuxta Merewede ('Riede bij de Merwede'). Het dorp Riede of Ridderkerk is langs de Merwede - die eertijds tussen de Riederwaard en de huidige polder Donkersloot stroomde - ontstaan. In 1105 is sprake van een kerkelijke functionaris van Riede, terwijl een kerkgebouw voor het eerst in 1277 wordt vermeld. Dit gebouw is bij de overstroming van de Riederwaard ten onder gegaan. Er wordt wel verondersteld dat de huidige Nederlands hervormde kerk zich min of meer op dezelfde plaats bevindt als de eerste kerk van Ridderkerk. Bevestigd is dit niet; booronderzoek wees uit dat de ophogingslagen van het huidige kerkhof zich op het overstromingsdek van 1373-1375 bevinden. Aanwijzingen voor voorafgaande bebouwing zijn niet vastgesteld.
In de eeuwen die volgden op de rampjaren 1373-1375 werd het overstroomde land van de Riederwaard in fasen weer ingedijkt. Het zuidelijke deel van het bestemmingsplangebied bevindt zich in het areaal van de voormalige polder Oud Reijerwaard die in 1404 - zo'n 31 jaar na de ondergang van de Riederwaard - werd gevormd; het noordelijke deel ligt in de polder Nieuw Reijerwaard, die rond 1441 is ontstaan. De polders waren van elkaar gescheiden door de Lagendijk. Deze dijk is ook nu nog goed te vervolgen in het huidige stratenpatroon in het plangebied. Op het punt waar de Lagendijk (Ringdijk/Westmolendijk) tegen de dijk langs de Noord (Merwede) aanliep, ontwikkelde zich - in de noordelijke oksel - het huidige dorp Ridderkerk met huizen en boerderijen om de kerk. Verdere bebouwing was op en langs de genoemde dijken te vinden. Eeuwenlang was dit het vertrouwde beeld van de nederzetting Ridderkerk; pas in de 20e eeuw maakt het uitgestrekte agrarische gebied om de historische kern plaats voor forse woonwijken.
Archeologische verwachting
Over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied in het Neolithicum (tot 2000 voor Chr.), Bronstijd (2000-800 voor Chr.), IJzertijd (800 voor Chr.-begin jaartelling), de Romeinse tijd (begin jaartelling tot 350 na Chr.), de Vroege Middeleeuwen (350-1000) en Late Middeleeuwen A (1000-1200) zijn uit het bestemmingsplangebied geen gegevens beschikbaar. Uit de aangrenzende gebieden in Ridderkerk, Heerjansdam en Barendrecht daarentegen zijn vindplaatsen bekend uit het Neolithicum (tot 2000 voor Chr.), Bronstijd (2000-800 voor Chr.), IJzertijd (800 voor Chr.-begin jaartelling), de Romeinse tijd, Vroege en Late Middeleeuwen. Aangezien het bestemmingsplangebied een (veronderstelde) vergelijkbare bodemopbouw heeft als deze gebieden, mogen ook hier resten uit genoemde perioden worden verwacht. Als gevolg van de laatmiddeleeuwse overstromingen kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied zijn geërodeerd.
In het oosten van het plangebied is vooral de oude kern van Ridderkerk, met de kerk en eventueel nog de resten van de dijk van de Riederwaard, kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen (vóór en na1373).
Aanbevelingen
Waarde - Archeologie 1
Voor de oude kern van Ridderkerk, evenals de historische dijktracés (Waarde - Archeologie 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan.
Waarde - Archeologie 2
Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.
Conclusie
In het bestemmingsplan zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen voor het beschermen van de te verwachten archeologische waarden. Voorafgaand aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied moet nader archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Op basis van de onderzochte aspecten worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen in de zin van artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gegarandeerd.
Participatie
Ter voorbereiding op dit bestemmingsplan zijn diverse beleidsdocumenten opgesteld zoals het Wijkontwikkelingsprogramma Centrum Ridderkerk, de Toekomstvisie Detailhandel en de Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk. Tijdens opstelling van deze documenten is uitgebreid geparticipeerd door bewoners en ondernemers. Het niveau van participatie daarbij was 'advies vragen'.
Bij het bestemmingsplan wisselt het niveau van participatie per stap in het proces:
Concept-ontwerpbestemmingsplan en nota vooroverleg
Op 1 december 2015 heeft de gemeenteraad de Startnotitie Bestemmingsplan Centrum vastgesteld. Aan de hand van deze startnotitie is een concept-ontwerpbestemmingsplan opgesteld. De volgende vooroverleginstanties hebben gelegenheid gekregen op het concept-ontwerpbestemmingsplan te reageren:
De DCMR Milieudienst Rijnmond, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en het Waterschap Hollandse Delta hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarnaast hebben wij onze partners uit de wijk uitgenodigd om te reageren. Onze partners in het centrum zijn:
Het wijkoverleg Centrum en de bewonersgroep Behoud Historisch Centrum hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Hieronder een korte samenvatting van alle vooroverlegreacties.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
De veiligheidsregio heeft laten weten geen relevante externe veiligheidsaspecten geconstateerd te hebben (bijlage 2)
Waterschap Hollandse Delta
Het waterschap heeft laten weten dat de belangen en het relevante beleid van het waterschap goed is verwoord in het bestemmingsplan (bijlage 3). Op verzoek van het waterschap is aan paragraaf 4.3 Water, kopje 'Huidige situatie, algemeen' toegevoegd dat het plangebied in het peilgebied Slikkerveer west en centrum Ridderkerk ligt.
DCMR Milieudienst Rijnmond
De DCMR heeft gevraagd de tekst van paragraaf 4.7 Externe Veiligheid, kopje 'Onderzoek, Vervoer van gevaarlijke stoffen' aan te vullen. Daarin mist een toelichting op het wegtransport van gevaarlijke stoffen over de A15/A16 en het vaartransport over de Nieuwe Maas en de Noord. De gevraagde aanpassing is in de toelichting verwerkt. Voor het overige heeft de DCMR laten weten geen opmerkingen te hebben (bijlage 4)
Wijkoverleg Centrum en Bewonersgroep Behoud Historisch Centrum
Het wijkoverleg en de bewonersgroep hebben mondeling op het bestemmingsplan gereageerd tijdens een gesprek op 3 oktober 2016. Een verslag van dat gesprek is bijgevoegd als bijlage 6. Naar aanleiding van dit overleg is de plangrens van het bestemmingsplan verruimd. Het gehele kerkringgebied, inclusief de overzijde van de Sint Jorisstraat, maakt nu deel uit van het bestemmingsplan. Daarnaast is de horecaregeling voor het gebied Sint Jorisstraat aangevuld met een regel dat horeca-inrichtingen daar tot uiterlijk middernacht geopend mogen zijn.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan Centrum Ridderkerk heeft vanaf vrijdag 27 januari 2017 tot en met donderdag 9 maart 2017 ter inzage gelegen. Iedereen kon gedurende die periode op het ontwerpbestemmingsplan reageren. Deze reacties heten zienswijzen. Het college heeft dat op 26 januari 2017 bekend gemaakt in de Combinatie van Ridderkerk (de Blauwkai), de Staatscourant en op de website van de gemeente.
De volgende instanties of personen hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen:
Alle zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend. Een samenvatting van deze zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording per zienswijze staat in de nota Zienswijzen. Deze is als bijlage 7 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. In de nota Zienswijzen zijn ook alle ambtshalve wijzigingen opgenomen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn samen juridisch bindend. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld.
De toelichting is een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. De toelichting is belangrijk voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Voor dit bestemmingsplan is de landelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen editie 2012 (SVBP2012) toegepast.
In het bestemmingsplan gelden verschillende bestemmingen. In onderstaande tabel zijn de functies die zijn toegestaan per bestemming weergegeven. Na de tabel wordt nader ingegaan op de inhoud van deze bestemmingen.
C-1 = Centrum-1
C-2 = Centrum-2
C-3 = Centrum-3
C-4 = Centrum-4
G-1 = Gemengd-1
G-2 = Gemengd-2
M = Maatschappelijk
Tabel 6.1 Vergelijking toegestane functies
Centrumbestemmingen
Centrum - 1
Het kernwinkelgebied met de winkelcentra (Ridderhof I en II, Jorishof en Koningshof) en het gebied rond het Sint Jorisplein heeft de bestemming Centrum-1 gekregen. Binnen deze bestemming zijn meerdere functies toegestaan voor de nodige flexibiliteit. Zo kunnen zich naast winkels ook andere voorzieningen in het centrum vestigen zoals horeca en maatschappelijke voorzieningen (bijvoorbeeld de bibliotheek). In de regeling is een onderscheid gemaakt tussen welke functies toegestaan zijn op de begane grond en op de verdieping.
Op de begane grond zijn detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en parkeergarages toegestaan. Deze functies zijn in grote mate onderling uitwisselbaar. Alleen de omvorming naar detailhandel is niet toegestaan. Kantoren zijn uitsluitend toegestaan waar dit bestaand gebruik betreft. Wonen is op de begane grond niet toelaatbaar.
De verdiepingen zijn met name bestemd voor het wonen. Kantoren, dienstverleningsfuncties en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de verdieping waar dit bestaand gebruik betreft. Onder bestaand gebruik worden de feitelijk legaal aanwezige op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan of op basis van een verleende omgevingsvergunning gevestigde functies verstaan. Deze functies zijn onderling uitwisselbaar. Ook detailhandel is op de verdieping uitsluitend toegestaan waar dit bestaand gebruik betreft. Omvorming van een niet-detailhandelsfunctie naar detailhandel is niet bij recht toelaatbaar.
Het verkleuren naar detailhandel kan alleen wanneer gebruik gemaakt wordt van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Hierdoor kan gestuurd worden op de toevoeging van extra vierkante meters winkelvloeroppervlak in het centrum. Dit ter voorkoming van de ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur en het voorkomen van leegstand.
Ten aanzien van horeca wordt gewerkt met een aantal algemene voorwaarden. Nieuwe horecaconcepten zijn daarmee eenvoudiger toelaatbaar en ook menging van horeca met detailhandel en dienstverlenende functies blijft mogelijk (mits ook toelaatbaar vanuit andere wetgeving zoals de Drank- en horecawet). Horeca is gebonden aan de openingstijden die gelden voor winkels. Hiermee wordt de komst van bijvoorbeeld lunchrooms gestimuleerd, maar wordt voorkomen dat zich hier restaurants of cafés vestigen die de gemeente bij voorkeur geclusterd ziet aan het Koningsplein. Een uitzondering op deze regel geldt ter hoogte van Brasserie Downtown.
Voor wat betreft bouwvlakken en hoogtematen (goothoogte) is aangesloten bij de vigerende rechten en deze laatste zijn aangegeven met een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding.
Centrum - 2
De panden ter hoogte van het Koningsplein (met uitzondering van de noordoostelijke hoek) zijn bestemd als Centrum - 2. Net als in de bestemming Centrum - 1 zijn hier meerdere functies mogelijk binnen één gebouw voor de benodigde flexibiliteit. Hierbij is gekozen dienstverlenende functies en horeca toe te staan op de begane grond en eerste verdieping zodat het Koningsplein zich in de toekomst kan ontwikkelen als plein met actieve en levendige horeca. Horeca mag ook delen van de nacht uitgeoefend worden. Het gaat dan om functies zoals restaurants en cafés. Zaalverhuur is toegestaan, het regulier gebruik ten behoeve van feesten niet.
De bestaande stedenbouwkundig relevante onderdoorgangen zijn als zodanig bestemd.
Centrum - 3
De gronden met de bestemming Centrum - 3 liggen tussen de Geerlaan en de Lagendijk. Door de huidige detailhandelsfunctie vormt zich hier een uitloopgebied vanuit de kernwinkelstructuur. Detailhandel is hier op alle verdiepingen toegestaan evenals dienstverlening. Horeca is toelaatbaar onder dezelfde regeling zoals opgenomen onder Centrum - 1.
Centrum - 4
Voor het voltooien van het Koningsplein is voor de noordoostelijke hoek enkele jaren geleden een separaat bestemmingsplan opgesteld met eigen bouw- en gebruiksrechten. Deze rechten zijn overgenomen binnen de bestemming Centrum - 4. Horeca is voor wat betreft functie toelaatbaar onder dezelfde regeling zoals opgenomen onder Centrum - 2. Ook is de bestaande stedenbouwkundig relevante onderdoorgang als zodanig bestemd.
Cultuurhistorie
Algemeen
In de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Wonen, Maatschappelijk en Tuin bevinden zich zowel Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten als cultuurhistorisch waardevolle panden. Deze panden en bouwwerken hebben binnen alle bestemmingen een aanvullende aanduiding gekregen, respectievelijk 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'cultuurhistorische waarden'. De panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn voorzien van een gedetailleerd bouwvlak. Daarnaast is bepaald dat de bestaande maten maximaal zijn, dus er is niet voorzien in een goothoogte. De panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zijn tevens voorzien van een gedetailleerd bouwvlak. Zij kennen wel een goothoogte. Ook voor deze panden is bepaald dat de bestaande maatvoering maximaal is. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen om van deze bestaande maatvoering af te zien en het pand te vergroten tot de aangegeven goothoogte. Dit kan alleen wanneer de cultuurhistorische waarde van het pand niet onevenredig wordt aangepast. Gedeeltelijke of gehele sloop van alle panden is alleen mogelijk met vergunning.
Waarde - Cultuurhistorie
Voor het centrum van Ridderkerk is in 2016 een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld. De zeer hoog gewaardeerde cultuurhistorische structuren zoals de Lagendijk, de Kerksingel en begraafplaats Rusthof en de hoog gewaardeerde structuren zoals de Blaak hebben de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Doel van deze dubbelbestemming is behoud van het karakter van deze structuren. Middels een aanlegvergunningenstelsel wordt voorkomen dat er werken of werkzaamheden zonder vergunning plaatsvinden die het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de structuren kan verstoren.
Overige bestemmingen
Bedrijf
Ten behoeve van de nutsvoorziening aan de Paulus Potterstraat is een bedrijfsbestemming opgenomen met een aanduiding 'nutsbedrijf'.
Gemengd - 1
De panden op de hoek van het Koningsplein ter hoogte van de kruising Blaak en Schoutstraat hebben de bestemming Gemengd - 1. Dit geldt ook voor het kantoorpand van de Rabobank en de ING. Ter plaatse zijn kantoren, dienstverleningsfuncties en woningen toelaatbaar. Zowel kantoorfuncties al dienstverlening is toegestaan op de verdieping. Dit met uitzondering van de locatie waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - wonen op de verdieping' is opgenomen. Hier mag op de verdieping uitsluitend gewoond worden. De bestaande ondergrondse parkeergarage is tevens mogelijk gemaakt. Net als binnen de bestemming Centrum - 2 is de bestaande stedenbouwkundig relevante onderdoorgang als zodanig bestemd.
Gemengd - 2
De bestemming Gemengd - 2 geldt ter plaatse van een groot deel van de panden aan de Sint Jorisstraat. Deze straat vormt een uitloopgebied van de kernwinkelstructuur. Ook zijn hier enkele horecazaken aanwezig. Binnen de bestemming Gemengd -2 is horeca toegestaan die gesloten is tussen 23.00 uur in de avond en 07:00 uur in de ochtend. Vestiging van bijvoorbeeld restaurants, brasserieën of bistro's zijn in dat geval gepast. Door de sluitingstijden te reguleren en bezorgdiensten uit te sluiten wordt mogelijke overlast richting omwonenden beperkt. Door de gereguleerde sluitingstijden, het verbod op zaalverhuur en het verbod op het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is het niet aantrekkelijk hier een café te vestigen. Ook is de vestiging van een coffeeshop niet mogelijk door het verbod in de handel in hallucinogene middelen (artikel 9.4.1 onder a.).
Maatschappelijk
Het gemeentehuis aan het Koningsplein heeft de maatschappelijke bestemming gekregen. Hier zijn zowel maatschappelijke voorzieningen toelaatbaar als horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. De horecaregeling is gelijk aan de regeling opgenomen in de bestemming Centrum -2. Deze 'zwaardere' horeca is toegestaan om waar wenselijk het Koningsplein als horecaplein te versterken. De bestaande onderdoorgang tussen het 'oude' en 'nieuwe' gemeentehuis is voorzien van een specifieke aanduiding. Begraafplaats Rusthof is met een functieaanduiding bestemd. Alleen de begraafplaats is hier specifiek toegestaan. Onder andere de bestaande Singelkerk en het pand van de Oudheidkamer aan de Kerksingel zijn ook voorzien van een maatschappelijke bestemming.
Wonen
De bestaande woningen in het plangebied inclusief bijbehorende erven hebben de bestemming Wonen gekregen. Gestapelde woningbouw (zoals aan de Blaak) is als zodanig bestemd met een aanduiding.
Tuin
De voortuinen en soms delen van het achtererfgebied behorende bij de bestaande woningen vallen niet onder de woonbestemming. Deze zijn apart bestemd. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk is om hier erfbebouwing toe te staan. Alleen erkers, erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Verkeer
De doorgaande wegen hebben de bestemming 'Verkeer'.
Verkeer - Verblijfsgebied
De ontsluitingswegen met een verblijfsfunctie (over het algemeen 30 km/h-wegen) hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze bestemming is gericht op het verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming is het tevens mogelijk terrassen ten behoeve van de nabijgelegen horeca te plaatsen (zoals op het Koningsplein). Ten behoeve van aangrenzende bestemmingen zijn balkons, galerijen, afdaken en luifels toelaatbaar.
Water
De gronden die aangewezen zijn voor water zijn bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding. Binnen deze bestemming mag alleen worden gebouwd indien dit noodzakelijk is voor bijvoorbeeld oeververbindingen, of ten behoeve van de kwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater.
Groen
De kenmerkende en behoudenswaardige groenstructuren ter hoogte van de Blaak en begraafplaats Rusthof zijn bestemd met de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn onder andere beplanting, water en voet- en fietspaden toegestaan.
Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2
Conform het Erfgoedbeleid van de gemeente hebben delen van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 gekregen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is vastgelegd dat de goothoogte onder voorwaarden mag worden overschreden voor dakruimten en dakkapellen. Ook is een geringe overschrijding van de bestaande bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons en luifels vastgelegd. Tot slot is een regeling opgenomen voor bestaande maten. Indien de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (volgens een verleende omgevingsvergunning) afwijken van de in de regels en op de verbeelding genoemde maten zijn de bestaande maten leidend.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen ten aanzien van maatvoeringen en bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om onder voorwaarden de bestemmingsgrenzen te wijzigen.
Overige regels
In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is in een lid bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst moet worden of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Dit aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels.
Overgangsrecht en slotregels
Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 23.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 23.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Slotregel
De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Centrum Ridderkerk'.