direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum Ridderkerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.BPCENTRUM2016-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Centrum Ridderkerk als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BPCENTRUM2016-VG01 van de gemeente Ridderkerk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een vlak of een figuur op de verbeelding waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor dit bestemmingsplan regels stelt ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van Activiteitenbesluit geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.8 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten (ruimten ten behoeve van een hoofdfunctie).

1.12 bestaand
  • a. bestaand gebruik:
    • 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan (niet zijnde het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan), of;
    • 2. het gebruik krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken:
    • 1. bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn, of;
    • 2. bouwwerken die nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. bestaande afmetingen:
    • 1. afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, of;
    • 2. afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of dakbalken is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende cultuurhistorische waarde vanuit bijvoorbeeld karakteristieke verkavelingen, slotenpatronen, stratenpatronen en doorzichten.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en/of producten zoals voedsel en dranken aan personen die die goederen en/of producten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.27 erker

een uitbouw aan de voorzijde van de woning, met een maximale breedte van 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, een maximale diepte van 2 m en een maximale hoogte gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van de desbetreffende woning vermeerderd met 0,35 m.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.30 horeca

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken (eventueel in combinatie met afhaalmogelijkheden), het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.31 kantoor

een gebouw of gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.32 leegstand

wanneer na vertrek van een huurder op korte termijn geen aansluitende verhuur plaatsvindt.

1.33 luifel

een uitdragende dakconstructie boven voor verkeer bestemde gronden

1.34 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, openbaar bestuur, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.35 monument

Onroerende goederen welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke

verordening bescherming genieten.

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.38 peil
  • a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van 5 m of minder uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied': de hoogte van die weg;
  • b. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van meer dan 5 m uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied': de gemiddelde hoogte van het aangrenzend terrein.
1.39 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.40 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.41 verkoopvloeroppervlakte (vvo)

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.42 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 voorgevel(rooi)lijn

de lijn die gelijk of evenwijdig loopt aan de naar de openbare weg gerichte gevel.

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.3 breedte van dakkapellen

de maximaal toegestane breedte van dakkappellen ten opzichte van de breedte van daken wordt gemeten langs een horizontale lijn die de betreffende dakkapellen in het verticale midden doorsnijdt.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 diepte en breedte van een hoofdgebouw

De diepte en de breedte van een hoofdgebouw worden gemeten daar waar deze maten het grootst zijn, met dien verstande dat erkers en aan- en uitbouwen niet worden meegerekend.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.10 brutovloeroppervlakte

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf': uitsluitend een nutsvoorziening;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoal verkeers- en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, ontsluitingswegen, groen en water.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. kantoren;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca;
  • e. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. ter plaats van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een boven of ondergrondse parkeergarage;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, (dak)tuinen, erven en groen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is, naast parkeergarages, alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan.

4.3.2 Begane grond

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken op de begane grond gelden de volgende regels:

  • a. wonen is niet toegestaan;
  • b. kantoren zijn uitsluitend toegestaan waar dit bestaand gebruik betreft;
  • c. ter plaatse van bestaande kantoren, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en parkeergarages is detailhandel niet toegestaan.

4.3.3 Verdieping

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken op de verdieping gelden de volgende regels:

  • a. wonen is toegestaan;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaand aantal woningen;
  • c. kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan waar dit bestaand gebruik betreft en zijn qua functie onderling uitwisselbaar;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan waar dit bestaand gebruik betreft;
  • e. ter plaatse van bestaande woningen, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen is detailhandel niet toegestaan.

4.3.4 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande sluitingstijden voor winkels;
  • b. zaalverhuur is niet toegestaan;
  • c. het gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

4.3.5 Specifieke vorm van horeca - 1

In afwijking van het bepaalde onder 4.3.4 gelden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1', met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca de volgende regels:

  • a. de horeca dient gesloten te zijn tussen 23:00 uur in de avond en 07:00 uur in de ochtend en op zondag de gehele dag;
  • b. zaalverhuur is niet toegestaan;
  • c. het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

4.3.6 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken voor omzetting naar detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 onder c en 4.3.3 onder e om detailhandel ter plaatse van bestaande kantoren, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en parkeergarages toe te staan met dien verstande dat:

  • a. leegstand wordt ingevuld en;
  • b. er geen ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur plaatsvindt.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. horeca;
  • c. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • d. ter plaats van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een boven of ondergrondse parkeergarage;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, (dak)tuinen, erven en groen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn gebouwen uitsluitend toegestaan boven de tweede bouwlaag.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is, naast parkeergarages, alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan;
  • c. wonen is uitsluitend toegestaan vanaf de tweede verdieping;
  • d. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaand aantal woningen;
  • e. dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping.

5.3.2 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca is gebonden aan de gemeentelijke regelgeving aangaande sluitingstijden voor openbare inrichtingen;
  • b. zaalverhuur is toegestaan;
  • c. het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping.

5.3.3 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 6 Centrum - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca;
  • d. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, tuinen, erven en groen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan;
  • c. wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping;
  • d. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaand aantal woningen.

6.3.2 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca is gebonden aan de openingstijden zoals die gelden conform de Winkeltijdenwet en de gemeentelijke regelgeving aangaande sluitingstijden voor winkels;
  • b. zaalverhuur is niet toegestaan;
  • c. het gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

6.3.3 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 7 Centrum - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. horeca;
  • d. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, (dak)tuinen, erven en groen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn gebouwen uitsluitend toegestaan boven de tweede bouwlaag.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan;
  • c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaand aantal woningen;
  • d. dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond;
  • e. maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

7.3.2 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca is gebonden aan de gemeentelijke regelgeving aangaande sluitingstijden voor openbare inrichtingen;
  • b. zaalverhuur is toegestaan;
  • c. het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

7.3.3 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. dienstverlening;
  • c. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - wonen op de verdieping': op de verdieping uitsluitend wonen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument': tevens voor behoud en bescherming van een rijks- of gemeentelijk monument;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens ter bescherming en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • g. ter plaats van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een boven of ondergrondse parkeergarage;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, tuinen, erven en groen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'cultuurhistorische waarden' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn gebouwen uitsluitend toegestaan boven de tweede bouwlaag.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder c voor panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:

  • a. vergroten van de maatvoering toelaatbaar is tot ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • b. de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 8.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is, naast parkeergarages, alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan;
  • c. wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping;
  • d. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaand aantal woningen;
  • e. kantoren zijn uitsluitend toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2 per bedrijf.

8.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

8.5.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod van lid 8.5.1 is niet van toepassing:

  • a. indien reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

8.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.5.1 is slechts toelaatbaar, indien de monumentale of cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 8.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 8.5.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca;
  • d. wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens ter bescherming en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, tuinen, erven en groen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van de aanduidingen 'cultuurhistorische waarden' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering;
  • d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens ten minste 1,5 m;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1,5 m.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder d voor panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:

  • a. vergroten van de maatvoering toelaatbaar is tot ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • b. de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 9.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan;
  • c. detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond;
  • d. ter plaatse van bestaande dienstverlening en woningen is detailhandel niet toegestaan;
  • e. dienstverlening is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

9.4.2 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca dient gesloten te zijn tussen 23:00 uur in de avond en 07:00 uur in de ochtend;
  • b. zaalverhuur is niet toegestaan;
  • c. het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. bezorgdiensten zijn niet toegestaan.

9.4.3 Aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken voor omzetting naar detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.1 onder d. om detailhandel ter plaatse van bestaande dienstverlening en wonen toe te staan met dien verstande dat:

  • a. leegstand wordt ingevuld en;
  • b. er geen ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur plaatsvindt.
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

9.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod van lid 9.6.1 is niet van toepassing:

  • a. indien reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;

9.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.6.1 is slechts toelaatbaar, indien de cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 9.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 9.6.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. water;
  • c. verhardingen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, straatmeubilair en kunstuitingen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaats van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een boven of ondergrondse parkeergarage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument': tevens voor behoud en bescherming van een rijks- of gemeentelijk monument;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, laad- en losruimten, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, tuinen, erven en groen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn gebouwen uitsluitend toegestaan boven de tweede bouwlaag.
  • e. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens ten minste 1,5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1,5 m.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
  • b. in de ruimten beneden peil is, naast parkeergarages, alleen gebruik ten behoeve van een hoofdfunctie op de begane grond of verdieping toegestaan.

11.3.2 Horeca

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. de horeca is gebonden aan de gemeentelijke regelgeving aangaande sluitingstijden voor openbare inrichtingen;
  • b. zaalverhuur is toegestaan;
  • c. het regulier gebruik voor feesten en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening (al dan niet in combinatie met levende muziek) is niet toegestaan;
  • d. de horeca is uitsluitend toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.4.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

11.4.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing:

  • a. indien reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

11.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 is slechts toelaatbaar, indien de monumentale waarden zoals bedoeld in lid 11.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 11.4.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en verhardingen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument': tevens voor behoud en bescherming van een rijks- of gemeentelijk monument.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen binnen deze bestemming (delen van) erkers worden gebouwd voor zover deze behoren bij en toelaatbaar zijn bij de naastgelegen hoofdgebouwen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
12.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.3.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

12.3.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod van lid 12.3.1 is niet van toepassing:

  • a. indien reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

12.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.3.1 is slechts toelaatbaar, indien de monumentale waarden zoals bedoeld in lid 12.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 12.3.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, bermen, geluidswerende voorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, straatmeubilair, kunstuitingen, groen en water.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • c. terrassen ten behoeve van horeca;
  • d. standplaatsen;
  • e. ter plaats van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;
  • f. luifels, afdaken, galerijen, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, bermen, geluidswerende voorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor openbaar vervoer, afvalinzameling, straatmeubilair, kunstuitingen, groen en water.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen binnen deze bestemming galerijen, balkons, afdaken en andere ondergeschikte delen van gebouwen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van luifels, afdaken, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen bedraagt ten minste 4,2 m;
    • 2. de bouwhoogte van luifels en afdaken bedraagt ten hoogste 10 m;
    • 3. de breedte van luifels, afdaken, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen bedraagt ten hoogste 2 m.
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-overkapping' is een overkapping toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt ten hoogste 14 m.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterpartijen voor de waterhuishouding;
  • b. taluds en groen;
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. duikers, waterovergangen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor oeververbindingen, de veiligheid van het verkeer te water of voor een doelmatig kwaliteit- en kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - monument': tevens voor behoud en bescherming van een rijks- of gemeentelijk monument;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens ter bescherming en behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': uitsluitend voor gestapelde woningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, groen en water.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'cultuurhistorische waarden' de bestaande maatvoering als maximale maatvoering;
  • d. indien niet in de perceelsgrens wordt gebouwd, bedraagt de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens ten minste 1,5 m;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1,5 m.
  • f. de diepte van nieuwe grondgebonden hoofdgebouwen bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel, maximaal 12 m, met dien verstande dat de diepte van meer dan twee-aan-eengebouwde woningen ten hoogste 10 m bedraagt.

16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan en dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van erkers;
  • b. de diepte van aan- en uitbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen bij vrijstaande hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
    • 2. 65 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied ten minste 200 m² en ten hoogste 250 m² bedraagt;
    • 3. 75 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied meer dan 250 m² en ten hoogste 500 m² bedraagt;
    • 4. 100 m², indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied meer dan 500 m² bedraagt;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m, met een maximum van 4 m;
  • f. de aan- en uitbouw mag worden voorzien van een kap of schuin dak met een hoogte van maximaal 1 m.
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.

16.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie

In afwijking van het bepaald in lid 16.2.2 onder d bedraagt het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie ten hoogste:

  • a. 50% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • b. 65 m² indien de oppervlakte van het bij het hoofdgebouw behorende achtererfgebied meer dan 250 m² bedraagt.

16.2.4 Bijgebouwen bij gestapelde woningen

In afwijking van het bepaalde in lid 16.2.2 zijn bij gestapelde woningen alleen bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. het oppervlak van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 15 m2 per perceel;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m.

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Nadere eisen
16.3.1 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen algemeen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de erfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 16.2.2 onder d, 16.2.3 onder a en b en 16.2.4 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

16.3.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en nokhoogtehoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met het oog op de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 16.1 en lid 19.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk'.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.1 onder c voor panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:

  • a. vergroten van de maatvoering toelaatbaar is tot ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • b. de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 16.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 50 m²;
  • c. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
  • f. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • g. de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan.
16.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

16.6.1 Sloopverbod zonder vergunning

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

16.6.2 Uitzonderingen op het sloopverbod

Het verbod van lid 16.6.1 is niet van toepassing:

  • a. indien reeds een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

16.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.6.1 is slechts toelaatbaar, indien de monumentale of cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 16.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 16.6.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn -behalve voor de andere aldaar

voorkomende bestemming(en)- mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van

archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in lid 17.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

17.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 17.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 17.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • e. gericht zijn op het normale onderhoud, gebruik en beheer van de betreffende gronden;
  • f. plaatsvinden in bestaande weg- en leidingcunetten.

17.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in lid 18.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m² en;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

18.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 18.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 18.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • e. gericht zijn op het normale onderhoud, gebruik en beheer van de betreffende gronden;
  • f. plaatsvinden in bestaande weg- en leidingcunetten.

18.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 18.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen zoals karakteristieke verkavelingen, slotenpatronen, stratenpatronen en doorzichten zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' en vastgelegd in het gemeentelijk Erfgoedbeleid.

19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.2.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2, niet zijnde kavelpaden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

19.2.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 19.2.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen, waaronder tevens het aanleggen van drainage wordt verstaan;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

19.2.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.2.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 19.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. Voordat een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 19.2.1, wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Overschrijding goothoogte

De goothoogte mag worden overschreden door:

  • a. dakruimten, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van (nagenoeg) horizontale dakvlakken niet meer bedraagt dan 50% van het gezamenlijk grondoppervlak van de af te dekken gedeelten van het bouwwerk;
    • 2. de hoogte van de overschrijding ten opzichte van de aanwezige goothoogte niet meer dan 4,5 m bedraagt;
    • 3. de breedte van enig deel van een gevelvlak van deze dakruimte, geen dakkapel zijnde, niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de onderliggende gevel dan wel in opwaartse richting geleidelijk afneemt tot deze maat;
  • b. dakkapellen op woningen, voor zover gelegen aan de voor- of zijgevel, waarvan de gezamenlijke breedte per dakvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de voor- of zijgevel en waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximumhoogte van 1,5 m;
  • c. dakkapellen op woningen, voor zover niet gelegen aan de voor- of zijgevel van een pand, waarvan de afstand tot de zijgevel of de woningscheidende muur niet minder dan 0,5 m bedraagt met een maximumhoogte van 1,5 m;
  • d. (delen van) bouwwerken, waarvan de grootste horizontale doorsnede niet meer dan 1 m² bedraagt en door trappenhuizen, lichtstraten, koepels en liftkokers;
  • e. technische ruimten voor klimaatregeling, koeling en dergelijke met een maximale oppervlakte van 4 m2;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a t/m e, geldt ter plaatse van de aanduidingen 'monument' en 'cultuurhistorische waarden' dat de goothoogte niet mag worden overschreden;
  • g. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.1 onder f voor panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:
    • 1. het overschrijden van de goothoogte toelaatbaar is tot ten hoogste het bepaalde in lid a t/m e;
    • 2. de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 16.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.
21.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, luifels en afdaken, met dien verstande dat de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, met dien verstande dat de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, met dien verstande dat de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a t/m c, geldt ter plaatse van de aanduidingen 'monument' en 'cultuurhistorische waarden' dat de bouwgrenzen niet mogen worden overschreden;
  • e. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder d voor panden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:
    • 1. het overschrijden van de bouwgrenzen toelaatbaar is tot ten hoogste het bepaalde in a t/m c;
    • 2. de cultuurhistorische waarde zoals bedoeld in lid 16.1 en vastgelegd in het Monumentenregister, de gemeentelijke welstandsnota of zoals beschreven in het rapport 'Cultuurhistorische Waardenkaart Centrum Ridderkerk' niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de Monumentencommissie.
21.3 Bestaande afstanden en bestaande andere maten
  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

22.1 Afwijken van maten

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 24 Overige regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

24.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 16 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie van een bestaand bouwwerk te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, met dien verstande dat de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Centrum Ridderkerk'.