Plan: | Kernen gemeente Korendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0588.BPGWNDPHZBA13-VG01 |
In deze paragraaf worden de belangrijkste regelingen die het plan bevat, nader toegelicht. De planregels zijn in vier hoofdstukken uiteen gezet. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende regels. Tot slot bevat hoofdstuk 4 de overgangs– en slotregel.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel wordt bepaald op welke manier bij de toepassing van de planregels wordt gemeten. Bij het meten van bouw– en goothoogtes van gebouwen is het begrip peil van belang.
Voor een aantal agrarische percelen is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. De bestemming 'Agrarisch' is afgestemd op de regeling van het bestemmingsplan buitengebied. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is een bedrijfswoning toegestaan. Met een omgevingsvergunning is kan het bevoegd gezag afwijken voor het toestaan van nevenfuncties en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden.
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. De toelaatbaarheid van bedrijven is beperkt tot categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Afwijking van de beperking in algemene toelaatbaarheid is mogelijk als het bedrijven betreft die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen en indien een bedrijf door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten verwacht mag worden. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken is advies nodig van een milieudeskundige. In het plangebied zijn een aantal bedrijven aanwezig die vallen in een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan de algemene toelaatbaarheid ter plaatse. Voor deze bedrijven is een functieaanduiding op de verbeelding opgenomen. Per bedrijf is het toegestaan 1 bedrijfswoning te realiseren.
Voor de centrumgebieden van de kernen is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Binnen de bestemming zijn naast wonen ook detailhandel en dienstverlening toegestaan. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie B1': tevens bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca 1b' t/m de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' zijn tevens horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b t/m 2 van de Staat van Horeca–activiteiten.
Artikel 6 Cultuur en Ontspanning
De in het plangebied voorkomende kinderboerderijen zijn bestemd als 'Cultuur en ontspanning'. Binnen deze bestemming is een beperkt bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen gerealiseerd mogen worden. Daarnaast geldt in dit bouwvlak een maximale bebouwingspercentage. Op de overige gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
De bestemming heeft uitsluitend betrekking op de grotere winkelpanden. In het plangebied bevinden zich in de Gravin Sabinastraat en in Dorpzicht te Zuid-Beijerland de enige grote winkelpanden. Andere verspreide winkels in het plangebied hebben een gemengde bestemming.
Binnen het plangebied zijn vooral de grote, aaneengesloten groengebieden bestemd tot 'Groen'. Ook de heemtuin heeft in dit bestemmingsplan een Groen bestemming gekregen. De heemtuin is met een aanduiding opgenomen. Behalve voor beplantingen, zijn deze gronden ook bestemd voor speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, zoals bergbezinkbassins en voet– en fietspaden.
Dit betreft het horeca pand op de hoek van de Gravin Sabinastraat en de de Tuinweg. Overige (kleinere) horecapanden hebben een gemengde bestemming.
De bestemming heeft uitsluitend betrekking op de grotere kantoorpanden. In het plangebied bevinden zich twee kantoorpanden in Zuid-Beijerland. Andere verspreide kantoren in het plangebied hebben een gemengde bestemming.
De scholen, de kerk, de medische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen in het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' (bp) is een begraafplaats toegestaan. Tevens komt in het plangebied een molen voor. In de algemene aanduidingsregels is hiervoor de molenbiotoop opgenomen.
Deze bestemming betreft het noordelijk gebied van Nieuw Beijerland. Deze bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
De sportvelden binnen het plangebied zijn bestemd voor Sport. De gronden zijn hier bedoeld voor sport en recreatie. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen waarbinnen gebouwen kunnen worden opgericht. Hierbij is met een percentage een maximum aan de totale oppervlakte van de gebouwen gesteld. Hiermee kunnen de gebouwen op een andere locatie binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Daarnaast is op de verbeelding een maximale goothoogte opgenomen. De bestaande regeling is hierbij als uitgangspunt genomen.
Bij de hoofdgebouwen behorende voortuinen en de meeste zijtuinen, waar bebouwing niet gewenst is, vallen niet onder de bestemming 'Wonen', maar zijn apart als 'Tuin' bestemd. Reden hiervoor is dat het niet wenselijk wordt geacht om bebouwing voor de voorgevel van de woningen toe te staan. Binnen de bestemming Tuin zijn uitsluitend erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 m en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een maximale hoogte van 3 m.
De ontsluitingswegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Behalve voor verkeersvoorzieningen, zoals wegen en fiets– en voetpaden, zijn de betreffende gronden ook bestemd voor parkeervoorzieningen en straatmeubilair.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Naast de ontsluitingswegen komen in het plan veel woonstraten voor. Deze woonstraten hebben de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen. Behalve voor ontsluiting dienen deze straten ook voor verblijf in samenhang met aangrenzende bestemmingen.
Omdat ook binnen deze bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' kleine groengebieden voorkomen, zijn behalve wegen, fiets– en voetpaden ook groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair en speelvoorzieningen, worden gebouwd.
Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' is tevens de mogelijkheid opgenomen voor het organiseren van evenementen zoals een kermis, braderie of markt.
De hoofdwatergangen in het plangebied zijn bestemd als 'Water'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.
Binnen deze bestemming is rekening gehouden met wonen en zijn ook aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Bedrijfsmatige activiteiten zijn gebonden aan een maximum bebouwingspercentage van 25% met een maximum oppervlakte van 40 m² . In het plangebied komt een aantal percelen voor waar sprake is van een meer structurele menging van functies waarbij de begane grondlaag in het geheel niet wordt bewoond maar gebruikt wordt als kantoor. Voor deze percelen is op de verbeelding de aanduiding 'kantoor' (k) voor kantoren opgenomen.
Om de woningtypologieën in het plangebied te waarborgen, zijn op de verbeelding aanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' [vrij] is het uitsluitend toegestaan vrijstaande woningen te bouwen. Dit is vooral het geval aan de randen van het plangebied. Daarnaast is de aanduiding 'twee–aan-één' [tae] opgenomen waar naast vrijstaande woningen ook twee–aan-één gebouwde woningen gebouwd mogen worden. Gestapelde woningen zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding 'gestapeld' [gs]. Op enkele locaties zijn gebouwen aangeduid met de aanduiding 'garage' (ga). Ter plaatse zijn uitsluitend garages en bergplaatsen toegestaan ten behoeve van de woningen.
De bestemming 'Wonen' is op de verbeelding voorzien van een bouwvlak dat volledig mag worden bebouwd. De maximale goothoogte van woningen is aangegeven op de verbeelding. Aan– en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden opgericht. Hiervoor geldt een maximaal bebouwingspercentage van 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij– en/of achtererf met een maximum oppervlakte van 60 m².
Artikel 19, 20, 21 en 22 Waarde - Archeologie - 1 tot en met - 4
Op basis van het archeologische beleid van de gehele Hoeksche Waard zijn aan het plangebied dubbelbestemmingen toegekend. Met deze dubbelbestemmingen wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Binnen het plangebied is er sprake van vier verschillende archeologische verwachtingswaarden, waarbij per verwachtingswaarden andere verstoringsoppervlaktes en -dieptes gelden wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Dit artikel is bedoeld om de belangen van de waterkering en de naastgelegen beschermingszone planologisch te regelen. Het artikel behelst een bouwverbod voor de onderliggende bestemming. Via een ontheffingsregeling kan bebouwing worden gerealiseerd, vooropgesteld dat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, waterschap Hollandsche Delta.
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 25 Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.
Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.
Bestaande afstanden en andere maten
In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alleen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd.
Het onder het overgangsrecht brengen zou ook tot praktische complicaties leiden, aangezien dan onduidelijk is of – bijvoorbeeld – het gehele gebouw onder het overgangsrecht valt of alleen dat gedeelte waarmee de betrokken maten worden overschreden.
Om dit soort verwikkelingen te voorkomen, is in artikel 27 een regeling opgenomen die voorkomt dat overgangsrecht van toepassing is, indien de gestelde maxima of minima niet met de bestaande situaties in overeenstemming zijn.
Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten onverkort. Voorts is de regeling uitsluitend van toepassing ter plaatse van de reeds bestaande afwijking. Dit houdt in dat indien een gebouw dat – bijvoorbeeld – volgens de reguliere planregels te dicht op de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, wordt vergroot, de regeling niet van toepassing is.
Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit is het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, (in casu) de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.
Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze onderwerpen. Artikel 28 voorkomt dat regels uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.
Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn algemene aanduidingsregels opgenomen. Het artikel voorziet in een regeling ten aanzien van het bouwen binnen de molenbiotoop. Hierin is opgenomen dat binnen een straal van 100 m uit het middelpunt van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.
Artikel 29 Algemene procedureregels
Teneinde rechtsbescherming te waarborgen, is in onderhavig artikel bepaald dat bij de voorbereiding van besluiten de openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is.
Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 21 lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bevoegd gezag.
Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.
Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.