direct naar inhoud van 4.5 Externe veiligheid
Plan: Poortwijk fase III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99

4.5 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).

Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Momenteel is het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in ontwerp gepubliceerd. In dat Besluit en de bijbehorende basisnetten (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden (gewichtige redenen zoals aangegeven in het BTEV). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden). Ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied dienen te worden verantwoord. De basisnetten geven tevens informatie over de hoogte van het groepsrisico dat is berekend voor de vastgestelde maximale vervoershoeveelheden. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en Basisnet Water opgenomen in de Circulaire. Op dit moment wordt er nog geen uitsluitsel gegeven over de breedte van de verschillende zones voor spoorwegen. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 treedt het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. De grenswaarde en richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Onderzoek

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten zuiden van de Kwakscheweg, op een afstand van circa 575 m van het plangebied, is een leidingenstrook gelegen met een vijftal buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het betreft twee hogedrukaardgasleidingen van de Gasunie en een drietal buisleidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen (K1). In onderstaande tabel zijn de kenmerken van deze leidingen weergegeven.

Tabel 4.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen nabij het plangebied

leiding   druk
(bar)  
diameter
(inch)  
afstand PR 10-6-contour 1)   inventarisatieafstand2 )/
invloedsgebied3) GR  
W-507-07
Gasunie  
40,00 Bar   6,63 inch   0 m   70 m  
W-507-01
Gasunie  
40,00 Bar   12,75 inch   0 m   140 m  
36 ' ruwe olieleiding RRP   43,00 Bar   36,00 inch   33 m   enkele meters > 33 m  
415102-2
NAM  
115,00 Bar   8,63 inch   onbekend   onbekend  
24' Crudeoil leiding Total   60,00 Bar   24,00 inch   25 m   enkele meters > 33 m  

1) PR 10-6 contour van K1 buisleidingen volgt brief van VROM, extern veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interim periode, DGM/SVS/2008079926, 5 augustus 2008.

2) Inventarisatieafstand voor het groepsrisico volgt uit publicatie van de N.V. Nederlandse Gasunie, eisen omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4.

3) Invloedsgebied groepsrisico van K1 buisleidingen volgt uit brief van VROM, zie onder 1.

Uit de tabel 4.1 blijkt dat de PR 10-6-contour van de leidingen in de leidingstrook niet binnen het plangebied is gelegen. Voor de NAM leiding zijn de PR 10-6 contour en het invloedsgebied voor het GR niet bekend maar gelet op de afstand tot het plangebied zullen ook deze contouren niet reiken tot in het plangebied. Zodoende vinden er geen overschrijdingen van de grenswaarde voor het PR plaats.

Voor de buisleidingen in de leidingstrook geldt dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet reikt tot in het plangebied. Onderzoek naar de hoogte van het groepsrisico en een verantwoording van het groepsrisico van deze leidingen is daarom achterwege gelaten. In onderstaande figuur 4.3 is de ligging van de buisleidingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99_0009.png"

Figuur 4.3 Buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Eén van de hogedrukaardgasleidingen in de leidingenstrook is verbonden met het gasdrukregel- en meetregelstation dat is gelegen in het plangebied. Deze leiding is deels binnen het plangebied gelegen. In tabel 4.2 zijn de kenmerken van deze leiding opgenomen.

Tabel 4.2 Kenmerken leiding plangebied

leiding   druk
(bar)  
diameter
(inch)  
afstand PR 10-6-contour 1)   inventarisatieafstand2 )/
invloedsgebied3) GR  
W-507-07
Gasunie  
40,00 Bar   6,63 inch   0 m   70 m  

1) PR 10-6 contour van K1 buisleidingen volgt brief van VROM, extern veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interim periode, DGM/SVS/2008079926, 5 augustus 2008.

2) Inventarisatieafstand voor het groepsrisico volgt uit publicatie van de N.V. Nederlandse gasunie, eisen omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4.

3) Invloedsgebied groepsrisico van K1 buisleidingen volgt uit brief van VROM, zie onder 1.

In verband met de voorgenomen ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen binnen de inventarisatieafstand van deze gasleiding is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd door de Gasunie (zie bijlage 7). Uit deze QRA volgt dat de PR 10-6contour niet buiten de leiding is gelegen. Tevens volgt uit de QRA dat het er geen sprake is van een toename van het groepsrisico als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied. Zowel in de huidige situatie als in de situatie na uitvoering van het plan bedraagt het groepsrisico 0,00. Het groepsrisico wordt uitgedrukt als overschrijdingsfactor ten opzichte van de oriënterende waarde. Er is daarom geen sprake van een externe veiligheidsrisico in het plangebied als gevolg van de aanwezigheid van de hogedrukaardgasleiding. Er is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld, waarin wordt ingegaan op de zelfredzaamheid van de personen in het invloedsgebied en bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit. Deze verantwoording is opgenomen in bijlage 2. Voor deze verantwoording is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Dit advies is verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico.

Voor de leiding is een belemmeringenstrook van 4 m aan beide zijden van de leiding opgenomen waarmee een ongestoorde ligging van de leiding wordt gegarandeerd.

AVIV heeft een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van het wegvervoer van gevaarlijke stoffen over de N217 Stougjesdijk/Kwakscheweg (AVIV, Actualisatie externe veiligheid N217 gemeente Oud-Beijerland, 101764, 22 april 2010). In dat onderzoek is rekening gehouden met een scenario voor de ontwikkelingen in het plangebied. Het aantal transportbewegingen op de N217 (inclusief omlegging) is overgenomen uit een eerdere risicoanalyse van AVIV die dateert uit 2007. Deze vervoersaantallen zijn gebaseerd op tellingen. Voor wat betreft het aantal transporten van LPG is een nieuwe aanname gedaan gebaseerd op het aantal LPG tankstations in de omgeving van de weg waarbij contact is opgenomen met de toeleveranciers van LPG. Uit dit onderzoek komt naar voren dat ter plaatse van het plangebied de norm voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 afstand) niet wordt overschreden aangezien de PR 10-6contour niet buiten de weg is gelegen. Het onderzoek bevat tevens informatie over de hoogte van het groepsrisico. In de huidige situatie is sprake van een groepsrisico van 0,04 maal de oriënterende waarde. Als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied is sprake van een zeer lichte toename van het groepsrisico tot 0,08. Het groepsrisico ligt daarmee ook in de toekomstige situatie ver beneden de oriënterende waarde. In verband met de lichte toename van het groepsrisico is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld, waarin wordt ingegaan op de zelfredzaamheid van de personen in het invloedsgebied en bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit. Deze verantwoording is opgenomen in bijlage 2. Voor deze verantwoording is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Dit advies is verwerkt in de verantwoording van het groepsrisico.

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied is één inrichting gelegen die relevant is met het oog op externe veiligheid. Het gaat om een gasdrukregel- en meetstation (categorie C) gelegen aan de Kwakscheweg 9. Op basis van het activiteitenbesluit dient voor deze inrichting, bij een veronderstelde aanvoerdruk van 40 bar en een doorstroomcapaciteit van minder dan 40.000 Nm2/u, een veiligheidsafstand van 15 m te worden aangehouden ten opzichte van kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een veiligheidsafstand van 4 m. Voor een definitie van (beperkt) kwetsbare objecten wordt in het activiteitenbesluit verwezen naar het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). De afstand tot de beoogde school ten noorden van het gasdrukmeet- en regelstation, die wordt gezien als een kwetsbaar object in de zin van het Bevi, bedraagt meer dan 15 m zodat aan de genoemde veiligheidsafstanden wordt voldaan.

In de omgeving van het plangebied is een risicovolle inrichting aanwezig waarop het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) van toepassing is. Het gaat om de inrichting KONI BV gelegen aan de Langeweg 1. De PR 10-6 contour van deze inrichting ligt binnen de grenzen van de inrichting. Gelet op de afstand tot het plangebied, die circa 580 m bedraagt, is er als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat in de omgeving van de hogedruk aardgasleiding W 507-07 en de N217 wordt voldaan aan de normstelling ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gelet op de afstand tussen de beoogde bebouwing en het gasdrukmeet- en regelstation wordt tevens voldaan aan de veiligheidsafstand van 15 m die op grond van het activiteitenbesluit moet worden aangehouden. Geconcludeerd wordt dat plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Gelet op de geringe toename van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. In deze verantwoording, die is opgenomen in bijlage 2, wordt tevens ingegaan op de veiligheidssituatie in de omgeving van de hogedrukaardgasleiding. In deze bijlage worden verschillende maatregelen beschreven die worden getroffen om het groepsrisico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N217 te beperken en de effecten in geval van een incident terug te dringen. Eén van deze maatregelen betreft bouwkundige maatregelen aan de gebouwen. Hiertoe zijn in de regels van het bestemmingsplan nadere eisen opgenomen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan de bebouwing.