direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 1e herziening bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de grens van de gemeenten Noordwijk en Noordwijkerhout ligt Landgoed Sancta Maria. Ten behoeve van de herontwikkeling van het landgoed tot een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving is in 2015 is het bestemmingsplan 'Landgoed Sancta Maria' vastgesteld in de gemeenteraad van Noordwijk en Noordwijkerhout. Middels het bestemmingsplan wordt de realisatie van 44 nieuwbouw appartementen mogelijk gemaakt. Op vier locaties is de realisatie van 11 appartementen per appartementengebouw mogelijk gemaakt. Deze locaties staan ook wel bekend als (woning)blok 1 t/m 4. Momenteel zijn twee appartementencomplexen in aanbouw (blok 1 en 3).

Op de locatie van blok 2 zijn beeldbepalende bomen/natuur aanwezig. Uit een verkenning is gebleken dat de voorkeur voor de locatie van dit blok uitgaat naar een alternatieve locatie, te weten nabij de locatie van blok 4. Deze verschuiving is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria. Om de verschuiving goed in te passen wordt ook blok 4 iets verschoven. Dit blok valt als gevolg net buiten de grens van het gebied waar een woningblok conform het huidige bestemmingsplan mag worden gebouwd. Om de woningblokken 2 en 4 op de beoogde locatie juridisch-planologisch mogelijk te maken, en te borgen dat op de voormalige locatie van woningblok 2 de woonfunctie komt te vervallen, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. In hoofdstuk 2 wordt dit nader toegelicht.

1.2 Plangebied

Het landgoed Sancta Maria is gelegen ten noorden van de kern Noordwijkerhout. Het plangebied is gelegen in de gemeente Noordwijk en bevindt zich aan de westzijde van het landgoed. Dit deel van het landgoed wordt ontsloten via de Langevelderlaan. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven op een luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Plangebied weergegeven op een luchtfoto

1.3 Planologische regeling

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Noordwijk op 10 september 2015, zie figuur 1.2. Ter plaatse van de gronden waar, ten tijde van opstellen van het vigerende bestemmingsplan, blok 2 en 4 waren beoogd is in beide gevallen sprake van een bestemming Groen - Wonen. Op beide locaties mogen volgens het vigerende bestemmingsplan maximaal 11 woningen worden gerealiseerd. De verschuiving past dan ook niet binnen het bestemmingsplan. De verschuiving betekent namelijk dat ter plaatse van de locatie van blok 4, 22 woningen worden gerealiseerd. Daarbij is blok 4 deels beoogd op de gronden die de bestemming Groen kennen. Hierbinnen is het volgens het bestemmingsplan niet toegestaan om woningen te realiseren. Gezien voorgaande voorziet onderhavige herziening in een wijziging van de bestemming op deze gronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Uitsnede vigerend bestemmingsplan en daarop aangegeven het plangebied (geel omlijnd)

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een juridische plantoelichting op de planregels die toebehoren aan dit bestemmingsplan gegeven. Hoofdstuk 6 geeft ten slotte de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan weer.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bevindt zich aan de westzijde van het landgoed Sancta Maria. De hoofdingang van het landgoed is gelegen aan de Langevelderweg in Noordwijk. Het plangebied is vooralsnog niet ontwikkeld en er zijn diverse bomen aanwezig, zie ook figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Plangebied in de huidige situatie weergegeven op een luchtfoto

2.2 Beoogde ontwikkeling

Realisatie woningen

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van twee appartementengebouwen op een andere locatie dan eerder was voorzien. Voor woningblok 2 betreft het een verschuiving naar een locatie nabij blok 4 en voor blok 4 betreft het een verschuiving die deels is gelegen buiten de daarvoor aangewezen locatie, zie figuur 2.2. In totaal gaat het nog steeds om maximaal 22 woningen; er wordt ook wel gesproken over twee urban villa's. Om te borgen dat dit het geval is worden de bouwmogelijkheden van de voormalige locatie van blok 2 wegbestemd. Het totaal aantal woningen dat ter plaatse van het landgoed Sancta Maria mogelijk wordt gemaakt blijft daarmee hetzelfde. In het onderstaande figuur wordt aangegeven waar de twee gebouwen worden gerealiseerd en is ook de oude locatie van blok 2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0004.png"

Figuur 2.2. Beoogde locatie appartementencomplexen (blok 2A en blok 4) en de locatie die komt te vervallen (blok 2)

De appartementencomplexen zullen aansluiten bij de reeds aanwezige bebouwing qua vormgeving en grootte (in lijn met bijvoorbeeld het naastgelegen blok 3) en landschappelijk worden ingepast, zie ook figuur 2.3. De beoogde appartementencomplexen zullen worden ontsloten aan de oostzijde, waar de Pauluslaan is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0005.png"

Figuur 2.3. Beoogd appartementencomplexen

Om de woningen op de beoogde locatie mogelijk te maken worden een aantal bomen gekapt. Hiervoor is ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan een kapvergunning aangevraagd. Voor de bouw van de appartementen van blok 2A en 4 is ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan een omgevingsvergunning aangevraagd, omdat de omgevingsvergunningprocedure wordt gecoördineerd met de bestemmingsplanprocedure. De locatie van blok 2 is gewijzigd. De bestaande weg voor blok 2 is gewijzigd en is daarmee komen te vervallen.

Wegbestemmen bouwmogelijkheden

Om te borgen dat er geen sprake is van een toename van het aantal woningen dat planologisch mogelijk wordt gemaakt, worden ter plaatse van de locatie waar woningblok 2 eerst was voorzien de bouwmogelijkheden verwijderd. Vandaar dat met deze herziening de bestemming op deze locatie wordt gewijzigd van Groen - Wonen naar Groen. Hierdoor zal deze grond aansluiten op de rest van de omliggende gronden die tevens als Groen zijn bestemd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk wordt het voornemen kort getoetst aan het relevante beleid. De herziening voorziet namelijk niet in het verruimen van de bouwmogelijkheden ter plaatse van het landgoed. Het maximaal aantal toegestane woningen blijft hetzelfde. Alleen de locatie van de woningen wordt gewijzigd.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In deze Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden.

Toetsing

Vanwege de kleinschaligheid van deze herziening is er geen sprake van strijd met het SVIR en het Barro. Beiden worden gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de beoogde herziening van het bestemmingsplan ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid. Er is daarnaast geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking, omdat de bouwmogelijkheden niet verruimd worden ten opzichte van hetgeen al mogelijk is volgens het vigerende bestemmingsplan. Het Rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

Wet Voortgang Energiestransitie

Sinds 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, hierna: Wet Vet) van kracht. Bij deze wet is bepaald dat de aardgasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt. Dit betekent dat vanaf 1 juli 2018 projectontwikkelaars, aannemers en gemeenten rekening moeten houden met het feit dat nieuw te bouwen bouwwerken niet meer mogen worden aangesloten op het gasnet. Een uitzondering op aardgasloos bouwen is mogelijk, maar is aan voorwaarden onderhevig.

Toetsing

Voor Sancta Maria wordt ernaar gestreefd om een zo'n duurzaam mogelijke ontwikkeling te realiseren, zie ook paragraaf 4.14.

3.3 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en Verordening ruimte (2018)

De provincie Zuid-Holland heeft haar plannen, toekomstbeelden en ambities voor de komende decennia vastgelegd in de 'Visie Ruimte en Mobiliteit'. Deze visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Provinciale Staten hebben op 30 mei 2018 de Wijziging 2018 vastgesteld van de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte en de Verordening ruimte 2014. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke planvorming.

Toetsing

Het plangebied ligt in reeds "bebouwde ruimte". Hieronder wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Het plangebied ligt daarnaast op de grens van een aangewezen 'stads- of dorpsrand'. Een stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen. Ten behoeve van de gewenste overgang naar het omliggende landschap en het borgen van een hoogwaardig woonmilieu is in het kader van de bestemmingsplannen van beide gemeenten, een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierin is vastgelegd dat landgoed Sancta Maria beschikt over een gesloten bosrand, welke een duidelijke grens vormt met het omringende landschap. Deze bosrand dient intact te blijven en zal waar nodig zelfs versterkt worden. De beoogde herziening is niet van nadelige invloed op de uitgangspunten zoals vastgelegd in dit beeldkwaliteitsplan voor deze zogenaamde boszone. Verder maakt het plangebied deel uit van het Zuid-Hollandse kustlandschap wat gekenmerkt wordt door een afwisseling van stedelijk gebied, natuur en landschap. Instandhouding van de kwaliteiten van het duingebied en de landgoederenzone is van groot belang, met het oog op biodiversiteit en kustveiligheid. Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan de kwaliteit en instandhouding.

De uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking zijn ook verankerd in de Verordening ruimte 2018. Omdat in dit geval geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling is toetsing hieraan niet van toepassing.

3.4 Regionaal beleid

Regionale Structuurvisie 2020 en Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2014-2019

De regio Holland Rijnland bestaat uit de gemeenten Leiden, Voorschoten, Oegstgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude, Katwijk, Noordwijk, Lisse, Hillegom, Noordwijkerhout, Kaag en Braassem, Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop. Met de Regionale Structuurvisie kiezen de Holland Rijnland-gemeenten koers voor de ruimtelijke inrichting van de regio tot 2020. De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. Concentratie van stedelijke ontwikkeling en het voorzien in voldoende woningen in gedifferentieerde woonmilieus zijn speerpunten.

In de regio Holland Rijnland zal het aantal huishoudens de komende 15 jaar toenemen. Naast groei van de behoefte wordt de regio vooral geconfronteerd met een veranderende samenstelling van de huishoudens door vergrijzing en gezinsverdunning. In de Regionale Woonagenda 2014-2019 wordt de gewenste ontwikkelrichting op het gebied van wonen op hoofdlijnen aangegeven. Deze hoofdlijnen bestaan uit een goede regionale afstemming, voldoende sociale woningbouw voor de primaire doelgroep en aandacht voor kansrijke woonmilieus.

Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek

De Intergemeentelijke structuurvisie kan worden gezien als een deeluitwerking van de Regionale Structuurvisie (RSV). In tegenstelling tot de RSV heeft de ISG voor de Duin- en Bollenstreek voor de betreffende gemeenten wel een zelfbindend karakter. De greenportgemeenten hebben gezamenlijk de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) opgericht die zich vanuit deze intergemeentelijke structuurvisie richt op herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek.

Toetsing

Door de voorgenomen herziening wordt het mogelijk gemaakt twee appartementengebouwen te realiseren op een andere locatie dan eerder was voorzien. Voor woningblok 2 betreft het een verschuiving naar een locatie nabij blok 4 en voor blok 4 betreft het een verschuiving die deels buiten de daarvoor aangewezen locatie is gelegen. Het totaal aantal woningen dat ter plaatse van het landgoed Sancta Maria mogelijk wordt gemaakt blijft hetzelfde. Met de ontwikkeling wordt een bijdrage geleverd aan het bereiken van het gewenste kwalitatief hoogwaardige woonmilieu ter plaatse van het landgoed en binnen de regio. Er wordt voorzien in de bestaande kwantitatieve en kwalitatieve behoefte op het gebied van regionale woningbouw.

3.5 Gemeentelijk beleid Noordwijk

Omgevingsvisie Noordwijk 2030

De gemeente Noordwijk heeft de omgevingsvisie opgesteld om aan te geven hoe zij vinden dat Noordwijk zich verder zou moeten ontwikkelen na 2030. Daarin is het perspectief om de komende 12 jaar te werken aan een 'energieke 7-sterren kustplaats'. Deze 7 sterren bestaan uit de volgende aspecten:

  • 1. Energieke samenleving.
  • 2. Geweldige sportmogelijkheden.
  • 3. Sfeervolle dorpscentra.
  • 4. Aantrekkelijke leefomgeving.
  • 5. Rijke natuur, mooi landschap en vitale Greenport.
  • 6. Uitstekende bereikbaarheid.
  • 7. Veelzijdige economie en toerisme.

Onder de ster Rijke natuur, mooi landschap en vitale Greenport is aangegeven dat het doel is om te genieten van rust en reuring, routes, omgeving, biodiversiteit en ontwikkeling van een duurzame agrarische sector. Hieronder valt ook het omvangrijke buitengebied dat toebehoort aan Noordwijk, gelegen tussen Zandvoort, Katwijk en Teylingen. Dit gebied maakt ook deel uit van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Hierin is het landgoed Sancta Maria gelegen en zo ook het plangebied van deze herziening. Voor dit gebied staat de herstructurering en innovatie van het bollen- en bloemencomplex centraal echter gaat dit in combinatie met de verbetering van het landschap, het watersysteem, natuurlijke en toeristische-recreatieve kwaliteiten. Duurzame ontwikkelingen worden gestimuleerd.

Toetsing
Het plangebied maakt onderdeel uit van het omvangrijke buitengebied en hier dient in de ontwikkeling rekening mee gehouden te worden. Zo is het van belang om de huidige kwaliteiten te waarborgen en ontwikkelingen hierop aan te sluiten. Met onderhavige ontwikkeling worden de landschappelijke en natuurwaarden intact gehouden. Hiermee staat de omgevingsvisie de ontwikkeling niet in de weg.

Welstandsnota 2014

De welstandsnota is door de gemeente voor het laatst geactualiseerd in 2014. De nota is opgesteld vanuit de overtuiging dat een goede leefomgeving van groot belang is. Eveneens heeft het welstandstoezicht als doel om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Het landgoed Sancta Maria valt onder de welstandsnota in het buitengebied en is specifiek verder uitgewerkt. Voor Sancta Maria is het 'Beeldkwaliteitsplan landgoed Sancta Maria' als onderdeel van de welstandsnota op- en vastgesteld en vormt daarmee een kader voor welstandstoetsing. Dit geldt alleen voor de aspecten van welstand. Maatvoeringen zoals oppervlakten, hoogtes, volumes uit het beeldkwaliteitsplan vormen geen onderdeel van de welstandstoetsing.

Beeldkwaliteitsplan Landgoed Sancta Maria

Het beeldkwaliteitsplan is opgesteld door Ontwikkelcombinatie Sancta Maria in samenwerking met de Architectenbureaus Van Manen en Theo Verburg in overleg met de welstandscommissie op 22 juli 2013. In het beeldkwaliteitsplan zijn criteria opgenomen waar nieuwe bebouwing aan dient te voldoen, zodat dit in lijn is met reeds aanwezige bebouwing en recht doet aan de huidige situatie van het landgoed.

Voor de appartementencomplexen, urban villa's genaamd, zijn de volgende eisen meegegeven:

  • Een maximum bruto bouwoppervlak van 700 m2 met een voorkeur voor een ontwikkeling in de lengterichting, welke aansluit op het ensemble.
  • Halfverdiept parkeren met hierboven maximaal 4 bouwlagen.
  • 11 woningen per bouwvolume met in de bovenste bouwlaag maximaal 2 woningen.
  • Kap is toegestaan en een maximale bouwhoogte van 15 meter.
  • De buitenruimte dient onderdeel van de architectuur te zijn.
  • Materiaal dient duurzaam te zijn en mooi te blijven.
  • Materiaal moet passend zijn bij de oudbouw.
  • Geen extreme kleuren en glimmende materialen.

Toetsing
De beoogde bebouwing wordt iets anders gesitueerd dan in het beeldkwaliteitsplan is opgenomen. De uitgangspunten voor het oprichten van een urban villa voldoet echter wel aan de gestelde criteria qua vormgeving. Hierdoor leidt de afwijking op één punt niet tot negatieve gevolgen voor de kwaliteit van het landgoed. De appartementencomplexen blijven goed passen in de omgeving ,het beoogde plan sluit aan op de gewenste kwaliteit voor het gehele landgoed.

Nota parkeren en stallen 2013

In 2013 heeft de gemeente Noordwijk de Nota Parkeren en Stallen opgesteld om tot nieuwe parkeernormen te komen die passen bij de situatie in de gemeente Noordwijk. Voor het inzichtelijk brengen van de parkeerbehoefte voor een plangebied worden de richtlijnen uit deze nota gevolgd. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt hiervoor aangesloten bij publicatie 317 van het CROW (2012).

Toetsing

In het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De toetsing aan de Nota parkeren en stallen is terug te vinden in paragraaf 4.2 Verkeer en parkeren.

(Aanzet) Lokale Warmtevisie

Momenteel wordt in de gemeente Noordwijk, gebaseerd op de ambities in het Regionaal Energieakkoord 2017 Holland Rijnland, gewerkt aan een lokale warmtevisie. Deze visie geeft per wijk duurzame alternatieven aan ten opzichte van de huidige warmtevraag door aardgas. Ook wordt een prioritering van wijken aangeven. De gemeente kijkt samen met ontwikkelaars, woningeigenaren, huurders en de samenwerkingspartners welke oplossing het beste past bij dit initiatief. Bij verdere planvorming dient met de lokale warmtevisie rekening gehouden te worden.

Toetsing

Voor Sancta Maria wordt ernaar gestreefd om een zo'n duurzaam mogelijke ontwikkeling te realiseren, zie ook paragraaf 4.14.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Er is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken, om te onderzoeken of de gewenste flexibiliteit ten aanzien van de uitgangspunten van de vigerende bestemmingsplannen ook milieutechnisch uitvoerbaar is. In onderstaand hoofdstuk is een toets opgenomen.

4.2 Verkeer en parkeren

Verkeersstructuur en ontsluiting

Het landgoed Sancta Maria wordt extern ontsloten vanaf de Langevelderlaan. Aan de westzijde sluit de Langeverlderlaan aan op de Randweg/Kapelleboslaan. Deze weg gaat in oostelijke zijde over in de Langevelderweg. Deze weg loopt richting Noordwijkerhout.

Vanaf de Langevelderlaan wordt tevens aangesloten op de Duinschooten (noordzijde). De Duinschooten sluit aan op de Ruigenhoekerweg welke in verbinding staat met de N206. Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt.

De interne hoofdinfrastructuur van Sancta Maria bestaat uit een hoofdas, de Pauluslaan, met daaraan gekoppeld zijwegen. De bouwvlakken, waar de appartementencomplexen kunnen worden gerealiseerd, aan de zuidwestzijde zal hier ook op aansluiten. Zoals eerder beschreven is de hoofdingang gelegen aan de Langevelderweg, net ten noorden van Duinschooten.

Verkeersgeneratie

Door de beoogde verschuiving van een bouwvlak zal de verkeersgeneratie niet toenemen. Het maximaal toelaatbaar aantal woningen blijft immers gelijk.

Parkeren

In de regels van onderhavige herziening is vastgelegd dat per woning ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden moeten worden op de bij de woning behorende gronden. Dit is in lijn met het vigerende bestemmingsplan. De beoogde verschuiving van de bebouwing is niet van invloed op dit uitgangspunt.

Conclusie

Doordat de verschuiving van het bouwvlak niet voorziet in een toename van het aantal woningen is er geen sprake van extra verkeersgeneratie. Voldoende parkeerplaatsen moeten op de eigen kavel gerealiseerd en in stand gehouden worden. Dit is in de regels van onderhavige herziening vastgelegd. Het aspect verkeer en parkeren staat de beoogde afwijkingen daarmee niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/h wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.

 

Onderzoek en conclusie

Het landgoed in zijn geheel is gelegen binnen de geluidszone van de Langevelderweg/Langevelderlaan en de Duinschooten. Deze wegen hebben een geluidszone van 250 meter uitgaande van 1-2 rijstroken en een buitenstedelijke ligging. De voormalige locatie van blok 2 lag net binnen deze geluidzone. Uit het akoestisch onderzoek, uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplannen, blijkt dat ter hoogte van dit bouwvlak de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt. De verschuiving van het bouwvlak (blok 2 richting blok 4) leidt er toe dat de woningen verder komen te liggen van de gezoneerde wegen. Als gevolg zijn deze woningen niet meer in de geluidzone van een weg gelegen. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Gezien de eerdere resultaten kan worden geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde niet zal worden overschreden. Het aspect wegverkeerslawaai staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Onderzoek en conclusie

Rondom het plangebied zijn geen bedrijven gelegen. De gronden hebben de bestemmingen "Groen", "Groen-Wonen" en "Bos-Wonen". Wel is op circa 20 meter ten oosten van het plangebied een begraafplaats gelegen. Een begraafplaats heeft een richtafstand van 10 meter in rustig woongebied. Hieraan wordt voldaan. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) appartementencomplexen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Er is geen sprake van een toename van het aantal woningen. Hierdoor valt het plan onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Langevelderweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg respectievelijk circa 13-14 en circa 17 µg/m3 bedragen. Daarmee wordt ruimschoots aan de grenswaarden voldaan. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.6 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied Sancta Maria heeft adviesbureau Boot diverse onderzoeken uitgevoerd in het kader van de Wet bodembescherming. Het betreft verkennende onderzoeken, aanvullende onderzoeken, nadere onderzoeken, bodemsaneringen en het opstellen van evaluatierapporten van de bodemsaneringen. De Omgevingsdienst heeft daarnaast over de evaluatierapporten beschikkingen afgegeven.

Over de gehele reeks inspanningen heeft adviesbureau Boot een integrerend document opgesteld. Het betreft het document “Bodemgeschiktheidsverklaring” met kenmerk P12-0214-436 en datum 21 september 2018. Dit document:

  • bevat opsommingen van alle bovengenoemde inspanningen met naam, kenmerk en datum alsmede van de afgegeven beschikkingen met hun kenmerk en datum.
  • integreert alle resultaten in een kaart (“Blad 6”) die aangeeft waar zich na alle inspanningen nog (beperkte) restverontreiniging bevindt.

Het integrerend document is als bijlage 1 bij deze herziening van het bestemmingsplan gevoegd. Uit het raadplegen van “Blad 6” blijkt dat de nieuw geplande standplaatsen van de blokken 2 en 4, alsmede de oude standplaats van blok 2, niet gelegen zijn in een terreindeel met restverontreiniging. De bodem ter plaatse van het plangebied is geschikt voor de geplande ontwikkelingen.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.

Archeologiebeleid gemeente Noordwijk

De gemeente Noordwijk heeft het archeologiebeleid vastgelegd in de Integrale Erfgoednota. De gemeente Noordwijk kent vier categorieën waar zij verschillende regimes voor heeft bepaald. Deze zijn:

  • 1. Archeologisch beleidsadviesgebied 1 (archeologische terreinen en dorpskernen).
  • 2. Archeologisch beleidsadviesgebied 2 (gebieden met een hoge archeologische verwachting).
  • 3. Archeologisch beleidsadviesgebied 3 (gebieden een middelhoge archeologische verwachting).
  • 4. Archeologisch beleidsadviesgebied 4 (gebieden met een lage archeologische verwachting).


De verschillende archeologische verwachtingswaarden die op het plangebied van toepassing zijn, zijn op de onderstaande afbeelding weergegeven. Tevens is het bijbehorende beleid per waarde weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0006.png"

Figuur 4.1. Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart & archeologische beleidskaart

Het plangebied is volgens de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gelegen in het gebied met een lage archeologische verwachting (archeologisch beleidsadviesgebied 4). Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vondsten of sporen klein wordt geacht. Hieronder vallen ook de locaties waar de bodem zodanig verstoord is, dat eventuele archeologische resten als verloren beschouwd mogen worden. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren, is archeologisch onderzoek verplicht bij bodemverstoringen met een oppervlakte van meer dan 50.000 m² en een diepte van meer dan 50 cm.

Onderzoek en conclusie

In het kader van het opstellen van het vigerende bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria is reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het gehele landgoed Sancta Maria om de archeologische verwachtingen inzichtelijk te maken. In onderstaande figuur zijn de resultaten daarvan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01_0007.png"

Figuur 4.2. Kaart met de resultaat van archeologische verwachtingen (Bron: IDDS Archeologie rapport 1579 d.d. 14-10-2013)

Op basis van de bevindingen uit het eerder uitgevoerde onderzoen partnerek zijn in het vigerende bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria verschillende archeologische dubbelbestemming opgenomen.

Ter plaatse van het plangebied is op dit moment sprake van verschillende dubbelbestemmingen, te weten een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Voor deze gebieden geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden met een bepaalde omvang. Door de voorgenomen verandering voor wat betreft positionering van de woningen wijzigen de uitgangspunten ten aanzien van het aspect archeologie niet. Wanneer bij de realisatie van de woningen de van toepassing zijnde grenswaarden overschreden worden, dient archeologisch onderzoek toegevoegd te worden in het kader van de vergunningverlening.

4.8 Ecologie

Beleid en normstelling

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Natuur Netwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Het plangebied is zowel in de huidige als in de beoogde situatie gelegen op ca. 300 meter van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid dat tevens is aangemerkt als NNN-gebied.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van twee appartementengebouwen op een andere locatie dan eerder was voorzien. Er is geen toename van het te bouwen aantal woningen. Gezien de geringe ontwikkeling en omdat de afstand tot het omliggende Natura 2000-gebied nagenoeg gelijk blijft kunnen verstoring, verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Uit recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat het PAS als beoordelingskader niet juridisch houdbaar is. Om deze reden zijn voor dit plan depositieberekeningen uitgevoerd met de meest recente versie van het Aerius-model (2019A). In bijlage 4 is een memo opgenomen waar de uitgangspunten voor de berekeningen zijn opgenomen. In bijlage 5 is de berekening voor de gebruiksfase (na oplevering woningen) opgenomen. Bijlagen 6 en 7 bevatten berekeningen voor de aanleg. Er wordt geen depositie berekend op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.

Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In het kader van de beoogde ontwikkeling zijn reeds diverse ecologische onderzoeken uitgevoerd. In aanvulling daarop is in augustus 2018 een kavelcontrole uitgevoerd waarbij het perceel is gecontroleerd op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 2. Daaruit volgt dat er geen bedreigde of beschermde plantensoorten zijn aangetroffen. In de bomen zijn geen grotere nesten of evidente holten gevonden, zodat vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen zijn uit te sluiten.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.9 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichting(en) aanwezig die van invloed zijn op het plangebied. Ook vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat, met inachtneming van de bovengenoemde adviezen, het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het beoogde plan.

4.10 Conventionele explosieven

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitieartikelen uit de Tweede Wereldoorlog. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het explosieve materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) is ingezet, verschoten of afgeworpen, tussen de 7 en 15% om verschillende redenen niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid.

Onderzoek en conclusie

In het kader van het bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria is een vooronderzoek uitgevoerd naar het risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven in het plangebied. Het rapport over explosieven is toegevoegd in bijlage 3. Voor wat betreft explosieven is de conclusie dat de mogelijke aanwezigheid hiervan het plan niet in weg staat. Wel zal de tijdens de uitvoering van bodemroerende activiteiten de aannemer een inspanningsverplichting hebben om onderzoek uit te voeren. Hierbij gelden de volgende adviezen:

  • Stel exact vast waar, hoe en tot welke diepte in het plangebied daadwerkelijk bodemroerende activiteiten gaan plaatsvinden en waar de reeds uitgevoerde grondroeringen hebben plaatsgevonden ten behoeve van de geplande ontwikkeling en de daaraan gekoppelde bodem-roerende activiteiten. Mogelijk kunnen deze ontgravingen/ bodemroeringen als contra-indicaties worden aangemerkt en van belang zijn bij het aangeven van voor nadere opsporingswerkzaamheden in aanmerking komend gebied. Het gaat vooral om de locaties op het terrein waar op basis van het nieuwe plan ontwikkelingen zijn voorzien. Vóórdat werkzaamheden in de grond gaan plaatsvinden is het noodzakelijk te weten of er explosieven aanwezig zijn. In het onderzoek is gekeken naar het deel van het terrein met de hoogste verdenking. Dit is gevisualiseerd door middel van de bodembelastingkaart. Deze kaart geeft aan waar een verdenking op aanwezigheid van explosieven is, maar sluit echter niet uit dat er elders op het terrein geen explosieven aanwezig zijn: daar is alleen in het bureauonderzoek de verdenking van de aanwezigheid van explosieven niet bevestigd.
  • Neem, voorafgaand aan de eventuele bodemroerende werkzaamheden, contact op met een volgens het WSCS-OCE gecertificeerd opsporingsbedrijf voor het inpassen en uitvoering van de eventuele opsporingswerkzaamheden. De maatregelen hangen sterk af van de voorgenomen werkzaamheden (inclusief ontgravingsdiepten), de opsporingsmogelijkheden en de gekozen werkmethodiek.
  • Instrueer het uitvoerende personeel voorafgaand aan werkzaamheden in de bodem, hoe om te gaan met het aantreffen van munitieverdachte objecten (bij aantreffen geen verdere actie ondernemen en contact opnemen met de politie).

4.11 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig ter hoogte van het plangebied. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft geen rekening te worden gehouden. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde afwijkingen niet in de weg.

4.12 Water

Beleid en normstelling

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het totale terrein van landgoed Sancta Maria is een zogenaamde overige watergang aanwezig. Rondom de overige watergangen ligt een beschermingszone van 2 meter. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen. Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een watergang of waterkering.

Ten behoeve van de gehele ontwikkeling van het landgoed Sancta Maria is een waterhuishoudkundig plan opgesteld. Het Hoogheemraadschap hanteert een compensatie-eis van 15%. Voor het gehele landgoed geldt een compensatie-eis van 1.976 m² in het kader van de toevoeging van 235 woningen (15% van 13.175 m²). Binnen het landgoed wordt 6.425 m² aan overige watergangen gegraven. Daarmee wordt ruimschoots aan deze eis voldaan.

De beoogde wijzigingen hebben geen nadelige invloed op de aanwezige watergang binnen het landgoed. De afmetingen van de appartementencomplexen blijven gelijk waardoor er geen toename van verharding is. De beperkte toename van verharding als gevolg van een tweede toegangsweg hoeft niet gecompenseerd te worden, omdat er reeds voldoende water ter hoogte van het landgoed aangelegd wordt. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en normstelling

Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld.

In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.plicht voor plannen (planMER)en een m.e.r.plicht voor besluiten. Een plan is planm.e.r.plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.plichtige activiteiten.

Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan planm.e.r.plichtig zijn. Dit is het geval als het plan kaders stelt voor latere m.e.r.plichtige activiteiten en/of als voor het plan een passende beoordeling nodig is. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.

Als een plan een activiteit betreft, genoemd in bijlage D (kolom 1) van het Besluit m.e.r., maar waarbij tevens wordt geconstateerd dat dit plan wordt gerealiseerd onder de gestelde drempelwaarden zoals vermeld in voornoemde bijlage (kolom 2), is er sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Deze (vormvrije) m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van de selectiecriteria als bedoeld in de bijlage III van de EEG richtlijn 2011/92/EU. Deze criteria zijn:

1. de kenmerken van het project;

2. de plaats van het project;

3. de kenmerken van het potentiële effect.

Onderzoek en conclusie

Hoewel het plan voorziet in het realiseren van een appartementencomplex op een nieuwe locatie gaat het hier om een verplaatsing van een woonblok naar een andere locatie binnen het plangebied Sancta Maria en een kleine verschuiving van woonblok 4. Het aantal woningen alsmede omvang van de, oorspronkelijk geplande appartementengebouwen in het vigerende bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria wijzigt als gevolg van deze herziening niet. Het plan wordt daarom niet aangemerkt als een wijziging van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. De wijziging is hiervoor, binnen het context van het oorspronkelijke plan, te beperkt. Opgemerkt wordt dat in paragraaf 4.1. Vormvrije m.e.r. beoordeling in het vigerende bestemmingsplan Sancta Maria, voor het totale project van 235 woningen (waar dit plan een onderdeel van vormt) is opgenomen en dat hiermee op voldoende wijze aangetoond dat er voor het totale plan geen MER behoeft te worden opgesteld.

4.14 Duurzaamheid

Gemeente Noordwijk vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde leefomgeving. Noordwijk streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen op een zo hoog mogelijk niveau brengen. In de Omgevingsvisie Noordwijk 2030 is vastgelegd om in 2030 energie neutraal en klimaat bestendig te zijn. Alle huidige en toekomstige ontwikkelingen zullen daar aan bij moeten dragen. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2030. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw. Alle bouwwerken (oud en nieuw) zullen een bijdrage moeten leveren aan deze doelstelling door energie te besparen en/of duurzaam op te wekken. Het advies is om toekomstige ontwikkelingen energie neutraal te realiseren. Op stedenbouwkundig, landschappelijk en sociaal niveau wil de gemeente hoogwaardige en duurzame plannen realiseren. Er dient daarbij o.a. aandacht besteed te worden aan de inpassing in de omgeving, oriëntatie, flora en fauna en waterhuishouding. Hieronder volgt daarop een toelichting

Stedenbouw
Het plan is in harmonie ontworpen met zijn natuurlijke omgeving, door aansluiting op bestaande schaal, groen, structuur, karakter en architectuur.


Omgevingskwaliteit
Aandacht voor maatschappelijk, sociaal en veilig wonen, met logische aansluitingen tussen openbaar en privé. Er is een duidelijke ingang voor (langzaam) bestemmingsverkeer welke herkenbaar is voor iedereen.


Waterhuishouding
De waterhuishouding op het landgoed is duurzaam, toekomstbestendig en klimaat adaptief ingericht. Het voormalige onderbemalingsgebied - waarin de grondwaterstand kunstmatig laag werd gehouden - is opgeheven en op het landgoed is het omringende polderpeil van toepassing. Op het landgoed zijn watergangen aangelegd die ontwatering van de bewoonde gebieden garanderen en die de afvoer van overtollig hemelwater verzorgen in periode van neerslag. Door deze watergangen wordt de grondwaterstand in perioden van droogte op peil gehouden zodat verdroging wordt tegengegaan. De oppervlakte van de watergangen zijn zodanig overgedimensioneerd dat ook de toenemende neerslag die wordt verwacht vanwege de klimaatverandering geborgen kan worden.

Het hemelwater van de woningen is afgekoppeld van het vuilwaterstelsel en infiltreert op de kavels of stroomt af naar de omringende watergangen. Het hemelwater op het openbaar gebied is niet aangesloten op riolering maar stroom af naar de bermen en infiltreert naar het grondwater.

Om duurzaamheid in nieuwbouwplannen op gebouw niveau te borgen en inzichtelijk te maken vraagt de gemeente een GPR berekening bij plannen in te dienen (zie bijlage aandachtspunten duurzaamheid op gebouwniveau). Hiermee is meteen aan de wettelijke eis van de MPG-berekening voldaan (vanaf 1 januari 2018 ook gekwantificeerd). De gemeente ambieert een hoge GPR score voor nieuwbouw ontwikkelingen. Het streven voor nieuwbouwwoningen is nu een gemiddelde score van 8,5 voor energie en milieu (DPG score), een score van 7,5 voor toekomstwaarde en voor de andere thema's een 8.

Als het gaat om de bebouwing ter plaatse van Sancta Maria wordt gestreefd naar het realiseren van een duurzame ontwikkeling waar mensen veilig kunnen wonen. De woningen worden dan ook goed toegankelijk en functioneel alsmede veilig gemaakt. Daarbij is de locatie van de bebouwing zodanig gekozen dat zoveel mogelijk waardevolle bomen kunnen blijven behouden. Het plan past zich dus zoveel mogelijk aan op de aanwezige groene structuren. Bij de (technische) uitwerking van de gebouwen zal nader inzichtelijk worden gemaakt welke maatregelen ten aanzien van duurzaamheid toegepast worden. Hierover vindt nog overleg plaats met de gemeente en de maatregelen worden verder uitgewerkt ter voorbereiding op en onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen.


Begrippen (artikel 1)

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. In aanvulling op het begrip bos kan worden aangegeven dat de kruidlaag de laag planten is tot 135 cm hoog, de struiklaag is een laag planten tot 800 cm hoog en daarboven wordt over een bomenlaag gesproken.


Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die behoren bij de verschillende bestemmingen in het plangebied.

Groen (artikel 3)

De bestemming 'Groen' is gegeven aan de onbebouwde gebieden in de parkzone. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Daarnaast zijn een beperkt aantal parkeervoorzieningen toegestaan ten behoeve van parkeren van bezoekers in de parkzone.


Groen - Wonen (artikel 4)

In totaal is op 2 locaties in deze herziening de bestemming 'Groen - Wonen' opgenomen. Dit gaat om de locatie van de twee urban villa's waarvoor een specifiek bestemmingsvlak wordt opgenomen. Dit in verband met de positie ten opzichte van bestaande natuurwaarden en de ligging ten opzichte van elkaar en de bestaande paviljoens. In de planregels is vastgelegd dat de oppervlakte van een hoofdgebouw maximaal 700 m2 mag bedragen. Met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan hier tot maximaal 10% van worden afgeweken. Voor twee reeds urban villa's is reeds gebruik van gemaakt deze afwijkingsmogelijkheid van 10%. De beoogde urban villa's zullen eenzelfde footprint hebben als deze vergunde objecten. Dit betekent dat ze gebruik maken van de 10% afwijkingsmogelijkheid. Het bestemmingssvlak is gebaseerd op het bouwvolume waarbij reeds 10% meer bebouwing is voorzien, zodat de locatie van de beoogde bebouwing aansluit bij de locatie die op de verbeelding is opgenomen.

                                                                             
In de planregels is een aantal aanvullende zaken vastgelegd, zoals het maximum aantal woningen, het maximum aantal bouwlagen, de afstand van het hoofdgebouw tot wegen en de maximum bouwhoogte. Bewonersparkeren vindt plaats in een halfverdiepte parkeergarage onder de urban villa's. Hiervoor is een regeling opgenomen in het bestemmingsplan.

Waarde - Archeologie 1 , 2 en 3 (artikel 5, 6 en 7)

In het plangebied zijn gebieden aanwezig met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Afhankelijk van de betreffende verwachtingswaarden zijn de gronden voorzien van een dubbelbestemming.


Voor deze gebieden geldt een vergunningsverplichting bij werkzaamheden waarbij de grond wordt verstoord dieper dan 1,2 m (Waarde - Archeologie 1), 0,6 m (Waarde - Archeologie - 2) en 0,3 m (Waarde - Archeologie 3) ten opzichte van NAP.

5.4 Algemene regels

Dit hoofdstuk (artikel 8 t/m 13) bevat een antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.

5.5 Overgangs- en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In artikel 14 is de overgangsregel opgenomen. In de slotregel (artikel 15) wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Er is in het plangebied sprake van een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), namelijk de realisatie van twee appartementencomplexen op een andere plek dan voorzien. Derhalve moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van een anterieure overeenkomst. Doorgaans is de relevante vraag of er gemeentelijke kosten zijn en hoe deze verhaald worden.

De begeleiding van voorliggende planologische procedure is door middel van het heffen van leges gedekt. De gemeente Noordwijk heeft een anterieure overeenkomst afgesloten met de ontwikkelende partij van het gehele landgoed Sancta Maria waarin het kostenverhaal wordt geregeld. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen daarmee volledig bij de ontwikkelende partij. Voor de gemeente Noordwijk zijn derhalve geen kosten verbonden aan het opstellen en uitvoeren van deze herziening van het bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria. Derhalve zijn de plankosten anderszins verzekerd en wordt er voldaan aan de eisen voortkomend uit de Wro.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg

In het vigerende bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria zijn reeds in totaal vier appartementencomplexen / urban villa's mogelijk met ieder maximaal 11 woningen. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn twee van de vier appartementencomplexen toegestaan. Onderhavige herziening voorziet in de realisatie van deze twee appartementencomplexen op een andere locatie binnen het landgoed, hierbij wordt de mogelijkheid op de huidige locatie wegbestemd. De ontwikkeling is reeds met de gemeente en met omwonenden afgestemd. Op basis hiervan en het feit dat een gelijk aantal woningen wordt gerealiseerd, wordt direct een ontwerpbestemmingsplan opgesteld.

Het ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de wettelijke vooroverlegpartners (art. 3.1.1. Bro). Zowel het hoogheemraadschap van Rijnland en de brandweer hebben gereageerd. Het hoogheemraadschap heeft een positief wateradvies uitgebracht. De reactie van de brandweer heeft betrekking op de uitvoering van het plan en daarmee betrekking op de omgevingsvergunningaanvraag. Beide reacties leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.


Zienswijzen
Aangezien de procedure gecoördineerd wordt doorlopen heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzake gelegen samen met de omgevingsvergunning. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid gekregen om een zienswijze in te dienen op onderhavig bestemmingsplan 1e herziening Landgoed Sancta Maria en/of op de andere ontwerpbesluiten.

Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.