direct naar inhoud van Regels
Plan: 1e herziening bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 1e herziening bestemmingsplan Landgoed Sancta Maria met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPHZ1LGSanctaMaria-VA01 van de gemeente Noordwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan-huis-verbonden beroep en bedrijf

een beroep of bedrijf, dat door de bewoner in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bed & breakfast

een voorziening gericht op het – binnen een woning en door de bewoner – bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit aan maximaal 4 personen.

1.9 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bestaand

de situering dan wel gebruik zoals deze bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.13 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bos

een vegetatie die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken waarbij de instandhouding van landschappelijke waarden wordt nagestreefd.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen niet inbegrepen.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij het hoofdgebouw behorend gebouw, welke wat betreft afmetingen en functie ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bijzondere bouwlaag

kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen, niet zijnde geschikt voor zelfstandige bewoning.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.24 gastouderopvang

een vorm van kinderopvang die met behoud van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal 6 kinderen tegelijkertijd.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 half verdiept parkeren

parkeren dat plaatsvindt in parkeervoorzieningen die gedeeltelijk onder maaiveld zijn gelegen en die overdekt zijn.

1.27 hoofdgebouw

gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen onder horeca worden begrepen:

  • 1. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken, met uitzondering van alcoholische dranken;
  • 2. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. categorie 3 café/bar: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakende van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • 4. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • 5. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 6. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 7. categorie 7: appartementenhotel: een hotel uitsluitend bestaande uit vakantiewoningen met een eigen dan wel gedeelde keuken en badkamer en één of meerdere slaapkamers. Deze vorm van horeca is een verbijzondering van horeca categorie 6.

Onder horeca wordt niet begrepen kamerbewoning/logiesverblijf.

1.29 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling er van; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.30 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.31 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.32 nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding zoals een rioolgemaal of bergbezinkbassin, de distributie van gas, water, elektra, telematische diensten, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer en vergelijkbare doeleinden.

1.33 onderkomen

voor verblijf geschikte, al na niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voertuigen en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.34 open zone

een gebied op een boskavel zonder bos, waaronder in ieder geval begrepen de woning met de daarbij behorende voorzieningen zoals bijbehorend bouwwerk, tuinen, tennisbanen, zwembaden, parkeervoorzieningen, paden en ontsluitingswegen.

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.37 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. met dien verstande dat het peil als bedoeld onder a en b nooit meer bedraagt dan +1,8 m NAP.
1.38 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.39 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel.

1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.41 woning

een complex van ruimten (zijnde een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw) dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan een huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen of bestemmingsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is, tussen of vanaf de buitenwerkse gevelvlakken, waarbij uitstekende delen tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 bebouwde oppervlakte

bebouwbaar oppervlak van de begane grond van woningen inclusief bijbehorend bouwwerk (exclusief vergunningsvrije bouwwerken).

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 bouwdiepte van een gebouw

door meting vanaf de buitenkant van de voorgevel tot de buitenkant van de oorspronkelijke achtergevel van het desbetreffende gebouw, met dien verstande dat waar de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen deze diepte gemeten wordt tussen de meest ver naar voren en naar achter liggende punten.

2.9 breedte van een bouwwerk

van en tot de buitenkant van een zijgevel (en/of het hart van de scheidingsmuren), met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.10 dakvoet

het laagste punt van een schuin dak.

2.11 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, objecten van beeldende kunst en voetpaden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van het park;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • b. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • c. de bouwhoogte en maximum oppervlak – indien van toepassing – van overige bouwwerken bedraagt:
Overige bouwwerken   Maximum bouwhoogte (m)  
erf- en terreinafscheidingen   2  
lichtmasten   6  
tuinmeubilair   2  
overige overkappingen, tot een totaal oppervlak van 30 m2   4,5  
objecten van beeldende kunst   4  
andere overige bouwwerken   3  

3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. parkeren is uitsluitend toegestaan indien dit de uitstraling en ontwikkeling van het park niet onevenredig aantast;
  • b. het totaal aantal parkeerplaatsen voor bezoekers binnen de bestemming 'Groen' en 'Groen-Wonen' bedraagt ten hoogste 46.

Artikel 4 Groen-Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen-Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met aan-huis-verbonden beroep en bedrijf;
  • b. groen, water, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, objecten van beeldende kunst;
  • c. parkeervoorzieningen, uitsluitend half verdiept onder de hoofdgebouwen, met dien verstande dat parkeren voor bezoekers niet onder de hoofdgebouwen gerealiseerd hoeft te worden;
  • d. bij deze bestemming behorend verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen waaronder woonstraten, nutsvoorzieningen, lichtmasten en voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Ten aanzien van hoofdgebouwen en aantal woningen geldt het bepaalde zoals in de volgende tabel weergegeven:

type maatvoering/aantal   maatvoering/aantal  
maximum oppervlak per hoofdgebouw, inclusief balkons en halfverdiepte parkeerkelder   700 m2  
maximum bouwhoogte   15 m  
maximum aantal bouwlagen, exclusief halfverdiepte parkeerkelder   4  
maximum aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak   1  
maximum aantal woningen per hoofdgebouw   11  

4.2.2 Overige bouwwerken

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan:

  • a. 2 m voor tuinmuren en erf- en terreinafscheidingen;
  • b. 6 m voor vlaggenmasten;
  • c. 2 m voor andere overige bouwwerken;
  • d. voor zover de bouwwerken zoals bedoeld in dit lid worden geplaatst op een verhoogde parkeerkelder, worden de hoogtematen – in afwijking van het bepaalde in artikel 1 en 2 – gemeten ten opzichte van de bovenkant van de parkeerkelder.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per woning worden ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden in een halfverdiepte parkeerkelder;
  • b. voor aan-huis-verbonden beroep en bedrijf geldt:
    • 1. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
    • 2. uitsluitend worden activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën;
    • 3. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
    • 4. maximaal 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
    • 5. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
    • 6. bed & breakfast en gastouderopvang zijn toegestaan;
    • 7. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
    • 8. lichtreclame is niet toegestaan;
    • 9. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. het totaal aantal parkeerplaatsen voor bezoekers binnen de bestemming 'Groen' en 'Groen-Wonen' bedraagt ten hoogste 46.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan het bevoegd gezag, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in lid 5.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

5.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

Lid 5.2.1, 5.2.2, en 5.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1,2 m boven NAP én zonder hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden.
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1,2 m boven NAP, maar met hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden, mits de archeologische waarden ten gevolgen van de hei- en schroefwerkzaamheden naar het oordeel van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg niet onevenredig wordt geschaad.

5.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien lid 5.2.3 onder c van toepassing is, dan wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,3 m boven NAP;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze in- en uitdrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

5.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 5.3.1is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 5.3 van toepassing is;
  • b. het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
  • c. werkzaamheden ten behoeve van bouwen zoals benoemd in artikel 5.2.4 onder d;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.3.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 nadat de aanvragen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

5.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

5.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 5.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan het bevoegd gezag, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in lid 6.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

6.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

Lid 6.2.1, 6.2.2, en 6.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10 m²;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,6 m boven NAP én zonder hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden;
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,6 m boven NAP, maar met hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden, mits de archeologische waarden ten gevolgen van de hei- en schroefwerkzaamheden naar het oordeel van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg niet onevenredig wordt geschaad.

6.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien lid 6.2.3 onder c van toepassing is, dan wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,6 m boven NAP;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze in- en uitdrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

6.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 20.3 van toepassing is;
  • b. het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
  • c. werkzaamheden ten behoeve van bouwen zoals benoemd in artikel 6.2.4 onder d;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

6.3.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 nadat de aanvragen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

6.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 6.3.4onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen legt een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport voor aan het bevoegd gezag, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

7.2.2 Verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform archeologisch onderzoeksrapport als bedoeld in lid 7.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

7.2.3 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

Lid 7.2.1, 7.2.2, en 7.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m²;
  • c. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m boven NAP én zonder hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden.
  • d. een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m boven NAP, maar met hei- of schroefwerkzaamheden kan plaatsvinden, mits de archeologische waarden ten gevolgen van de hei- en schroefwerkzaamheden naar het oordeel van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg niet onevenredig wordt geschaad.

7.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien lid 7.2.3 onder c van toepassing is, dan wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden binnen deze bestemming, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,3 m boven NAP;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze in- en uitdrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 7.3.1is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 7.3 van toepassing is;
  • b. het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
  • c. werkzaamheden ten behoeve van bouwen zoals benoemd in artikel 7.2.4 onder d;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • f. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

7.3.3 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 nadat de aanvragen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd, waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

7.3.4 Mogelijke voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 de volgende regels te verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 7.3.4 onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen, waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, buiten beschouwing gelaten.

9.2 Bestaande bebouwing
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken onder het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt ten hoogste 5 m beneden maaiveld;
  • b. ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder woningen en dienen dienstbaar aan de woning te zijn.
9.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen indien de toepassing van het bepaalde in artikel 1.36 daartoe aanleiding geeft, in verband met het terreinprofiel.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van, gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal voor zover niet anders bepaald;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • h. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
  • i. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers voor reclamedoeleinden.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. de gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van het maximum aantal woningen, open zone, en de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen;
  • b. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 2 m, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden;
  • c. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 1,5 m ten behoeve van balkons;
  • d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 30 m³ en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.
11.2 Randvoorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag verleent slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' als volgt te wijzigen:

  • het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeernormen
13.1.1 Parkeernorm

Het gebruiken en / of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals die zijn neergelegd in 'Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013', dan wel de opvolger daarvan. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

13.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in ‘Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013’ dan wel de opvolger daarvan, indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie geborgd is.

13.1.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 13 lid 1.1, overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in ‘Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013’ dan wel de opvolger daarvan, ten einde een hogere parkeereis en/of zwaardere eisen ten aanzien van de bijbehorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading toe te passen indien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit en een goede parkeersituatie te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 1e herziening Landgoed Sancta Maria'.