Artikel 44 Algemene bouwregels
44.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
-
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
-
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
-
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
44.2 Bestaande maten
-
a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
-
1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
-
b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
-
c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
44.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
-
a. algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
-
b. het bepaalde onder a is niet van toepassing voor (bedrijfs)woningen gelegen aan 30 km wegen.
44.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
-
b. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover zich op het bouwvlak een woning bevindt;
-
c. de ondergrondse ruimten bestaat uit ten hoogste één bouwlaag die ten hoogste tot 3 m onder peil reikt;
-
d. de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding zijn uitsluitend toegestaan aan de van de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw, met dien verstande dat deze voorzieningen uitsluitend binnen een strook van 1 m uit de bovengrondse gevel en met een breedte van ten hoogste 25% van de breedte van de bovengrondse gevel zijn toegestaan;
-
e. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimten niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
-
f. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
-
g. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.
44.5 Steigers
Met uitzondering van de jachthavens zoals toegestaan in de bestemmingen Bedrijf en Water, zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een steiger uitsluitend toegestaan ter plaatse van bouwvlakken waarop zich woningen bevinden dan wel op gronden met de bestemming Wonen - Erf of Tuin, met inachtneming van het volgende:
-
a. de bouw van steigers is niet toelaatbaar langs de Leidsevaart, uitgezonderd de steigers ten behoeve van woonschepen zoals toegestaan in de bestemming Water;
-
b. per woning is ten hoogste één steiger toegestaan;
-
c. de lengte en breedte van een steiger mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 1,5 m;
-
d. de maximale bouwhoogte van een stieger mag niet meer bedragen dan het peil;
-
e. de steiger mag de oeverlijn aan de landzijde met niet meer dan 0,5 m overschrijden
44.6 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte en de nokrichting van gebouwen, teneinde zeker te stellen dat gebouwen groter dan 10 m2:
-
a. aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen;
-
b. passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
-
c. met de voorzijden worden gesitueerd naar de openbare weg;
-
d. gebouwen niet worden gebouwd op een onevenredig grote afstand van de weg;
een en ander met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en de oriëntatie ter plaatse van de voorgevels.