direct naar inhoud van 3.9 Luchtkwaliteit
Plan: De Waterkanten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bpdorpwaterkanten-vax1

3.9 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet Milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In Bijlage 12 is het onderzoek naar de luchtkwaliteit opgenomen.
Volgens het onderzoek zullen ten gevolge van het plan circa 2.714 motorvoertuigbewegingen per dag, waarvan 15% vrachtverkeer, worden gegenereerd. Ook wordt gemeld dat het plan via 3 wegen zal worden ontsloten. Echter deze 3 wegen komen uiteindelijk alle uit op de Oranjelaan, op relatief korte afstand van elkaar. De Omgevingsdienst West-Holland heeft aangegeven dat niet gerekend moet worden met een deel van het verkeer, maar met het totaal aantal motorvoertuigen, afkomstig uit het plangebied. Dit is ook meegenomen in de berekening die is opgenomen in de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bpdorpwaterkanten-vax1_0002.jpg"

Worst-case berekening luchtkwaliteit

De hiervoor opgenomen berekening met de "NIBM-tool" geeft een verkeersproductie van 2.714 motorvoertuigen per dag en 15% vrachtverkeer, met een extra bijdrage vanwege het verkeer voor NO2 uit op 6,06 µg/m3 en voor PM10 op 1,33 µg/m3. Uit deze gegevens blijkt dat het plan mogelijk in "betekenende mate" is en dat nader onderzoek nodig is.

Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool (en niet de saneringstool 3.1, die vermeld staat in het onderzoek), die behoort bij het NSL gebruikt.

Uit de monitoringstool blijkt dat de achtergrondconcentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van de Oranjelaan in 2011 respectievelijk 25,0 µg/m3 en 24,3 µg/m3 (zonder zeezoutaftrek) bedragen.

Gezien deze lage achtergrondconcentraties en de worst-case berekening kan evenwel ruim voldaan worden aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Dit betekent dat, ondanks de resultaten van de "NIBM-tool", er geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Gezien deze lage achtergrondconcentraties en de worst-case berekening kan evenwel ruim voldaan worden aan de grenswaarden voor NO2 en PM10. Dit betekent dat, ondanks de resultaten van de “nibm-tool” er geen nader onderzoek noodzakelijk is. De Omgevingsdienst West-Holland adviseert om deze resultaten te verwerken in de rapportage en de toelichting van het bestemmingsplan.