Plan: | Lammenschansdriehoek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00067-0301 |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 is vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' vervangt een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen. Specifieke structuurvisies met een hoger detailniveau, zoals het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening III en het Nationaal Waterplan, blijven naast de SVIR bestaan.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, doormiddel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Er zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
Het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek' heeft een conserverend karakter en legt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied vast. De relevante provinciale en gemeentelijke beleidskaders zijn vertaald in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is in lijn met het nationale beleid zoals opgenomen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die worden ingezet om de belangen te beschermen. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en stelt beperkingen aan de besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen en werken op die manier door tot het niveau van de lokale besluitvorming. Er zijn vanuit het Barro geen specifieke regels die bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan in acht moeten worden genomen.
Structuurvisie Randstad 2040 (2008)
In de Structuurvisie Randstad 2040 heeft het kabinet de koers uitgezet voor een integrale ontwikkeling van de Randstad tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie van de Randstad.
De steden van de Randstad ontwikkelen zich in een economisch krachtenveld van verdere internationalisering. De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheiden van andere Europese stedelijke regio's.
Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de langere termijn, Deze leidende principes zijn
Het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek' legt de bestaande situatie in het plangebied vast. Het bestemmingsplan past binnen de kaders van de Structuurvisie Randstad 2040.
Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010)
Op 2 juli 2010 is de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten. In de structuurvisie worden de provinciale belangen benoemd en is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om deze belangen te behartigen. De structuurvisie is zelfbindend voor de provincie. Het toetsingskader voor gemeenten is uitgewerkt in de provinciale verordening. De kern van de structuurvisie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.De structuurvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. Op 29 februari 2012 is de Actualisering 2011 vastgesteld door Provinciale Staten. De hoofdlijnen van de structuurvisie zijn bij deze actualisatie niet gewijzigd. De wijzigingen die zijn doorgevoerd hebben onder meer betrekking op verbetering van de kwaliteitskaart, kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties) en woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt).
Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid en een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. In de structuurvisie is aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang acht. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:
In de structuurvisie is de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland in het jaar 2020 vastgelegd. De hoofdstructuur wordt gevormd door drie eenheden: het stedelijk gebied in het westen en midden van de provincie, het landelijk gebied in het oosten, noorden en zuiden van de provincie en de Zuidvleugelgroenstructuur die het stedelijk netwerk en het landelijk gebied verbindt. Sturing vindt plaats op basis van ruimtelijke kwaliteiten en ruimtelijke functies, die op een kwaliteitskaart en een functiekaart in beeld zijn gebracht.
Uitsnede Kwaliteitskaart 2020 (Provinciale Structuurvisie)
Op de Kwaliteitskaart 2020 ligt Lammenschansdriehoek in het bestaand stedelijk gebied, dat is aangeduid als 'stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. Het gebied maakt deel uit van het stedelijk netwerk. Het Rijn-Schiekanaal, dat de oostelijke grens van het plangebied vormt, is aangeduid als onderdeel van het 'groenblauw netwerk'. De bestaande spoorlijn Leiden-Utrecht is aangeduid als regionale railverbinding. De te realiseren oostelijke rondweg is aangeduid als 'reservering wegverbinding'.
Uitsnede functiekaart 2020 (Provinciale Structuurvisie)
Op de functiekaart 2020 is het grootste gedeelte van het plangebied aangeduid als 'bedrijventerrein'. De woonbuurt ten westen van de Lammenschansweg is aangeduid als 'stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'.
Het provinciaal beleid is erop gericht om verstedelijking zoveel mogelijk te concentreren in en rond steden in het stedelijk netwerk. Alle kernen (zowel binnen als buiten het stedelijk netwerk) in de provincie zijn omgeving door bebouwingscontouren, die de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken aangeven. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken rond het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waarmee de provincie heeft ingestemd en waarbinnen de woningbouwopgave tot 2020 kan worden geaccommodeerd. Bij uitzondering kan (beperkte) verstedelijking buiten deze contouren plaatsvinden, mits de kwaliteiten van het gebied daardoor kunnen worden versterkt.
Het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek' is conserverend van aard en legt de bestaande ruimtelijke en functionele karakteristieken van het plangebied vast. Het bestemmingsplan past binnen de kaders van de provinciale structuurvisie.
Verordening Ruimte (2010)
In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen. Op basis van de provinciale belangen, zoals benoemd in de structuurvisie, zijn in de verordening voor diverse aspecten regelingen opgenomen. Er gelden onder meer regels voor de nieuwbouw van woningen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel, voor agrarische bedrijven, voor de ecologische hoofdstructuur en voor molenbiotopen. De Verordening Ruimte wordt, net als de provinciale structuurvisie, periodiek geactualiseerd. In de Actualisering 2011, die is vastgesteld op 29 februari 2012, is onder andere bepaald dat in het geval van woningbouw in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden aangegeven op welke wijze regionale afstemming heeft plaatsgevonden en hoe het plan zich verhoudt tot de SER-ladder (bij voorkeur herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied, daarna pas uitbreiding). Voor kantorenlocaties geldt dat bestemmingsplannen buiten de als zodanig aangewezen kantoorontwikkelingslocaties in principe geen nieuwe grootschalige kantoren mogen toestaan (met uitzondering van bedrijfsgebonden kantoren). Ook in het geval van kantoorontwikkelingen geldt de verplichting voor regionale afstemming en het volgen van de SER-ladder.
In de Verordening Ruimte is onder meer vastgelegd dat nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, op een aantal uitzonderingen na, in principe binnen de bebouwingscontouren dient plaats te vinden. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de bebouwingscontour. Het gebied is grotendeels (met uitzondering van de woonbuurt ten westen van de Lammenschansweg) aangeduid als 'bedrijventerrein' en 'opvanglocatie perifere detailhandel'. Over een klein gedeelte van het plangebied (de uiterste noordoostelijke hoek) ligt een molenbiotoop.
Bedrijventerreinen
Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Hiervoor zijn regels opgenomen in de Verordening Ruimte. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Om de ruimte voor bedrijventerreinen optimaal beschikbaar te houden zijn bedrijfswoningen uitgesloten. Er is, gezien de moderne communicatie- en beveiligingsmiddelen, geen noodzaak meer voor bedrijfswoningen.
Op de bedrijventerreinen die als 'bedrijventerrein' zijn aangeduid, moet in principe de hoogst mogelijke milieucategorie worden toegelaten. Hiervan kan worden afgeweken indien daartoe aanleiding bestaat in verband met toekomstige wenselijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn te vinden op de functiekaart van de provinciale structuurvisie.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden met een bedrijfsfunctie zodanig bestemd dat het behoud van de bedrijfsfunctie mogelijk is. Onder andere in de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Bedrijventerrein' is de vestiging van bedrijven rechtstreeks mogelijk. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de milieuzonering die is gehanteerd. Er wordt voldaan aan de regels van de Verordening Ruimte op dit gebied.
Detailhandel
In de Verordening Ruimte zijn door de provincie Zuid-Holland regels opgenomen met betrekking tot detailhandel. De regels zijn opgenomen om te voorkomen dat nieuwe locaties voor detailhandel ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in wijkwinkelcentra en binnensteden en bevatten onder andere branchebeperkingen voor perifere detailhandel. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Nieuwe regionale winkelcentra kunnen ontwikkeld worden op de locaties die zijn aangewezen op de bij de verordening behorende kaart. Perifere detailhandel is, onder voorwaarden, ook toegestaan buiten de bestaande winkelcentra, aangezien deze branches in veel gevallen niet goed inpasbaar zijn en niet essentieel zijn voor de kwaliteit van deze centra. Het plangebied Lammenschansdriehoek is aangewezen als opvanggebied voor perifere detailhandel, waardoor vestiging van diverse branches van detailhandel tot de mogelijkheden behoort. Het gaat om de volgende branches:
Perifere detailhandel wordt bij voorkeur gevestigd op de locaties die als opvanggebied zijn aangewezen, maar mag ook individueel op een bedrijventerrein worden geplaatst. Dit kan niet onbeperkt, omdat op bedrijventerreinen detailhandel zoveel mogelijk moet worden geweerd. Er dienen daarnaast regels te worden gesteld aan nevenassortimenten. Het nevenassortiment moet onder andere passen bij het hoofdassortiment en mag niet meer ruimte in beslag nemen dan 20% van het netto vloeroppervlak. Bij nieuwvestiging van perifere detailhandelsvestigingen groter dan 1.000 m2 dient een distributieplanologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande perifere detailhandelsvestigingen positief bestemd. Voor wat betreft de branchering is aangesloten bij het provinciaal beleid. Uitzondering is detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen. Uit oogpunt van veiligheid zijn deze vormen van detailhandel niet toegestaan in het plangebied. Uitbreiding van een bestaande perifere detailhandelsvestiging of nieuwvestiging is slechts mogelijk via afwijking. De voorwaarden die de Verordening Ruimte stelt, waaronder de verplichting tot het uitvoeren van een distributieplanologisch onderzoek bij een toename van meer dan 1.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak, zijn als voorwaarden bij de afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Er wordt daarmee voldaan aan de eisen die de Verordening Ruimte stelt met betrekking tot (branchering van) perifere detailhandel. In het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek' wordt derhalve het provinciaal beleid gevolgd.
Kantoren
In de Verordening Ruimte is een regeling opgenomen ter voortzetting van het bestaande kantorenbeleid. Uitgangspunt van dit beleid is dat kantoren gevestigd moeten worden op locaties die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer. Dit beleid is niet van toepassing op:
Ruimtelijke plannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1.000 m2 bvo per vestiging, moeten in overeenstemming zijn met een regionaal afgestemd kantorenprogramma.
De bestaande kantoren op het Kanaalpark zijn strak bestemd. Hierdoor is forse uitbreiding van de kantoren niet mogelijk en blijft de bestaande kwaliteit van het terrein behouden. Aangezien deze kantoorpanden zijn gerealiseerd op basis van een vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is, ondanks de relatief gedetailleerde wijze van bestemmen, geen sprake van een inperking van vigerende bouwrechten. Ook de via vrijstelling gerealiseerde bedrijfs/-kantorenlocatie ten noorden van de Fruitbuurt is voorzien van bouwvlakken die de bestaande bebouwing relatief strak vastleggen. Er wordt hiermee voldaan aan het gestelde in de Verordening Ruimte.
Molenbiotoop
De provincie Zuid-Holland vindt het culturele erfgoed een belangrijke kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding van dit culturele erfgoed draagt bij aan versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie heeft in de Verordening Ruimte het toetsingskader uiteengezet waaraan ruimtelijke plannen van gemeenten moeten voldoen. Hierin is ook het beleid met betrekking tot molenbiotopen opgenomen. In ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Voor traditionele windmolens moeten de windvang en het zicht op de molen voldoende zijn gegarandeerd. Daartoe dienen ruimtelijke plannen te voldoen aan de volgende voorwaarden:
In voorliggend bestemmingsplan is deze regeling verwerkt. Op de verbeelding is voor het gebied binnen de molenbiotoop de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. In de regels zijn voor de gronden met deze aanduiding beperkingen gesteld voor wat betreft de hoogte van bebouwing en beplanting.
Regionale Structuurvisie Holland Rijnland (2009)
De gemeente Leiden maakt deel uit van de regio Holland-Rijnland. De Regionale Structuurvisie Holland-Rijnland is een beleidsdocument opgesteld door het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland. De regionale structuurvisie schetst, op een lager ruimtelijk schaalniveau dan de provinciale structuurvisie, een beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied dat zich uitstrekt tussen de gemeenten Noordwijk, Nieuwkoop, Rijnwoude en Voorschoten, waarin Leiden het stedelijke middelpunt is.
Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 van kracht en verplicht gemeenten, provincies en het Rijk een structuurvisie vast te stellen voor hun grondgebied. Regio's zijn niet verplicht om een structuurvisie op te stellen, maar mogen dat wel. Dit houdt in dat de regionale structuurvisie geen wettelijk karakter heeft. Wel bindt de structuurvisie de deelnemende gemeenten om afspraken uit dit document uit te voeren. Als gemeenten van deze afspraken willen afwijken, moeten zij op regionaal niveau een oplossing vinden.
Het voornaamste doel van het beleid in de regionale structuurvisie is een juiste balans te vinden tussen het behoud van het unieke karakter van de regio, met haar bollenlandschap en historische kernen en steden, en de wenselijke toekomstige ontwikkelingen. Met de regionale structuurvisie hebben de Holland Rijnland-gemeenten de koers uitgezet voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie is een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. De bestaande ruimtelijke en functionele karakteristieken van het plangebied zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Het bestemmingsplan past binnen de kaders van de regionale structuurvisie.
Structuurvisie 2009-2025 (2009)
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2009-2025 vastgesteld. De structuurvisie gaat uit van bestaand beleid en is niet opgesteld om oude discussies over te doen of nieuwe te starten. De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. De Structuurvisie 2009-2025 is hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de Leidse structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de Leidse structuurvisie. Ook het resultaat van de stadsgesprekken in 2004 en gesprekken met diverse partijen en partners zijn in de structuurvisie verwerkt. Tijdens deze gesprekken zijn de ruimtelijke ambities en verwachtingen van diverse partijen voor de komende 15 jaar geïnventariseerd. Dat heeft geleid tot een structuurvisie met de volgende ambities:
Op de structuurvisiekaart Leiden 2025 is het westelijk deel van het plangebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Voor de gebieden die als 'bestaand stedelijk gebied' zijn aangeduid, is in de structuurvisie het beleid geïntegreerd zoals het is opgenomen in de Boomgaard van Kennis. Dit beleid is met de structuurvisie opnieuw vastgesteld.
Het oostelijk deel van het plangebied en het gebied ten westen van de Europaweg/Voorschoterweg zijn aangeduid als 'nieuw gemengd stedelijk milieu'. Voor het gebied ten oosten van de Lammenschansweg is de aanduiding 'studentenhuisvesting' opgenomen.
Structuurvisiekaart Leiden 2025
De Lammenschansdriehoek is in de structuurvisie aangemerkt als uitwerkingsgebied. In de uitwerkingsgebieden worden in de komende 10 jaar veranderingen verwacht. Het is van belang om voor deze gebieden zo snel mogelijk een heldere visie te formuleren en die te vertalen naar concrete projecten. Voor Lammenschansdriehoek wordt daarnaast ook een gebiedsvisie gemaakt door de corporaties. Dit zal echter naar verwachting niet leiden tot grote structuurveranderingen.
De grote structuurveranderingen in het Lammenschansgebied zullen zich met name voordoen aan de oostzijde van de Lammenschansweg. De scholenlocatie Lammenschanspark komt vrij voor herontwikkeling zodra de nieuwbouw van het ROC gereed is en kan worden herontwikkeld ten behoeve van de realisering van studentenhuisvesting (Studentencampus De Leidse Schans). Het gebied tussen de Lammenschansweg en de Kanaalweg zou dan een gemengd gebied met wonen en werken kunnen worden. Tenslotte is in de structuurvisie aangegeven dat herinrichting van het Lammenschansplein, in combinatie met bebouwing hieromheen, tot de mogelijkheden behoort als er een aansluiting van de Rijnlandroute bij de Voorschoterweg komt en de Europaweg dientengevolge aan betekenis verliest.
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard. Er zijn slechts ontwikkelingen opgenomen die reeds planologisch mogelijk zijn gemaakt. Deze ontwikkelingen (waaronder de nieuwbouw van het ROC) zijn als 'bestaande situatie' opgenomen in het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek'. De overige ontwikkelingen die in de gemeentelijke structuurvisie zijn voorzien zijn nog niet concreet genoeg, zodat ze niet meegenomen zijn in dit bestemmingsplan. In paragraaf 2.2 is kort aandacht besteed aan de ontwikkelingen die in de komende periode in het plangebied zijn voorzien.
Boomgaard van Kennis (1995)
Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van kennis' is vastgesteld in 1995 en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als een sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad, en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Er is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het (voornamelijk) binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit. Het beleid zoals opgenomen in het structuurplan is doorvertaald in de Structuurvisie 2009 - 2025.
Bij inbreidingslocaties heeft het de voorkeur de stedenbouwkundige kwaliteit te versterken, bijvoorbeeld door duurdere woningen toe te voegen in wijken met relatief veel sociale huurwoningen. Dit komt het woonmilieu ten goede en draagt bij aan meer variëteit in woningtypes. Aandachtspunten zijn verder de dalende woningbezetting, de toenemende vergrijzing en het op peil houden van wooneenheden voor studenten. Door een toename aan leefstijlen en verscheidenheid in de samenleving dient Leiden te voorzien in voldoende gevarieerde woonmilieus.
In het bestemmingsplan 'Lammenschansdriehoek' zijn de verschillende woonbuurten passend bestemd. Door de wijze van bestemmen zijn aan de woningen passende mogelijkheden gegeven voor het realiseren van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Hierdoor bestaat voldoende flexibiliteit om, binnen de bestaande bebouwingsstructuur, aanpassingen aan de woning te realiseren.