Plan: | Chw bestemmingsplan Broekgraaf |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0545.BPBroekgraaf2018-VA01 |
De wijk Broekgraaf, aan de westzijde van Leerdam is in ontwikkeling. De wijk ligt tussen de Spoorbaan Geldermalsen - Gorinchem, de Koendersweg en de Tiendweg. Een aantal buurten is al gerealiseerd, maar grote delen van het plangebied zijn nog in ontwikkeling of worden nog ontwikkeld.
De huidige ontwikkeling van de wijk vindt plaats op basis van het geldende bestemmingsplan Broekgraaf. Dit bestemmingsplan is op 16 juni 2010 vastgesteld. In het bestemmingsplan is de ontwikkeling van het woongebied opgenomen. Grote delen van het plangebied zijn bestemd als 'Wonen - uit te werken'. Er zijn inmiddels enkele uitwerkingsplannen vastgesteld.
Ondanks dat het plan nog niet geactualiseerd dient te worden op basis van artikel 3.1 sub 2 van de Wro, is er toch voor gekozen het bestemmingsplan te herzien. Dit heeft een aantal redenen:
Het op te stellen Chw bestemmingsplan Broekgraaf betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan met een flexibele bestemmingsregeling voor het uitleggebied Broekgraaf. Het Chw bestemmingsplan valt onder artikel 7c van het Besluit uitvoering crisis- en herstelwet (Verbrede reikwijdte). Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet is van toepassing. De volgende instrumenten uit de Chw worden toegepast.
Verordeningen
Doel van de omgevingswet is om alle regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving in één plan onder te brengen. Het experiment met een bestemmingsplan onder de Crisis en Herstel wet loopt daarop vooruit en biedt de mogelijkheden om lokale verordeningen en andere regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving onder te brengen in het bestemmingsplan verbrede reikwijdte (artikel 7c lid 4).
Verschillende gemeenten hebben daarmee geëxperimenteerd en dat heeft geleid tot een aantal uitgangpunten (nog niet vastgesteld) waaronder het mogelijk is om deze verordeningen op te nemen in het bestemmingsplan. Deze uitgangspunten hebben wij gehanteerd in dit bestemmingsplan:
Geen regels mogen worden opgenomen die (deels) wel betrekking hebben op de fysieke leefomgeving maar die hoofdzakelijk worden gesteld met het oog op de handhaving van de openbare orde en (openbare) veiligheid. Dit zijn in beginsel regels over persoonlijk gedrag die niet onder de reikwijdte van de Omgevingswet vallen. Regels over toezicht op evenementen en het handhaven van de openbare orde en veiligheid daarbij kunnen niet in het omgevingsplan worden opgenomen. Regels over evenementen die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, zoals regels over op welke locaties evenementen mogen plaatsvinden en wat de maximale geluidbelasting daarvan op geluidgevoelige gebouwen mag zijn, horen wel in het omgevingsplan thuis.
De hieronder opgenomen lijst met lokale verordeningen zijn getoetst op deze uitgangpunten en voor zover de regels toepasbaar in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit betreft regelingen voor:
Het plangebied ligt aan de westzijde van Leerdam. De plangrens is gelijk aan de plangrens van het geldende bestemmingsplan Broekgraaf. Hieraan wordt het plangebied van het bestemmingsplan Broekgraaf, zuidelijke ontsluiting A toegevoegd. Deze weg ligt aan de noordzijde van de begraafplaats. In onderstaande afbeelding is het plangebied opgenomen.
De volgende plannen gelden binnen het plangebied en worden door dit 'Chw bestemmingsplan Broekgraaf' herzien:
Naam plan | IMRO nummer | Besluit | |
Bestemmingsplan Broekgraaf | NL.IMRO.0545.BPBROEKGRAAF-VS01 | 16 juni 2010 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf, fase 1 | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAFFASE1-VS01 | 18 maart 2014 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf, fase 2A | NL.IMRO.0545.UPBroekgraaffase2A-VS01 | 5 april 2016 | |
Bestemmingsplan Ontsluiting Koenderseweg | NL.IMRO.0545.BPONTSLKOENDERSWG-VS01 | 20 september 2016 | |
Uitwerkingsplan Herziening Broekgraaf, fase 2A | NL.IMRO.0545.HZBroekgraaffase2A-VS01 | 4 oktober 2016 | |
Bestemmingsplan Broekgraaf, Zuidelijke ontsluiting A | NL.IMRO.0545.BPZUIDONTSLWGA-VS01 | 13 oktober 2016 | |
Bestemmingsplan Broekgraaf, Zuidelijke Ontsluiting B | NL.IMRO.0545.BPZUIDONTSLWGB-VS01 | 13 oktober 2016 | |
Omgevingsvergunning Broekgraaf fase 4 deel 1 (afwijking bestemmingsplan en bouwen 14 grondgebonden woningen) | NL.IMRO.0545.PBBROEKGRAAFFAS4A1-VS01 | 16 januari 2017 | |
Omgevingsvergunning Broekgraaf fase 4 deel 2 (afwijking bestemmingsplan) | NL.IMRO.0545.PBBROEKGRAAFFAS4A2-VS01 | 1 mei 2017 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf, fase 2B | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAFFASE2B-VS01 | 25 juli 2017 | |
Omgevingsvergunning Broekgraaf fase 2c (projecten 2.3 en 2.6) | NL.IMRO.0545.PBBROEKGRAAFFASE2C-VS01 | 31 juli 2017 | |
uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.7 – | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF47-VS01 | 12 december 2017 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.8 | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF48-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.9a | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF49a-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.9b | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF49b-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.10a | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF4.10a-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.10b | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF4.10b-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.5 | IMRO.0545.UPBROEKGRAAF45-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 4 deelgebied 4.6 | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF46-VS01 | 16 januari 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 1 deelgebied 1.5 en 1.6 | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF15en16-VS01 | 30 januari 2018 | |
uitwerkingsplan Broekgraaf fase 1 deelgebied 1.7 | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF17-VS01 | 6 maart 2018 | |
uitwerkingsplan Broekgraaf fase 2 deelgebied 2.4 en 2.5 | IMRO.0545.UPBROEKGRAAF24en25-VS01 | 3 april 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf fase 1, deelgebied 1.5 en 1.6 herziening | NL.IMRO.0545.UPBROEKGRAAF15E16H-VS01 | 11 december 2018 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.6a | NL.IMRO.1961.UPBROEKGRAAF56a-VA01 | 22 oktober 2019 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.6b | NL.IMRO.1961.UPBROEKGRAAF56b-VA01 | 22 oktober 2019 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.7 | NL.IMRO.1961.UPBROEKGRAAF57-VA01 | 22 oktober 2019 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf deelgebied 4.9c | NL.IMRO.1961.UPBROEKGRAAF49c-VA01 | 19 november 2019 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.10a | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRAAF510a-VA01 | 25 augustus 2020 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.10b | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRAAF510b-VA01 | 25 augustus 2020 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.10c | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRAAF510c-VA01 | 25 augustus 2020 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.10d | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRAAF510d-VA01 | 25 augustus 2020 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.1, 5.2 en 5.5 | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRF515255-VA01 | 15 december 2020 | |
Uitwerkingsplan Broekgraaf Fase 5.4 en 5.8 | NL.IMRO.1961.UPLDBROEKGRF5458-VA01 | 15 juni 2021 | |
Bestemmingsplan Broekgraaf herziening fase 4, deelgebied 4.6 en 4.7 | NL.IMRO.0545.BPBROEKGRHERZ4647-VS01 | 9 mei 2019 |
Stand van zaken ontwikkeling plangebied
Op basis van de uitwerkingsplannen en verleende vergunningen is een deel van het plangebied al gerealiseerd en in gebruik genomen. Voor zover er een uitwerkingsplan geldt of een vergunning is verleend, wordt in dit bestemmingsplan een gedetailleerde bestemming opgenomen. Dit geldt voor bovenstaande plannen waarvoor een uitwerkingsplan is vastgesteld of omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan is verleend. Voor de overige gebieden wordt een globale eindbestemming opgenomen.
Fasering Broekgraaf - Bron Kaartenboek, Imoss/Gemeente Leerdam
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit en schetst het Rijk hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten.
Voor de middellange termijn tot 2028 heeft het Rijk 3 doelen geformuleerd:
De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
CONCLUSIE
De SVIR staat de voorgenomen uitwerking van het woongebied niet in de weg.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Het Barro bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de SVIR. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van het NNN is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor onderhavig plangebied.
CONCLUSIE
Het Barro staat de voorgenomen uitwerking van het woongebied niet in de weg.
De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd en is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onder artikel 3.1.6. Op 1 juli 2017 is 'de Ladder' gewijzigd in werking getreden. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. In Ladder voor duurzame verstedelijking is een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Geconcludeerd wordt dat er ruimte is voor nieuwe harde capaciteit binnen de regio (Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Molenwaard, Zederik, Vianen, Nieuwegein, Culemborg, Geldermalsen en Lingewaal). De kwantitatieve behoefte voor de komende 10 jaar is groter dan de reeds beschikbare capaciteit in harde plannen. geconcludeerd wordt dat de 572 woningen te Broekgraaf met betrekking tot aantallen woningen voorzien in een (regionale) behoefte, zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a. Dit geldt ook wanneer de regio beperkt wordt tot Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Er is voldoende ruimte voor de geplande grondgebonden woningen en appartementen. Ook wanneer een onderscheid wordt gemaakt naar woningtype, onderscheiden naar grondgebonden en appartementen, voorziet het plan in een (regionale) behoefte, zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a.
Voor het plan geldt dat deze formeel voor het grootste deel niet is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied (BSG). Voor de periode van 10 jaar geldt dat indien alle binnenstedelijke harde en zachte planlocaties in die periode benut worden, dit onvoldoende zal zijn om aan de regionale woningvraag te voldoen. Er blijft dan een resterend woningtekort bestaan. Deze bedraagt dan ruim 2.000 woningen in de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Geconcludeerd wordt dat er gelet op de harde en zachte plannen die nu bekend zijn, onvoldoende binnenstedelijke ruimte lijkt te zijn om plaats te bieden aan de kwantitatieve woningbehoefte voor de komende 10 jaar. Het lijkt, indien gekozen wordt om zo veel mogelijk aan te sluiten op de regionale kwantitatieve behoefte, haast onvermijdelijk om ook locaties buiten BBG te benutten waarvan het plan Broekgraaf er een van zou kunnen zijn.
Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 2.
In paragraaf 2.4.2 wordt in gegaan op het regionaal en gemeentelijk woningbouwprogramma en het uitgevoerde woningmarktonderzoek voor Broekgraaf.
Op ambtelijk niveau is de integrale herziening van het bestemmingsplan voor afstemming voorgelegd aan de regio. Er is ingestemd met de bouw van twee maal 227 woningen in de komende twee jaar en daarmee de reeds geaccordeerde afstemmingen voor Broekgraaf voor de komende twee jaar te vervangen. Reden voor het akkoord voor 2 jaar is dat de regio vraaggericht wil werken. Dit is conform de regionale woonvisie. Omdat de afspraak is om binnen de regio vraaggericht te werken, vraagt de regio om het te realiseren woningbouwprogramma iedere twee jaren af te stemmen. Om deze reden is in mei 2020 wederom afstemming gezocht met de regio en is ingestemd met de bouw van 360 woningen voor de komende twee jaren.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan biedt ten opzichte van het bestemmingsplan van 2010 slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden en betreft vooral een concretisering van de plannen. Uit Bijlage 2 blijkt dat de 572 woningen te Broekgraaf met betrekking tot aantallen woningen voorzien in een (regionale) behoefte, zoals bedoeld in Bro artikel 3.1.6 lid 2.a.
Verbrede reikwijdte
Het Chw bestemmingsplan onder artikel 7c van het Besluit uitvoering crisis- en herstelwet (Verbrede reikwijdte). Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet is van toepassing. De volgende elementen uit artikel 7c van het Uitvoeringsbesluit Crisis- en herstelwet zullen in ieder geval worden toegepast:
Verordeningen
Voorafgaand aan het opstellen van het Chw bestemmingsplan heeft een analyse van de verordeningen plaats gevonden. Niet alle verordeningen kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Het gaat alleen om regels die over de fysieke leefomgeving gaan (zie art. 2.4 Omgevingswet). Verder geldt in ieder geval het volgende:
- Er worden geen regels worden opgenomen over onderwerpen voor de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan, voor zover die bij of krachtens een andere wet uitputtend zijn geregeld (artikel 1.4 Omgevingswet).
- Regels over activiteiten ten gevolge waarvan onderdelen van de fysieke leefomgeving worden gewijzigd moeten worden opgenomen; dit impliceert dat het gaat om activiteiten die een blijvende verandering van de fysieke leefomgeving teweegbrengen. Het plaatsen van een tijdelijk bouwwerk behoort hier ook toe.
- Geen regels mogen worden opgenomen die (deels) wel betrekking hebben op de fysieke leefomgeving maar die hoofdzakelijk worden gesteld met het oog op de handhaving van de openbare orde en (openbare) veiligheid. Dit zijn in beginsel regels over persoonlijk gedrag die niet onder de reikwijdte van de Omgevingswet vallen. Regels over toezicht op evenementen en het handhaven van de openbare orde en veiligheid daarbij kunnen niet in het omgevingsplan worden opgenomen.
- Geen financiële regels mogen worden gesteld.
- Geen regels mogen worden gesteld waar bij overtreding daarvan een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Op basis hiervan zijn in Artikel 19 een aantal regelingen uit de APV opgenomen. Dit betreft regelingen voor:
Visie Ruimte en Mobiliteit
Op 9 juli 2014 is de Visie Ruimte en Mobiliteit (hierna: VRM) door de provincie Zuid-Holland vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 20 december 2017. Deze visie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde brengen en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Eind 2017 is het ontwerp van de Wijziging 2018 Visie Ruimte en Mobiliteit door de provincie gepubliceerd.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit worden 4 thema's onderscheiden. Deze thema's geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Kwaliteitskaart
In de visie is een kwaliteitskaart opgenomen die de kwaliteitsambities van de provincie toont. De kwaliteitskaart staat met de bijbehorende uitwerking en richtpunten aan de basis van de 'gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit', die een handreiking vormen voor het gebiedsspecifiek omgaan met ruimtelijke kwaliteit. In de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' van de Verordening ruimte 2014 wordt aangegeven dat indien een stedelijke ontwikkeling niet binnen het Bestaand stads-en dorpsgebied (hierna: BSD) plaatsvindt, de voorgenomen ontwikkeling moet passen binnen de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart. Broekgraaf staat in deze Kwaliteitskaart aangegeven als stedelijk gebied.
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie, is ook de Verordening Ruimte (2014) opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Eind 2017 is het ontwerp van de Wijziging 2018 Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Ruimte en de Verordening Ruimte 2014 door de provincie gepubliceerd. De wijziging gaat onder andere in op de ladder voor duurzame verstedelijking. De volgende bepalingen zijn relevant voor het bestemmingsplan:
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Verordening is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking blijkt dat provincies rekening moeten houden met de vereenvoudiging van de ladder zoals deze nu in het Besluit Ruimtelijke Ordening is vastgelegd. De provincie sluit hierbij aan, in de ontwerp wijziging 2018 (d.d. 7 november 2017).
Ruimtelijke kwaliteit
Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te passen binnen de aard en/of schaal van het gebied en te voldoen aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen). Als een ontwikkeling niet past bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
In de bebouwde ruimte dient rekening te worden gehouden met gebieden met bijzondere en/of topkwaliteit die extra bescherming nodig hebben. Het gaat om cultuurhistorische kroonjuwelen, molenbiotopen en ander cultureel erfgoed. Ook contrasten aan stads- en dorpsranden kunnen bijzondere ruimtelijke kwaliteiten bevatten. Het plangebied bevat geen van deze bijzondere ruimtelijke kwaliteiten.
Ook moet worden voldaan aan de relevante richtpunten van de Kwaliteitskaart. De Kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. Voor het plangebied is vooral de stedelijke occupatie relevant. Een richtpunt in steden is dat ontwikkelingen bijdragen aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van de stad of kern. Wanneer herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan moet dit bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek.
De ontwikkeling draagt bij aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De geplande woningbouw is passend qua aard en schaal in haar omgeving. In de 'Nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf 2016' worden de stedenbouwkundige aspecten nader beschreven. Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit.
CONCLUSIE
Het onderhavige bestemmingsplan geeft invulling aan de ambitie 'versterken ruimtelijke kwaliteit'. Aangezien het plangebied is gelegen binnen het BSD hoeft er niet nader getoetst te worden aan de kwaliteitskaart. De structuurvisie en de verordening vormen anderszins ook geen belemmering voor de ontwikkeling. Het bestemmingsplan biedt ten opzichte van het bestemmingsplan van 2010 slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden en betreft vooral een concretisering van de plannen. De grootste wijziging in woningaantallen wordt via een afwijkingsmogelijkheid mogelijk gemaakt. Deze flexibiliteitsbepaling is opgenomen om in te kunnen spelen op een veranderende woningmarkt. Vandaar dat een flexibiliteitsbepaling is opgenomen voor het verhogen van het woningaantal met 152 woningen. De verhoging van dit aantal is een gevolg van intensivering van de woonfunctie. Het betekent geen extra uitbreiding. De intensivering van de woonfunctie wordt veroorzaakt door maatschappelijke trends, kleiner wonen, éénpersoonshuishoudens, elektrisch rijden/energietransitie. Dit leidt tot andere woon-vormen en andere verkeersstromen. Toetsing aan de ladder van duurzame verstedelijking voor deze bevoegdheid, vindt plaats wanneer gebruik gemaakt wordt van de afwijkingsmogelijkheid, voor overige motivering van de duurzaamheidsladder wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2. Daarbij sluit woongebied Broekgraaf aan bij het 'versterken van stedelijk gebied' door haar locatie binnen Leerdam.
In navolging van de regionale structuurvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, heeft de regio recent een nieuwe visie, de visie 2030 opgesteld. Deze visie is een actualisering van het beleid uit de regionale structuurvisie en worden de beleidskeuzes bepaald met het oog op 2030. Binnen de Visie 2030 komen onderwerpen als de regionale woonvisie, beleid op het gebied van recreatie & toerisme, bedrijventerreinen, water & klimaat, een regionaal verkeer & vervoersplan naar voren. In de verschillende domeinen wordt de Visie 2030 nu uitgewerkt in projecten. Zo is inmiddels een regionale woonvisie opgesteld, zie onder.
CONCLUSIE
De Regionale structuurvisie staat de voorgenomen uitwerking van het woongebied niet in de weg.
De regionale woonvisie is een uitwerking van de Visie 2030 en beoogt de regionale afstemming van woningbouwplannen te bevorderen en de beleidslijnen ten aanzien van woningbouw in de regio duidelijk te krijgen. De regionale woonvisie kan ook voor de verantwoording van nut en noodzaak van een bestemmingsplan waarin woningbouw is opgenomen, worden gebruikt. Doel van de visie is om in te kunnen spelen op de veranderende dynamiek van de woningmarkt en de woonkwaliteit te verbeteren. De woonvisie gaat uit van investeren in nieuwbouw regio-breed, maar aangepast op de lokale vraag.
Er wordt onderscheid gemaakt in:
• Stedelijk gebied;
• Voorzieningendorpen;
• Woondorpen.
De huidige afspraak is een netto toevoeging van 3.500 woningen netto in totaal voor de Regio, met als uitloop 4.500 woningen, indien aangetoond wordt dat de markt daarom vraagt. Daarmee biedt de provincie op regioniveau ruim voldoende ruimte voor vraag gestuurde groei. De gemiddelde jaarlijkse netto woningbehoefte in de regio is geschat op 350 woningen of huishoudens, wat overeenkomt met 0,7% groei per jaar.
Het bestemmingsplan past binnen, en geeft invulling aan de Regionale woonvisie.
Regionale afstemming Broekgraaf
Er is een regionaal portefeuillehoudersoverleg gevoerd aangaande de ontwikkeling van woningen te Broekgraaf. Hierin is gesignaleerd dat het aantal woningen dat tot 2030 gerealiseerd zal worden (1100) er 100 meer zijn dan beoogd in 2010. Dit wordt veroorzaakt door verdichting en een veranderde stedenbouwkundige opzet. Er is sprake van een herziening van zowel kwalitatief en kwantitatief aanbod van woningen. Diversen fasen van Broekgraaf zijn in de afgelopen periode goedgekeurd, welke voorzien in de bouw van 227 woningen. Er is ingestemd met de bouw van twee maal 227 woningen in de komende twee jaar en daarmee de reeds geaccordeerde afstemmingen voor Broekgraaf voor de komende twee jaar te vervangen. Reden voor het akkoord voor 2 jaar is dat de regio vraaggericht wil werken. Dit is conform de regionale woonvisie.
CONCLUSIE
De Regionale woonvisie staat de voorgenomen uitwerking van het woongebied niet in de weg.
Op 11 oktober 2012 heeft de gemeenteraad van Leerdam de Structuurvisie Leerdam 2020 ’Hart voor Kwaliteit aan de Linge’ vastgesteld. Middels de structuurvisie streeft de gemeente Leerdam ernaar dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in algemene zin bijdragen aan het behoud dan wel versterken van het ruimtelijk raamwerk van de stad. De hoofddoelstellingen uit de structuurvisie zijn:
wegen en waterlopen), vlakken (kernen, wijken en gebiedsdelen) en elementen (bijzonderheden en beeldbepalende gebouwen);
vormgeving van stadsranden en overgangszones;
ruimtelijk raamwerk;
In de structuurvisie is de locatie Broekgraaf aangeduid als nieuw te ontwikkelen woongebied.
Er is in de Structuurvisie door de gemeenteraad ook een formeel beleidskader vastgesteld om woningbouwinitiatieven te kunnen toetsen en beoordelen op het aspect concurrentie. Dit afwegingskader geldt voor woningbouwinitiatieven van 3 of meer woningen
Dit vormt een onderdeel van risicobeheersing en het tegengaan concurrentie voor de projecten die reeds opgenomen zijn in het gemeentelijke woningbouwprogramma en de Regionale Woonvisie. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan Broekgraaf en herstructurering. Met de ontwikkeling van het plangebied is rekening gehouden.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan past binnen de doelstellingen uit de Structuurvisie en biedt ten opzichte van het bestemmingsplan van 2010 slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden en betreft vooral een concretisering van de plannen. Ter plaatse van de zuidzijde van de sportvelden worden woningen mogelijk gemaakt, daarnaast worden extra woningen binnen het plangebied mogelijk gemaakt via een afwijkingsmogelijkheid. Deze flexibiliteitsbepaling is opgenomen om in te kunnen spelen op een veranderende woningmarkt. Het betekent geen extra uitbreiding. De intensivering van de woonfunctie wordt veroorzaakt door maatschappelijke trends, kleiner wonen, éénpersoonshuishoudens, elektrisch rijden/energietransitie. Dit leidt tot andere woonvormen en andere verkeersstromen.
Doelstelling van Broekgraaf is behalve uitbreiding van de woningvoorraad ook het versterken van de relatie tussen stad en buitengebied door de aanleg van nieuwe natuur aan de rand van het plangebied. ook wat dat betreft past het binnen de hoofddoelstellingen uit de structuurvisie.
Woonagenda Leerdam 2016-2020
De keuze voor een 'Woon agenda' in plaats van een nieuwe 'Woonvisie' is meer dan alleen woorden. De Woonagenda is een agenda voor de komende jaren, waarin de concrete opgaven en uitgangspunten voor de gemeente Leerdam op het gebied van wonen zijn gebundeld en is in mindere mate een stuk met een nieuwe visie, in de zin van vergezichten.
De ruimte voor nieuwbouwontwikkelingen concentreert zich vooral in Leerdam-West en Broekgraaf. De locatie Broekgraaf biedt diverse mogelijkheden voor de realisatie van verschillende type woningen en woonvormen. Er is een groeiende maar kleine vraag naar Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) en zelfbouw.
Nieuwe initiatieven voor woningbouw worden afgewogen aan de hand van de Regionale Woonvisie en het 'Afwegingskader Woningbouw' uit de Leerdamse structuurvisie. In de gemeente Leerdam is gemiddeld genomen jaarlijks ruimte voor de toevoeging van netto (dus vervangende nieuwbouw zit hierin nog niet opgenomen) 70 woningen per jaar t/m 2019. Daarvan zal het merendeel gerealiseerd worden op de nieuwbouwlocatie Broekgraaf. Het streven van de gemeente is om woningen gefaseerd te realiseren, maar mede als gevolg van de crisis was in enkele projecten vertraging ontstaan. Ondanks dat blijkt dat de vraag naar woningen er gelukkig nog steeds is. Het is niet de bedoeling dat alleen maar eengezinswoningen worden gerealiseerd (ook in het kader van diversiteit in woningaanbod).
Actualisatie regionale woonvisie 2017-2020, regio Alblasserwaard - Vijfheerenlanden
Ten aanzien van starters wordt gesteld dat daarvoor mogelijkheden geboden moeten worden. Het binden van doorgroeiers en het aantrekken van nieuwkomers (uit de Zuidvleugel van de randstad en Utrecht) biedt kansen. Daarnaast zouden senioren bediend moeten worden.
De provincie heeft zicht op het naleven van de bestuurlijke afspraak van 3.500-4.500 woningen tot 2020 (inmiddels aangepast naar 4.233 tot 4.785 woningen. De gemeenten kunnen samen richting geven aan een vraaggericht programma voor woningbouw en voorraadvernieuwing. Gemeenten toetsen hun plannen aan de regionale woonvisie.
In de regionale Woonvisie is een woningbehoefte raming opgenomen:
Actuele prognoses wijzen weliswaar op korte termijn tot 2020 op een grotere behoefte, maar gemeten over de periode 2017-2025 is de voorspelde behoefte opnieuw 0,7 procent groei per jaar op regioniveau.
Marktonderzoek Broekgraaf
Inmiddels is het Marktonderzoek Broekgraaf Fase 3, 5 & 6 incl. resterend deel fase 2 uitgevoerd, zie Bijlage
3. Hieruit blijkt dat het plan lijkt te voorzien (samen met het deel dat reeds bouwtitel heeft) in de behoefte zoals door de provincie berekend voor de regio Albrandswaard-Vijfheerenlanden voor de periode 2018-2025. Wel hebben andere gemeenten ook veel plannen in de pijplijn. Op korte termijn ontstaat echter geen overschot aan harde plannen. Ook is van belang te beseffen dat de provinciale prognose uitgaat van migratiesaldo nul. Dit is een (beleids)aanname die voorbij gaat aan de werkelijke verhuisbewegingen. Leerdam heeft bijvoorbeeld al 3 jaar een positief migratiesaldo en mensen trekt van buiten de regio. De ligging van de regio na-bij de Randstad met haar oplopende woningtekorten heeft invloed op de vraag van buiten de regio.
Te concluderen valt dat het plan slechts in zeer beperkte mate de overige gemeenten uit Alblasser-waard-Vijfheerenlanden als rekruteringsgebied heeft. Het merendeel van de huishoudens (92%)2 komt uit Leerdam zelf of van buiten de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.
Als het gaat om de fasering lijken er volgens de huidige recente marktinzichten voor de nabije toekomst geen problemen te ontstaan rondom om de afzetbaarheid van woningen.
Er is in het plan Broekgraaf sprake van een mix van woningtypen, prijsklassen in zowel huur als koop. De voorgestelde mix van woningtypen naar prijsklassen lijkt goed aan te sluiten op de huidige marktvraag en het lokale woningbehoefteonderzoek van Leerdam uit 2015. Er zijn momenteel in alle segmenten tekorten.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan past binnen de doelstellingen uit de Woonagenda Leerdam 2016-2020 en de Actualisatie regionale woonvisie 2017-2020 en biedt ten opzichte van het bestemmingsplan van 2010 slechts beperkt uitbreidingsmogelijkheden en betreft vooral een concretisering van de plannen. Onderhavig bestemmingsplan maakt circa 1100 woningen mogelijk. Op basis van een afwijkingsmogelijkheid worden nog eens 152 woningen mogelijk gemaakt. Deze flexibiliteitsbepaling is opgenomen om in te kunnen spelen op een veranderende woningmarkt. De verhoging van dit aantal is een gevolg van intensivering van de woonfunctie. Het betekent geen extra uitbreiding. De intensivering van de woonfunctie wordt veroorzaakt door maatschappelijke trends, kleiner wonen, éénpersoonshuishoudens, elektrisch rijden/energietransitie. Dit leidt tot andere woonvormen en andere verkeersstromen.
Op 9 juni 2016 heeft de raad de nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf 2016 vastgesteld. De nota bevat de beleidsmatige en kwalitatieve eisen waarbinnen de verschillende deelgebieden binnen Broekgraaf uitgewerkt moeten worden. Deze kaders hebben betrekking op heel Broekgraaf en zijn bedoeld om de stedenbouwkundige en programmatische samenhang tussen de verschillende deelgebieden en de herkenbaarheid van Broekgraaf als geheel te waarborgen.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan houdt rekening met en is gebaseerd op de Nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf 2016.
In dit document wordt een inrichtingsvisie gevormd op het Leerdamse groen in Leerdam en de bijbehorende kernen Kedichem, Schoonrewoerd en Oosterwijk. Dit plan geeft een kader waarbinnen in de toekomst inrichtingsplannen op straatniveau worden gemaakt. Doel van het Groenstructuurplan is behoud en vergroting van de kwaliteit van het groen. In Broekgraaf is de ecologische zone en de watergang door het woongebied van belang. Deze zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. De Nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf 2016 en het Groenstructuurplan zijn op elkaar afgestemd.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan houdt rekening met en is gebaseerd op de Nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf 2016 welke is afgestemd op het Groenstructuurplan.
De volgende beleidsplannen zijn onder andere op milieugebied vastgesteld;
1. Beleid Hogere Waarden
Op het gebied van geluid heeft de gemeente hogere waarden beleid opgesteld. Wanneer geluidsgevoelige objecten (waaronder woningen) op een locatie liggen waar de geluidbelasting boven de voorkeurswaarde uitkomt, dan geldt het gemeentelijke beleid om hogere waarden aan te vragen.
Voor 30 km/ wegen worden bijzondere voorzieningen gevraagd als het geluidsniveau niet aan de voorkeursgrenswaarden kan voldoen, zoals geluidluwe buitenruimte en geluidluwe gevel.
2. Beleidsvisie Externe Veiligheid
In dit beleid wordt omschreven hoe de gemeente om gaat met de gevaren van opslag van gevaarlijke stoffen. Tevens wordt hier een protocol gegeven hoe intern omgegaan moet worden met ruimtelijke plannen in de buurt van een opslag.
3. Duurzaamheidsbeleid
Het beleidsplan op het gebied van duurzaamheidsbeleid richt zich vooral bestaande bouw, eigen organisatie, duurzame energieopwekking, verkeer en vervoer en ondernemers. Voor al deze gebieden zijn diverse activiteiten in het programma opgenomen, die zowel door burgers, verenigingen als de gemeente worden uitgevoerd.
4. Bodembeleid
De omgevingsdienst heeft een regionaal beleid opgesteld. Iedere gemeente heeft vervolgens het beleid en de bodemkwaliteitskaarten lokaal vast gesteld. Door het vastgestelde beleid is het onder andere mogelijk om grondverzet in de regio te laten plaatsvinden op basis van de kwaliteitskaarten. Het regionale beleid gaat uit van het stand-still beginsel: wedergebruik van grond is toegestaan als de kwaliteit van de ontvangende bodem daardoor niet verslechtert. Er mag dus alleen grond gebruikt worden van gelijke of betere chemische kwaliteit dan de ontvangende bodem.
5. Geurbeleid
In de subregio is een geurvisie opgesteld voor extensieve veehouderij. De gemeente Leerdam heeft, voor een klein gebied, nog een deel voor intensieve veehouderij aan toegevoegd. Naast de visie is ook de verordening vastgesteld. De normen uit deze verordening zijn van belang voor Broekgraaf.
6. Waterplan
Het stedelijk waterplan is een integraal plan om knelpunten in het watersysteem aan te pakken, maar ook om robuuste en attractieve watergangen te realiseren.
7. Afvalbeleidsplan
Onze natuurlijke hulpbronnen slinken. Het winnen van natuurlijke hulpbronnen legt een beslag op de ruimte en heeft effect op flora en fauna. Dit vraagt om een slimme inzet van deze bronnen en om afval optimaal te benutten. Het scheiden van afvalstromen speelt hierbij een belangrijke rol. Daarom heeft de raad in 2014 een afvalbeleidsplan vastgesteld. Dit beleid houdt in: scheiden bij de bron. Huishoudens krijgen minicontainers voor papier, plastic en dergelijke en er worden ondergrondse containers geplaatst voor restafval.
Broekgraaf aardgasvrij
Volgens wetgeving dient er aardgasvrij gebouwd te worden. De gemeente zal de woningen in fase 2, 3 en 5 aardgasvrij laten bouwen. Er is een plicht om een alternatieve energie-infrastructuur aan te bieden die in de warmtevoorziening voor dat gebied kan voldoen. Een all electric oplossing lijkt voor Broekgraaf de meest logische keuze. Er moet daarvoor dan wel voldoende capaciteit zijn in het elektriciteitsnet (bron: Broekgraaf aardgasvrij, Overmorgen, januari 2018).
Duurzaamheid in Broekgraaf
Er wordt gestreefd naar 'energieneutraal' gebruik. Dit kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de mate van autobezit in de wijk, wat weer van invloed is op de parkeerbalans in fase 2 en 3. Verder worden projectontwikkelaars uitgedaagd om duurzame projecten te realiseren door in de uitvraag hier nadrukkelijk op in te spelen.
CONCLUSIE
Het bestemmingsplan houdt rekening met het Milieubeleidsplan. Voor geur en geluid zijn in het vigerende bestemmingsplan reeds kaders vastgesteld. Na vaststelling daarvan is de geurverordening aangepast, waardoor in een bepaald gebied een norm van 3,5 Odeur geldt in plaats van de geldende 2 Odeur. Ten opzichte van het geldende bestemmingpslan is in de regels van dit bestemmingpslan een regeling voor hogere waarden ten gevolge van reconstructie van de Parallelweg opgenomen in de planregels. Voor het overige, namelijk spoorweglawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai zijn de verleende hogere waardenbesluiten bij het geldende bestemmingpslan nog van toepassing. Deze waarden zijn opgenomen in de regels en de verbeelding.
In de regels dient flexibiliteit voor 'gasloos' bouwen en de parkeerbalans te worden opgenomen.
Huidige situatie
Broekgraaf ligt tussen de Merwede-Lingelijn Geldermalsen - Gorinchem, de Koenderseweg en de Tiendweg en heeft een omvang van circa 60 hectare. Langs de Koenderse weg en de Tiendweg liggen bestaande woningen. Daarnaast zijn er drie sportverenigingen met bijbehorende sportvelden in het gebied gelegen. Tenslotte ligt in het gebied oostelijk van de Koenderseweg een groenzone, die behoort tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN).
Een deel van het plangebied is reeds ontwikkeld. Deze woningen zijn gerealiseerd op basis van uitwerkingsplannen of (uitgebreide) omgevingsvergunningen. Het betreft een woongebied, bij enkele woningen is een bedrijf aan huis aanwezig. Ook zijn er wegen, groenvoorzieningen, natuur en watergangen aangelegd.
Daarnaast zijn in het plangebied diverse andere functies aanwezig.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt een Eneco-trafogebouw, welke voorzien is van een geluidcontour. Naast het trafo-station is een dierenasiel gevestigd.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt Benang Radja, een Moluks buurthuis/wijkgebouw. Ten noorden van het plangebied ligt een agrarisch bedrijf. De geurcontour van dit bedrijf ligt binnen het plangebied. Door het plangebied loopt een deel van het spoor en de Westelijke Parallelweg, evenals een waterleiding en een ondergrondse middenspanningsleiding.
Toekomstige situatie
Broekgraaf wordt niet in één keer ontwikkeld en gebouwd. De eerste fase is grotendeels afgerond, de overige woongebieden worden in ca.15 jaar tijd (tot 2030) fasegewijs ontwikkeld en gerealiseerd. De nota Kaders en uitgangspunten planontwikkeling Broekgraaf (vastgesteld op 15 december 2011 en herzien op 18 juli 2016, zie Bijlage 1) bevat de beleidsmatige en kwalitatieve eisen waarbinnen de verschillende deelgebieden uitgewerkt moeten worden. Deze kaders hebben betrekking op heel Broekgraaf en zijn bedoeld om de stedenbouwkundige en programmatische samenhang tussen de verschillende deelgebieden en de herkenbaarheid van Broekgraaf als geheel te waarborgen. Deze nota functioneert als een Stedenbouwkundig Programma van Eisen en geldt bovendien als beeldkwaliteitplan. De beeldkwaliteit wordt per woonmilieu beschreven zodat deze zich voldoende van elkaar onderscheiden en als woonmilieu herkenbaar zijn.
In ruimtelijk en programmatisch opzicht sluit de wijk aan op het bestaande woongebied. Zo is er in de nieuwe wijk geen eigen voorzieningencentrum gepland en wordt met de water- en groenstructuren aangesloten op de structuur van bestaand West. Tegelijkertijd is Broekgraaf herkenbaar als nieuwe toevoeging aan Leerdam: met verschillende woonmilieus biedt het nieuwe woongebied een aanvulling op de woonsfeer van West, en biedt het ook een natuurlijke aanvulling op het bestaande woningaanbod in de hele stad.
Afbeelding van planconcept (l) en hoofdstructuur (r) Broekgraaf
Het plangebied omvat ca. 60 hectare. Het netto woongebied heeft een oppervlakte van ongeveer 37 hectare. Bij de realisatie van ca. 1100 woningen betekent dit een gemiddelde woningdichtheid van circa 29 woningen per hectare. In vergelijking met bestaande woonbuurten in Leerdam komt dit overeen met een groen en ruim opgezet woongebied. De kwaliteit van het plan zit in de waterpartijen, de singels en groenelementen. Het plan biedt nadrukkelijk de ruimte binnen de woongebieden met het ruimtegebruik te variëren, waardoor duidelijk van elkaar te onderscheiden woonmilieus ontstaan. Ook de woningdichtheid en de gemiddelde kaveloppervlakten kunnen binnen een bandbreedte variëren. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 1 Kadernota. Ter uitwerking van de Kadernota zijn de Beleidsregels Beeldkwaliteit en planontwikkeling Broekgraaf' opgesteld. Dit is van belang voor het bestemmingsplan: nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan de Beleidsregels Beeldkwaliteit en planontwikkeling Broekgraaf' of diens rechtsopvolger.
Aan de noordoostzijde van het plangebied liggen de bestaande sportvelden. Hier worden nieuwe velden aangelegd en er komt een nieuwe accommodatie. Daarnaast wordt de locatie van de school herontwikkeld (zie Bijlage 4 Kader voorzieningencluster). Hier ontstaat een ruim opgezette landschappelijke en parkachtige zone. De Broekgraafzone omvat verschillende functies: een onderwijsgebouw met daarbovenop appartementen, een complex van appartementen met eventueel maatschappelijke functies of dienstverlening in de plint en grondgebonden woningen. In totaal komen er ca. 90 woningen. Er worden ruim 220 parkeerplaatsen in openbaar gebied gerealiseerd.
Voorzieningencluster, bron: Leerdam, Broekgraaf voorzieningencluster, 2018
Speelvoorzieningen en kabels en leidingen in Broekgraaf
Speciefiek voor speelvoorzieningen geldt dat 3% van het totale oppervlak van het gebied dient ingericht te worden voor speelvoorzieningen. Er moet rekening gehouden worden met de benodigde ruimte voor kabels en leidingen in bermen en open verhardingen.
Conclusie
- 3% van het totale oppervlakte van het gebied dient formeel of informeel ingericht te worden voor speelvoorzieningen;
- er moet rekening gehouden worden met de benodigde ruimte voor kabels en leidingen in bermen en open verhardingen;
- vast dient te staan dat wordt voldaan aan de Beleidsregels Beeldkwaliteit en planontwikkeling Broekgraaf' of diens rechtsopvolger.
Wonen
In Broekgraaf ligt een woningbouwopgave van 1010 woningen, 1100 woningen inclusief het voorzieningencluster (het huidige sportcomplex). Op dit ogenblik zijn 140 woningen gerealiseerd. Daarnaast zijn 357 woningen in verkoop, in aanbouw of vergaand voorbereid. Zie hiervoor onderstaand schema.
De woningen die reeds gerealiseerd zijn, of kunnen worden gerealiseerd op basis van een uitwerkingsplan of uitgebreide omgevingsvergunning, zijn in dit bestemmingsplan bestemd met de bestemming 'Wonen'. De woningen die nog niet gerealiseerd of vergund zijn, vallen onder de bestemming 'Woongebied'. Dit is een bredere bestemming, waarbinnen bijvoorbeeld ook de openbare ruimte en wegen opgenomen zijn.
Het aandeel van de woningen in de sociale sector (koop en huur) zal 24% bedragen van het totaal aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied'. Het aandeel van de woningen, dat via particulier opdrachtgeverschap kan worden gerealiseerd zal 5% van het totaal aantal woningen in de bestemming 'Woongebied' bedragen.
Conclusie
- het aandeel van de woningen in de sociale sector (koop en huur) niet minder te bedragen dan 24% van het totaal aantal woningen in alle bestemmingvlakken met de bestemming 'Woongebied';
- het aandeel van de woningen, dat via particulier opdrachtgeverschap kan worden gerealiseerd niet meer te bedragen dan 5% van het totaal aantal woningen in alle bestemmingvlakken met de bestemming 'Woongebied'.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
In 2009 hebben diverse gemeenten (waaronder Leerdam) in de regio Alblasserwaard Vijfheerenlanden (Regio AV) gezamenlijk een beleidsnota archeologie met bijbehorende kaarten opgesteld. Ook Leerdam heeft nu een archeologische verwachtingskaart.
Bron: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Leerdam, 8-11-2009
In het plangebied komen lage tot hoge verwachtingswaarden voor op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Broekgraaf is in 2008 archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierin werd geadviseerd om voor het zuidelijke deel van het plangebied een nader inventariserend veldonderzoek (IVO) uit te voeren. In het noordwestelijke deel van het plangebied zijn mogelijk afzettingen van een stroomgordel in de ondergrond aanwezig. Op basis hiervan, wordt geadviseerd tevens het meest noordwestelijke deel van het plangebied nader te onderzoeken.
Het uitgevoerde archeologisch bureauonderzoek in 2008 in combinatie met de constateringen uit de gemeentelijke beleidsnota Archeologie geven aan dat een verkennend of karterend booronderzoek noodzakelijk is voor een gedeelte in het noordwesten van het plangebied en voor een gedeelte in het zuidelijke deel van het plangebied. Inmiddels zijn de aanvullende onderzoeken uitgevoerd. De conclusie is dat er geen nader onderzoek nodig is, het plangebied is vrijgegeven. Archeologische dubbelbestemmingen zijn daardoor niet nodig.
De onderzoeksrapporten zijn na te lezen in Bijlage 6, Bijlage 7 en Bijlage 12.
Cultuurhistorie
De gemeente Leerdam beschikt vooralsnog niet over eigen beleid op het gebied van cultuurhistorie.
De provincie Zuid-Holland heeft een Cultuur historische atlas voor de provincie opgesteld. Op deze kaart zijn door de provincie ZH enkele cultuurhistorische elementen aangeduid in het plangebied van Broekgraaf:
-Landschappelijke lijnkenmerken
-Landschappelijke vlak kenmerken
Afbeelding uitsnede Cultuur historische atlas, provincie Zuid Holland
In 2012 is een Inventarisatie beeldbepalende panden uitgevoerd. In deze inventarisatie zijn geen panden opgenomen die in het plangebied Broekgraaf liggen.
Aardkundige waarden
In de Visie Ruimte van de provincie is het gebied aan de westzijde van het plangebied aangeduid als 'veengebied'. Hiervoor geldt dat er ruimte is voor duurzame landbouw en passende economische activiteiten in het landelijk gebied, afgestemd op condities vanuit bodem, water en natuur en op gebiedskwaliteiten. Binnen het plangebied vindt geen landbouw plaats, maar ter plaatse van deze aanduiding is uitsluitend het natuurgebied en waterbergingsgebied gelegen, waardoor dit past binnen de visie.
Conclusie
Op basis van de archeologische onderzoeken wordt het plangebied vrijgegeven. Wat betreft cultuurhistorie en aardkundige waarden, past het bestemmingsplan binnen het geldend beleid.
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Voor het bestemmingsplan Broekgraaf (2010) zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn echter ouder dan 5 jaar. De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) heeft daarom een integraal advies opgesteld voor de bodem. Hier zijn meerdere eerder uitgevoerde bodemonderzoeken in beoordeeld. Er is onderscheid gemaakt tussen percelen die 'voldoende onderzocht' zijn en 'nader te onderzoeken percelen'. In Bijlage 5 is het integrale advies van OZHZ te zien. Hierin worden de volgende percelen aangekaart waar aanvullend onderzoek is vereist: D922, D964, D965, D966 en K27.
In het kader van de verbrede reikwijdte van dit bestemmingsplan worden de 'nader te onderzoeken percelen' opgenomen met een uitgestelde onderzoeksverplichting. De percelen die voldoende onderzocht zijn hebben geen onderzoeksverplichting.
Conclusie
Uit verrichte onderzoeken en de afzonderlijke beoordeling van OZHZ wordt aangetoond dat de bodemkwaliteit voor het merendeel van het plangebied voldoende is voor uitvoering van het plan. De bodemkwaliteit van de nader te onderzoeken percelen wordt geborgd door de uitgestelde onderzoeksverplichting.
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd, zie Bijlage 13. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb, de Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden), of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
INVENTARISATIE
Beschermde soorten die verwacht worden in het projectgebied zijn
Maatregelen
De volgende maatregelen volgen uit de natuurtoets:
Op de lange termijn zijn geen negatieve effecten aan de orde indien de voorzorgs- en mitigerende maatregelen opgevolgd worden.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Rondom Broekgraaf liggen drie Natura 2000-gebieden: Lingegebied & Diefdijk-Zuid (nr 70), Zouweboezem (nr 105) en Uiterwaarden Lek (nr 82). Het grootste deel van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek ligt op de zuidoever van de Lek, ten noordwesten van de Zouweboezem. De afstand vanuit het midden van Broekgraaf Fase 4 tot Zuider Lingedijk is 1 km, tot de Zouweboezem tussen 7 km en tot de Uiterwaarden Lek 11 km.
NATUURNETWERK NEDERLAND
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is uitgewerkt in de Provinciale Verordening. In het NNN staat natuur voorop en ontwikkelingen zijn daarom alleen onder strikte voorwaarden toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen in het NNN mogen per saldo niet leiden tot aantasting van het NNN, tenzij er een groot openbaar belang is én alternatieven ontbreken ('Nee, tenzij'-regime).
In het plangebied ligt een onderdeel van het NNN aan de uiterste westzijde langs de Koenderseweg en deze wordt nu met de ontwikkeling doorkruist met een weg, die aansluit op de Koenderseweg.
Het gaat hier om een areaalverlies van ongeveer 900 m2, dat overigens een geringe natuurwaarde heeft aangezien het nu in gebruik is als bouwweg.
Negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:
In afwijking is compensatie van het verlies in oppervlakte binnen het natuurnetwerk Nederland mogelijk, indien gedeputeerde staten de begrenzing van het natuurnetwerk Nederland uitbreiden met een oppervlakte gelijk aan de compensatie wanneer die buiten het natuurnetwerk Nederland zou plaatsvinden, en compensatie in de directe omgeving plaatsvindt op een locatie waar volgens het Natuurbeheerplan nog nieuwe natuur moet worden ontwikkeld en de compensatie leidt tot een versnelling van de realisatie van het natuurnetwerk Nederland. Dit gebied zal worden gecompenseerd ten zuiden van het huidige NNN gebeid. Dit gebeid is al ingericht en bestemd als natuur. Hiervoor zullen de nodige stappen in overleg met de provincie gezet worden, waarmee uiteindelijk ook een overeenkomst zal worden gesloten over de toewijzing van het gebied als NNN-gebied. Er is een NNN-toetsing bijgevoegd (Bijlage 24).
INVENTARISATIE
Natura 2000
Er is een Aeriusberekening uitgevoerd voor Broekgraaf. De resultaten van de Aerius-berekening zijn beoordeeld, zie Bijlage 14. Uit de rekenresultaten blijkt dat de additionele stikstofdepositie door ontwikkelingsplan Broekgraaf op verschillende stikstofgevoelige habitattypes in Natura2000-gebied Lingegebied en Diefdijk-zuid tot een maximale depositie boven de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar.
Negatieve effecten op stikstofgevoelige habitats door de toename van stikstof kunnen hiermee niet worden uitgesloten. Er geldt een vergunningplicht op grond van de Wet Natuurbescherming ten gevolge van stikstoftoename. Om die reden is een vergunning Wet natuurbescherming verleend op 17 september 2020 (zaakkenmerk: Z-WN B-PP-NA-2020-0121, zie Bijlage 25). Deze is inmiddels onherroepelijk.
Afgezien van de stikstoftoename komen voor geen van de drie Natura 2000-gebieden in de omgeving van Broekgraaf Fase 4 de instandhoudingsdoelstellingen voor beschermde natuurwaarden in gevaar. Verdere procedurele stappen in het licht van de Natuurbeschermingswet zijn daarom voor geen van de drie Natura 2000-gebieden nodig.
Conclusie
Er zijn beschermde soorten aangetroffen in het plangebied. Hiervoor worden maatregelen genomen. Tevens is een vergunning Wet natuurbescherming verleend op 17 september 2020.
De Waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf zal de uitkomst van de watertoets worden opgenomen.
Beleidskader
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Leerdam en het waterschap Rivierenland gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoer gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
Rijksbeleid
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'.
Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers.
Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
Provinciaal waterbeleid
Provinciaal waterplan 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 gaat in op de kernopgaven van de provincie op het gebied van integraal waterbeheer. Hierin is onder meer op genomen dat bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland meer rekening moet worden gehouden met de consequenties van klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling voor het waterbeheer. Bij keuzen ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet gezocht worden naar duurzame, flexibele en veerkrachtige oplossingen. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).Het Provinciaal Waterplan is uitgewerkt in het Actieprogramma Water waarin staat wat de provincie concreet doet en gaat doen.
Verder zijn provinciale wateropgaven op het gebied van kaderstelling, toezicht en regie uitgewerkt in het Provinciaal Waterplan, de Provinciale Waterverordening en de Nota Toezicht op de waterschappen. De inzichten in de gevolgen van de klimaatverandering noodzaken overheden wereldwijd tot beleidsaanpassingen. Voor Zuid-Holland staan deze in het Actieprogramma Klimaat en Ruimte.
Gemeentelijk waterbeleid
Gemeentelijk Waterplan 2008 tot 2015
Voor de periode 2008 tot 2015 werken de gemeente Leerdam en Waterschap Rivierenland aan de uitvoering van maatregelen uit het waterplan. Beide partijen zetten zich in voor een betere waterkwaliteit, meer veiligheid en meer beleving van water in de gemeente Leerdam.
Een van de maatregelen in het waterplan is de aanleg van de Wateras in Leerdam-West. De Wateras zal de Voorvliet bij de Wipwatermolen Ter Leede verbinden met de Broekgraaf aan de westkant van de wijk. In dezelfde wijk koppelt de gemeente relatief schone weg- en dakoppervlakken af van de riolering. Het regenwater wordt afgevoerd via de Wateras (bron: https://www.waterschaprivierenland.nl).
Waterschapsbeleid
Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid
In het Waterbeheerprogramma 2016-2021 staat in grote lijnen het waterbeheer beschreven. Het waterschap wil het rivierengebied veilig houden tegen overstromingen, voldoende en schoon water hebben en het afvalwater effectief zuiveren. De waterkeringen worden op orde gehouden, dat wil zeggen dat ze voldoen aan de geldende normen. En het bergend vermogen van watersysteem in het landelijk gebied is zodanig vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval wateroverlast optreedt. Daarnaast stelt het waterschap tot doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig om een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren.
Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Het waterbergend vermogen van stedelijk water dient te worden vergroot en de waterkwaliteit dient te worden verbetert. Daarnaast geeft het waterschap met de gemeenten verder vorm aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Tenslotte wil het waterschap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. Het waterschap vindt het belangrijk dat het waterbeheerplan niet alleen betrekking heeft op de ontwikkeling van nieuwe waterpartijen en waterkeringen, maar dat het ook gaat over de wijze waarop het beheer en onderhoud plaatsvindt. Bijvoorbeeld over peilbeheer, natuurvriendelijk onderhoud en energiebewust beheer.
Planspecifiek
Voor het huidige bestemmingsplan Broekgraaf is de waterhuishouding reeds onderzocht. Deze is nog steeds van toepassing en is hier overgenomen. Daar waar aanpassingen in het ontwerp een nadere uitleg vergen, is dat onderstaand ingevoegd.
De bodem in het plangebied behoort tot zware rivierkleigronden (komgronden). In de noordwestelijke hoek van het plangebied verandert de bodem in een zware klei-op-veengrond (vaaggronden). Beide bodemsoorten zijn in principe gevoelig voor zettingen en bodemdaling. In de noordwestelijke uithoek van het gebied ligt een restant van een kreekrug met draagkrachtigere lichte klei. Het maaiveld binnen het plangebied is redelijk vlak, maar helt lichtelijk naar beneden in noordwestelijke richting. De hoogte varieert van circa NAP +0,3 meter aan de rand met het bestaande stedelijk gebied van Leerdam West tot circa -0,1 meter in de meest noordwestelijke hoek. De drooglegging wordt in noordwestelijke richting steeds kleiner, van ongeveer 80-100 cm tot 20-40 cm. In het Waterstructuurplan uit 2002 was het plangebied op de functiegeschiktheidskaart aangeduid als "minder geschikt" voor nieuwe stedelijke functies als wonen. Dit betekent dat de ondergrond van water en bodem hier niet zonder meer geschikt is voor deze nieuwe functie, maar dat het met aanvullende maatregelen wel mogelijk is alsnog een duurzame ontwikkeling te bereiken.
Centraal door het gebied loopt de hoofdwatergang de Broekgraaf. De hoofdstroomrichting van het water is gericht van oost naar west. in Leerdam wordt ter hoogte van het Recht van Ter Leede water ingelaten vanuit de Linge en langs het Recht van Ter Leede en de Broekgraaf naar het gebied aangevoerd. De nieuwe watergangen in het plangebied zijn reeds aangelegd. Zo ligt er een nieuwe waterverbinding (wateras) vanaf de Linge tussen de glasfabriek en Sportcentrum Berenschot over het Meesplein in noordelijke richting naar de Broekgraaf. Met deze wateras wordt een deel van het waterbergingstekort van Leerdam West aangepakt en wordt ook extra water ingelaten ten behoeve van een betere waterkwaliteit in het gebied. Tevens wordt voorzien in een ondergrondse waterverbinding tussen deze as en de bestaande singel langs de Esdoornstraat, waardoor doorstroming van laatstgenoemde singel zal verbeteren. Het gebied staat onder invloed van kwel van de Linge, maar ook van zoete kwel vanuit diepere grondwaterstromen. Door de nutriëntarme kwel en door de goede kwaliteit van het ingelaten Lingewater is de waterkwaliteit in de omgeving van Leerdam redelijk.
Het meeste oppervlaktewater is voorzien in de noordwesthoek van het plangebied. Dit gebied is gezien de bodemgesteldheid het minst geschikt om te bebouwen. Het maaiveld ligt hier namelijk het laagst en de bodem bestaat voor een belangrijk deel uit veen waardoor het zeer gevoelig is voor bodemdaling/veenoxidatie. Hoe kleiner de afstanden tussen de verschillende watergangen des te kleiner de drooglegging kan worden. Dit is van belang om bodemdaling zoveel mogelijk te voorkomen. in zuidelijke richting is minder oppervlaktewater nodig door een hogere ligging en een meer draagkrachtige ondergrond.
Waterkwantiteit
Bij de uitwerking van het plan moet het oorspronkelijke oppervlak open water van 4,76 ha worden gehandhaafd. Daar bovenop dient de toename van het verhard oppervlak te worden gecompenseerd. Als vuistregel wordt gerekend met een bergingsvolume van 436 m3 per ha verharding. Voor nadere eisen aan de kwantiteit wordt verwezen naar Bijlage 16 Randvoorwaarden water, riolering en ontwatering.
Bij het bepalen van het benodigde oppervlak open water wordt uitgegaan van een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,30 m, inclusief berging op de taluds. Dit is de basis van de huidige watervergunning (zie Bijlage 15).
Afbeelding waterbalans, bron: Kaartenboek gemeente Leerdam/Imoss, november 2017
Het streven is om de waterbergingsopgave in de vorm van open water op te lossen. Mocht het oppervlak open water niet volledig kunnen worden gerealiseerd in het plangebied Broekgraaf dan wordt gedacht aan waterberging onder straten of in groenzones, dit in overleg met het waterschap.
De nieuwe waterstructuur van Broekgraaf sluit op twee plaatsen aan op de wateras van Leerdam West: een verbinding via de Broekgraaf en een verbinding met de bestaande singel van de Esdoornstraat. Er is sprake van een vast peil in Broekgraaf, een zomer- en winterpeil van NAP -0,50 m zullen worden aangehouden. De piekbelastingen kunnen onder meer in de ecologische zones worden opgevangen.
Het waterschap heeft aangegeven dat in de nadere uitwerking van dit stedelijke gebied het realiseren van voldoende drooglegging extra aandacht behoeft. Om voldoende drooglegging te realiseren (in onder andere kruipruimtes en wegcunetten) dient een ontwateringsysteem te worden aangelegd. Hiervoor wordt een ontwateringsplan en bijbehorend onderhoudsplan opgesteld.
Waterkwaliteit
Het stedelijk water wordt losgekoppeld van het polderwater. Het gebied wordt in principe voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel met voorzieningen, conform de 'beslisboom afkoppelen' van het waterschap. Alle schone oppervlakken kunnen gelijk afkoppelen naar het oppervlaktewater. Oppervlakken die minder schoon zijn worden afgevoerd via een filtrerende voorziening. Nabij riooloverstorten wordt ruimte gerealiseerd voor natuurlijke zuivering (helofytenfilters). De waterkwaliteit zal er door een robuustere waterstructuur met meer doorstroming en circulatie en minder belasting met voedselrijke stoffen (bemesting) alleen maar op vooruit gaan. Er zijn geen doodlopende watergangen aanwezig in het voorziene nieuwe systeem. Daar waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers toegepast.
Gebruiksfuncties
Het water wordt uitgevoerd als kijkwater, natuurwater of recreatiewater (geen zwemwater). In het stelsel van watergangen worden in het plan bevaarbare routes voor kano's en andere bootjes opgenomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de benodigde doorvaarthoogte onder bruggen. Daar waar noodzakelijk dienen de oevers kindvriendelijk te zijn.
Eigendom, beheer en onderhoud
Het waterschap Rivierenland onderscheidt A-, B- en C-watergangen. Over de ligging van eigendomsgrenzen tussen waterschap, gemeente en particulieren en het beheer en onderhoud van de watergangen zullen op basis van de te bepalen status nadere afspraken worden gemaakt tussen de gemeente en het waterschap. De gemeente heeft een onderhoud- en beheerplan opgesteld voor de ecologische zone en het onderhoud van natuurvriendelijke oevers. Het waterschap heeft dit onderhoudsplan goedgekeurd en overgenomen waar het een A-watergang betreft (de Broekgraaf en de watergang tussen het voorzieningencluster en het woongebied). Ten aanzien van het onderhoud heeft de gemeente een voorkeur voor onderhoud met varend materieel. Daarbij wordt rekening gehouden met de benodigde breedte van de watergangen en de doorvaarthoogte onder bruggen. De bestemming Natuur maakt af- en aanvoer van water mogelijk door middel van watergangen. A-watergangen kunnen op een goede wijze worden ingepast bijvoorbeeld door de doorstroomfunctie van een watergang te combineren met natuurvriendelijke oevers, in relatie met het gewenste gebruik voor extensieve recreatie. Voor oevers aangrenzend aan A-watergangen dient een zone van 5 m vrij te blijven van bebouwing, voor B- en C-watergangen dient een zone van 1 m vrij te blijven. Hiervoor dient in het bestemmingsplan een zone te worden opgenomen, waarin eigenaren en gebruikers geen bouwwerken en gebouwen mogen oprichten. Dit geldt ook voor vergunningvrije bouwwerken. Hierop is de keur van het waterschap van toepassing.
Waterveiligheid
De polder Hoog of Klein Oosterwijk is gelegen aan de westzijde van Leerdam. De stad Leerdam ligt binnen dijkring 16, Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Dijkring 16 kent een beschermingsniveau van 1:2000. Dit komt erop neer dat er een 1:2000ste kans per jaar is dat dit gebied overstroomt vanuit de grote rivieren (Lek en Merwede). Daarnaast geldt dat Leerdam is gelegen achter de Diefdijk. Deze dijk die grofweg loopt van Everdingen naar Gorinchem beschermt de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden tegen overstromingen wanneer in de Betuwe een dijkdoorbraak heeft plaatsgevonden. De waterkeringen die langs de Linge liggen, zijn regionale waterkeringen. Regionale keringen zijn aangewezen in provinciale verordeningen met uitzondering van de zomerkades.
Het waterschap is verantwoordelijk voor de waterkeringen (de dijken) en gaat bij hoogwater die waterkeringen bewaken en bij eventuele instabiliteit noodmaatregelen nemen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid van haar inwoners. Daarom is het evacueren van bewoners een taak van de gemeente. Omdat een overstroming of dijkdoorbraak de gehele dijkring beslaat, worden daarbij meerdere gemeenten getroffen. Die gemeenten zullen bij een dergelijke ramp samenwerken vanuit de veiligheidsregio, voor Leerdam is dit de veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid.
Voor overstroming en dijkdoorbraak is in de regio waar Leerdam in ligt, een zogeheten Regionaal Basisplan Overstromingen vastgesteld. Dat plan is opgesteld door de veiligheidsregio in nauwe samenwerking met het waterschap en vastgesteld door alle betrokken gemeenten. In dat plan is vrij gedetailleerd beschreven hoe bij een dreigende dijkdoorbraak of overstroming de evacuatie van de bewoners plaats vindt. In Broekgraaf is de evacuatie gewaarborgd richting het noorden via de aansluiting op de Parallelweg en richting het zuiden via de aansluiting op de Tiendweg. Het plan voorziet niet in een aangepaste bouwwijze en specifieke vluchtplekken in de vorm van hoog gelegen gebieden.
Leidingen
Door het plangebied loopt een persleiding van het waterschap. De bijbehorende belemmeringenzone wordt opgenomen in het bestemmingsplan.
Overstroombaar gebiedHet peil van het maaiveld voordat Broekgraaf werd aangelegd is -0,30 NAP. Het vloerpeil van de woningen ligt tussen +0,90 en +1,00 NAP. De wegen liggen op + 0,70 NAP. Het nieuwe woongebied ligt daardoor 1 tot 1,5 meter hoger dan het omliggende agrarisch gebied, waardoor het overstromingsrisico niet groot is. Verder wordt veel water gemaakt met natuurvriendelijke oevers, die voor voldoende waterberging zorgen. De spoordijk ligt aanzienlijk hoger, waardoor dit een goede vluchtroute kan zijn bij overstromingen. De nieuwe spoorwegovergang maakt de spoordijk goed toegankelijk en vormt een heldere vluchtroute omdat deze onderdeel uit maakt van de hoofdstructuur. De wijk wordt in zowel noord-, oost- en westelijke richting ontsloten met de auto. Voor calamiteiten is er ook nog de mogelijkheid richting Tiendweg te rijden via het fietspad. Bij de appartementen in de broekgraafzone ligt de woonlaag op +2,34 NAP, waardoor alleen de parkeerlaag onder zou kunnen lopen.
Conclusie
ten aanzien van de wateropgave dient het gestelde in Bijlage 16 Randvoorwaarden water, riolering en ontwatering in acht genomen te worden.
Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Deze wet heeft betrekking op geluid dat veroorzaakt wordt door wegen, spoorwegen, gezoneerde industrieterreinen en luchthavens. De Wgh bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van voorgenoemde geluidsbronnen. Indien het bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan. In het plangebied is ook geen sprake van gezoneerde industrieterreinen of luchthavens. Wel valt een geluidzone van een gezoneerd industrieterrein over het plangebied.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder stelt dat onderzoek naar de geluiduitstraling van alle wegen dient te
worden gedaan, met uitzondering van woonerven en wegen die zijn opgenomen in een
30 km-zone. Iedere weg heeft een geluidzone die afhankelijk is van het aantal rijstroken en
de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Indien binnen het plangebied geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd en deze binnen de geluidzone vallen, moet de optredende geluidbelasting worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.
Besluit hogere waarden
In 2010 is reeds akoestisch onderzoek uitgevoerd voor plangebied Broekgraaf. Destijds was de invulling van het plangebied nog niet bekend en is de geluidssituatie bepaald op basis van geluidscontouren. Op basis van dit onderzoek zijn reeds hogere waarden verleend ten gevolge van de Parallelweg, Tiendweg en de spoorlijn Leerdam – Gorinchem (Bijlage 8 Besluit hogere grenswaarden 2010).
Resultaten akoestisch onderzoek
Ten behoeve van de woningbouwontwikkeling in Broekgraaf zijn enkele infrastructurele wijzigingen voorgesteld voor de ontsluiting van deze wijk. De wijziging omvat:
In het akoestisch onderzoek (Bijlage 22) is de nieuwe aanleg, het reconstuctie-effect en de akoestische effecten van de verkeersstromen voor het scenario voor de ontsluiting van de veranderingen ten opzichte van de autonome situatie in kaart gebracht en getoetst aan de grenswaarden vanuit de Wet geluidhinder.
Reconstructie
Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een reconstructie-effect door de aanpassing van de Parallelweg. Wel blijkt dat er sprake is van een reconstructie-effect door de aanpassing van de Koenderseweg. De toename is met name afkomstig van de aantrekkende werking van het verkeer door de planontwikkeling. Met een bronmaatregel (DDL-B of ZSA-SD) zijn de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde waar het reconstructie-effect wordt berekend weg te nemen en zijn geen aanvullende maatregelen of hogere waarden noodzakelijk.
Indien bronmaatregelen technisch niet mogelijk zijn, zullen er hogere waarden moeten worden aangevraagd. Overdrachtsmaatregelen zijn hier gezien de ligging bij de kruising niet mogelijk (in verband met de verkeersveiligheid). De woningen aan de Koenderseweg 7 en 9 komen in dat geval in aanmerking voor een gevelisolatieonderzoek.
Nieuwe aanleg
De geluidbelasting van de nieuwe aansluiting van de Koenderseweg op de Spiegellaan is < 51 dB. Hiermee is er een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Doordat het hier een 30 km/uur weg betreft is de weg uitgezonderd van wettelijke zonering en is er geen sprake van aanvraag van hogere waarden.
Spoorweglawaai
Langs de spoorlijn Leerdam – Gorinchem geldt ter hoogte van plangebied Broekgraaf een wettelijke zonebreedte van 200 m aan weerszijden van de (buitenste) spoorbaan (op basis van geluidsproductieplafond 60 dB). Deze zone is het wettelijke aandachtsgebied, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Omdat het plan binnen de geluidszone van de spoorlijn Geldermalsen – Gorinchem is geprojecteerd, is de geluidsbelasting van deze spoorlijn op de nieuwe woningen onderzocht. De hoogst berekende geluidbelasting ter plaatse van de nieuwbouwwoningen ten gevolge van het spoorweglawaai is maximaal 64 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden. De hoogst toelaatbare waarde van 68 dB wordt echter niet overschreden. Het blijft ook binnen het al afgeven hogere waarden besluit (Bijlage 8).
Gecumuleerde geluidbelasting overige wegen
Ten opzichte van autonome situatie wordt er in de plansituatie toenames en op een aantal plaatsen ook een afname berekend. De geluidbelastingen kunnen eventueel worden verminderd door het toepassen van stille elementenverharding of het gebruik van dicht asfaltbeton (dab). Hiermee kan de geluidbelasting met circa 2 dB worden gereduceerd. De hoogste geluidbelasting wordt op de woning gelegen aan de Tiendweg (65 dB) berekend. Ten opzichte van autonoom is hier echter maar een beperkte toename. Als deze wordt vergeleken met het reconstructie-effect dan is hier geen sprake van een relevante toename.
Conclusie wegverkeer en spoorweglawaai
De hoogst berekende geluidbelasting ter plaatse van de nieuwbouwwoningen ten gevolge van het spoorweglawaai is maximaal 64 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschreden. De hoogst toelaatbare waarde van 68 dB wordt echter niet overschreden. Het blijft ook binnen het al afgeven hogere waarden besluit (Bijlage 8).
Bij het wegverkeer blijkt dat sprake is van een reconstructie-effect door de aanpassing van de Koenderseweg. De toename is met name afkomstig van de aantrekkende werking van het verkeer door de planontwikkeling. Met een bronmaatregel (DDL-B of ZSA-SD) zijn de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde waar het reconstructie-effect wordt berekend weg te nemen en zijn geen aanvullende maatregelen of hogere waarden noodzakelijk. Bij de gecumuleerde geluidbelasting van de overige wegen blijkt dat de hoogste geluidbelasting op de woning gelegen aan de Tiendweg (65 dB) wordt berekend. Ten opzichte van autonoom is hier echter maar een beperkte toename. Als deze wordt vergeleken met het reconstructie-effect dan is hier geen sprake van een relevante toename.
Hiermee passen de ontwikkelingen binnen de vastgestelde hogere waarden. Het Besluit Hogere grenswaarden ten gevolge van de Parallelweg, Tiendweg en de spoorlijn Leerdam – Gorinchem uit 2010 is bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 8). De mogelijke maatregelen zijn opgenomen in Bijlage 22.
Glasfabriek
Een beperkt deel van het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de glasfabriek Leerdam. De glasfabriek is een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Om de glasfabriek is daarom een geluidszone vastgesteld. Het plangebied ligt voor een zeer klein deel binnen deze zone, die op 5 meter boven maaiveld is vastgesteld. Hier bevinden zich bestaande woningen. Binnen de geluidszone zijn nieuwe woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting aan de gevel en binnenshuis beneden bepaalde grenswaarden ligt. Onderzoek (DHV, 2009) heeft plaatsgevonden naar de hindercontour van de glasfabriek. Uit dit onderzoek blijkt dat op basis van de berekende contouren voor een deel van het bouwplan hogere waarden moeten worden vastgesteld van 52 dB(A). Door dat de concrete invulling van het bouwplan in dit stadium nog niet bekend is, heeft de gemeente hiervoor een inschatting gemaakt. Het betreft circa 10 woningen.
Voor nadere informatie over het onderzoek wordt verwezen naar de rapportage:
•Geluid glasfabriek (DHV, 22 december 2009).
Hogere waarden besluit
In een separaat hogere waarden besluit zijn voor de te realiseren woningen, gelegen binnen de contour van de glasfabriek een hogere waarden vastgesteld van 52 dB(A). Naar verwachting gaat het om circa 10 woningen. Dit besluit is in het bestemmingsplan vastgelegd.
Dierenasiel
Het dierenasiel aan de Koenderseweg kent een hindercontour - geluid van 100 m. Voor het dierenasiel is een geluidonderzoek uitgevoerd (Bijlage 20). Uit dit onderzoek bleek dat bij een deel van de woningen in woonwijk Broekgraaf de geluidsbelastingen te hoog zijn voor realisatie van de woningen. In een vervolgonderzoek is onderzocht welke maatregelen bij en rondom het dierentehuis noodzakelijk zijn om de geplande woningbouw mogelijk te maken (zie Bijlage 26). Op basis van dit vervolgonderzoek is gebleken dat voldaan kan worden aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009, na realisatie van de volgende maatregelen:
Er is na realisatie hiervan sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Trafo-station
Het betreft het trafostation in noordwesthoek, naast het dierenasiel. Uit akoestisch onderzoek (Bijlage 19
Geluidonderzoek Trafostation) is gebleken dat ook hiervoor een geluidzone op de verbeelding dient te worden opgenomen. De geplande woningen worden buiten deze zone gerealiseerd.
Sportvelden en voorzieningencluster
Er is onderzoek gedaan naar de geluiduitstraling van een te ontwikkelen voorzieningencluster met basisscholen en een kinderdagverblijf en naar de geluiduitstraling van de toekomstige indeling van de sportvelden (Bijlage 10 Akoestisch onderzoek voorzieningencluster en sportvelden). Hierbij is de maximale planologische situatie onderzocht.
Sportvelden
Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau aan de richtwaarden. Er is ook geen sprake van relevante hinder ten gevolge van het komen en gaan van bezoekers (indirecte hinder).
Basisscholen
De uitstraling naar de (te ontwikkelen) woningen rond het voorzieningencluster is beperkt en voldoet aan de richtwaarden. Bij de woningen in het voorzieningencluster, die grenzen aan het schoolplein, wordt niet voldaan aan de richtwaarden. Dit geldt zowel voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als voor het maximaal geluidniveau. Alle woningen beschikken over een geluidluwe zijde, al is deze gevel bij twee woningen aan de noordwestzijde van het gebouw wel kort. De geluidbelasting vindt ook alleen in de dagperiode plaats. Met voldoende geluidwering van de geluidbelaste gevels is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te behalen. In aanvulling hierop is het mogelijk om de geluidbelasting op de gevel van de woningen te reduceren met behulp van gebouwgebonden maatregelen, zoals een vliesgevel, loggia's of gevelschermen. Gebouwgebonden maatregelen zijn echter niet verplicht. De bedrijfsvoering van de scholen wordt niet beperkt door de aanwezigheid van woningen, omdat het stemgeluid van de kinderen volgens het Activiteitenbesluit niet wordt getoetst aan de grenswaarden.
Kinderdagverblijf
De uitstraling naar de (te ontwikkelen) woningen rond het voorzieningencluster is beperkt en voldoet aan de richtwaarden. Bij de woningen in het voorzieningencluster wordt ook voldaan aan de richtwaarde voor het maximaal geluidniveau. Er wordt bij twee woningen boven het buitenspeelgebied van het kinderdagverblijf niet voldaan aan de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Deze woningen beschikken wel over een geluidluwe gevel en er wordt voldaan aan de aanbevolen waarde waarvoor op basis van stap 3 uit de VNG-brochure afgeweken. De bedrijfsvoering van het kinderdagverblijf wordt niet beperkt door de aanwezigheid van woningen, omdat het stemgeluid van de kinderen volgens het Activiteitenbesluit niet wordt getoetst aan de grenswaarden.
Conclusie
Op de verbeelding wordt de contour van de glasfabriek, het dierenasiel, de weg en het spoor weergegeven. In de regels wordt aangegeven dat hogere waarden van toepassing zijn, dan wel, in geval van het asiel, rekening dient gehouden te worden met de contour ingeval van gevoelige bebouwing. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de hindercontour van het dierenasiel te verwijderen indien het dierenasiel verplaatst wordt.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Als sprake is van realisatie of wijziging van bronnen van luchtverontreiniging, die kunnen leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, is onderzoek noodzakelijk. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek
In 2021 is onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd (Bijlage 11 Luchtkwaliteit).
Uit de resultaten van het luchtonderzoek komt naar voren dat langs de ontsluitende wegen van het plangebied Broekgraaf geen overschrijdingen optreden van de grenswaarden voor de concentraties stikstofdioxide en fijnstof. Hiermee worden ten gevolge van het plan ook geen mensen blootgesteld aan concentraties boven de grenswaarden. Hiermee voldoet het plan aan grondslag a van artikel 5.16 lid 1 van de Wet milieubeheer. Op het gebied van luchtkwaliteit is er geen belemmering om het plan tot uitvoering te brengen. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (Wet milieubeheer artikel 5.16, lid 1 onder c).
Conclusie
Er wordt voldaan aan de normen. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar wat betreft luchtkwaliteit.
Leerdam bevindt zich in een driehoek van snelwegen (stroomwegen). Aansluitend op dit stelsel van stroomwegen buiten de bebouwde kom bevinden zich de gebiedsontsluitende wegen richting de kern Leerdam; Schaikseweg, Koningin Emmalaan, de provinciale weg N848 en de Parallelweg
Verkeersstructuur
Belangrijke uitgangspunten voor de verkeersstructuur voor Broekgraaf zijn:
De fietsroutes kenmerken zich door vrijliggende fietspaden langs de groen- en waterstructuren en directe verbindingen met de bestaande wijk en richting het Europaplein, de Bruininxdeelsekade en het daaraan liggende Glaspark.
De verkeersstructuur voor het gemotoriseerde verkeer voor Broekgraaf is gebaseerd op het hoofdwegennet c.q. de wegcategorisering van de gemeente Leerdam, vastgesteld door de raad op 10 mei 2007. De ontsluiting van de wijk is direct of indirect gericht op wegen met een verkeersfunctie, de zogeheten gebiedsontsluitingswegen. De betreffende gebiedsontsluitingswegen zijn de Parallelweg en de Tiendweg.
Verkeersstructuur Broekgraaf
Broekgraaf kent twee primaire ontsluitingen (een via Koenderseweg naar de Parallelweg en een via de Populierstraat naar de Tiendweg) en twee min of meer gelijkwaardige secundaire ontsluitingen (Meerblauw en Quirinus de Palmelaan). Daarbij kiest iets meer dan 40% van het in- en uitgaande Broekgraafverkeer voor de ontsluiting via de Populierstraat (zie daarvoor onderstaande tabel).
Het verkeer dat Meerblauw kiest, vervolgt doorgaans zijn weg richting de spoorwegovergang en de Parallelweg. Dit is ook de reden om te kiezen voor de een secundaire ontsluiting via Meerblauw. Daarmee komt ongeveer 40% van het Broekgraafverkeer via de Parallelweg en 56% via de verkeerslichten bij de Meent. Een klein percentage kiest voor een sluiproute via de Lingestraat en de Lingedijk om de VRI bij de Meent te vermijden.
Om de aansluiting van de noordelijke ontsluiting op de Parallelweg mogelijk te maken zal de weg vanaf de Koendersweg met een boog aansluiten op de Parallelweg. De functie van deze weg valt onder de categorie 'wegen met een verkeersfunctie'. Het snelheidsregime wordt daarom 50 km/uur, waarbij de Parallelweg ter hoogte van het plangebied tot de bebouwde kom gaat behoren.
Verkeersintensiteiten
In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de intensiteiten op het verkeersnet van Leerdam in de huidige situatie, bij een autonome ontwikkeling en bij een ontwikkeling met Broekgraaf. SWECO heeft voor de gemeente Vijfheerenlanden een verkeersmodel opgesteld en op basis daarvan een verkeersanalyse gemaakt.
Uit de modelmatige doorrekening van de verkeerseffecten, die samengevat zijn in onderstaande tabel komt naar voren dat de verhouding tussen de capaciteit en de intensiteit op het wegennet van Leerdam verder onder druk komt te staan. Met name de Zuid Hollandweg en de Tiendweg hebben hun maximale intensiteit bereikt. De verkeersintensiteiten op die wegen overschrijden de richtlijnen van het CROW. De Tiendweg kent een duidelijk spanningsveld met de vele uitwisselingen van verkeer op deze weg, met name ook omdat het fietsverkeer hier fysiek niet gescheiden is van het autoverkeer. Broekgraaf heeft echter een beperkt effect op de bestaande knelpunten in 2030. Het overgrote deel van de knelpunten ontstaat door de autonome groei naar 2030 toe. Dit zien we terug op zowel het Meentplein, de spoorwegovergang en de Rotonde Recht van Ter Leede. Het effect van Broekgraaf bedraagt niet meer dan 3% á 4%. Door de complexe samenhang en korte afstand tussen deze kruispunten kunnen wachtrijen snel overslaan naar een ander knelpunt. Wanneer de wachtrij voor het spoor terugslaat tot op het Meentplein kan verkeer wat niet over het spoor wil toch gehinderd worden door deze wachtrij. Met Broekgraaf zal deze wachtrij beperkt toenemen. De Populierstraat raakt wel verzadigd, maar dit levert geen probleem op voor de doorstroming op de aansluiting op de Tiendweg.
Met een verdiepte ligging van de Zuid Hollandweg, waarover nu afspraken gemaakt zijn met Prorail zullen deze knelpunten grotendeels oplossen. Deze oplossing is een onderdeel van een uitbreiding van het verkeersnetwerk In Leerdam om de bereikbaarheid en de doorstroming van de kern Leerdam te verbeteren, ook in het licht van de toekomstige ontwikkeling van Broekgraaf noord.
Prorail
De gemeente Vijfheerenlanden wil ten behoeve van de ontsluiting van Broekgraaf de spoorwegovergang bij de Koenderseweg verbeteren en een tunnel voor langzaam verkeer onder het spoor ten oosten van Parallelweg 37 realiseren. Dit zijn twee doorkruisingen van het spoor, waarbij er over de spoorwegovergang bij de Koenderseweg meer verkeer komt dan nu in de autonome situatie. Bij de realisering van deze twee doorkruisingen van het spoor is het uitgangspunt dat de totale veiligheid op en om het spoor binnen Leerdam niet mag verslechteren.
In een brief heeft Prorail aangegeven dat de realisatie van deze twee overgangen de verkeersveiligheid voor de fietsers en voetgangers zal vergroten, maar dat de ontwikkeling van Broekgraaf per saldo een verslechtering van de veiligheid op het gehele spoortraject binnen Leerdam oplevert. In aanvulling hierop zijn er twee aanvullende maatregelen afgesproken.
Dit betreffen:
De gemeente Vijfheerenlanden heeft met de ondertekening van die brief gecommitteerd aan deze afspraken en de hierin opgenomen tijdslijn. De brief is als bijlage opgenomen.
Hulpdiensten
Voor de hulpdiensten geldt dat de route over de Westelijke Parallelweg en de nieuwe ontsluitingsweg een belangrijke aanrijroute zal worden voor Leerdam West. Hiermee wordt een belangrijke wens ingevuld, het realiseren van een tweede aanrijroute voor Leerdam West (en Broekgraaf). Wat betreft de inrichting van de wegen geldt dat bij verkeersmaatregelen op de gebiedsontsluitingswegen, de Tiendweg en de Westelijke Parallelweg, rekening dient te worden gehouden met het belang van de hulpdiensten. Het spanningsveld, met name op de Tiendweg, met de wens tot een verkeersveilige afwikkeling voor alle verkeersdeelnemers is een feit.
Openbaar vervoer
In de wijk Broekgraaf zal ook de bus gaan halteren. De route wordt nog nader uitgekristalliseerd.
Fietsverkeer
Voor de fietser wordt voorzien in directe en hoogwaardige fietsroutes voor de korte en middellange afstanden. Voorbeelden hiervan zijn bestemmingen binnen de wijk, de aansluitende wijken, het station Leerdam, het centrum en het landelijk gebied. De routes in Broekgraaf sluiten aan bij bestaande routes. Mogelijkheden ter verbetering van de bestaande aansluitende routes zullen worden benut. Het uiteindelijke resultaat moet het gebruik van de fiets stimuleren.
Bij de afspraken om af te zien van een stationshalte in Broekgraaf heeft Leerdam toegezegd een goede en volwaardige fietsverbinding te realiseren tussen Broekgraaf en het centrum van de stad. In het plangebied is voorzien in fietsverbinding via de Kristallaan door het hart van Broekgraaf en het voorzieningencluster die dan via de Patrimoniumstraat op de bestaande fietsstructuur van de Recht van Ter Leede aansluit ter hoogte van de Stationsstraat. Daarmee komt de fietsverbinding via de Parallelweg te vervallen. De woningen langs de Parallelweg worden voor fietsers en voetgangers bereikbaar gemaakt middels een ondergeschikt en doodlopend fietspad. Daarnaast wordt een via een vrij liggend fietspad over het spoor een nieuwe recreatieve fietsverbinding gerealiseerd die aansluit op de Bruininksdeelse kade, waarmee het fietsverkeer naar het noorden wordt gefaciliteerd.
Voetgangersvoorzieningen
Ook voor de voetganger is realisatie van directe en hoogwaardige verbindingen voor de korte afstanden wenselijk. Te denken valt aan verbindingen met de school binnen het plangebied en de overige voorzieningen in Leerdam en met het omringen de landelijk gebied.
Parkeren en kencijfers
De parkeervoorzieningen in het openbare gebied moeten toereikend zijn. Voorkomen moet worden dat door te weinig parkeervoorzieningen ongewenst parkeergedrag ontstaat. Voor de gemeente Leerdam was de beleidsnota Parkeernormen (13 november 2009) van toepassing. Deze is per 1 januari 2021 komen te vervallen. Op dit moment wordt gewerkt met de CROW-kencijfers. Indien weer nieuw parkeerbeleid wordt opgesteld is deze van toepassing op basis van artikel 19.2 Parkeren.
Calamiteitenontsluiting en bouwweg
In het plan is rekening gehouden met een calamiteitenontsluiting (die tijdelijk als bouwweg kan worden benut) op de Koenderseweg.
Voor de realisatie van de wijk zijn tijdelijke bouwwegen nodig. Deels zijn dit wegen die binnen een verkeersbestemming liggen, maar deels liggen deze tijdelijke wegen ook ter plaatse van de bestemming Water of Natuur. Binnen deze bestemmingen worden de tijdelijke wegen toegelaten.
De ontwikkeling van het plangebied moet worden afgestemd op de bestaande bedrijven en de daar aan toegekende milieuruimte. Het doel hiervan is om deze bedrijven niet in hun bedrijfsvoering te belemmeren, maar ook om ongewenste milieuhinder bij de woningen te voorkomen. Relevante bedrijven in de omgeving zijn een pluimveehouderij, het dierenasiel en de glasfabriek. De milieuvergunning van een manege gaat uit van een hindercontour van 50 meter. Deze contour valt buiten het voor woningbouw of andere gevoelige objecten te ontwikkelen gebied.
Pluimveehouderij
De veehouderij ten noorden van het plangebied, heeft aan de noordzijde van het perceel aan de Parallelweg 41 te Leerdam stallen met voornamelijk pluimvee. De vergunde situatie staat 84.400 stuks pluimvee, 123 stuks jongvee, 197 melkkoeien en 30 stuks overig rundvee toe. De veehouderij is daardoor een veroorzaker van geuremissie die rijkt tot in het plangebied.
Door de huidige locatie van de veehouderij en de wijziging van de inrichting van Broekgraaf heeft de gemeente Leerdam de geurnorm van uit de geurverordening (2010) aangepast. In 2015 heeft de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) geuronderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Op basis van de uitkomsten van het geuronderzoek heeft de gemeente Leerdam besloten de geurnorm in het noordelijke deel van het plangebied bij te stellen van 8 en 5 ou/m3 naar 3,5 ou/m3. In het resterende gebied is geen van de wet afwijkende norm vastgesteld.
Dit besluit leidde tot een inperking van de vrije ontwikkelingsruimte van de pluimveehouderij. Inmiddels is in oktober 2016 is de geuremissiefactor voor vleeskuikens gewijzigd naar een hogere waarde. Daarom is door de ODBN een herberekening gemaakt, om het effect van de hogere emissiefactor op het plangebied in beeld te brengen. Dit is te lezen in Bijlage 18.
Onderstaande afbeelding geeft de resultaten weer van de herberekening. Hierin is te zien dat een deel van het plangebied een hogere geurbelasting heeft dan de afwijkende norm van 3,5 ou/m3. Voor het overige deel van het plangebied wordt voldaan aan de afwijkende norm van 3,5 ou/m3 dan wel 2,0 ou/m3.
Geurcontouren in Broekgraaf
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat in het gebied dat een hogere geurbelasting heeft dan de afwijkende norm van 3,5 ou/m3, uitsluitend natuur zal worden ontwikkeld en geen geurgevoelige bestemmingen als woningen. Op 12 januari 2021 is de geurverordening van de gemeente Vijfheerenlanden van kracht geworden. Binnen het gebied binnen de 3,5 ou-geurcontour zijn geen geurgevoelige functies toegestaan. Daaromheen ligt op basis van de geurverordening een gebied, waarbinnen geurgevoelige functies zijn toegestaan, mits de geurbelasting ter plaatse van de geurgevoelige functies maximaal 3,5 Odeur bedraagt. De ontwikkeing voldoet aan de geurverordening.
Dierenasiel
Het dierenasiel annex hondentrainingscentrum ligt aan de Koenderseweg 14 (noordwestkant van het plangebied) zuidelijk van het spoor. Voor deze activiteit geldt een hindercontour (geluid) van 100 meter. Voor het dierenasiel is een geluidonderzoek uitgevoerd (Bijlage 20). Uit dit onderzoek bleek dat bij een deel van de woningen in woonwijk Broekgraaf de geluidsbelastingen te hoog zijn voor realisatie van de woningen. In een vervolgonderzoek is onderzocht welke maatregelen bij en rondom het dierentehuis noodzakelijk zijn om de geplande woningbouw mogelijk te maken (zie Bijlage 26). Op basis van dit onderzoek is gebleken dat voldaan kan worden aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009, na realisatie van de volgende maatregelen:
Er is na realisatie hiervan sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Glasfabriek
Een beperkt deel van het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de glasfabriek Leerdam. De glasfabriek is een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken. Om de glasfabriek is daarom een geluidszone vastgesteld. Voor meer informatie wordt verwezen naar de paragraaf geluid.
Conclusie
De hogere geurbelasting van het pluimveebedrijf is vastgelegd in de gemeentelijke geurverordening. Op basis van de geurverordening zijn geen geurgevoelige functies toegestaan, mits de geurbelasting ter plaatse van de geurgevoelige functies maximaal 3,5 Odeur bedraagt. Voor de geluidscontouren van de glasfabriek en het dierenasiel wordt een regeling opgenomen.
Bij een bestemmingsplanwijziging moet volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het plangebied worden getoetst. Om de beoogde planontwikkeling in het bestemmingsplan te kunnen vastleggen is het noodzakelijk om aan te tonen dat zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of objecten bevinden die op basis van de veiligheidsafstanden mogelijk risico’s kunnen opleveren voor de aanwezigen binnen het invloedsgebied.
Er is een risico-inventarisatie uitgevoerd (Grontmij, 2008). Deze notitie is nog van toepassing, aangezien er wat betreft aanwezige inrichtingen en transport geen wijzigingen hebben plaatsgevonden. Uit de risicoinventarisatie blijkt dat er geen brandstofleidingen van Defensie zijn die van invloed zijn op het plangebied. Tevens zijn er geen hogedruk aardgastransportleidingen en bovengrondse hoogspanningspanningsleidingen. Binnen 500 meter van het plangebied bevinden zich twee risicovolle inrichtingen (Parallelweg 39 en Lingedijk 8) met een risicocontour variërend van 15 tot 30 meter. Binnen deze contouren mogen geen woningen worden gebouwd. Volgens de Risicokaart bevinden zich, naast woningen, geen risicogevoelige objecten binnen 500 meter van het plangebied waar extra rekening mee dient te worden gehouden. Op basis van de informatie over het vervoer van gevaarlijke stoffen vormen de Parallelweg en de N484 (Schaikseweg) geen belemmering. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen knelpunten voor de beoogde planontwikkeling.
Formeel is de spoorlijn op het tracé ter hoogte van Leerdam niet bedoeld voor vervoer gevaarlijke stoffen. Echter, indien wegens omstandigheden de Betuweroute buiten bedrijf is zal deze spoorlijn als reserveroute kunnen dienen. Dit betekent dat formeel de transportstromen van gevaarlijke stoffen nihil zijn en is er dus ook geen sprake van risico.
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft aan dat in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik hoeven te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of een tracé ligt. Het plangebied ligt op meer dan 990 meter afstand van de N484 de Schaikseweg. Tevens ligt het plangebied buiten de 200 meter zone van de N848 en de N327. Ook het mogelijke vervoer van gevaarlijke stoffen over de Parallelweg bij ontheffing daarvan geen belemmering vormen voor het plangebied.
Uitsnede Risicokaart.nl (d.d. 30-10-2018)
Op de Risicokaart (zie bovenstaande afbeelding) is te zien dat er verschillende activiteiten zijn die mogelijke risico's met zich meebrengen.
Direct ten noorden van het plangebied is een pluimveehouderij met een bovengrondse propaantank van 28,5 m3 te vinden. De risicocontour hiervan raakt het plangebied niet.
Ten oosten van het plangebied is de glasfabriek te zien. In het kader van externe veiligheid heeft deze geen effect op het plangebied.
Conclusie
Er zijn geen potentiële risico’s voor de aanwezigen binnen het plangebied.
De voor het bestemmingsplan relevante bovenlokale leiding zijnde een watertransportleiding is als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen. De watertransportleiding is gelegen aan de noordkant van de Parallelweg.
In de bermen van de Tiendweg, Koenderseweg en spoorlijn liggen ook kabels en leidingen van lokaal belang. Bij de bouwwerkzaamheden moet rekening gehouden worden met deze leidingen. Hierin is in de Regels van het bestemmingsplan voorzien.
Conclusie
De watertransportleiding wordt voorzien van een beschermende regeling.
Direct ten noorden van het plan loopt spoortraject Dordrecht-Geldermalsen.
In het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ is beoordeeld of er sprake kan zijn van hinder in de toekomstige woningen vanwege trillingen door railverkeer (zie Bijlage 23).
De trillingen zijn gemeten op het maaiveld op de positie van de toekomstige woningbouw. Aan de hand van de metingen zijn de minimale afstanden berekend waarbuiten nog juist wordt voldaan aan de grenswaarden uit de SBR richtlijn (SBR richtlijn B: Hinder voor personen in gebouwen door trillingen) en de minimale afstanden waarbuiten geen hinder te verwachten is. Omdat er sprake kan zijn van enige opslingering door resonantie van vloeren wordt aanbevolen om de richtafstand aan te houden zoals vermeld in de 3e kolom van onderstaande tabel.
Bij bebouwing in het gebied tussen de minimale afstand (kolom 2) en de richtafstand (kolom 3) wordt geadviseerd om de woningen "zwaar" te bouwen. Dit betekent een paalfundering en de woningen uit te voeren met steenachtige binnenwanden (binnenspouwblad en scheidingswanden) om vloerresonanties te beperken. Hierbij gaan we uit van 4-zijdig opgelegde vloervelden met een overspanning van maximaal circa 5 meter.
Bij bebouwing binnen de minimale afstand is de kans op hinder door trillingen (groter dan de richtwaarden uit de SBR deel B) groot. Ten aanzien van de mogelijke nieuwe overweg wordt opgemerkt dat de LS lussen (ten behoeve van de treinsignalering) voegloos uitgevoerd moeten worden. De richtafstand van 30 meter kan dan aangehouden worden. Indien er voegen in het spoor worden opgenomen dient de afstand minimaal 43 meter te bedragen zoals opgenomen in bovenstaande tabel .
Conclusie
De minimale afstand en de richtafstand wordt opgenomen op de verbeelding en wordt voorzien van een beschermende regeling.
Er is, uit oogpunt van veiligheid, onderzoek verricht naar de mogelijke aanwezigheid van explosieven op de woningbouwlocatie (REASE, 2008). Op basis van de analyse van de luchtfoto's en informatie uit het literatuur blijkt dat er een bomafworp van twee vliegtuigbommen eind 1944 heeft plaatsgevonden. Beide bommen zijn gedetoneerd en de kraters zijn tussen 5 januari en 24 maart 1945 gedempt.
Het explosievenonderzoek heeft uitgewezen dat geen conventionele explosieven in het plangebied worden verwacht, als zodanig zijn er geen knelpunten voor de beoogde planontwikkeling.
Voor nadere informatie over het onderzoek wordt verwezen naar de rapportage:
Conclusie
Er zijn geen risico’s geconstateerd voor de aanwezigen binnen het plangebied.
Als gevolg van de realisatie van een (zorg)woongebouw aan de oostzijde van de sportvelden ter plaatse van fase 6.2 en 6.3 zijn ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de onderzoeksaspecten beoordeeld.
Beoordeling milieugevolgen (zorg)woongebouw
Aspect | Invloed functieverandering |
Bodem, archeologie en cultuurhistorie | Uit verrichte onderzoeken en de afzonderlijke beoordeling van OZHZ wordt aangetoond dat de bodemkwaliteit voor het hele bestemmingsplangebied voldoende is voor uitvoering van het plan, en daarmee ook voor fase 6.2. Er geldt geen archeologische dubbelbestemming en er komen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten voor. |
Verkeer | Er wordt voldaan aan het parkeerbeleid. Dit wordt geborgd in de planregels. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten. Het woongebouw is meegenomen in de verkeerskundige analyse, zoals beschreven in paragraaf 4.7. |
Luchtkwaliteit | De grenswaarden voor heel Broekgraaf, maar ook voor fase 6.2 worden niet overschreden. |
Natuur | Voor het gehele plangebied van Broekgraaf, dus inclusief fase 6.2 is onderzoek uitgevoerd naar soorten en (natuur)gebiedsbescherming, inclusief onderzoek naar stikstofdepositie (paragraaf 4.3 ). Fase 6.2 is daarin meegenomen. |
Water | Er gelden voor deze fase geen extra beperkingen op grond van regelgeving voor water. Verwezen wordt naar paragraaf 4.4. |
Geluid | In het plan zijn zones voor geluid van industrielawaai, wegen en spoorwegen opgenomen. Fase 6.2 ligt binnen de geluidzone van het spoor, en voor een klein deel binnen de geluidzone van de weg. Hiervoor is akoestisch onderzoek opgesteld en geldt een Besluit hogere waarden ( zie paragraaf 4.5). Fase 6.2 past hierbinnen. |
Externe veiligheid | Er zijn geen potentiële risico’s voor de aanwezigen binnen fase 6.2. |
Conclusie
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van het (zorg)woongebouw in fase 6.2 uitvoerbaar is.
m.e.r.-plicht
De vraag of sprake is van een m.e.r.-plicht omvat twee subvragen:
In onderstaand schema is het bovenstaande nogmaals schematisch weergegeven.
Conclusie
Het plan overschrijdt geen drempelwaarden uit het Besluit mer. Hierdoor ontstaat geen mer-plicht.
Broekgraaf is in de directe nabijheid van twee Natura-2000 gebieden gelegen. Voor de stikstofdepositie van Broekgraaf is een Aeriusberekening gemaakt en tevens is een vergunning Wet natuurbescherming verleend op 17 september 2020 (zaakkenmerk: Z-WN B-PP-NA-2020-0121, zie Bijlage 25). Deze is inmiddels onherroepelijk.
Beoordeling milieugevolgen voornemen
Aspect | Invloed functieverandering |
Bodem, archeologie en cultuurhistorie | Uit verrichte onderzoeken en de afzonderlijke beoordeling van OZHZ wordt aangetoond dat de bodemkwaliteit voor het merendeel van het plangebied voldoende is voor uitvoering van het plan. De bodemkwaliteit van de nader te onderzoeken percelen wordt geborgd door de uitgestelde onderzoeksverplichting. Uit archeologische onderzoeken komt een positief advies om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. In het plangebied komen geen cultuurhistorisch waardevolle objecten voor. |
Verkeer | Er wordt voldaan aan het parkeerbeleid. Dit wordt geborgd in de planregels. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten. |
Luchtkwaliteit | De grenswaarden worden niet overschreden. |
Natuur | Er zijn beschermde soorten aangetroffen in het plangebied. Hiervoor worden maatregelen genomen. Broekgraaf is in de directe nabijheid van twee Natura-2000 gebieden gelegen. Voor de stikstofdepositie van Broekgraaf is een Aeriusberekening gemaakt en tevens is een vergunning Wet natuurbescherming verleend op 17 september 2020 (zaakkenmerk: Z-WN B-PP-NA-2020-0121, zie Bijlage 25). Deze is inmiddels onherroepelijk. |
Water | Ten behoeve van een goede waterhuishouding wordt: - een 'Waterstaat - Beschermingszone' opgenomen langs A-watergangen van 5 m en voor B- en C-watergangen 1 m vanuit het talud van de watergang, voorzover sprake is van niet openbaar gebied. - de persleiding aangegeven op de verbeelding. - voldoende waterberging aangelegd en in het natuurgebied is ruimte voor piekberging. |
Geluid | In het plan zijn zones voor geluid van industrielawaai, wegen en spoorwegen opgenomen. Binnen deze zones worden voorwaarden gesteld. |
Externe veiligheid | Er zijn geen potentiële risico’s voor de aanwezigen binnen het plangebied. |
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het voornemen geen belangrijke nadelige mileugevolgen zal hebben.
Conclusie
De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben. Op basis van het bovenstaande hoeft naar het oordeel van het bevoegd gezag voor dit project geen m.e.r. (beoordelings)procedure te worden doorlopen. Voor zover sprake kan zijn van negatieve effecten op het milieu, worden voldoende waarborgen opgenomen in het bestemmingsplan om dit te voorkomen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Volgens het Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht dat een nieuw bestemmingsplan in digitale vorm wordt vastgesteld. Voor het digitaliseren c.q. standaardiseren van bestemmingsplannen is de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) ontwikkeld. Op basis van de toekenning van verbrede reikwijdte kan voor dit plan hiervan worden afgeweken. Hiervoor is echter niet gekozen. Het plan is opgesteld conform SVBP 2012.
SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Zo zijn bijvoorbeeld de bestemmingen en begripsbepalingen in alfabetische volgorde opgenomen en vloeit de naam van een bestemming voort uit een standaardlijst, waaruit ingevolge de SVBP 2012 dient te worden gekozen. Kenmerk van de bestemmingen is dat het gehele plangebied ermee (vlakgewijs) is bedekt. Een bestemmingsplan kan ook dubbelbestemmingen bevatten. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen hoeven het gehele plangebied niet te bedekken.
Aanduidingen (functieaanduiding of gebiedsaanduiding) worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
Verbeelding
De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen zijn in de vorm van een vlak weergegeven. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.
Regels
De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde weergegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen.
Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene regels ten aanzien van gebruik, aanduidingen, afwijkingen en wijzigingen.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregels met daarin de naam van het bestemmingsplan.
De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden zijn bestemd. In het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk eenduidig omgegaan met de bebouwingsmogelijkheden en toegestane functies bij bestemmingen voor de overige functies in het plangebied.
In de bouwregels wordt aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden.
Om bepaalde ontwikkelingen te sturen, respectievelijk in de hand te houden, is bij sommige bestemmingen tevens gekozen voor het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Na het doorlopen van een procedure, kan aan deze ‘flexibliteitsbepalingen’ medewerking worden verleend.
Inleidende regels
Het bestemmingsplan voorziet in enkele inleidende regels. In deze paragraaf volgt een korte toelichting op deze regels.
Begrippen
Het opnemen van begripsomschrijvingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijk) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of de technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven lengte, breedte, diepte, oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten.
Bestemmingen en aanduidingen
In het bestemmingsplan zijn enkelbestemmingen, uit te werken bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen.
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
Deze bestemming is van toepassing op het perceel aan de Koenderseweg aan de noordwestkant van het plangebied, waar een trafovoorziening is gelegen. Andere trafohuisjes zijn mogelijk binnen de bestemming wonen en woongebied.
Artikel 4 Gemengd
Deze bestemming ligt tegenover de sportvelden. Deze functie maakt woningen, maatschappelijke voorzieningen, kantoorfuncties en selectieve bedrijvigheid tot milieucategorie 2 mogelijk. Er dient rekening te worden gehouden met de hindercontouren van de tegenoverliggende sportvoorziening. Hiernaast behoren ook wegen en paden, parkeervoorzieningen alsmede groen- en speelvoorzieningen tot deze bestemming. Er dient rekening gehouden te worden met de diverse hindercontouren in het gebied.
Artikel 5 Groen
Structureel groen heeft de bestemming Groen gekregen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Naast groenvoorzieningen zijn er ook water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden mogelijk binnen de bestemming.
Artikel 6 Maatschappelijk
In de bestemming zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Tot de bestemming worden ook tuinen, erven, parkeervoorzieningen, ontsluiting, groenvoorzieningen, waterlopen en dergelijke gerekend. Op de verbeelding zijn het bebouwingsvlak en de maximale goothoogte van de gebouwen aangegeven.
Artikel 7 Natuur
Aan de west- en noordzijde van het plangebied ligt een natuurgebied, wat de bestemming Natuur heeft gekregen. Onder deze bestemming vallen ook ontsluitingspaden ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen en dergelijke. In deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Artikel 8 Sport
Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande sportvelden. Naast de sportvelden en kantine zijn ook parkeervoorzieningen, groen en waterpartijen toegestaan.
Artikel 9 Verkeer
Ten behoeve van de wegen en parkeervoorzieningen is een bestemming Verkeer opgenomen. Tot de bestemming worden onder meer wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervoorzieningen, bermen, taluds, verkeersremmende voorzieningen en watergangen, alsmede de daarbij behorende bouwwerken, als duikers, straatmeubilair, bruggen, tunnels en lichtmasten gerekend.
De bestaande wegen alsmede de te realiseren (hoofd)verkeersontsluiting van de woningbouwlocatie vallen onder deze bestemming. Overigens kunnen wegen ook binnen de bestemming Woongebied worden aangelegd.
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming betreft het deel van de spoorlijn Geldermalsen – Gorinchem dat in het plangebied is gelegen. Deze bestemming is ruim van opzet. Naast de spoorbaan zelf behoren ook bermen, taluds, groen en watergangen tot de bestemming. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Artikel 11 Water
In deze bestemming zijn opgenomen de hoofdwatergangen en waterpartijen, welke een belangrijke functie hebben ten behoeve van de waterberging en waterbeheersing. Taluds, overbeschoeiingen, duikers, bruggen, groenvoorzieningen, ontsluitings- en onderhoudspaden en dergelijke maken ook deel uit van de bestemming Water. Op deze watergangen is tevens de keur van het waterschap van toepassing. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met de wijze van onderhoud. Langs de A-watergangen is een Waterstaat - Beschermingszone opgenomen. Hierbinnen mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 12 Wonen
Deze bestemming ligt op de bestaande woningen in het plangebied, maar ook op de woningen die worden mogelijk gemaakt op basis van vastgestelde uitwerkingsplannen. Deze woningen zijn conform het vigerende bestemmingsplan in detail bestemd. Op de verbeelding is het bouwvlak van het hoofdgebouw aangegeven met de maximale goothoogte. Indien niet anders geregeld, mag dit vlak bebouwd worden tot 100%. Buiten het bouwvlak zijn bijgebouwen, waaronder eveneens kunnen worden verstaan aanbouwen en uitbreidingen van de woningen, tot een maximum oppervlak toegestaan.
In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het wijzigen van de woningaantallen. Dit is echter niet bedoeld voor woningsplitsing. Deze flexibiliteitsbepaling is opgenomen om in te kunnen spelen op een veranderende woningmarkt. Vandaar dat een flexibiliteitsbepaling is opgenomen voor het verhogen van het woningaantal met 152 woningen. De verhoging van dit aantal is een gevolg van intensivering van de woonfunctie. Het betekent geen extra uitbreiding. De intensivering van de woonfunctie wordt veroorzaakt door maatschappelijke trends, kleiner wonen, éénpersoonshuishoudens, elektrisch rijden/energietransitie. Dit leidt tot andere woon-vormen en andere verkeersstromen.
Artikel 13 Woongebied
Deze bestemming is op de terreinen gelegd die nog niet gerealiseerd zijn en ook nog niet voorzien zijn van een vastgesteld uitwerkingsplan. Deze bestemming is ruim van opzet en maakt de bouw van woningen met bijbehorende voorzieningen alsmede wegen en paden, groen- en watervoorzieningen en dergelijke mogelijk. Naast woningen behoren ook parkeer- en speelvoorzieningen en waterlopen tot deze bestemming.
In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het wijzigen van de woningaantallen. Dit is echter niet bedoeld voor woningsplitsing. Voor meer informatie wordt verwezen naar het kopje 'Artikel 12 Wonen'.
Artikel 14 Leiding - Water
Deze dubbelbestemming is van toepassing op de watertransportleiding in het noorden van het plangebied.
Artikel 15 Waterstaat - Beschermingszone
Langs de A-watergangen is een beschermingszone van 5 m opgenomen op basis van de Keur van het waterschap. Langs de B- en C-watergangen is een zone van 1 m bestemd als beschermingszone. Voorzover de gronden ook zijn bestemd als wonen, geldt dat de gronden niet mogen worden ingericht ten behoeve van het hoofdgebouw, de woning. Hierbinnen mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat betekent dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd, maar ook geen bouwwerken als overkappingen en schuttingen en dergelijke. Ook het vergunningvrij bouwen wordt hierdoor niet mogelijk gemaakt.
De watergang valt niet onder 'openbaar toegankelijk gebied' en dus geldt niet dat er een afstand van 1 meter moet worden aangehouden. Uit de definitie van het begrip "erf" als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Bor, volgt dat als erf wordt aangemerkt een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt. Uit jurisprudentie van de Afdeling ( bv. zaaknr. 201209655/1/A1) blijkt dat door een dubbelbestemming te geven of door mede bepaalde waarden, functie- of gebiedsaanduidingen toe te kennen, tot uitdrukking kan worden gebracht dat percelen of perceelsgedeelten mede een ander planologisch doel dienen. Indien de bestemmingsregeling in zo'n geval gepaard gaat met belemmeringen om een perceel of delen van een perceel te gebruiken en feitelijk in te richten ten dienste van het hoofdgebouw, is er geen sprake van erf. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de gronden worden voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone'. Hierin wordt geregeld dat de gronden met deze dubbelbestemming mede zijn bestemd voor de bescherming, beheer en verbetering van watergangen en voorzieningen voor de waterhuishouding en dat op deze gronden geen (vergunningsvrije) bouwwerken mogen worden gebouwd.
Artikel 16 Waterstaat - Waterberging
In de bestemming Natuur is een deel expliciet bedoeld voor de waterberging. Dit is bedoeld als overloopgebied voor piekbelasting. Om die reden is in de bestemming Waterstaat - waterberging specifiek de waterbergingsfunctie beschermd. Ook hierbinnen gelden beperkingen voor het bouwen.
Algemene regels
In het hoofdstuk 'Algemene regels' zijn regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele bestemmingsplan. Dit zijn onder andere de regels die verplicht zijn gesteld in het Besluit ruimtelijke ordening zoals de anti-dubbeltelregel.
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelregel wordt conform het Bro overgenomen in het bestemmingsplan.
Artikel 18 Algemene bouwregels
Er is een regeling opgenomen voor de hoogtebeperkingen ten gevolge van een radargebied, evenals een regeling voor kleinschalige overschrijving van bouwgrenzen of maatvoeringsregels.
Artikel 19 Algemene gebruiksregels
Enkele gebruiksregels gelden voor alle bestemmingen en zijn daarom in het hoofdstuk algemene regels opgenomen. Het gaat hier om een parkeerregeling.
In de parkeerregeling is gebruik gemaakt van de bestemmingsplan activiteit. Dit is een nieuw instrument dat op basis van de CHW status met verbrede reikwijdte mogelijk is.
Verder wordt in deze regeling gebruik wordt gemaakt van beleidsregels, namelijk voor parkeren Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de beleidsnota Parkeernormen (13 november 2009) wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.
Verder is in het kader van verbrede reikwijdte (artikel 7c lid 4) een aantal regelingen uit de APV opgenomen. Dit betreft regelingen voor:
Artikel 20 Algemene aanduidingsregels
Er zijn verschillende algemene aanduidingen in het plangebied toegepast. Dit gaat om
Het opnemen van deze zones sluit aan op het doel het 'bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit' uit het Uitvoeringsbesluit Crisis- en herstelwet (artikel 7c lid 1, verder: Uitvoeringsbesluit) en artikel 7c lid 9 Uitvoeringsbesluit. Dit is mogelijk omdat het een Chw-bestemmingsplan (plan met verbrede reikwijdte) betreft.
In het kader van verbrede reikwijdte kan het Hogere waarden besluit voor ontheffing van de geluidgrenswaarden worden opgenomen in het bestemmingsplan. De reeds verleende besluiten hogere waarden zijn echter nog van toepassing.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen die betrekking hebben op alle bestemmingen. Deels betreft het in beperkte mate kunnen aanpassen van de reeds gegeven regels met betrekking tot het gebruik en/of de bebouwing.
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
Er is een algemene wijzigingsregel opgenomen voor kleinschalige wijziging van grenzen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging van de bestemming Verkeer in de bestemming Agrarisch, ten behoeve van grondgebonden agrarische activiteiten. Gebouwen zijn niet toegelaten.
Artikel 23 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden
In dit artikel worden het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg en het maken en veranderen van een uitweg aan een omgevingsvergunningsplicht gekoppeld. Deze bepalingen zijn ontleend aan de APV. Dit is opgenomen ten behoeve van de afstemming van de regeling op geldende verordeningen in het kader van verbrede reikwijdte (artikel 7c lid 4).
Artikel 24 APV
In Artikel 19 Algemene gebruiksregels zijn regels uit de APV Vijfheerenlanden 2019 verwerkt. Opgenomen is dat indien de bepalingen in dit plan strijdig zijn met de bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Vijfheerenlanden 2019, of diens rechtsopvolger, dan zijn de bepalingen in dit plan niet van toepassing.
Overgangs- en slotregels
Het plan kent tot slot een hoofdstuk met overgangs- en slotregels.
De overgangsregels regelen het overgangsrecht voor de bebouwing en het gebruik van de bebouwing in het plangebied. Deze worden opgenomen conform het Besluit ruimtelijke ordening.
De slotbepaling geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald. Overigens wordt voor beide regelingen verwezen naar de betreffende regels.
Economische uitvoerbaarheid
Grexwet
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere manier is verzekerd.
In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld.
In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet een expliciet besluit worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen.
Voor het plangebied geldt een exploitatieplan. Het exploitatieplan is herzien en is geactualiseerd op 01-01-2021. De gemeente is inmiddels eigenaar van alle gronden in het plangebied en kan daarmee voor alle gronden zelf bepalen wat er gebeurd. Het exploitatieplan vormt de basis voor de exploitatiebijdrage, die aan kopers van kavels wordt gevraagd.
Onderzoek uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6 f van het Besluit ruimtelijke ordening heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het bouwprogramma van 1100 woningen is verwerkt in een exploitatieoverzicht. Geconstateerd is dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Planschade
Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). In de gemeentelijke begroting is een voorziening getroffen voor eventuele planschade.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Aangezien het hier gaat om een actualisatie van het bestemmingsplan dat in wezen nauwelijks wijzigingen bevat, is voor het voorontwerp een verkorte inspraakprocedure van vier weken toegepast. Het plan is eveneens toegezonden aan verschillende organisaties en instanties, voor een reactie in het kader van het wettelijk vooroverleg (conform artikel 3.1.1 Bro). Vervolgens is het bestemmingsplan zo nodig aangepast.
Het ontwerp Chw bestemmingsplan 'Broekgraaf' heeft met ingang van 6 december 2018 gedurende zes weken (tot en met 16 januari 2019) ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon iedereen schriftelijk of mondeling bij de gemeenteraad een zienswijze indienen. Er zijn 5 zienswijzen ingediend. Deze zijn beantwoord in de Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen Chw bestemmingsplan 'Broekgraaf' (zie Bijlage 28 Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen). Een deel van de zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan, hiervoor wordt verwezen naar de Nota van zienswijzen en ambtshalve wijzigingen in Bijlage 28.