Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Weeresteinstraat 209
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0534.BPWeeresteinstr209-VG01

4.7 Water

4.7.1 Algemeen beleid
Waterwet (2009)
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, w.o. de Kaderrichtlijn Water. Een opvallend feit is dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet de Wvo-vergunning voor het lozen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater en de heffing op riooloverstorten verdwijnen. Deze worden vervangen door algemene regels die zijn geformuleerd in het Besluit lozen buiten inrichtingen (AMvB). Niet alles is echter onder te brengen in de algemene regels. Daartoe introduceert de Waterwet de integrale watergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
 
Nationaal waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het nationaal waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen. 
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
 
4.7.2 Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland
Het beleid van Hoogheemraadschap Rijnland dat voor onderhavig plan relevant is bestaat uit:    
  • Het waterbeheerplan Rijnland;     
  • De Keur en Beleidsregels.  
Waterbeheerplan Rijnland
In 9 december 2009 is het nieuwe waterbeheerplan (WBP)1 van het hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld. Voor de planperiode 2010-2015 zal dit WBP van toepassing zijn. In het plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering.
De drie hoofddoelen zijn:    
  1. veiligheid tegen overstromingen;      
  2. voldoende water;    
  3. gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het WBP sorteert voor op deze ontwikkelingen. 
 
Keur en Beleidsregels
Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en de daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De ‘Keur en Beleidsregels’ maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
 
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (duinen, dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatwerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaat-werken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
4.7.3 Watertoets
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincie, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de ‘watertoets’: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
 
Huidige situatie
Het plangebied is momenteel nagenoeg geheel verhard. De verharding bestaat uit de bebouwing en de wegverharding. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.
 
Toekomstige situatie
Het bouwplan voorziet in twee gebouwen en de bijbehorende parkeervoorzieningen. De totale oppervlakte aan verharding bedraagt circa 1.550 m2. In het plangebied worden geen watergangen gegraven.
 
Watercompensatie
Uitgangspunt is dat de bergingscapaciteit van het watersysteem niet mag verminderen ten opzichte van de toestand voor de voorgenomen activiteit, in onderhavig geval de realisatie van de nieuwe woningen inclusief ontsluiting. Indien noodzakelijk dienen er maatregelen te worden getroffen in het plangebied om de negatieve effecten te voorkomen. De compenserende maatregelen worden bij voorkeur binnen het plangebied genomen, om afwenteling naar andere gebieden te voorkomen. Met betrekking tot de watercompensatie schrijft het Hoogheemraadschap Rijnland namelijk voor dat bij een extra verhard oppervlak van minder dan 500 vierkante meter geen watercompensatie is vereist, dit wordt in onderhavig plan niet overschreden. Het plangebied is momenteel nagenoeg geheel verhard. Bij de nieuwbouw is er geen sprake van een vergroting van het verhard oppervlak. Watercompensatie is dan ook niet vereist.  
 
Waterafvoer
Hemelwater afkomstig van de nieuwe bebouwing zal worden afgekoppeld. Het vuilwater zal worden afgevoerd via het bestaande rioleringssysteem.
 
Conclusie
Gezien het feit dat bij onderhavig initiatief er geen toename in verharding gaat plaatsvinden, is watercompensatie niet noodzakelijk.