Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Weeresteinstraat 209
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0534.BPWeeresteinstr209-VG01

4.6 Ecologie

4.6.1 Inleiding
In het kader van de een goede ruimtelijke onderbouwing moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde natuurgebieden en dier- en plantsoorten zoals de Natuurbeschermingswet (1998) en Flora- en faunawet (2002) die aangeven. Als hier sprake van is, moet worden afgeweken door middel van een omgevingsvergunning.
Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Wat betreft soortbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van dier- en plantsoorten geregeld.  
4.6.2 Natuurbeschermingswet
De bescherming van natuurgebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 gewijzigd. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet: 
  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  • beschermde Natuurmonumenten;
  • wetlands.
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. 
 
Conclusie
Onderhavig plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura 2000- gebied of een Beschermd of Staats natuurmonument en is niet aan te merken als wetland. De Natuurbeschermingswet vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
4.6.3 Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Er is daarnaast onderscheid te maken tussen de ‘droge’ en de ‘natte’ EHS.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in welke vorm dan ook enige vorm van afbreuk veroorzaken aan de bestaande EHS zijn niet toegestaan.
 
De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: ‘Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving’. Om hier voldoende aan bij te dragen stelt de regelgeving in het kader van de EHS drie uitgangspunten:     
  • Vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • Verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • Verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.  
Een deel van de EHS loopt door de provincie Zuid-Holland. Zuid-Holland heeft de aanwezige natuur, die valt onder de EHS, voor haar provincie in kaart gebracht in de vorm van ‘Ecologische Hoofdstructuur'. Uit de kaart van de atlas blijkt dat het plangebied buiten de EHS is gelegen. Gezien de ligging buiten de EHS zal het plan geen negatieve effecten hebben op de EHS. 
 
Conclusie natuurbescherming
Er kan worden aangenomen dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de omliggende natuurwaarden. Het plan is niet in strijd met de uitgangspunten van de EHS.
4.6.4 Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Sinds de inwerkingtreding van de AMvB (2005) worden er drie categorieën beschermingsniveaus onderscheiden waarop het afwijkingsregime is gebaseerd. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. Per 1 oktober 2010 is de omgevingsvergunning ingevoerd. In plaats van de ontheffing Flora- en faunawet is het noodzakelijk om de omgevingsvergunning voor handelen met gevolgen voor beschermde soorten aan te vragen.  
 
In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dient op grond van de flora en fauna wetgeving onderzocht te worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten, de zogenaamde rode lijst, en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.  
In onderhavig geval betreft het de ontwikkeling van woningbouw op een voormalig bedrijfsterrein. De bestaande bebouwing zal vooruitlopend op de bouw worden gesloopt. De locatie is momenteel grotendeels verhard. Bij de nieuwbouw is er geen sprake van een vergroting van het verhard oppervlak.  
De locatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied, tegen de rode contour aan, aan een doorgaande provinciale weg. De bestaande bebouwing is reeds gedurende langere tijd buiten gebruik. Gelet op de ligging nabij het buitengebied en de buiten gebruik geraakte bebouwing is een quickscan flora en fauna noodzakelijk. Bij eerdere planvorming in 2007 is voor de beoogde locatie reeds een quickscan flora en fauna uitgevoerd. SAB Arnhem b.v. heeft door middel van een bureauonderzoek een quickscan flora en fauna opgesteld.  
Uit de resultaten van het bureauonderzoek volgt dat op basis van de aanwezige verharding geen beschermde vaatplanten te verwachten zijn. Zoogdieren, vogels en amfibieën kunnen echter op basis van het huidige gebruik niet uitgesloten worden. Mogelijk kunnen de Veldmuis, Huismus, Gewone Pad en Bruine Kikker een vaste rust- of verblijfplaats hebben binnen het plangebied.
Uit de quickscan volgt eveneens dat vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen en uilen niet uit zijn te sluiten binnen de bebouwde elementen.
 
PM resultaten nader onderzoek vleermuizen, uilen en de huismus
 
Conclusie
Uit de resultaten van de quickscan volgt dat nader ecologisch onderzoek naar gebouwbewonende soorten vleermuizen en uilen noodzakelijk is, om de effecten op beschermde fauna voorafgaand aan de sloop in beeld te brengen. In 2009 is de lijst met jaarrond beschermde vogels aangevuld met de huismus. Uit de quickscan blijkt dat ook deze soorten voor kunnen komen in het plangebied. Nader onderzoek is derhalve noodzakelijk voor vleermuizen, uilen en de huismus. Nader onderzoek moet nagaan of ontheffing aangevraagd moet worden, en welke mitigerende of compenserende maatregelen er eventueel genomen moeten worden. In afwachting van de resultaten van het nader onderzoek kan nog geen uitspraak worden gedaan ten aanzien van de effecten vanuit het aspect ecologie.