Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Weeresteinstraat 209
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0534.BPWeeresteinstr209-VG01

4.2 Externe veiligheid

4.2.1 Inleiding
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid. Externe veiligheid is dat er ten gevolge van risicovolle activiteiten buiten het eigen perceel of plangebied, nog een relevant risico aanwezig is. Onder risico wordt dan verstaan dat de kans en het effect van een calamiteit, in samenhang met elkaar, buiten het perceel merkbaar zijn. Hoe bij besluiten daarmee moet worden omgegaan is deels in wetgeving, circulaires of overheidsbeleid vastgelegd. In het kader van het bestemmingsplan kan het betrekking hebben op de risicovolle activiteiten die wel of niet worden toegelaten in het plangebied en risicovolle activiteiten of objecten die buiten het plangebied aanwezig zijn.
4.2.2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
De regelgeving omtrent externe veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Het BEVI legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden.
 
In onderhavig plangebied is er sprake van de ontwikkeling van een kwetsbaar object in het kader van het BEVI. Uit raadpleging van de risicokaart (zie afbeelding 10) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er zich in de nabije omgeving van het betreffende plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden. De dichtstbijzijnde inrichting is op circa 400 meter afstand gelegen.
 
   
Afbeelding 10: Uitsnede risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)
             
Conclusie
Woningen worden in het kader van het aspect externe veiligheid gewaardeerd als een kwetsbaar object. Uit raadpleging van de risicokaart volgt dat er in de omgeving geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.
4.2.3 Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buisleidingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistoffen in 1991). Op 9 februari 2007 heeft het kabinet ingestemd met een nieuwe aanpak voor buisleidingen in Nederland. Deze nieuwe aanpak wordt uitgewerkt in een AMvB (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Zij stelt regels ten aanzien van risico’s en zonering langs buisleidingen, het opnemen van regels in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen.
 
Conclusie
Uit raadpleging van de risicokaart van Zuid-Holland (afbeelding 10, paragraaf 4.2.2) volgt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovol transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding plaatsvindt. Op circa 400 meter afstand ten zuiden van het plangebied is een buisleiding gelegen. Gelet op de afstand tussen het plangebied en de buisleiding bestaat er geen bezwaar tegen de inpassing van de woningen op de locatie.
4.2.4 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg, water en spoor
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Er wordt gewerkt aan een nieuw besluit: het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). Het Btev is nog niet in werking. Volgens het Btev mag op grond van een ruimtelijk besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Een veiligheidszone wordt opgenomen om het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportroute te beschermen. Een veiligheidszoen kan maximaal 100 meter bedragen van de route. Door voldoende afstand te bewaren ontstaat er geen gevaar ten behoeve van kwetsbare objecten en wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen niet gehinderd.
 
Het ontwerp Btev gaat in op de hoogte van het groepsrisico. Ten opzichte van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is een verantwoording van het groepsrisico niet meer verplicht als het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt. Een punt van aandacht zijn plasbranden. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is een zone van 30 meter aan weerszijden van de weg. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen de PAG moet het bevoegd gezag onderbouwen, waarom het de ontwikkelingen wil toestaan. Dit geldt alleen ten aanzien van rijkswegen.
 
Weg
De provinciale weg (N208) is door de provincie aangewezen als een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De weg is op minder dan 200 meter vanaf de planlocatie gelegen (artikel 7 lid a, onder 1 van het Besluit transportroutes externe veiligheid). In het kader van het groepsrisico dient inzichtelijk te worden gemaakt dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Ten zuidoosten van het plangebied zijn woningen direct aan de Weeresteinstraat gesitueerd. Gelet op de ligging direct aan de transportroute kunnen deze woningen als maatgevend worden beschouwd ten behoeve van een aanvaard risiconiveau. Gelet op het feit dat het plangebied op gelijke afstand van de transportroute is gelegen als de maatgevende woningen, kan worden aangenomen dat er geen sprake is van de een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Vanuit het aspect transport van gevaarlijke stoffen over de weg bestaat er geen bezwaar tegen de inpassingen van de nieuwe functies in onderhavig plangebied.
 
Water
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
 
Spoor
Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor is in de omgeving van het plangebied niet aan de orde.
 
Conclusie
Nabij het plangebied loopt een route voor transport van gevaarlijke stoffen (N208). Gelet op de afstand tussen het plangebied en de transportroute en het feit dat er in de bestaande situatie gevoelige bestemmingen op een gelijke afstand zijn gelegen, kan de beoogde situatie als aanvaardbaar worden aangenomen. Het transport van gevaarlijke stoffen vormt geen belemmering voor onderhavig plan.