direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Den Bonsen Hoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hellevoetsluis staat voor een nieuwe actualisatieronde van haar bestemmingsplannen. De plannen die in de vorige ronde als eerste zijn geactualiseerd komen daarbij als eerste aan bod. Zo is een deel van deze plannen nog niet digitaal raadpleegbaar. Het voorliggende bestemmingsplan Den Bonsen Hoek vormt het eerste plan dat binnen deze nieuwe actualisatieronde wordt geactualiseerd.

De gemeente Hellevoetsluis heeft in 2013 de actualisatie inhaalslag van haar bestemmingsplannen afgerond. Alle vigerende bestemmingsplannen die ouder waren dan 10 jaar moesten voor 1 juli 2013 geactualiseerd zijn. In 2014 heeft er een evaluatie plaatsgevonden op basis waarvan de ' Notitie Actualisatie Bestemmingsplannen Gemeente Hellevoetsluis' (hierna: evaluatienotitie), is opgesteld. Deze notitie is op 28 april 2015 vastgesteld door het college en ter informatie aangeboden aan de raadscommissie Wonen, Werken en Recreatie. In de evaluatienotitie is op hoofdlijnen de taak, die de gemeente heeft ten aanzien van haar bestemmingsplannen, geëvalueerd waarbij met name gekeken is naar de kwaliteit, de aanpak en (interne) processen van de bestemmingsplannen en de motivering van keuzes. In de notitie zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Het bestemmingsplan Den Bonsen Hoek zal worden opgesteld met inachtneming en op basis van deze conclusies en aanbevelingen.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is een wettelijke taak. Bestemmingsplannen moeten om de 10 jaar worden geactualiseerd. De actualisatie van bestemmingsplannen is dan ook een continu proces. Het doel van de actualisatie is dat er steeds een actueel overzicht bestaat van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in een gebied. Daarnaast kan (nieuwe) wet- en regelgeving, gemeentelijk beleid en jurisprudentie op het gebied van de fysieke leefomgeving er toe leiden dat er aanpassingen nodig zijn in het bestemmingplan.

Een onderdeel van de evaluatienotitie is de 'Planning actualisatie bestemmingsplannen gemeente Hellevoetsluis periode 2014-2024'. Hierin zijn alle vigerende bestemmingsplannen opgenomen voor actualisatie binnen 10 jaar. Het bestemmingsplan Den Bonsen Hoek is op grond van deze planning één van de eerste bestemmingsplannen die geactualiseerd wordt.

1.2 Doelstelling en planvorming

Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate en actuele regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

Het vigerende plan Den Bonsen Hoek is een gedetailleerd consoliderend plan en gericht op het beheer en behoud van de kwaliteit van het plangebied.

Voor het voorliggende geactualiseerde plan is opnieuw gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de ruimtelijke en functionele kaders helder zijn. De planregels zijn afgestemd op de meest recente gemeentelijke standaard. Enerzijds worden de karakteristieken van het plangebied beschermd door een duidelijk ruimtelijk en functioneel kader, anderzijds biedt het bestemmingsplan flexibiliteit waar dit niet op ruimtelijke bezwaren stuit.

Daarbij is het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard, dat wil zeggen dat de huidige functionele en ruimtelijke situatie als uitgangspunt heeft gediend voor de juridische regeling. Bouwinitiatieven en gebruikswijzigingen die passen binnen de reguliere bestemmingslegging blijven uiteraard mogelijk.

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving. In dit hoofdstuk is een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven en wordt ingegaan op de doorvertaling in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) aan de orde. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan en hoofdstuk 6 op het aspect handhaving. In hoofdstuk 7 is de juridische planbeschrijving opgenomen waarin de regels op het plan worden toegelicht. Hoofdstuk 8 is gereserveerd voor de resultaten uit het overleg met instanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van het stedelijk gebied van Hellevoetsluis en wordt van noord naar west globaal begrensd door de Dijkweg, de Bonseweg, de Kanaalweg Westzijde, Amnesty Internationallaan en de Oostdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0001.jpg"

Figuur 2.1 Ligging plangebied

2.2 Vigerende regeling

Momenteel vigeert het bestemmingsplan 'Den Bonsen Hoek', vastgesteld op 18 september 2008, goedgekeurd door GS op 12 januari 2009. Voor een klein deel van het plangebied, genaamd 'Kop Oostdijk', geldt het bestemmingsplan 'Tolhoeck', vastgesteld d.d. 16 april 1992. Dit deel is in verband met herontwikkelingsplannen niet meegenomen in de actualisatie van 2008. De gemeente werkt al enkele jaren aan een herontwikkelingsplan voor deze locatie. In 2013 is er een intentieovereenkomst gesloten met initiatiefnemers om tot planontwikkeling te komen en heeft het college ingestemd met een planvisie. De betreffende gronden zijn in dit nieuwe bestemmingsplan wel opgenomen, vooruitlopend op de beoogde ontwikkeling van het gebied.

2.3 Ruimtelijke en functionele analyse plangebied

Historie Hellevoetsluis

De eerste tekenen van bewoning in Hellevoetsluis en omgeving zijn al uit de Romeinse tijd. Het gebied werd toen intensief bewoond. Na de val van het Romeinse Rijk volgde een periode zonder bewoning. Vanaf de 8e eeuw wordt het gebied opnieuw permanent bewoond en gebruikt. Er ontstonden vanaf die tijd verschillende nederzettingen van waaruit de bewoners het land ontgonnen en op de wateren visten. Hellevoetsluis is ontstaan uit samenvoeging van de nederzettingen Nieuw-Helvoet, een nederzetting bij de sluis en Nieuwenhoorn.

Aan het begin van de 17e eeuw ontstond behoefte aan een marinebasis langs het Haringvliet. Deze basis werd gesticht bij de sluis van Hellevoetsluis. Vanaf dat moment groeide het vestingstadje snel en kreeg het een zekere welvaart. De eerste uitbreidingen van de vesting werden aan de noord- en oostzijde van de vesting gerealiseerd.

Met de afsluiting van het Haringvliet in 1970 nam het belang van Hellevoetsluis als havenstad af en werd het steeds meer een woongemeente, met potentie op het gebied van recreatie en toerisme. Hellevoetsluis kreeg in het kader van het groeikernenbeleid van het Rijk een forse groeitaak. Om die reden koos de gemeente de sprong over het kanaal met de wijken De Struyten en De Kooistee.

Toen de groeikerntaakstelling halverwege de jaren 80 afliep was behoefte aan woningen voor de eigen woningzoekenden en aan stedenbouwkundige 'afbouw' van Hellevoetsluis door de realisatie van een 'vierde kwadrant' in de vorm van Den Bonsen Hoek en later Ravense Hoek (zie afbeelding 2.2). Op de kruising van de vier kwadranten ligt voorzieningencentrum de Struytse Hoeck (buiten het plangebied Den Bonsen Hoek).

2.3.1 Ruimtelijke analyse Den Bonsen Hoek

Bebouwingsstructuur

De opzet van de woonwijk is ontworpen in de jaren 80 van de vorige eeuw. In het oorspronkelijke bouwprogramma voor de wijk werd uitgegaan van 3.700 woningen, met bijbehorende maatschappelijke, sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen alsmede een buurtwinkelcentrum. De wijk is opgebouwd uit vier kwadranten (de buurten Outjaar, Kruis Hoeffe, Logendal en Salem) die samen een vierkant vormen. De wijk bestaat grotendeels uit eengezinswoningen, waarvan meer dan de helft in de vrije sector. Naast de vier genoemde buurten bevindt zich net buiten het vierkant, in het zuidwesten, een klein buurtje: Tolhoeck.

De dichtheden zijn hoger naarmate de buurten dichter bij het centrum van Hellevoetsluis liggen. Gestapelde woningen zijn geconcentreerd langs de hoofdontsluitingsstructuur, op markante plekken (zoals op de kruising van het Burchtpad met de Oostdijk en bij de Jachthoorn) en in Tolhoeck. Vrijstaande woningen komen veel voor aan de noord- en oostzijden van het plangebied. Het ontwerp van de wijk is gebaseerd op basis van de oorspronkelijke structuur van het gebied. Dat betekent dat rekening is gehouden met de oorspronkelijke weg- en waterstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0002.jpg"

Figuur 2.2 Wijkverdeling

Woningvormen

In het plangebied komen rijenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, gestapelde en vrijstaande woningen voor. Bij rijenwoningen is de hoofdbouwmassa van aangrenzende woningen aan elkaar gebouwd.

Bij twee-onder-een-kapwoningen is de hoofdbouwmassa van twee aaneengrenzende woningen aan elkaar gebouwd, de andere zijde van de woning staat los van de aangrenzende woning. Het komt ook voor dat twee aangrenzende twee-onder-een-kapwoningen met elkaar zijn verbonden door een ondergeschikt bouwdeel, zoals een garage. In het vorige bestemmingsplan werd gesproken over geschakelde woningen. In dit bestemmingsplan wordt in beide gevallen gesproken over twee-onder-kapwoningen.

Bij vrijstaande woningen zijn zowel de hoofdbouwmassa als de ondergeschikte bouwdelen los van aangrenzende woningen gebouwd.

Gestapelde woningbouw komt op enkele plekken voor, tot een bouwhoogte van vier of vijf bouwlagen.

De Tolhoeck

De Tolhoeck is het schakelstuk van Den Bonsen Hoek aan de rest van de bebouwde kom, met name de Struytse Hoeck. De invulling van Tolhoeck dateert van begin jaren 90. Een belangrijk structureel gegeven voor Tolhoeck is het Burchtpad dat vanaf het centrum in Den Bonsen Hoek richting de Struytse Hoeck voert. De betekenis van deze route wordt in stedenbouwkundige zin benadrukt door gestapelde woonbebouwing op de kruising van het pad met de Oostdijk. De begeleiding van het pad door gestapelde bebouwing is in Tolhoeck doorgezet.

Water- en groenstructuur

De vier kwadranten zijn van elkaar gescheiden door min of meer noord-zuid gelegen groenzones en oost-westgelegen watergangen. Ten noorden wordt het plangebied begrensd door agrarische percelen. Aan respectievelijk de oost- en westzijde wordt de wijk begrensd door de woonwijken Ravense Hoek en Noordwest. De zuidgrens wordt gevormd door de Kanaalweg Westzijde en het kanaal zelf. In de zuidoosthoek bevindt zich de Tolhoeck, een buurtje in de vorm van een driehoek. In het midden van het plangebied, ten zuiden van de Jachthoorn ligt een waterpartij.

De groenstructuur wordt bepaald door:

  • aaneengesloten groengebieden langs waterlopen, zoals de groenstructuur langs de Oostdijk en de Oudejaarseweg;
  • de speelplekkenstructuur;
  • onbebouwde weilanden.

Op drie plekken aan de randen van het plangebied bevinden zicht onbebouwde weilanden. Aan de noordzijde dragen twee van deze weilanden bij aan een zachtere overgang tussen bebouwd gebied en het buitengebied. Aan de zuidzijde vormt het weiland, samen met het sportpark een buffer tussen de woonwijk en het kanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0003.png"

Figuur 2.3 Water- en groenstructuur

Infrastructuur

De wijk wordt ontsloten vanaf de ten zuiden gelegen Kanaalweg Westzijde en via de Dag Hammarskjoldlaan. Na circa 200 m splitst deze weg zich in een lus die de naastgelegen buurten ontsluit. De nieuwe gebiedsontsluitingsweg biedt een verbinding met de noordelijk gelegen Nelson Mandelalaan. Met de recente realisatie van deze Noordelijke Randweg is de wijk ook via deze route ontsloten. De zuidelijke ontsluiting via de Kanaalweg Westzijde wordt hierdoor minder belast.

Uitgangspunt voor de wegenstructuur in het plangebied is een eenvoudig, helder stratenpatroon met een duidelijke hiërarchie tussen gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen in het verblijfsgebied in de woonbuurten. In de opzet van de wijk is veel aandacht besteed aan een veilig netwerk van fiets- en voetpaden. Fiets- en voetpaden zijn dan ook aangelegd in de groenstructuur en dienen deels ten behoeve van de ontsluiting van woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0004.png"

Figuur 2.4 Infrastructuur (bron: Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan Hellevoetsluis 2013)

Cultuurhistorie en monumenten

De Oostdijk is een cultuurhistorisch waardevol element in het plangebied. Het karakter van dit oude lint dient zoveel mogelijk behouden te blijven. Nabij de Oostdijk mogen op basis van het Structuurplan 2010+ geen ontwikkelingen plaatsvinden die de visuele ervaring van de dijk negatief beïnvloeden. In het plangebied bevinden zich geen rijks-, gemeentelijke of archeologische monumenten.

2.3.2 Functionele analyse

Wonen

In het plangebied wordt vooral gewoond, waarbij veel verschillende woningtypen voorkomen. Een belangrijk deel van de woningen bestaat uit grotere/duurdere woningen met een tuin voor doorstromende gezinnen. Daarnaast is een klein deel gebouwd voor mobiele ouderen met een goed inkomen en tot slot een gedeelte goedkope woningen voor senioren en starters.

In Outjaar staan voornamelijk rijenwoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Centraal in de buurt ligt een viertal appartementencomplexen. Ook zijn er eengezins huurwoningen in de buurt. In Outjaar ligt een van de basisscholen van Den Bonsen Hoek.

 

Logendal, ten oosten van Outjaar, heeft meer vrijstaande woningen, vooral langs de rand. Daarnaast zijn er veel twee-onder-een-kapwoningen.

 

In Kruis Hoeffe, ten noorden van Outjaar, is eveneens een mengeling van rijen en twee-onder-een-kapwoningen. Op een aantal plekken zijn vrijstaande huizen.

 

De vierde buurt van Den Bonsen Hoek is Salem. Bijna de helft van de woningen is vrijstaand, maar je vindt er ook rijenwoningen en wat straten met twee-onder-een-kapwoningen.

De vijfde buurt wordt gevormd door de Tolhoeck. In de Tolhoeck staat een multifunctioneel centrum met een beschutte woonvorm voor psychiatrische patiënten.

Voorzieningen

In Den Bonsen Hoek zijn twee basisscholen gerealiseerd. In winkelcentrum de Jachthoorn is een apotheek gevestigd. Verder bestaan de maatschappelijke voorzieningen in het plangebied uit een psychiatrisch centrum (Tolhoeck) en de brandweerkazerne aan de Tolweg. De bestaande maatschappelijke voorzieningen blijven behouden.

De Jachthoorn

In buurtwinkelcentrum de Jachthoorn zijn voorzieningen gevestigd voor de dagelijkse behoeften. Ook bevinden zich in het winkelcentrum een apotheek, een cafetaria en een Chinees afhaalrestaurant. Het centrum voldoet voor het voorzien van de dagelijkse behoeften van de bewoners van Den Bonsen Hoek. Door de realisatie van de aangrenzende wijk Ravense Hoek ontstond de behoefte aan herstructurering van het winkelcentrum en een uitbreiding van de supermarkt. De Jachthoorn wordt voorzien van een ruime bestemmingsregeling waardoor functies uitwisselbaar zijn en ingespeeld kan worden op de toekomstige wensen.

Recreatieve en sportvoorzieningen

De recreatieve voorzieningen in het plangebied zijn geconcentreerd rond het sportinstituut aan de Martin Luther Kinglaan. Het gebied blijft een recreatieve bestemming houden waarbinnen sport en recreatie mogelijk zijn.

Bedrijven

Zelfstandige bedrijven komen voor aan de Oostdijk. De kop van de Oostdijk lag buiten het plangebied van het vorige bestemmingsplan. Omdat voor dit gebied een nieuwe ontwikkeling is voorzien, is dit gebiedje nu wel meegenomen in het bestemmingsplan. In paragraaf 2.4 wordt deze ontwikkeling beschreven.

Bedrijvigheid op korte afstand van de woonfunctie is een kwetsbare situatie. Het milieustreefbeeld voor de wijk gaat uit van een rustige, schone en veilige woonomgeving. Nieuwe bedrijvigheid wordt daarom niet toegestaan, met uitzondering van bedrijvigheid aan huis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0005.jpg"

Figuur 2.5 Functionele structuur

2.4 Toekomstige ontwikkelingen

Kop Oostdijk

Aan de kop van de Oostdijk bestaat al enige jaren het voornemen voor herontwikkeling. Op een deel van het terrein is nu nog de doe-het-zelfzaak van Moree gevestigd. In de Visie verbeterlocaties en vanuit de gemeentelijke Woonvisie, is de locatie aangewezen voor woningbouw. Een marktpartij heeft plannen gemaakt voor een nieuwe invulling van de gronden, hoofdzakelijk bestaande uit woningen.

Het plan gaat uit van de bouw van maximaal 81 woningen in de middeldure huur- en koopsector. Het bouwplan bestaat uit drie woontorens in een groene en waterrijke omgeving aan de kop van de Oostdijk en met uitzicht over het Voorns Kanaal. Qua bouwvolume en ritmiek sluit het plan aan op het beeld van de bebouwing aan de overzijde van het kanaal, ter hoogte van het winkelcentrum Struytse Hoeck. Het doorzetten van deze structuur ten noorden van de brug benadrukt de doorgaande structuur van het kanaal richting het winkelcentrum en de Vesting.

De woontorens bestaan uit vijf bouwlagen met een maximale bouwhoogte van 15 m en een 'footprint' van 660 m² per woontoren. De hoogte is lager dan de hoogte van de woontorens rond het winkelcentrum en de begeleidende bebouwing langs de Amnesty Internationallaan. Door deze oplopende bouwhoogte en de overgang van groen/blauw naar stedelijk karakter ontstaat als het ware een vanzelfsprekende begeleiding richting het centrumgebied. Of, andersom, richting het buitengebied.

Het plan omvat verder de aanleg van een brede watergang langs de Kanaalweg en de Amnesty Internationallaan. Dit geeft extra kwaliteit en uitstraling aan het plan en zorg tevens voor het versterken van de groen/blauwe zone langs de Kanaalweg. Streven is wel om uit te gaan van een doorgaande watergang richting de Amnesty Internationallaan (is nu sprake van een onderbreking).

Voor het bouwplan is een bezonningsstudie opgeteld om de effecten op de omgeving in beeld te brengen. De bezonningsstudie is opgenomen in bijlage 9. Hieruit blijkt dat er voor de woningen aan de Bouvignestraat in het voor- en najaar in de ochtend, en in de wintermaanden sprake is van een verminderde bezonning. De schaduwwerking is naar oordeel van de gemeente echter maatschappelijk aanvaardbaar.

Aan de noordzijde van de woontorens zijn 138 parkeerplaatsen op het maaiveld beoogd. In paragraaf 4.1 Verkeer en parkeren is de parkeerbehoefte nader onderbouwd.

De Oostdijk zelf dient als cultuurhistorisch element herkenbaar te blijven. Dit kan onder meer worden bereikt door te streven naar een bijzonder beëindiging van de dijk die recht doet aan de cultuurhistorische waarde en de uitgangspunten vanuit het Groenstructuurplan (zie paragraaf 3.3) als ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0006.png"

Figuur 2.6 Ontwikkeling Kop Oostdijk

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte/Barro

Vanuit het Rijksbeleid zijn de SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) en het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) van belang. Zowel de SVIR als het Barro zijn van een dusdanig abstractieniveau dat gesteld kan worden dat dit de beoogde woningbouwontwikkeling niet in de weg staat. In het Barro zijn wel algemene eisen ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur en cultuurhistorische waarden benoemd. Deze worden verder uitgewerkt op provinciaal niveau en komen in dat verband in dit bestemmingsplan aan de orde. Vanuit het rijksbeleid/rijkswetgeving is wel de ladder van duurzame verstedelijking van belang. Dit wordt in deze paragraaf behandeld.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ontwikkeling van de kop Oostdijk is in bijlage 8 getoetst aan de ladder. Geconcludeerd wordt dat het project voldoet aan het gestelde in de ladder.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • ruimte bieden aan ontwikkelingen;
  • aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;
  • allianties aangaan met maatschappelijke partners;
  • minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening Ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Vergroten van de agglomeratiekracht

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

3. Versterken van de ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads- en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Voorne-Putten

De gemeente Hellevoetsluis maakt deel uit van de regio Voorne-Putten. Voorne-Putten is een eiland met zowel een stedelijk als een landelijk karakter. Voorne-Putten maakt deel uit van de Zuidvleugel en daarmee van het stedelijk netwerk. Het eiland vormt een combinatie van het zeekleipolderlandschap, veenpolderlandschap, duinlandschap en buitendijks natuurlandschap. Hoewel het gebied een eenheid vormt, is de diversiteit van het eiland kenmerkender dan de samenhang. De grote variatie in landschap en mate van verstedelijking maken de samenhang minder herkenbaar.

Verrommeling van het eiland en nivellering van de landschappen liggen op de loer. Een grote opgave is dan ook een helder perspectief te scheppen, met een eigen identiteit voor Voorne-Putten. Dit perspectief ligt in een samenhangend, divers, kwalitatief hoogwaardig recreatieaanbod in combinatie met de toeristische kwaliteiten van de historische kernen en de badplaatsen in het natuurgebied van Voornes Duin. Het plangebied maakt onderdeel uit van de bebouwde kom van Hellevoetsluis.

Doorwerking

Vanwege het karakter van het bestemmingsplan (actualisatie) is er geen specifieke doorwerking van de VRM in het bestemmingsplan.

Verordening Ruimte 2014

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaande stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruikgemaakt van locaties die:
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is;
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 ha.

Doorwerking

Het plan voorziet in de ontwikkeling van de Kop Oostdijk. In bijlage 8 is de ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Geconcludeerd wordt dat het project voldoet aan het gestelde in de ladder.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en;
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en;
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Doorwerking

Het plan voorziet in de ontwikkeling van de Kop Oostdijk. In bijlage 8 is de ontwikkeling getoetst aan op het aspect ruimtelijke kwaliteit. Voor de herontwikkeling van de Kop Oostdijk is er sprake van "aanpassen", aangezien er sprake is van wijziging van de functionele structuur t.o.v. de bestaande situatie (wonen i.p.v. bedrijvigheid), met meer (ander) verkeer.
De vraag is met name wat het effect is op de omgeving. Uit het verkeersonderzoek, paragraaf 4.1 blijkt dat er geen sprake is van een verslechtering. Eerder is er sprake van een kichte verbetering vanwege het wegvallen van het vrachtverkeer van en naar het 'doe-het-zelf' bedrijf Moree.

In het werkboek ruimtelijke kwaliteit van provincie is aangeven dat Ruimtelijke kwaliteit bij 'aanpassen' ontstaat door op structuurniveau van de ontwikkeling aansluiting te zoeken met de omgeving. Door gebruik te maken van de bestaande structuren verbetert vaak de identiteit van het gebied als geheel en ontstaat ruimte voor specifieke invulling. De bestaande gebiedsidentiteit (is meestal van grotere schaal > woonwijk) wordt bij 'aanpassen' gehandhaafd en/of versterkt.

Bovenstaande sluit aan op het plan Kop Oostdijk, waarbij de Oostdijk wordt gehandhaafd en qua beeld wordt versterkt. Ook de groen- en waterstructuur langs de Kanaalweg wordt doorgezet en versterkt en tot slot verbetert ook de functionele structuur door woningen toe te voegen i.p.v. bedrijvigheid. Geconcludeerd wordt dat de bestaande gebiedsidentiteit wordt versterkt.

Stappenschema ruimtelijke kwaliteit
Sluit het plan aan bij gebiedsidentiteit (meestal van grotere schaal)? > ja > voegt het plan zich in bestaande structuren? > nee > (sprake van wijziging functionele structuur bedrijven naar wonen) > Aanpassen

Gebiedsidentiteit: De ontwikkeling sluit aan bij de gebiedsidentiteit en heeft tevens tot doel deze te versterken, door integrale aanpak van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde en de functionele structuur.
Structuur: Het plan gaat uit van het versterken van de gebiedsidentiteit door versterken van de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische structuren en omzetten van de functionele structuur. van bedrijvigheid naar wonen.
Kavel:  oor het versterken van de structuur ontstaat er de mogelijkheid om woningbouw goed in te passen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het project voldoet aan het gestelde in de verordening.

Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 en planherziening

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (Provincie Zuid-Holland, 2009) beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid inclusief het grondwaterbeleid. De provincie heeft in dit plan het beleid uit het Nationaal Waterplan en het huidige Europese beleid vertaalt naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015.

Begin 2016 heeft het planherzieningsbesluit Water 2016-2021 ter inzage gelegen. Met dit besluit wordt het waterbeleid zoals beschreven in de VRM aangewezen als regionaal waterplan. Op een aantal onderdelen blijft het Provinciaal Waterplan 2010-2015 ongewijzigd van kracht. Het gaat dan om de onderdelen waterveiligheid, water en natuur en vismigratie.

In het provinciale waterplan gaat het vooral om de wat vraag, in de waterbeheerplannen van de waterschappen gaat het vooral om de hoe vraag.

Het provinciale waterplan heeft geen consequenties voor het bestemmingsplan Den Bonsen Hoek; er zijn geen wateropgaven benoemd die betrekking hebben op concrete gebieden of zones binnen het bestemmingsplangebied.

Waterbeheerprogramma 2016-2021 (waterschap Hollandse Delta)

Het Waterbeheerprogramma is het beleidskader voor de regionale waterbeheertaak in de periode 2016-2021. In het waterbeheerprogramma beschrijft doelen die het waterschap wil bereiken. De doelen zijn onderverdeeld in thema's zoals waterveiligheid, voldoende water, schoon water en de waterketen (levering). Het waterbeheerplan beschrijft vervolgens in een maatregelenprogramma de maatregelen die nodig zijn om de doelen te behalen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Hellevoetsluis 2015+

Op 2 september 2004 is het Structuurplan Hellevoetsluis 2010+ vastgesteld. In deze ruimtelijke visie is opgenomen op welke wijze de gemeente wenst om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen, zoals onder meer wonen, werken, infrastructuur en recreatie. Sinds 2004 zijn er echter nieuwe ontwikkelingen die aanleiding vormen om het structuurplan bij te werken. De Structuurvisie 2015+ doet uitspraken over ruimtelijke ontwikkelings- en investeringsprojecten die de komende tien tot vijftien jaar aan de orde gaan komen. Voor het algemene ruimtelijke kader achter deze projecten is uitgegaan van de ruimtelijke afwegingen die gemaakt zijn voor de Structuurvisie 2010+. Voor de onderwerpen waarover onderhavige structuurvisie geen uitspraken doet, blijft het Structuurplan 2010+ van kracht.

Sinds de vaststelling van het Structuurplan 2010+ in 2004 heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die de aanleiding vormen voor deze actualisatie. Het betreft het vaststellen van een aantal gemeentelijke beleidsdocumenten en beleidsbeslissingen. Maar ook herbezinning ten aanzien van een aantal ontwikkelingen naar aanleiding van de maatschappelijke en economische veranderingen in de samenleving en de doorwerking daarvan naar projecten en planambities.

Den Bonsen Hoek is de eerste wijk die is gebouwd na de groeiperiode van Hellevoetsluis. Vanwege de recente bouwperiode is er geen aanleiding tot ingrepen in de ruimtelijke structuur. Alleen aan de randen van de wijk hebben recent nog enkele veranderingen plaats gevonden, zoals de realisatie van de noordelijke randweg, het woonbuurtje op de voormalige locatie van de melkfabriek en de ontwikkeling van woningbouw op de bedrijfsgronden aan de Oostdijk die met dit plan mogelijk wordt gemaakt.

Groenstructuurplan Hellevoetsluis

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat de bereiken heeft het de volgende status:

  • 1. beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • 2. toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 3. uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven.

In het plangebied zijn de gronden ten westen van het sportinstituut aangewezen als stedelijk groen en zijn de bestaande watergangen ook aangeduid. De watergangen zijn als zodanig bestemd (Water). De gronden naast het sportinstituut zijn, gezien de functie, bestemd voor Sport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0007.png"

Figuur 3.1 Visiekaart groenstructuurplan

Woonvisie 2008-2015 en Actualiseringen

In de 'Woonvisie Hellevoetsluis 2008-2015' staan de plannen met betrekking tot het wonen in Hellevoetsluis beschreven, waarbij de bestaande wijken in Hellevoetsluis een wezenlijk onderdeel uitmaken van de woonvisie. Op basis van een uitgebreid woonwensenonderzoek wordt per wijk ingegaan op de beleving van de woonkwaliteit evenals de bereikbaarheid van de wijk en de voorzieningen, zoals winkels, zorg- en welzijnsvoorzieningen.

In verband met nieuwe ontwikkelingen en veranderingen op de woningmarkt is in 2010 de Woonvisie geactualiseerd. Het uitgangspunt voor wat betreft nieuwbouw is daarbij geweest het realiseren van 200 nieuwe woningen per jaar in de periode 2013 tot 2020.

Voor de wijk Den Bonsen Hoek ligt geen woningbouwopgave meer, de wijk is afgerond. In de gemeentelijke Woonvisie, is de locatie Kop Oostdijk wel aangewezeb voor woningbouw.

In 2012 is de woonvisie voor Hellevoetsluis nogmaals geactualiseerd, dit mede in verband met de afspraken, die gemaakt werden met de Stadsregio Rotterdam inzake de regionaal te bouwen aantallen woningen.

Visie verbeterlocaties en actualisatie

De visie verbeterlocaties beschrijft het gemeentelijk beleid ten aanzien van locaties die in aanmerking komen voor herontwikkeling. Op basis van dit beleid zijn voor diverse locaties concrete plannen gemaakt of in procedure gebracht. Met de actualisatie wordt opnieuw bekeken wat de status is van de verbeterlocaties, daarbij rekening houdend met gewijzigde wet- en regelgeving. Ook zijn enkele nieuwe verbeterlocaties opgenomen in de visie.

Binnen het plangebied Den Bonsen Hoek zijn momenteel geen verbeterlocaties aangewezen.

Centrumvisie De Struytse Hoeck

De Struytse Hoeck is het winkelhart van Hellevoetsluis. In de visie wordt de gewenste en noodzakelijke ontwikkeling beschreven om het nu goed functionerende centrum toekomstbestendig te houden. De Struytse Hoeck e.o. vormt met circa 100 winkels en 24.000 m2 wvo het hoofdwinkelcentrum van de gemeente en is daarmee de belangrijkste en meest dominante aankoopplaats, zowel in de dagelijkse- als in de niet-dagelijkse segment. Het dagelijkse winkelaanbod is geconcentreerd in enkele buurtwinkelcentra, waaronder de Jachthoorn (Jumbo) in Den Bonsen Hoek. Naar de toekomst toe wordt De Struytse Hoeck gepositioneerd als regionaal verzorgend centrum met een hoofdfunctie voor Hellevoetsluis en de regio (Bernisse, Westvoorne, Brielle en Goedereede).

Nota Horecavestigingsbeleid 2011

Een van de ambities van de gemeente Hellevoetsluis is het benutten van toerisme en recreatie. Horeca vormt hiervan een belangrijk onderdeel. Voor de toekomstige horecastructuur wordt uitgegaan van drie te versterken pijlers:

  • versterking uitgaansfunctie;
  • toeristisch-recreatief product;
  • versterking winkelondersteunende horeca.

In het bestemmingsplan worden geen mogelijkheden geboden voor nieuwe horecavestigingen. Lichte horeca, zoals een snackbar, cafetaria of broodjeszaak is toegestaan binnen het buurtwinkelcentrum de Jachthoorn.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Op 18 februari 2010 is de Welstandsnota vervangen door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De gebiedsindeling is ten opzichte van de Welstandsnota uit 2005 gewijzigd. De bouwperiode blijft een belangrijke factor maar vooral de ruimtelijke en functionele opzet van gebieden zijn leidend geworden. Daarnaast zijn nieuwe objectgerichte criteria opgesteld voor specifieke gebouwen en bouwwerken zoals boerderijen en basisscholen. Voor de welstandscriteria wordt verwezen naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Het gehele plangebied van de wijk Den Bonsen Hoek valt binnen het reguliere welstandsregime.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0008.png"

Figuur 3.2 Welstandsregime

Economische Beleidsnota 2008-2020

De economische beleidsnota 2008-2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van Hellevoetsluis op 3 juli 2008. De economische beleidsnota is een zogeheten paraplunota, waar tegen de achtergrond van de actuele economische ontwikkeling het economische beleid in de samenhang met alle andere beleidsvelden en ambities van de gemeente wordt weergegeven. De nota streeft naar een lokale economie, die letterlijk voortdurend ruimte biedt aan nieuwe bedrijfsinitiatieven passend in het karakter van Hellevoetsluis en naar regionale afstemming. Daarbij wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling, dat wil zeggen:

  • een evenwichtige en stabiele economische ontwikkeling van bedrijven en maatschappelijke organisaties;
  • geen aantasting of bovenmatige belasting van het milieu.

De ambities van Hellevoetsluis dienen zoveel mogelijk te worden opgepakt op het schaalniveau voor Voorne-Putten. Daarnaast biedt de ligging in de nabijheid van het Havenindustrieel complex van Rotterdam en de 2e Maasvlakte kansen.

De ambities van de gemeente Hellevoetsluis zijn:

  • bedrijventerrein Kickersbloem 3 verder ontwikkelen en voltooien en de overige bedrijventerreinen kwalitatief op orde houden;
  • het maken van afspraken met lokale en regionale bedrijven en onderwijsinstellingen over een betere aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt;
  • het ontwikkelen van een langetermijnvisie voor een aantrekkelijk en duurzaam functionerend centrumgebied (De Struytse Hoeck) in Hellevoetsluis, dat koopkracht aan zich weet te binden en aantrekt uit de regio;
  • actualisatie Kadernota Economie;
  • zorg dragen voor een goed functionerende detailhandelsstructuur;
  • benutten van potenties in toerisme en recreatie;
  • verbeteren van de gemeentelijke dienstverlening.

De ambities van de gemeente zijn verwoord in het collegeprogramma en vertaald in de Concernbegroting (2016-2019). De Centrumvisie De Struytse Hoeck is in 2015 vastgesteld en zal door middel van een op te stellen actieplan verder worden uitgewerkt. Bedrijventerrein Kickersbloem 3 wordt gefaseerd uitgegeven. Eind 2016 zullen naar verwachting de eerste bouwactiviteiten starten.

Voor het plangebied Den Bonsen Hoek zijn geen maatregelen voorzien.

Nota prostitutiebeleid 2007

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet 'opheffing algemeen bordeelverbod' heeft de gemeente Hellevoetsluis op 14 september 2000 de nota prostitutiebeleid 2000 vastgesteld. De nota prostitutiebeleid 2007 is een herziening van het in 2000 geschreven beleid.

De opheffing van het algemeen bordeelverbod betekent dat vanaf die tijd de exploitatie van prostitutie niet meer strafbaar is, mits het gaat om prostitutie door meerderjarigen, die vrijwillig dit werk doen en die over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel beschikken. Met de opheffing van het bordeelverbod krijgen gemeenten ruimere mogelijkheden om de legale exploitatie van prostitutie naar eigen inzicht te beheersen en te reguleren. Dit moet op termijn leiden tot normalisering en sanering van deze branche. Aan de gemeentewet is een nieuw artikel toegevoegd, artikel 151a, dat de bevoegdheid geeft aan de gemeenteraad om voorschriften te stellen met betrekking tot 'het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen'. Parallel daaraan moeten extra inspanningen worden gepleegd om strafrechtelijk ongewenste, illegale vormen van exploitatie actief te bestrijden. Het betreft prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid en/of waarbij sprake is van seksueel misbruik van minderjarigen. Binnen Den Bonsen Hoek is geen bordeel toegestaan.

Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu

Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie duurzaamheid en milieu vastgesteld. Het doel van het gemeentelijk duurzaamheidbeleid is het 'inzetten op een duurzaam wonen, werken en recreëren in de gemeente Hellevoetsluis'. Het begrip duurzaamheid refereert aan een ontwikkeling die in evenwicht is met wat de omgeving te bieden heeft, lokaal, mondiaal, nu maar ook in de toekomst. Bij een duurzame ontwikkeling zijn ecologische, economische en sociale waarden in evenwicht.

Binnen de Beleidsvisie duurzaamheid en milieu worden de volgende duurzaamheidaspecten gedefinieerd:

  • sociale aspecten: participatie en samenwerking en Kennisdeling en innovatie;
  • milieuaspecten: geluid, luchtkwaliteit & geur, (externe) veiligheid, bodem, water, groen & ecologie, energie & materialen, afval & grondstoffen;
  • economische aspecten: duurzaam inkopen en aanbesteden, werkgelegenheid, duurzame mobiliteit, duurzame verdienmodellen.

Om te zorgen voor een goede inbedding in de gemeentelijke organisatie worden bovengenoemde duurzaamheidaspecten thematisch beschouwd. Deze thema's zijn:

  • 1. duurzame leefomgeving;
  • 2. duurzame ruimtelijke ontwikkeling;
  • 3. duurzame bedrijvigheid;
  • 4. duurzame gemeentelijke bedrijfsvoering.

Per duurzaamheidsaspect zijn hoofddoelstellingen geformuleerd die per duurzaamheidthema zijn uitgewerkt in specifieke doelstellingen. Per thema zijn projecten geformuleerd tot het jaar 2020. De projecten zijn weergegeven in het meerjaren uitvoeringsprogramma. Voorbeelden hiervan zijn: ondersteunen van burgerinitiatieven op het gebied van duurzaamheid, ondersteunen van duurzame bedrijvenkring, uitbreiden van het ecologisch beheer van de openbare ruimte, verder faciliteren van de oplaadinfrastructuur voor elektrisch vervoer, stimuleren van duurzaam bouwen, extra aanpak zwerfafval, verduurzaming van de gemeentelijke havens en de verduurzaming van de eigen gemeentelijke bedrijfsvoering en gemeentelijke gebouwen.

Kop Oostdijk

In de Beleidsvisie is vastgelegd dat bij planvorming de GPR stedenbouw en gebouw wordt toegepast. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van respectievelijk een stedenbouwkundig plan of een gebouw. Op stedenbouwkundig niveau wordt gestreefd naar een gemiddelde score van 7,5. Op gebouwniveau wordt gestreefd naar een score van 8 op het thema energie een gemiddelde score van 7,5.

De ontwikkelaar heeft toegezegd met betrekking tot duurzaamheid en natuurinclusief bouwen (maatregelen voor vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen) in overleg met de gemeente de maatregelen in te vullen. Deze kunnen pas bij de aanvraag omgevingsvergunning inzichtelijk worden gemaakt.

Geluidbeleidsplan 2008-2017

Als voorbereiding op het Milieustructuurplan 2008-2012 is het Geluidbeleidsplan 2008-2017 opgesteld en is er een geluidsbelastingskaart vervaardigd waarin alle relevante geluidsbronnen zijn opgenomen. Het gaat daarbij om de belangrijkste bronnen voor verkeerslawaai en industrielawaai. De geluidsbelastingskaart is berekend op de Regionale Verkeers en MilieuKaart (RVMK). De geluidsbelastingskaart voor verkeerslawaai wordt ieder jaar geactualiseerd. In hoofdstuk 4 komt het geluidsaspect verder aan de orde.

Luchtbeleidsplan 2008-2017

Tevens is er een luchtbeleidsplan 2008-2017 opgesteld. De luchtkwaliteit van de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de luchtkwaliteitskaarten. Deze kaarten zijn berekend op basis van de Regionale Verkeers en Milieukaart (RVMK). De luchtkwaliteitskaarten worden ieder jaar geactualiseerd. In hoofdstuk 4 komt de luchtkwaliteit verder aan de orde.

Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017)

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. In Hellevoetsluis is een aantal risicovolle activiteiten aanwezig, zoals propaantanks, een lpg-tankstation, een hogedruk aardgasleiding en het transport van gevaarlijke stoffen. In de Beleidsvisie Externe Veiligheid (2008-2017) wordt het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Hellevoetsluis vastgelegd. De beleidsvisie is opgebouwd uit drie delen:

  • deel A: Inventarisatie van de risicobronnen;
  • deel B: Scenario analyse hulpdiensten;
  • deel C: Omgang met verantwoording groepsrisico.

De Beleidsvisie Externe Veiligheid 2008-2017 is op 28 mei 2009 vastgesteld. Een overzicht van de externe veiligheidssituatie is vastgelegd in een signaleringskaart externe veiligheid. Hierop zijn voor alle risicovolle activiteiten plaatsgevonden risicocontouren en invloedsgebieden (1% letaliteitsgrens) aangegeven. In hoofdstuk 4 wordt het aspect externe veiligheid voor het plangebied verder uitgewerkt.

Watertakenplan 2017-2020

Het Watertakenplan is de opvolger van het Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2012-2016. Het Watertakenplan beschrijft de wijze waarop gemeente Hellevoetsluis invulling geeft aan haar zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater. Anders dan voorgaande rioleringsplannen gaat het beleidsplan ook in op klimaatverandering en welke stappen de gemeente gaat zetten om daarop te anticiperen (klimaatadaptatie). Het gaat hierbij in het bijzonder om de omgang met extreme regenbuien en hoge grondwaterstanden. Dit betreft niet alleen de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid, zoals de inrichting en het beheer van het openbaar gebied, maar ook de verantwoordelijkheden en activiteiten van derden. Zo zal in de planperiode van het Watertakenplan onder meer een set technische randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen worden geformuleerd. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op het aspect waterhuishouding.

Parkeernormen Hellevoetsluis 2011 
Deze beleidsnotitie is vastgesteld op 8 maart 2011 en is opgesteld om binnen de gemeente Hellevoetsluis kaders te geven ten aanzien van de parkeerbehoefte en de parkeerbalans. Er bestaat landelijk geen regelgeving die bepaalt wat de parkeerbehoefte is per voorziening. Het CROW heeft op basis van landelijke ervaringen wel bepaalde kencijfers opgesteld. Parkeerkencijfers zijn een hulpmiddel voor ontwerpers. Kencijfers zijn richtinggevend. Gemeenten bepalen zelf hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn bij een bepaald type functie of voorziening en leggen die vast in normen. Niet alleen met het oog op een goede ruimtelijke ordening, maar ook om onduidelijkheid te voorkomen en te voldoen aan het rechtsgelijkheidsbeginsel, is het van belang dat parkeernormen worden vastgesteld. Dit schept duidelijkheid voor alle betrokken partijen en daarmee wordt voorkomen dat er onnodige vertraging optreedt in de planvorming en plantoetsing. Voor intern en extern gebruik zal daarom ook een brochure worden opgesteld waarin de regeling voor parkeervoorzieningen kort wordt beschreven en toegelicht.

Doel van deze notitie is:

  • 1. zorgen dat bij nieuwe ontwikkelingen, ook in bestaande wijken, voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd;
  • 2. eenduidig vastleggen welke parkeernormen van toepassing zijn op ontwikkelingen binnen Hellevoetsluis.

Daarbij zijn de uitgangspunten:

  • parkeerdruk van nieuwe ontwikkelingen wordt binnen de plannen, in beginsel, op eigen terrein opgelost en niet afgewenteld op de bestaande omgeving.

De parkeernormen van Hellevoetsluis 2011 zijn:

  • de bevolkingsgroei van Hellevoetsluis tot 2020 is op basis van de nu bekende ontwikkelingen te verwaarlozen, maar het aantal huishoudens neemt nog toe met ongeveer 10%;
  • het autobezit per huishouden neemt ongeveer met 10% toe tot 2020;
  • parkeren in gebouwde voorzieningen heeft, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de voorkeur ten opzichte van maaiveldparkeren, zowel vanwege efficiënt ruimtegebruik als vanwege de kwaliteit van de openbare ruimte.

In hoofdstuk 3 van het beleidsdocument is beschreven dat, afhankelijk van de functie, rekening gehouden dient te worden met een vastgestelde parkeernorm. Bij nieuwe ontwikkelingen zal er op basis van deze normen berekend worden hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn en of en hoe hierin kan worden voorzien. De toetsing aan het gemeentelijk beleid voor parkeernormen is vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

Nota bodembeleid 2012-2017

Op 19 september 2013 is de Nota bodembeleid 2012-2017 vastgesteld.  Het doel van deze nota bodembeleid is het geven van concrete richtlijnen voor een duurzaam beheer van de bodem en het scheppen van heldere kaders voor saneringen die onder de bevoegdheid van de gemeente vallen.
In de nota is een regionale bodemkwaliteitskaart opgenomen. Deze kaart geeft een algemeen beeld van de bodemkwaliteit en faciliteert bij het toepassen van grond of baggerspecie binnen de regio, zonder dat telkens een bodemonderzoek of partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd.

3.4 Conclusie beleidskader

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. De bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische en groene kwaliteiten worden middels het bestemmingsplan gewaarborgd. De ontwikkeling Kop Oostdijk past binnen het Rijks- en provinciaal beleid en ook ten aanzien van het gemeentelijk beleid zijn er geen belemmeringen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

Inleiding

In deze paragraaf wordt de verkeersituatie en de parkeerbehoefte voor de ontwikkeling Kop Ootsdijk beschreven. Voor het overige deel van het plan, dat verder consoliderend is, zijn geen wijzgingen voorzien in de verkeerssituatie. De bestaande verkeersstructuur is beschreven in paragraaf 2.3.1.

Parkeren

Het plan voor de Oostdijk voorziet in de realisatie van 81 appartementen. Op basis van de beoogde doelgroep (huur midden/goedkoop) geldt er een parkeernorm (op basis van vigerend GVVP 2013) van 1,7 (inclusief 0,3 p.p./won. t.b.v. bezoekers) parkeerplaats per appartement. Het plan dient daarmee te voorzien in 138 parkeerplaatsen. In het ontwerp is rekening gehouden met het realiseren van 138 parkeerplaatsen zodat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

Verkeersgeneratie

Op de herontwikkelingslocatie aan de Oostdijk zijn nu gevestigd een woonhuis, een Doe-Het-Zelf zaak (circa 950 m2 bvo), een opslagloods(circa 750 m2 bvo) die in de huidige situatie samen verkeer genereren, met een geschatte omvang van circa 300 motorvoertuigbewegingen (inclusief vrachtverkeer) per etmaal. Omgerekend naar werkdaggemiddelde is dat bijna 400 mtv/etmaal.

De 81 appartementen genereren samen 292 motorvoertuigbewegingen per etmaal voor een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar werkdaggemiddelde genereren de 81 appartementen in totaal circa 390 mvt/etmaal. Het aantal verkeersbewegingen dat vanwege de appartementen in plaats van de huidige functies te verwachten valt is nagenoeg gelijk aan wat er in de huidige situatie aan verkeer wordt gegenereerd. Er treedt derhalve geen (waarneembare) wijziging van verkeersintensiteiten op, uitgezonderd de afname van logistiek/bevoorradend vrachtverkeer, wat positief is voor de leefbaarheid in de directe omgeving.

Verkeersafwikkeling

De locatie aan de Oostdijk wordt via de Tolweg ontsloten via de rotonde Amnesty International-laan/Tolweg/Uitweg en is daarmee goed aangesloten op de hoofdwegenstructuur van Hellevoetsluis. De Tolweg is een erftoegangsweg (maximumsnelheid 30 km/h) met een wegbreedte van circa 4,80 tot bijna 6 meter. Een wegbreedte die voldoet aan de maatvoering voor een weg voor auto- en fietsverkeer in twee richtingen. Op basis van de Regionale Verkeer Milieu Kaart 3.1 is de verkeersbelasting op de Tolweg en Oostdijk (ten noorden van de tolweg) circa 3.000 mtv/etmaal. De Tolweg en Oostdijk kunnen die aantallen van verkeer prima verwerken zonder dat dit knelpunten oplevert voor het langzaam verkeer.

De verkeersbelasting ten gevolge van de 81 appartementen blijft vergelijkbaar met de huidige verkeersbelasting vanwege de bouwmarkt met bijbehorende opslagloods. Daarbij zal door de afname van het vrachtverkeer de druk op de weg zelf per saldo afnemen, omdat de verkeersdruk van een vrachtwagen overeenkomt met de verkeersdruk van 3 personenauto eenheden.

De ontsluiting (afhankelijk van herkomst en bestemming) die primair via de Tolweg naar/van de Amnesty Internationallaan afwikkelt kan voor de 81 appartementen probleemloos worden verwerkt.

Rotonde Amnesty Internationallaan 

De rotonde Amnesty Internationallaan/Tolweg/Dijkweg kan in de huidige situatie het verkeer over het algemeen redelijk tot goed verwerken. Tijdens piekmomenten kan het voorkomen dat de verkeersafwikkeling in voorkomende gevallen stagneert. Op basis van de RVMK 3.1 (modeljaar 2015) is de optelsom van de verkeersstromen in totaal 21.400 mvt/etmaal. De verkeersintensiteiten door de 81 appartementen in plaats van de huidige functies op de ontwikkellocatie Oostdijk op de Tolweg wijzigen niet, waardoor de belasting van de enkelstrooksrotonde ook niet wijzigt. De maximumcapaciteit van deze rotonde is in theorie 25.000 mvt/etmaal. De beoogde realisatie van de 81 appartementen zal derhalve niet leiden tot een toename in belasting van deze rotonde.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoering van de herontwikkeling Kop Oostdijk niet in de weg.

4.2 Geluidshinder

4.2.1 Wegverkeerslawaai

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De Wgh is alleen van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (binnenstedelijk of buitenstedelijk). De betreffende zonebreedtes zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Zonebreedte wegverkeer

aantal rijstroken   zonebreedte [m]  
  stedelijk gebied   buitenstedelijk gebied  
5 of meer   -   600  
3 of meer   350   -  
3 of 4   -   400  
1 of 2   200   250  

Het stedelijk gebied wordt in de Wgh gedefinieerd als 'het gebied binnen de bebouwde kom doch voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone van een autoweg of autosnelweg'. Dit laatste gebied valt onder het buitenstedelijk gebied.

Binnen de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting op de binnen de zone gelegen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bij het berekenen van de geluidsbelasting wordt de Lden-waarde in dB bepaald.

De Lden-waarde is het energetisch en naar de tijdsduur van de beoordelingsperiode gemiddelde van de volgende drie waarden:

  • 1. het geluidsniveau in de dagperiode (tussen 7.00 en 19.00 uur);
  • 2. het geluidsniveau in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur) + 5 dB;
  • 3. het geluidsniveau in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur) + 10 dB.

Geluidbeleid Hellevoetsluis

In het Geluidbeleidsplan 2008-2017 wordt gebruikgemaakt van gebiedstypering waarvoor streefwaarden, richtwaarden en grenswaarden voor geluid zijn aangegeven. In dit Geluidbeleidsplan wordt het begrip streefwaarde (na te streven basiskwaliteit geluid in een bepaald gebied) gehanteerd. De streefwaarden zijn per geluidssoort weergegeven met de geluidsbelasting vanwege wegverkeer in Lden (in dB) en de geluidsbelasting vanwege industrielawaai in Letmaal (in dB(A)). Als de aangegeven streefwaarden per geluidssoort niet kan worden gerealiseerd of gehandhaafd, dan zal ook de gecumuleerde geluidsbelasting inzichtelijk dienen te worden gemaakt. In de onderstaande tabel zijn de streefwaarden weergegeven voor de in voor onderhavig plan relevante gebiedstypen.

Tabel 4.2 Streefwaarden

gebiedtype   verkeerslawaai   industrielawaai  
  voorkeursgrenswaarde (dB)   maximale geluidsbelasting (dB)   streefwaarde (dBA)  
woongebied   48   53   50  
gemengd gebied   48   58*   50  

* Strengere normen dan vastgelegd in wetgeving.

Geluidbelastingskaart 2015

Oranjewoud heeft het wegverkeerslawaai berekend in de Geluidbelastingskaart 2015 voor de gemeente Hellevoetsluis op basis van de verkeersintensiteiten in 2030. Deze kaarten zijn berekend op basis van de RVMK Hsluis-V3.0. Voor de situatie in 2030 is met alle relevante ontwikkelingen en de effecten daarvan op de verkeersintensiteiten rekening gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0010.png"  

Figuur 4.1 Geluidbelastingkaart 2030 Hellevoetsluis en uitsnede plangebied

In bovenstaande figuur is te zien dat de geluidsbelasting binnen het plangebied maximaal 63 dB bedraagt.

Binnen het plangebied hebben de Dag Hammerskjoldlaan, de Albert Schweitzerlaan, de Marshallaan, de Martin Luther Kinglaan en de Sacharovlaan een maximumsnelheid van 50 km/h en zijn op basis van de Wgh gezoneerd. Een deel van deze wegen krijgen mogelijk in de nabije toekomst een maximum snelheidsregime van 30 km/h. De overige wegen binnen het plangebied kennen een maximumsnelheid van 30 km/h. Voor dergelijke wegen geldt geen toetsingsplicht op grond van de Wgh. In het geval van nieuwe geluidsgevoelige functies in de nabijheid van deze wegen dient op grond van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening aangetoond te worden dat er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Andere relevante gezoneerde wegen buiten het plangebied waarvan de geluidszone over het plangebied ligt zijn de Nelson Mandelaweg, de Nieuweweg en de Kanaalweg Westzijde.

Ontwikkeling Kop Oostdijk

Voor het plan Kop Oostdijk is akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai te hoogste 60 dB inclusief aftrek ex. artikel 110g Wgh bedraagt, waarmee de (voorkeurs)grenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB wordt echter niet overschreden.

Geluidsreducerende maatregelen zijn technisch niet mogelijk of stuiten op overwegende bezwaren van financiële, technische en stedenbouwkundige/landschappelijke aard. Het verlenen van een Hogere Waarde is noodzakelijk.

De te verlenen Hogere Waarde staat in onderstaande tabel.

Tabel 4.3 Hogere Waarde gebouw A

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0011.png"

Tabel 4.4 Hogere Waarde gebouw B

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0012.png"

Tabel 4.5 Hogere Waarde gebouw C

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0013.png"

In het geluidbeleid van de gemeente Hellevoetsluis is verder vastgelegd dat woningen met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB een geluidsluwe gevel dienen te hebben. In het akoestisch onderzoek is met een gevelgeluidsweringsonderzoek onderzocht voor welke woningen een geluidluwe gevel noodzakelijk is.

Op basis van deze maatregelen kan een binnenwaarde van 33dB worden geborgd.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Ten behoeve van de ontwikkeling Kop Oostdijk wordt een Hogere Waarde vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarde wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd.

4.2.2 Geluid parkeerterrein Kop Oostdijk

In verband met de aanleg van parkeervoorzieningen voor de ontwikkeling van de Kop Oostdijk is onderzoek gedaan naar geluidseffect van deze parkeervoorziening op de omgeving. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3, Antea Group, Akoestisch onderzoek parkeerterreinen Kop van Oostdijk 9 maart 2017.

Onderzoek en conclusie
In zowel de dag-, avond- als nachtperiode is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) getoetst aan de gehanteerde grenswaarden op grond van het Activiteitenbesluit voor 'inrichtingsgebonden geluid'. Dit besluit is formeel niet van toepassing (deze parkeerplaats is geen inrichting in de zin de Wet milieubeheer), maar wel een goede maat om de geluideffecten te kunnen duiden.
Uit de resultaten van het beschouwde langtijdgemiddeld beoordelingsniveau blijkt dat met de gehanteerde uitgangspunten ter plaatse van de bestaande woningen wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden die gelden voor inrichtingsgebonden geluid.
Gezien het feit dat de piekgeluiden op de gevel van de bestaande woningen ten gevolge van de nieuwe parkeerplaatsen aanzienlijk lager zijn (minimaal 10 dB) dan de piekgeluiden ten gevolge van de bestaande parkeerplaatsen, kan gesteld worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.3 Milieuzonering bedrijvigheid

Toetsingskader

In een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naarmate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plan maakt geen ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten of de ontwikkeling van milieugevoelige functies nabij bedrijfsbestemmingen mogelijk. Naast bedrijfsactiviteiten worden ook voor overige milieuhinderlijke activiteiten richtafstanden aangehouden tot milieugevoelige functies. Voor bestaande situaties geldt dat de afstemming met de omgeving plaatsvindt in het milieuspoor. Binnen het plangebied komt één bedrijf voor, het doe-het-zelf bedrijf Moree aan de Oostdijk. Dit betreft een categorie 3.1-bedrijf. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 50 m (geluid) tot gevoelige functies. In de huidige situatie wordt aan deze afstand voldaan. In het nu voorliggende plan wordt deze functie echter wegbestemd ten behoeve van de ontwikkeling op de kop Oostdijk. Vanuit de ontwikkeling hoeft er dan ook verder geen rekening te worden gehouden met dit bedrijf. Er zijn geen overige functies die van uit het oogpunt van milieuhinder relevant zijn.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

Algemeen

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's bij industriële activiteiten en het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn met onder meer de productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen.

De nadruk van het veiligheidsbeleid ligt op een kwalitatieve benadering en heeft tot doel om het risico van (grote) ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te maken. Enerzijds door de kans dat dergelijke ongevallen plaatsvinden te verkleinen (preventie), anderzijds door de gevolgen van een eventueel ongeval te verkleinen (repressie). Externe veiligheid raakt vele beleidsvelden. Milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid zijn hierbij hoofdrolspelers.

Wettelijk kader

Landelijk is een uitgebreid (wettelijk) kader ontwikkeld voor de beoordeling van de externe veiligheid. Het betreft hier onder meer:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen.

In de wetgeving wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico kent harde, door het Rijk vastgestelde normen, het groepsrisico dient locatiespecifiek beschouwd te worden.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit het bevoegd gezag afstand te houden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau de nota 'Risico's in Balans' vastgesteld.

In de nota staan de volgende kernpunten:

  • 1. ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;
  • 2. stimuleren van eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;
  • 3. bestaande knelpunten saneren;
  • 4. zorgvuldige risicocommunicatie;
  • 5. hulpverlening: bevorderen van de samenwerking en kwaliteit van de uitvoering en organisatorische versterking richtinggevend.

Signaleringskaart Externe veiligheid

Een overzicht van de externe veiligheidssituatie is weergegeven in een signaleringskaart externe veiligheid die onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke Visie Externe Veiligheid 2008-2017. Hierop zijn voor alle risicovolle activiteiten, plaatsgebonden risicocontouren en invloedsgebieden voor het groepsrisico (1% letaliteitsgrens) aangegeven. Zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0014.png"

Figuur 4.2 Signaleringskaart Externe Veiligheid Hellevoetsluis

Inrichtingen

Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6-contour van een inrichting die onder de werking van het Bevi valt. In het bestemmingsplan is de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen uitgesloten.

Aan de Oostdijk 64 is het bedrijf Moree v.o.f. gevestigd. Dit bedrijf heeft in verband met de bewaarplaats voor consumentenvuurwerk een veiligheidsafstand van 25 m. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Overigens wordt als gevolg van de ontwikkeling Kop Oostdijk de bedrijfsbestemming wegbestemd en wordt de bedrijfsvoering van Moree beëindigd. Er zal dan geen sprake meer zijn van de opslag van consumentenvuurwerk.

Ten zuidoosten van het plangebied is verder de inrichting CZAV aanwezig. Op de opslagactiviteiten is de PGS-15 richtlijn van toepassing. Er is geen sprake van een PR 10-6-contour buiten de inrichting. Gelet op de hoeveelheid gevaarlijke stoffen en de opslagvoorziening is op de activiteiten een 1% letaliteiteffectafstand van 35 m van toepassing. Deze afstand hangt samen met het maatgevend ongevalscenario dat bestaat uit een loodsbrand met een toxische scenario. De 1% letaliteiteffectafstand vormt tevens de begrenzing van het invloedsgebied voor het groepsrisico. Het invloedsgebied reikt niet tot het plangebied, binnen het invloedsgebied zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

De routering gevaarlijke stoffen gaat over de N57, de N495 en gedeeltelijk over de N497 (tot aan Citta Romana aan de Parkweg 1). De N57 ligt op circa 1.085 m van het plangebied. De N495 ligt op circa 575 m van het plangebied. Citta Romana ligt op circa 3.200 m van het plangebied. Het aspect externe veiligheid vanwege de N57, de N495 en gedeeltelijk de N497 is derhalve niet relevant.

In het plangebied en omgeving zijn geen leidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig.

Verantwoording groepsrisico

Aangezien het plangebied niet in de effectzone ligt van een risicovolle inrichting of een route gevaarlijke stoffen is externe veiligheid niet aan de orde en hoeft er voor dit onderdeel geen advies te worden opgevraagd bij de DCMR en VRR. Overigens heeft de VRR in een veiligheidsadvies aangegeven akkoord te zijn met de wijze waarop haar overlegreactie in het bestemmingsplan is verwerkt.

Ontwikkeling Kop Oostdijk

Met de bestemmingswijziging ter plaatse van Moree zijn er geen externe veiligheidsaspecten die uitvoering van plan Kop Oostdijk in de weg staan.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.5 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ontwikkeling Kop Oostdijk

In 1999 (bijlage 4) en 2009 is onderzoek gedaan naar de bodemgesteldheid van de locatie Kop Oostdijk. Ter plaatse zijn verontreinigingen waargenomen met minerale olie, PAK en koper. Aanvullend onderzoek en sanering wordt noodzakelijk geacht. Inmiddels is de houdbaarheid (7 jaar en ouder) van deze onderzoeken verstreken. Om die reden is een actueel bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 5) om te onderzoeken of de verontreinigingen zijn afgenomen, toegenomen of gestabiliseerd.

Uit dit onderzoek blijkt dat ter hoogte van deellocatie 3, tussen de Oostdijk en het bedrijf van Moree, en deellocatie 5, aan de oostzijde van het perceel (ten zuiden van Hofstaete) sprake is van bodemverontreiniging. Voor deellocatie 3 gaat het om een verontreiniging met lood, maar het betreft geen ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Na afvoer van de verontreinigde grond naar een daartoe erkende verwerker is de deellocatie geschikt voor de functie wonen. Voor deellocatie 5 gaat het om een verontreiniging van PAK en minerale olie. Gezien de omvang van de verontreiniging is hier wel sprake van een ernstige bodemverontreiniging. Geconstateerd wordt dat de verontreiniging niet mobiel is, dat wil zeggen, niet verder wordt verspreid via het grondwater. Ter plaatse van deze deellocatie is een watergang voorzien. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden zal een saneringsplan of een BUS-melding moeten worden opgesteld. Na sanering is de deellocatie geschikt voor het beoogde gebruik.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het consoliderend deel van het bestemmingsplan niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit. Ter hoogte van de ontwikkellocatie Kop Oostdijk is sprake van een tweetal bodemverontreinigingen, waarvan één ernstig. Na sanering van beide verontreinigingen is de locatie geschikt voor woningbouw.

4.6 Planologisch relevante leidingen

Ten noorden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding (Gasunie, 6 inch, 50- 80 bar) aanwezig op een afstand van 1.330 m. Ten zuiden van het plangebied is een hogedruk aardgastransportleiding (Gasunie, 4 inch, 40 bar) aanwezig op een afstand van 1.530 m. Overeenkomstig de circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' gelden voor deze leidingen een toetsingswaarde van 25 m respectievelijk 20 m.

De VRR-toetsingsafstanden voor de aardgasleidingen bedragen 100 m respectievelijk 40 m. Het aspect externe veiligheid vanwege buisleidingtransport is derhalve niet relevant.

4.7 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.6 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  uurgemiddelde concentratie   max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid m.b.t. luchtkwaliteit is vastgelegd In het Beleidsplan luchtkwaliteit (2008-2017) waarin het streefbeeld is vastgesteld voor de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer. Gestreefd wordt dat de luchtkwaliteit in alle gebieden voldoet aan de wettelijk gestelde normen waarbij voor NO2 een jaargemiddelde geldt van 40 µg/m³ en voor PM10 een jaargemiddelde geldt van 40 µg/m³ met in het laatste geval op jaarbasis maximaal 35 keer een overschrijding van 50 µg/m³. Voor woongebieden wordt gestreefd naar de World Health Organization (WHO) normen voor PM10 van 20 µg/m³ en maximaal drie overschrijdingen van 50 µg/m³ per jaar. De WHO norm is bovenwettelijk.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. In het kader van het Beleidsplan luchtkwaliteit 2008-2017 zijn er luchtkwaliteitskaarten opgesteld voor de gemeente Hellevoetsluis. Deze worden jaarlijks geactualiseerd. De luchtkwaliteitskaarten 2015 en 2030 laten zien dat er geen sprake is van overschrijdingen van de grenswaarden binnen de gemeente Hellevoetsluis. Als input voor deze berekeningen heeft de RVMK 3.0 gediend. De luchtkwaliteitskaarten 2015 en 2013 zijn als bijlage bijgevoegd.

Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de maatgevende doorgaande wegen in het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen maximaal 23,2 µg/m³ voor NO2, 22,2 µg/m³ voor PM10 en 14 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt maximaal 10,4 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Kop Oostdijk

Het plan voorziet in de ontwikkeling van de Kop Oostdijk. Uitgaande van 81 woningen valt de ontwikkeling onder het nibm. Daarnaast blijkt uit de NSL-monitoringstool 2014 dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.8 Waterhuishouding

Huidige situatie

Waterkering

Het plangebied wordt aan de zuidkant begrensd door het Kanaal door Voorne. Dit kanaal heeft een waterkering welke in het bestemmingsplan is opgenomen. De exacte ligging van de waterkering is op de plankaart aangegeven met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De waterkering heeft de status van secundaire waterkering.

Oppervlaktewatersysteem

Het oppervlaktewatersysteem in de plangebied is opgedeeld in twee delen: een noordelijk deel en een zuidelijk deel. Het noordelijke deel van de wijk heeft een streefpeil van -2,4 m NAP. Het zuidelijke deel, exclusief een agrarisch perceel in de uiterste zuidhoek van de wijk heeft een streefpeil van -2 m NAP. Beide watersystemen wateren af op de hoofdwatergang die van zuidwest naar noordoost door de wijk loopt. De hoofdwatergang watert in oostelijke richting af, naar gemaal Trouw. Bij gemaal Trouw wordt het oppervlaktewater uitgeslagen op het Kanaal door Voorne. Alle watergangen zijn op de verbeelding aangegeven met de bestemming 'Water'.

Grondwatersysteem

De gemeente meet sinds 2012 ondiepe grondwaterstanden in de bebouwde kom van Hellevoetsluis. Uit deze metingen blijkt dat de grondwaterstanden in het zuidelijke deel van Den Bonsen Hoek hoger zijn dan in het noordelijke deel. In het zuidelijke deel is de minimale ontwateringsdiepte 30 tot 50 cm (-0,2 m tot -0,9 m t.o.v. NAP), in het noordelijke deel circa 90 cm (-1,2 m t.o.v. NAP). Uit een bevolkingsenquête naar ervaringen met wateroverlast, gehouden in 2011, komt naar voren dat vooral in het zuidoosten van de wijk (Logendal) wateroverlast in de vorm van natte kruipruimtes voorkomt. Gezien de geringe ontwateringsdiepte in de wijk is het waarschijnlijk dat deze overlast wordt veroorzaakt door grondwater. Momenteel werkt de gemeente aan een watertakenplan (zie paragraaf 3.3.) waarin wordt beschreven hoe de komende jaren uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk waterbeheer. Daarin wordt ook rekening gehouden met grondwater en overlast van (grond)water.

Afvalwaterketen

De wijk Den Bonsen Hoek is opgedeeld in twee bemalingsgebieden, het gebied ten zuiden van de hoofdwatergang en het gebied ten noordoosten daarvan. Beide gebieden hebben een gemengd stelsel. Het noordoostelijke gebied ontvangt tevens afvalwater van de woningen van de Dijkweg en voert via een gemaal met persleiding af naar het zuidelijk deel. Het totale gebied Den Bonsen Hoek voert via een gemaal met persleiding af via Kickersbloem naar de RWZI Hellevoetsluis.

Beheer en onderhoud

Het waterschap Hollandse Delta is beheerder van de waterkering, van het oppervlaktewater en van de afvalwaterzuivering. De gemeente is belast met het reguliere onderhoud van het water (schonen, maaien, onderhoud beschoeiing) en is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering.

Toekomstige situatie

Consoliderend deel

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er is één ontwikkellocatie aanwezig, op de kop van de Oostdijk. Deze ontwikkeling voorziet in het omzetten van de huidige bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Voor het overige deel van het plangebied is er geen sprake van grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsgunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterveiligheid, waterkwantiteit en waterkwaliteit niet mogen verslechteren. Dit betreft de waterkwaliteit, de opvang en afvoer van regenwater en de grondwaterstand. Dit betekent onder meer dat:

  • regenwater en afvalwater zoveel mogelijk gescheiden worden opgevangen en afgevoerd;
  • er niet-uitloogbare materialen worden gebruikt, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase;
  • toename van het verharde oppervlak of demping van sloten binnen het gebied wordt gecompenseerd met nieuwe waterberging;
  • vergraving of ophoging van het maaiveld de (grond)waterhuishouding niet negatief beïnvloedt;
  • ondergrondse (bouw)werken zoals parkeergarages de grondwaterhuishouding niet negatief beïnvloeden. Zo nodig dienen maatregelen te worden getroffen om negatieve effecten te voorkomen.

Indien mogelijk worden nieuwe ontwikkelingen aangegrepen om bestaande knelpunten op te lossen en het gebied klimaatbestendig te maken.

Kop Oostdijk

Als onderdeel van de ontwikkeling van de locatie Kop Oostdijk wordt een nieuwe watergang aangelegd, die het plangebied aan de kant van de Amnesty Internationallaan en de Kanaalweg Westzijde omzoomt en daarbij de Oostdijk op de kop kruist. Deze watergang wordt aan beide uiteinden aangesloten op bestaande watergangen aan weerszijde van de Oostdijk. Hierdoor ontstaat een nieuwe verbinding tussen de peilgebieden 01-05 (ten westen van de Oostdijk; streefpeil NAP -1,50 m) en 01-04 (ten oosten van de Oostdijk; streefpeil NAP -2,0 m). Dit komt de doorspoelbaarheid en de afvoercapaciteit van het stedelijke watersysteem ten goede. Om het peilverschil te overbruggen zal in de watergang een peilscheidend kunstwerk, zoals een stuw, worden gerealiseerd.

Met de aanleg van de nieuwe watergang wordt invulling gegeven aan een ambitie uit het Maatregelenplan Water. Dit plan uit 2008 van de gemeenten en het waterschap, omvat een aantal gebiedsgerichte deelplannen waarmee een concrete voorstellen worden gedaan voor de verbetering van de waterhuishouding in Hellevoetsluis. Waar mogelijk worden deze voorstellen gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkelingen. Kop Oostdijk is een van de locaties waarvoor deze koppeling in het Maatregelenplan is uitgewerkt.

De nieuwe watergang voorziet in voldoende bergingscapaciteit om de toename van verhard oppervlak ten gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling te compenseren. Met een oppervlakte van ca. 1600 m2 aan nieuw open water wordt een verhardingstoename van ca. 4600 m2 gecompenseerd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de compensatie-eis van het waterschap (beleidsregel 'versnelde afvoer door toename verhard oppervlak').

Bijzonder aandachtspunt is de nabijheid van de waterkering van het Kanaal door Voorne. De nieuwe watergang wordt aangelegd aan de voet van de kanaaldijk en valt gedeeltelijk binnen de beschermingszone van deze waterkering. De verwachting is dat de watergang de stabiliteit van de waterkering niet zal aantasten. Dit zal door de projectontwikkelaar moeten worden aangetoond voor het verkrijgen van een watervergunning van het waterschap.

Aandachtspunten

De aanwezigheid van de waterkering leidt tot gebruiksbeperkingen binnen het plangebied. Binnen de begrenzing van de waterkering is de Keur van het waterschap Hollandse Delta van toepassing. Algemeen geldt dat handelingen in, op of aan de waterkering verboden zijn tenzij daarvoor door het waterschap een watervergunning is afgegeven. De verbodsbepalingen gelden voor het gebied dat op de plankaart is aangegeven met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Watertoetsprocedure

In het kader van het wettelijk vooroverleg (Bro artikel 3.1.1 lid 1) is waterschap Hollandse Delta, als waterbeheerder, om een formele reactie op het voorontwerp gevraagd. De reactie van het waterschap is verwerkt in het voorliggend ontwerpbestemmingplan.

Conclusie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend en heeft derhalve geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De ontwikkeling Kop Oostdijk voorziet in de aanleg van een nieuwe waterverbinding onderdoor de Oostdijk, wat naar verwachting een positief effect heeft op de waterhuishouding. Wel is de nabijheid van de waterkering langs het Kanaal door Voorne een aandachtspunt: deze waterkering mag niet negatief worden beïnvloed door de planontwikkeling.

4.9 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet biedt het juridische kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Indien in een gebied een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient van tevoren een inventarisatie plaats te vinden van de eventueel aanwezige beschermde soorten. Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Indien beschermde soorten op de projectlocatie aanwezig zijn, dient schade zoveel mogelijk voorkomen en beperkt te worden. Zo nodig dient een ontheffing in het kader van de wet verkregen te worden.

In 2014 heeft de gemeente Hellevoetsluis de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen binnen haar grenzen in kaart laten brengen. Hierbij is ook Den Bonsen Hoek onderzocht. Gierzwaluwen zijn met name in de Kruis Hoeffe aanwezig (o.a. Aert van Nessttraat). Huismussen broeden op veel verschillende plekken in Den Bonsen Hoek (zie kaart voor de verspreiding van huismussen in een gedeelte van Den Bonsen Hoek). Van gewone en ruige dwergvleermuizen zijn veel paarverblijfplaatsen gevonden en daarnaast veel foeragerende dieren. Kraamverblijven en zomerverblijven zijn tijdens het onderzoek niet aangetroffen. Behalve de bovengenoemde soorten kunnen in het plangebied ook diverse andere beschermde soorten voorkomen. Deze zijn niet onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0015.png"

Figuur 4.3 Waarnemeningen Huismus

Ontwikkeling Kop Oostdijk

Ten behoeve van de ontwikkeling Kop Oostdijk is een quickscan ecologie opgesteld, zie bijlage 1. Uit de quickscan blijkt dat het plangebied geen potentie biedt als beschermd leefgebied voor beschermde flora en fauna. Er zijn alleen algemene soorten aangetroffen waarvoor een provinciale vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen. Op basis van de quickscan wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Conclusie

Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is nader onderzoek naar voorkomende flora en fauna niet noodzakelijk voor het grootste deel van het plangebied. Ook voor de ontwikkeling Kop Oostdijk is geen vervolgonderzoek nodig, In de nabijheid van het plangebied komen geen Natura 2000-gebieden voor. De EHS (Ecologische Hoofdstructuur) ligt op een afstand van circa 950 m van het plangebied (Fort Noorddijk). Vanwege de grote afstand en de relatief zeer kleinschalig ingreep die het plan mogelijk maakt is er geen effect op beschermde natuurgebieden.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

4.10.1 Archeologie

Beleidskader

De gemeente Hellevoetsluis heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld (vastgesteld in 2007), waarmee een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen is gewaarborgd. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een archeologieparagraaf. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese Verdrag van Malta is ontwikkeld en dat aansluit bij de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007). Belangrijk gemeentelijk toetsinstrument is de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Hellevoetsluis.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in de wijdere omgeving van het plangebied worden gevormd door enkele honderden benen spitsen met weerhaken en enkele benen harpoenpunten; het waren onderdelen van jacht- en visgerei. Ze dateren uit het Vroeg-Mesolithicum (9000-7000 voor Christus) en zijn gevonden in het opgespoten zand van de Maasvlakte. De werktuigen moeten afkomstig zijn uit de laat Pleistocene en vroeg Holocene rivier- en rivierduinafzettingen op dieptes van circa 17-25 m -NAP. De vondsten dateren uit een tijd dat de zeespiegel nog veel lager stond dan nu het geval is. Ook in het plangebied zouden, in theorie, dergelijke vindplaatsen op grote diepte (circa 20 m -NAP) aanwezig kunnen zijn.

Vanaf ruwweg 7000 voor Christus kreeg de zee ten gevolge van de stijging van de zeespiegel greep op het gebied en veranderde de riviervlakte in een waddengebied met mariene sedimentatie. Uit de periode van het verschuiven van het mondingsgebied van Rijn en Maas naar het noorden, waardoor de oude monding verzandde, stammen de Afzettingen van het Hellevoeterzand (kwelderafzettingen), die in de ondergrond van het gebied aanwezig zijn. Het landschap van het Hellevoeterzand is door de mens geëxploiteerd in het Laat-Neolithicum (3100-2000 voor Christus).

Vanaf circa 3100 voor Christus ontstond een meer gesloten kust met strandwallen, waarachter zich veen ging vormen. Dit geldt ook voor het plangebied, waar het Hellevoeterzand uiteindelijk volledig onder het veen verdween. Er wordt van uitgegaan dat pas vanaf circa 400 jaar voor Christus, in de Midden-IJzertijd, bewoning van het veen in de omgeving van het plangebied mogelijk werd. Vanuit het westen en noorden drongen namelijk kreken het veengebied in, waardoor het ontwaterd werd en er mogelijkheden ontstonden voor bewoning. Voor het plangebied zelf geldt dat gedurende de Midden-IJzertijd, de Late IJzertijd en de Romeinse tijd (circa 400 voor Christus tot 300 na Christus) de mogelijkheden voor bewoning van het ontwaterde veengebied bleven bestaan. Noordelijker op Voorne werd er kort voor de Romeinse tijd een kleidek op het veen afgezet waarop in de Romeinse tijd werd gewoond. Uitlopers van de kleiafzettingen reikten wel tot in het plangebied. Binnen het plangebied zelf is bij de kruising van de Oostdijk met de Dijkweg een dergelijke vindplaats uit de Romeinse tijd aanwezig. De vindplaats is in 2007 en 2010 onderzocht. Het cultuurniveau dat hier werd aangetroffen, is welhaast zeker gerelateerd aan een terrein dat op Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (CHS) is opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde (monumentnr. 10341). Het CHS-terrein zelf valt net buiten het bestemmingsplangebied (het ligt direct ten noorden van de Dijkweg).

Na de Romeinse tijd wordt het gebied verlaten en treedt er (plaatselijk) weer veengroei op. De veengebieden van Voorne werden ruwweg vanaf circa 1000 ontgonnen. Over de precieze aard en omvang van de vroege ontginningen is weinig bekend. De bewoning in het zuidelijk deel van Voorne had nog een grotendeels verspreid karakter. Het plangebied maakte toen vermoedelijk deel uit van het gebied 'Oosthoek', waar circa 1200 de Cisterciënzer abdij Ter Doest een uithof en later ook andere bezittingen en rechten had. De abdij was vermoedelijk actief betrokken bij bedijkingen en moernering in de omgeving, tussen circa 1200 en 1300. Door het gehele plangebied heen kunnen bewoningssporen uit de periode circa 1000-1300 worden aangetroffen, op de bovenkant van het veen. Eén zo'n vindplaats is opgenomen als terrein van hoge archeologische waarde op de provinciale CHS (monumentnr. 10327). Aangetroffen werd een woonlaag uit de 13e eeuw met aardewerk, constructiehout, leer, een maalsteenfragment, bot en twee haaks op elkaar staande greppels.

In het begin van de 14e eeuw breekt de bewoning in het gebied af ten gevolge van overstromingen. Er werd een in dikte wisselend pakket zandige klei afgezet, dat steeds ten minste 40 cm dik is, zo blijkt uit een bureauanalyse in 2006 van beschikbare geologische boringen. Pas na 1368, wanneer de Polder Nieuwenhoorn wordt bedijkt, vindt er opnieuw bewoning plaats, in het bijzonder langs de dijken, polderwegen en in het dorp Nieuwenhoorn. Vondsten en sporen uit de periode ná de 14e-eeuwse bedijking zijn van diverse plaatsen, ook binnen het plangebied, bekend.

Archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied

Op grote diepte (circa 20 m -NAP) kunnen vondsten en bewoningssporen uit het Mesolithicum aanwezig zijn. Op het in de ondergrond, onder het veen, aanwezige Hellevoeterzand kunnen bewoningssporen uit het Laat-Neolithicum aanwezig zijn.

In het gehele plangebied moet, gezien de dichtheid van vindplaatsen in de omgeving, rekening gehouden worden met bewoningssporen uit de periode van de Midden-IJzertijd tot en met de Romeinse tijd, die zich bevinden op of in de (soms kleiige) bovenkant van het veen.

Op hetzelfde niveau, de bovenkant van het veen, kunnen bewoningssporen uit de periode circa 1000-1300 worden aangetroffen. Bewoningssporen uit de periode na 1368, worden vooral verwacht langs de dijken, wegen en waterlopen in het gebied. Deze bewoningssporen liggen ondieper, óp het 14e-eeuwse overstromingsdek en langs de Oostdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPBonsenHoek-vg01_0016.png"

Figuur 4.4 Archeologische waarden

Dubbelbestemmingen archeologie

Waarde - Archeologie 1

Voor het op de provinciale CHS opgenomen terrein van hoge archeologische waarde (Waarde - Archeologie 1) geldt in principe behoud in situ. Als behoud in situ niet mogelijk is, geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de verstoring.

Waarde - Archeologie 2

Voor de Oostdijk, met stroken ter weerszijden daarvan (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie 3

Voor het deel van het plangebied dat gelegen is ten oosten van de Oostdijk (Waarde - Archeologie 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie 4

Voor het deel van het plangebied dat gelegen is ten westen van de Oostdijk en waar het laatmiddeleeuws overstromingsdek dikker is dan in de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Ontwikkeling Kop Oostdijk

Voor de ontwikkeling van de Kop Oostdijk is archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6. op basis van dit onderzoek is advies gevraagd aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR), zie bijlage 7. Op basis van het bouwplan is voor de parkeervoorzieningen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Indien het bouwplan nog wijzigt, kan een archeologisch vooronderzoek alsnog noodzakelijk zijn. Voor de woontorens is evenwel archeologisch onderzoek nodig. Om die reden is vooralsnog een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de verwachte archeologische waarden ter hoogte van de ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10.2 Cultuurhistorie

Historie Hellevoetsluis

De eerste tekenen van bewoning in Hellevoetsluis en omgeving zijn al uit de Romeinse tijd. Het gebied werd toen intensief bewoond. Na de val van het Romeinse Rijk volgde een periode zonder bewoning. Vanaf de 8e eeuw wordt het gebied opnieuw permanent bewoond en gebruikt. Er ontstonden vanaf die tijd verschillende nederzettingen van waaruit de bewoners het land ontgonnen en op de wateren visten. Hellevoetsluis is ontstaan uit samenvoeging van de nederzettingen Nieuw-Helvoet, een nederzetting bij de sluis en Nieuwenhoorn.

Aan het begin van de 17e eeuw ontstond behoefte aan een marinebasis langs het Haringvliet. Deze basis werd gesticht bij de sluis van Hellevoetsluis. Vanaf dat moment groeide het vestingstadje snel en kreeg het een zekere welvaart. De eerste uitbreidingen van de vesting werden aan de noord- en oostzijde van de vesting gerealiseerd.

Met de afsluiting van het Haringvliet in 1970 nam het belang van Hellevoetsluis als havenstad af en werd het steeds meer een woongemeente, met potentie op het gebied van recreatie en toerisme. Hellevoetsluis kreeg in het kader van het groeikernenbeleid van het Rijk een forse groeitaak. Om die reden koos de gemeente de sprong over het kanaal met de wijken De Struyten en De Kooistee.

Toen de groeikerntaakstelling halverwege de jaren 80 afliep was behoefte aan woningen voor de eigen woningzoekenden en aan stedenbouwkundige 'afbouw' van Hellevoetsluis door de realisatie van een 'vierde kwadrant' in de vorm van Den Bonsen Hoek en later Ravense Hoek (zie afbeelding 2.2). Op de kruising van de vier kwadranten ligt voorzieningencentrum de Struytse Hoeck (buiten het plangebied Den Bonsen Hoek).

Binnen Den Bonsen Hoek zijn geen cultuurhistorische bouwwerken aanwezig. Wel is er sprake van een cultuurhistorisch element in het landschap, namelijk de Oostdijk. De dijk blijft gehandhaafd en daarmee een herkenbaar element in het plangebied.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt geactualiseerd en is voornamelijk consoliderend van aard. Het actualiseren van het bestemmingsplan Den Bonsen Hoek is een gemeentelijke taak. De met deze actualisatie samenhangende kosten zijn vanuit gemeentelijke budgetten gedekt. Indien een bestemmingsplan een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen (Besluit ruimtelijke ordening) bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12 Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. In afwijking van deze regel kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij Algemene Maatregel van Bestuur aangegeven gevallen of indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Voor de ontwikkeling Kop Oostdijk is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. Op deze wijze is het kostenverhaal 'anderszins verzekerd'. Er wordt daarom geen exploitatieplan opgesteld.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt heeft vanaf 17 november 2016 tot en met 21 december 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eenieder kon in deze periode een inspraakreactie op het plan geven. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan overlegpartners in het kader van het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro. De inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een 'Nota inspraak en overleg'. De nota is opgenomen in bijlage 10 bij de toelichting.

Ten behoeve van het bouwplan 'Kop Oostdijk' is buiten de formele inspraaktermijn op 6 februari 2017 een informatieavond georganiseerd. Op het bouwplan kon tot en met 17 februari 2017 een reactie worden gegeven. Deze inspraakreacties, zijn eveneens opgenomen en van een beantwoording voorzien in de voornoemde Nota inspraak en overleg.

5.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

De formele bestemmingsplanprocedure is gestart met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 3 augustus tot en met 13 september 2017 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden konden binnen deze periode een zienswijze indienen. Van deze mogelijkheid is door twee persongen gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn verwerkt in de Nota Zienswijzen, bijlage 11.

Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Handhaving

De gemeente heeft als taak erop toe te zien dat de regels van een bestemmingsplan worden nageleefd. In verband hiermee is één van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar moeten zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht, omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Belangrijk voor de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is dat de juridische regeling inzichtelijk en realistisch is. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de regels zo vaag worden dat ze niet meer te controleren zijn. De regels moeten dan ook niet meer beogen te regelen dan strikt noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels; de regels zijn helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Het bestemmingsplan is het enige juridisch bindende plan voor burgers en bedrijven. Het bestemmingsplan is een openbaar plan en eenieder heeft dan ook de mogelijkheid kennis te nemen van de toelichting, de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Indien er onduidelijkheden zijn ten aanzien van het bestemmingsplan, kan men zich hierover laten informeren.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Inleiding

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels. De regels bevatten regels voor gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking; maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Wabo

Per 1 oktober 2010 zijn de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit Omgevingsrecht (BOR) in werking getreden. Bij de Wabo gaat het om de integratie van een aantal vergunningen (o.a. bouw-, milieu-, monumenten-, sloop-, kap- en uitritvergunningen) in de omgevingsvergunning. Met de komst van de Wabo zijn andere wetten, zoals bijvoorbeeld de Wro, Woningwet en de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud van de regels van een bestemmingsplan. Het betreft hier onder andere de terminologie die gebruikt wordt. In het bestemmingsplan is uiteraard rekening gehouden met de gevolgen van de Wabo.

7.2 Wijze van bestemmen

In de Wro wordt een aantal mogelijkheden geboden voor de juridisch-planologische opzet van een bestemmingsplan, waarmee de gewenste ruimtelijke ontwikkeling voor een gebied kan worden vastgelegd. De aard van het plangebied geeft in hoofdzaak aanleiding tot een gedetailleerde bestemmingsplansystematiek, waar de bestaande ruimtelijke structuur het uitgangspunt vormt. Voor het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar het beschermen van de aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor iedere functiewijziging of bouwplan, die niet op ruimtelijke bezwaren stuiten, een afwijking dan wel een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Zoals eerder aangegeven heeft het plangebied een consoliderend karakter, behoudens de reeds in uitvoering zijnde ontwikkelingen. Voor het gehele plangebied is de huidige situatie in hoge mate richtinggevend voor de wijze waarop de bestemmingen zijn gelegd. Dit betekent onder meer dat de actuele stedenbouwkundige structuur, dat wil zeggen het patroon van water, straten en de daaraan gelegen bebouwing en onbebouwde ruimten, als uitgangspunt dient.

De systematiek van de vigerende bestemmingsplannen dient als uitgangspunt maar is vertaald naar eisen vanuit de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Dit heeft met name in de opbouw van de regels en de presentatie van de verbeelding (plankaart) gevolgen. Het uitgangspunt is dat bestaande rechten in principe worden gehandhaafd. De regels uit het vigerende bestemmingsplan worden vertaald in nieuwe bestemmingsplan.

Het plangebied is consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorzien wordt van een passende beheerregeling. Daarbij is gebruikgemaakt van het handboek bestemmingsplannen van de gemeente. Het handboek is, naar aanleiding van de vorige actualisatieronde en gewijzigd beleid, in 2015 herzien. Door het toepassen van het handboek is de wijze van bestemmen anders dan in het vorige plan. Voor het openbaar gebied betekent dit dat het groen, de watergangen en de wegen en straten als zodanig zijn bestemd. Voor de woonpercelen geldt dat de bestaande situering, oppervlakte en goot- en bouwhoogten de basis vormen voor de regeling. Bij woonpercelen dienen de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en kunnen uitbreidingen plaatsvinden in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen (binnen bepaalde randvoorwaarden) en andere toevoegingen, zoals dakkapellen. De voorkomende woningtypes zijn voorzien van verschillende woonbestemmingen. De bestemming Wonen - 1 voor de aaneengebouwde woningen en planmatig gebouwde twee-aaneen en geschakelde woningen, de bestemming Wonen - 2 voor de vrijstaande woningen en Wonen - 3 voor de gestapelde woningen.

Op de verbeelding wordt dus gewerkt met bouwvlakken. Binnen het bouwvlak mag gebouwd worden. In de regels is verder bepaald welke afstanden tot zij- en achtererfgrenzen dienen te worden aangehouden. De goothoogte en bouwhoogte zijn gelijk aan de hoogtebepalingen uit het vorige bestemmingsplan.

7.3 Planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikel 1 en 2), hoofdstuk 2 omvat de bestemmingsregels (artikel 3 t/m 18). Verder zijn in hoofdstuk 3 de algemene regels opgenomen (artikel 19 t/m 22) en tot slot staan in hoofdstuk 4 de slot- en overgangsregels (artikel 23 en 24).

Opzet en volgorde planregels

De regels van dit bestemmingsplan zijn op de volgende wijze opgebouwd.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 t/m 18 De bestemmingen

De meeste bestemmingen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels.

En in sommige gevallen:

  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • afwijking van de gebruiksregels.

De in dit plan opgenomen bestemmingen zijn de volgende.

Artikel 3 Agrarisch

Gronden in de zuidoosthoek, de noordoosthoek en de noordwesthoek van het plangebied hebben de bestemming Agrarisch gekregen. Deze gronden hebben ook in het geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming. Binnen de bestemming Agrarisch mag niet worden gebouwd.

Artikel 4 Centrum

De Jachthoorn is bestemd tot Centrum. Binnen deze bestemming zijn detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en gezondheidsvoorzieningen toegestaan. Ook is lichte horeca, zoals een broodjeszaak, traiteur of een cafetaria, toegestaan. Alle huidige voorzieningen binnen de Jachthoorn zijn binnen deze bestemming mogelijk, ook uitwisseling tussen de centrumfuncties is mogelijk binnen deze bestemming. Het maximum bebouwingspercentage en de maximum goothoogte is op de verbeelding opgenomen.

Artikel 5 Groen

Structureel groen in de wijk, zoals bermen en plantsoenen in het openbaar gebied, zijn bestemd als Groen, waarbinnen ook water is toegestaan. Binnen de bestemming Groen zijn balkons van naastgelegen hoofgebouwen met de bestemming Wonen - 3 toegestaan.

Artikel 6 Maatschappelijk

De scholen, de brandweer, de dierenartspraktijk en het psychiatrisch centrum zijn bestemd als Maatschappelijk. Op de verbeelding is het maximum bebouwingspercentage opgenomen en de maximum goothoogte. Als een van de maatschappelijke voorzieningen vertrekt naar elders kan op deze plek een nieuwe school, maatschappelijke of welzijnsvoorziening terugkomen.

De ruimtelijke uitstraling van de brandweer is zo specifiek dat de brandweer uitsluitend gevestigd kan blijven op de huidige plek in het plangebied, aan de Tolweg. Hiervoor is gebruikgemaakt van een aanduiding.

Artikel 7 Recreatie

Voor het sportinstituut en de omliggende gronden is de bestemming Recreatie opgenomen. Binnen deze bestemming zijn allerlei soorten sport en recreatief medegebruik mogelijk. De huidige bebouwing van het sportinstituut is bestemd. De maximum goothoogte is op de verbeelding opgenomen.

Artikel 8 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor gronden behorende bij woningen waar geen gebouwen gebouwd mogen worden.

Bouwen voor de voorgevel

Bouwen voor de voorgevel is in principe niet toegestaan. In enkele gevallen is gelijktijdig met de woning bebouwing reeds voor de voorgevel gebouwd. Voor deze woningen is op de verbeelding, binnen de bestemming Tuin een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorbouwzone' opgenomen, die de huidige bebouwing mogelijk maakt. Carports voor de voorgevel zijn uitsluitend toegestaan op de plekken waar op de plankaart de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' is opgenomen.

Artikel 9 Verkeer

Voor alle doorgaande wegen, voet- en fietspaden en verblijfsgebieden is de bestemming Verkeer van toepassing. Binnen deze bestemming zijn ook functies ondergeschikt aan de verkeersbestemming mogelijk, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeerplaatsen.

Artikel 10 Water

Watergangen en sloten, zijn bestemd voor water.

Artikel 11, 12 en 13 Wonen 1, 2 en 3

Den Bonsen Hoek is in hoofdzaak een woongebied. De meest voorkomende bestemming is daarom Wonen. In Den Bonsen Hoek komen vier soorten woningen voor:

  • aaneengebouwde woningen;
  • twee-aaneengebouwde of geschakelde woningen;
  • vrijstaande woningen;
  • gestapelde woningen.

Voor de verschillende woningtypen zijn, conform het handboek bestemmingsplannen, aparte hoofdbestemmingen opgenomen. Wonen - 1 voor aaneengebouwde en twee-aaneen/geschakelde woningen. Deze laatste zijn aangeduid met de aanduiding 'twee-aaneen'.

Voor vrijstaande woningen geldt de bestemming Wonen - 2 en voor gestapelde woningen geldt de bestemming Wonen - 3.

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak (tot een maximum oppervlak) mogen worden gebouwd.

Hoogte

Overeenkomstig de standaard systematiek van de gemeente Hellevoetsluis is in het bestemmingsplan de maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Het betreft maximale hoogtes, een lagere hoogte is dus ook toegestaan.

Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf

Een aan-huis-gebonden beroep, zoals bijvoorbeeld een atelier of een kantoortje, of een aan-huis-gebonden bedrijf, zoals een ambachtelijk bedrijfje, mag onder voorwaarden. De voorwaarden hebben betrekking op de uitstraling van het beroep of de bedrijvigheid op de omgeving, dit moet acceptabel blijven. Den Bonsen Hoek is en blijft immers een woongebied.

Kop Oostdijk

De woningbouwontwikkeling Kop Oostdijk is bestemd voor Wonen - 3 in verband met de beoogde gestapelde woningbouw.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

Percelen met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de aangewezen waterkering. Op deze gronden mag alleen worden gebouwd ten behoeve van de waterkering. Van deze regel kan worden afgeweken als bebouwing is toegestaan op basis van de andere aanwezige bestemmingen en indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Bepaald is dat voorafgaand aan het afwijken schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Voor deze gronden is een verbodsbepaling opgenomen waarin is bepaald dat het verboden is onder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in deze gronden een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren. Uitzonderingen zijn onder voorwaarden mogelijk.

Artikel 15 t/m 18 Waarde - Archeologie - 1, 2, 3 en 4

De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie legt naast de geldende regels voor de aanwezige basisbestemming extra regels op aan de bestemde gronden. Gronden met bijvoorbeeld een bestemming Wonen, en een dubbelbestemming Archeologie 1, blijven bestemd voor alle doeleinden die mogelijk zijn gemaakt met Wonen (zoals het bouwen van woningen). Daarnaast zijn echter ook de regels van de dubbelbestemming Archeologie van toepassing. In paragraaf 4.7 van de toelichting zijn de verschillende regelingen voor de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 t/m 4 beschreven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Antidubbeltelregel

Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt.

Artikel 20 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten en is een regel opgenomen met betrekking tot de afstemming met de Keur van het waterschap.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel betreft alle wijzigingsbevoegdheden opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

In dit artikel staan de overgangsregels voor vergunde bestaande bouwwerken en vergunde bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan.

Artikel 24 Slotregel

Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.

7.4 Verbeelding

Algemeen

Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke functies binnen de bestemming aan de grond binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de specifieke gebruiksregels alsmede de afwijkingsbevoegdheden te vinden.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Indien in het plangebied het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen, is op de verbeelding uitsluitend een bouwvlak te zien (de grenzen van het bestemmingsvlak liggen hieronder). Wanneer het bestemmingsvlak en bouwvlak niet samenvallen, is het bouwvlak ingetekend door middel van een dikke zwarte lijn binnen het bestemmingsvlak.

Aanduidingen

De letteraanduidingen van de bestemmingen zijn ingetekend in het bestemmingsvlak. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen. Als deze specificaties op het hele bestemmingsvlak van toepassing zijn, dan staan de aanduidingen achter de bestemmingsaanduiding in het bestemmingsvlak. Voor de leesbaarheid of omdat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen, is soms gekozen om de aanduidingen in het bouwvlak te plaatsen.

IMRO2012 en SVBP2012

De regels en verbeelding zijn opgesteld volgens IMRO2012 en SVBP2012. IMRO2012 staat voor Informatie-Model Ruimtelijke Ordening en heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene regels op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor uitwisseling van informatie tussen de organisaties op het gebied van de ruimtelijk ordening en aanverwante werkterreinen. SVBP2012 staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Doel van deze standaard is het op vergelijkbare wijze inrichten, vormgeven en verbeelden van bestemmingsplannen en de daarbij behorende uitwerkings- en wijzigingsbesluiten.