direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Bomenbuurt 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Wonen

In paragraaf 3.2.4 is de Structuurvisie Den Haag 2020 beschreven met daarin de toekomstvisie van de gemeente. De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische sociale en culturele ontwikkeling: hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

In de woonvisie 'Den Haag 2009 tot 2020' is de groeiambitie vastgesteld op 20.000 tot 25.000 woningen. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: Als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan type woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden door appartementen en stadswoningen en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus, waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, om deze groepen aan de stad te binden en van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale voorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarnaast moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

De Bomenbuurt behoort volgens de woonvisie (2009) tot het stedelijk woonmilieu. Dit woonmilieu kenmerkt zich door een dichtheid van 50- 60 woningen/ ha en bevindt zich voor een groot deel in de stadse wijken, die gebouwd zijn in de periode 1900 -1940.

Naast een woonmilieu is er voor het gebied ook een woonsfeer benoemd. De woonsfeer typeert het karakter en de uitstraling van het gebied en is hiermee een meer kwalitatieve typering van een gebied.

Het plangebied valt binnen het woonmilieu: 'stedelijk wonen in de luwte'. Deze woonsfeer komt veel voor in de vooroorlogse wijken ten westen van de binnenstad. In deze woonsfeer is wonen de belangrijkste functie; de voorzieningen zijn veelal gelegen langs de doorgaande assen. In de zijstraten is meestal een rustig woonklimaat te vinden.

Particuliere wijk met grotere meergezinswoningen

De aanwezige woningen zijn hoofdzakelijk in particulier eigendom (ca 65 % van de woningen). Van de overige woningen behoort 23% tot de particuliere huurvoorraad en ca.9% kan tot de corporatievoorraad gerekend worden. De woningvoorraad bestaat voor 88% uit appartementen en voor 11% uit ééngezinswoningen (DHIC, 2010). De gemiddelde verkoopprijs en vierkante meterprijs van woningen waren in het plangebied hoger dan gemiddeld in Den Haag: (Woningmarktpositie buurten, 2008). De Bomenbuurt is een sterke, stabiele wijk met een lage verhuismobiliteit en geen andere ingrijpende ontwikkelingen.

Bouwstijl

Bijna driekwart van de woningen is gebouwd in de periode voor de Tweede Wereldoorlog. De Bomenbuurt is voornamelijk gebouwd voor wat toen de middenstand heette. Net als de variatie in typologie, zijn ook de bouwstijlen in de wijk erg divers. Er is sprake van een grote diversiteit in parcellering van gevels, welke in de meeste gevallen verbonden worden door een zeer kenmerkende brede dakoverstek (als bindend element). Bij de Beeklaan, Ieplaan en een deel van de Laan van Meerdervoort is sprake van herenhuizen in de traditie van de overgangsarchitectuur. De gevelwanden zijn rijk uitgevoerd met aandacht voor detail. Er is hier ook sprake van een hoog ensemble waarde. Het merendeel van de overige architectuur sluit aan bij de stijl van de Nieuwe Haagse School. Door de geringe bouwhoogte en afwisselende gevelbeelden is het Berlagiaanse principe van de uniforme en monumentale gevelwand als stedenbouwkundig middel om ruimte te begrenzen en eenheid te scheppen niet verwezenlijkt.

3.3.2 Bebouwing, beschermd stadsgezicht en monumenten

Rijksbeschermd stadsgezicht

Beschermd stads- en dorpsgezichten (zie paragraaf 2.3.1.2) zijn 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden', aldus artikel 1 onder f van de Monumentenwet 1988.

Slechts een klein deel van het plangebied – omgeving Groot Hertoginnelaan – ligt binnen het rijksbeschermde stadsgezicht Duinoord. Samenvattend worden als nadere typering van te beschermen waarden, voor zover in dit bestemmingsplan van belang, als typerend benoemd:

- het monumentale gekromde beloop van de Groot Hertoginnelaan;

- het water met groenaanleg van het Afvoerkanaal;

- het laat 19e-eeuwse ensemble van sluizen, gemaal en beplanting van het Afvoerkanaal met bijbehorende woningen aan de Houtrustweg;

- het goed bewaard gebleven laat 19e-eeuwse architectuurbeeld en de ensemblewaarde van hele straarwanden, waarin de neo-renaissance stijl domineert.

Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 moet de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden: de belangen die worden omschreven in de toelichting van de aanwijzing tot rijksbeschermd stadsgezicht Duinoord. Met het bestemmingsplan is aan deze eis voldaan.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Bomenbuurt 2012 maakt deel uit van het gemeentelijk beschermde stadsgezicht Sportlaan-Segbroeklaan (zie paragraaf 2.3.1.2).

Aanwijzing van een stadsgezicht leidt niet tot individuele bescherming van de bebouwing, maar is gericht op het in stand houden van de waardevolle karakteristieken, die in de toelichting op de aanwijzing zijn gedefinieerd. Hoe met de cultuurhistorische waarden moet worden omgegaan bij nieuwe ontwikkelingen in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht staat in de notitie 'Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten'. Voor het gebied zijn ordekaarten vervaardigd, waarmee het cultuurhistorisch gehalte van de straatwanden in drie ordes is aangegeven. Hierdoor is het mogelijk het beleid te concentreren op die straatwanden, die in hoge mate de cultuurhistorische waarden van het betreffende stadsgezicht vertegenwoordigen. Deze ordening is onderdeel van de welstandstoets bij (individuele) bouwplannen in het beschermde stadsgezicht. De drie ordes zijn als volgt gedefinieerd:

straatwand van de 1e orde: straatensembles van de eerste orde bezitten een hoge ensemblewaarde en zijn als het ware de dragers van het beschermd stadsgezicht. Het zijn de straatwanden met de meest geslaagde architectuur, de fraaiste groenaanleg en belangrijke zichtassen;

straatwand van de 2e orde: deze beeldondersteunende straatensembles zijn alle overige straten, met straatwanden, die dateren uit de tijd, dat de wijk werd aangelegd en waar de oorspronkelijke aanleg en het architectuurbeeld nog goed zijn bewaard;

straatwand van de 3e orde: straatwanden met een later sterk gewijzigde stedenbouwkundige opzet en architectuur die niet meer aansluit op het oorspronkelijk stedelijk weefsel. Dit zijn meestal ingrepen uit een latere periode.

In het plangebied is een aantal straatwanden van de 1e orde gedefinieerd:

Groot Hertoginnelaan

zuidelijke gevelwand van de Morsestraat.

Als straatwand van de 3e orde is gedefinieerd de noordelijke gevelwand van de Morsestraat en het deel van de Beeklaan tussen de Morsestraat en het parkeerterrein voor het flatgebouw aan de Beeklaan.

In het monumenten invenstarisatie project (MIP, gemeente Den Haag, ok 1990) zijn de volgende gevelwanden als waardevol aangemerkt:

  • zuidelijke gevelwand Beeklaan
  • gevelwanden aan de Ieplaan tussen he Valkenbosplein en de Pijnboomstraat
  • noordelijke gevelwand aan de Laan van Meerdervoort tussen het Valkenbosplein en de Fahrenheitstraat.

De 1e orde en overige waardevolle gevelwanden dienen zoveel mogelijk in hun huidige opbouw en verschijningsvorm gehandhaafd te blijven. Dakopbouwen zijn -indien er geen bezonningsbelemmeringen zijn- mogelijk, maar dienen te zijn afgestemd op de cultuurhistorisch waardevolle kenmerken van de gevelwand.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.3.3 Verkeer en infrastructuur

Verkeer algemeen

Het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is op hoofdlijnen gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurd onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lage orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen. Op deze wegen heeft het autoverkeer een minder dominante positie en hebben openbaar vervoer, fietsers en voetgangers prioriteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0011.png"

Hoofdverkeerswegen Den Haag e.o.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Doot het aanbieden van een hoogwaardig netwerk van veilige fioetsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen en werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate voorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt voor zowel woon- als werkfuncties maar ook voor attractiepunten die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheden in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen.

Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente - naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages - voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw creëren. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg, en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen. De parkeersituatie in Bomenbuurt 2012 is geschetst in paragraaf 2.3.2.

De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard, en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. Met de inwerkingtreding van de Wro zijn de stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening niet langer van kracht. De parkeernormen zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

Beleid vastgesteld

Om het verkeer- en vervoersbeleid beleid te realiseren is maatwerk nodig voor de verschillende delen van de stad, gebaseerd op een integraal samenhangend plan. Het algemene beleid en de aan te pakken projecten zijn onder andere neergelegd in de beleidsnota "Verkeersplan, Verkeersbeleid tot 2010', en het in de “Haagse Nota Mobiliteit” en de nota “Parkeerkader Den Haag 2010 -2020”. Het algemene beleid wordt o.a. vertaald in de meerjaren- en uitvoeringsprogramma's voor de fiets en de verkeersveiligheid.

3.3.4 Economie
3.3.4.1 Bedrijven

Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid

Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen gebieden voor bedrijventerreinen. Hier gelden de volgende spelregels voor:

  • nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen zijn pas mogelijk als aangetoond is dat er behoefte is;
  • nieuwe bestemmingen voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zijn niet mogelijk. Woonwerkeenheden mogen alleen onder strenge voorwaarden op delen van bedrijventerreinen;
  • de hoogst mogelijk milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten moet mogelijk zijn op bestemmingen voor bedrijventerreinen. Alleen onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Voor de genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de Verordening Ruimte.

De regionale bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “transformatie naar gemengd gebied” (p. 148). Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”. (p. 145)

Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de Wet ruimtelijke ordening.

Stedelijk bedrijventerreinenbeleid

In de nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota maatregelen en voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van de meer dan vijftien bedrijventerreinen in Den Haag. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in drie categorieën:

  • 1. aanleg nieuwe bedrijfslocaties;
  • 2. herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming;
  • 3. transformatie van verouderde bedrijfslocaties naar andere bestemmingen of meer gemengde gebieden

Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en het versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van Binckhorst (tot 2020) aangewezen.

Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven, die niet gemakkelijk zijn te mengen met de woonfunctie.In het plangebied Bomenbuurt zijn geen bedrijventerreinen aangewezen.

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.

Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.

3.3.4.2 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in de Megastores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinklelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc

Concrete uitspraken op stadsdeel- of wijkniveau worden in de nota niet gedaan, maar die zijn wel te vinden in de Detailhandelsmonitor 2009. Winkelgebied Fahrenheitstraat/ Thomsonlaan is in de detailhandelsmonitor 2009 aangeduid als één van de achterblijvers. Dit geldt vooral voor de matige kwaliteit van de openbare ruimte, maar er is ook sprake van leegstand, matige gevelkwaliteit en een hoge parkeerdruk. Deze problemen zijn allemaal aan elkaar gerelateerd en voor een deel af te leiden uit het verleden: door de historische groei van het winkelgebied is de lay-out van het gebied aanzienlijk minder efficiënt dan planmatig opgezette winkelgebieden.

Fahrenheitstraat/ Thomsonlaan heeft desondanks een redelijke positie als stadsdeelcentrum. Door de minder sterke punten in het winkelgebied aan te pakken, kan worden voorkomen dat de positie van het winkelgebied in de winkelstructuur van Segbroek zal verzwakken. Hiervoor is dan ook besloten in te stemmen met het opstellen van een Plan van Aanpak (PvA) voor het winkelgebied Fahrenheitstraat/ Thomsonlaan. Het PvA is in 2010 in de uitvoeringsfase beland en behelst (vooralsnog) met name de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Belangrijk voor de bestemmingsplanvorming is dat de Fahrenheitstraat en Thomsonlaan en een deel van de Laan van Meerdervoort onderdeel uitmaken van de Haagse Hoofwinkelstructuur (zie afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0207CBomenbuurt-50VA_0012.jpg"

Hoofdwinkelstructuur Bomenbuurt

Binnen de hoofdwinkelstructuur zijn detailhandel en dienstverlening leidend, aangevuld met ondersteunende horeca. Wonen wordt, net als in het voorgaande bestemmingsplan, enkel toegestaan op de verdiepingen. Op deze manier wordt voorkomen dat de winkels binnen de Hoofdwinkelstructuur langzaam verdreven worden door andere functies. Tegelijkertijd zorgt de concentratie van detailhandel tot de hoofdwinkelstructuur voor een evenwichtige spreiding van detailhandel in de stad.

Buiten de hoofdwinkelstructuur, waar de woonfunctie leidend is, zijn echter ook gemengde panden en blokken te vinden. Voor zover het de hoeken van doorgaande wegen en uitlopers van de hoofdwinkelstructuur betreft, zet het gemeentelijke beleid in op behoud van de economische functies. Het zwaartepunt ligt hier wel bij ambachtelijke bedrijfjes, kantoren, dienstverlening en dienstverlenende maatschappelijke functies zoals een tandartsenpraktijk. Detailhandel en horeca zijn hier in principe niet wenselijk. Reeds aanwezige detailhandel en horecazaken worden dan ook door middel van een aanduiding (maatbestemming) mogelijk gemaakt. Uitbreiding van het winkelareaal buiten de winkelconcentraties wordt echter niet mogelijk gemaakt.

3.3.4.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010/2015 vastgesteld. Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten;
  • gebiedsgericht beleid;
  • instrumentarium;
  • handhavingsprotocol horeca

Deze visie bevat enerzijds nieuw beleid omtrent de horecastructuur en anderzijds omtrent het handhavingskader. Wat betreft de horecastructuur merkt zij op dat er een heroverweging nodig was omdat er nog maar weinig ruimte beschikbaar is op de meest aantrekkelijke horecalocaties, het beleid het horeca-aanbod wil differentiëren en dat er op de middellange en lange termijn een aantal ontwikkelingslocaties bijkomen, die in de horecastructuur een plaats moeten krijgen. Ten aanzien van het handhavingkader wordt - in het kader van de horecastructuur - per deelgebied bepaalde horecacategorieën toelaatbaar geacht. Om deze toelaatbaarheid duidelijk te bepalen hebben de categorieën een nieuwe indeling gekregen. Zalencentra en hotels zijn niet in deze visie betrokken.

Uitgangspunt van de categorisering is anders dan alleen de openingstijden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten horecabedrijven op basis van de kernactiviteit en mengfuncties te omschrijven.

In de Structuurvisie Horeca is nadrukkelijk gekozen de nachthoreca te concentreren in de uitgaanskernen en daaraan gekoppeld vrije openingstijden. Nachthoreca is dus niet toegestaan in Bomenbuurt. In de winkelstraten is uitbreiding met dag horeca mogelijk indien dit ondersteunend is aan het winkelaanbod

In de winkelstraten met de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2 heeft horeca een ondersteunende functie. Bij de verhouding winkels en dienstverlening versus horeca wordt de 70/30%-regel in aantal vestigingen gehanteerd. Anno 2010 lag het aandeel horeca in de winkelstraten in de wijk lager dan 30%. Uitbreiding van avondhoreca is niet toegestaan om dichte puien gedurende de dag te voorkomen. Toevoeging van horeca op andere locaties wordt in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De bestaande vestigingen van zware horeca zijn gelegen binnen de winkelconcentraties met de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2 en hebben een maatbestemming (functieaanduiding horeca tot en met horecacategorie 3) gekregen.

3.3.4.4 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

In gebied Bomenbuurt 2012 zijn geen nieuwe kantoren toegestaan en is transformatie van kantoor naar andere functies niet aan de orde.

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente in samenwerking met de schoolbesturen voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

In het licht hiervan heeft nieuwbouw, ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit en zal bij de realisering daarvan onder meer rekening worden gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Segbroek is door de gemeenteraad eind 2007 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld. In het verlengde van dit plan zijn er voor enkele scholen ontwikkelingen die onderstaand worden weergegeven.

Basisscholen:

- Protestants Christelijke Bavinckschool, Acaciastraat 141; vanaf 2012 zal op deze deze locatie sprake zijn van gedeeltelijke restauratie, renovatie en nieuwbouw. Er wordt eveneens kinderopvang gerealiseerd;

- Openbare Montessorischool Valkenbos, Cederstraat 29: voor deze school wordt gezamenlijke nieuwbouw met de Christelijke Montessorischool (Abeelstraat 30) gerealiseerd in 2012. Er wordt eveneens (nieuwbouw) kinderopvang gerealiseerd;

- Christelijke Montessorischool, Abeelstraat 30; gezamenlijke nieuwbouw met de Montessorischool Valkenbos inclusief kinderopvang (2012).

Voortgezet Onderwijs:

- Christelijk College De Populier, Populierstraat 109: bestuur wil graag andere locatie voor realisering nieuwbouw, doch die is lastig te vinden. Blijft vooralsnog gehandhaafd op de huidige locatie.

- Hofstad College, nevenvestiging Hofstad Heldring, Morsestraat 1: blijft gehandhaafd op deze locatie.

Internationaal Onderwijs:

Daarnaast is er binnen het plangebied ook de zogenaamde Mondriaanlocatie in de hoek Houtrustweg, Ieplaan, Segbroeklaan Na het vertrek van ROC Mondriaan vestigt zich hier de Europese School Den Haag, welke met name in het leven is geroepen voor kinderen van werknemers van Europese instellingen. In augustus 2012 start de school met de eerste drie leerjaren, te weten: groepen 1 en 2 en een groep 3. In de jaren daarna groeit de Europese School uit tot een volwaardige school met zowel basis- als voortgezet onderwijs. In totaal zijn er in Europa negentien Europese scholen, waaronder nu ook een in Den Haag.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, zal de huisvesting van de samenwerkende peuterspeelzaal daarop zoveel mogelijk worden afgestemd.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota opgenomen:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de groeiende wachtlijsten te verkorten.

Op dit moment zijn er binnen plangebied Bomenbuurt 2012 (nog) geen kinderdagverblijven aanwezig. Wel zijn er buitenschoolse opvangmogelijkheden. Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar kinderopvang zullen toekomstige initiatieven in principe en mits aan voorwaarden voldaan, in de regels binnen bepaalde bestemmingen mogelijk worden gemaakt.

Welzijn

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in de gemeente Den Haag door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

In het plangebied zijn een bewoners- en een vrijwilligersorganisatie aanwezig. Deze welzijnsvoorzieningen komen goed overeen met bovenstaande uitgangspunten en blijft in onderhavig bestemmingsplan dan ook gehandhaafd.

Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn in onderhavig bestemmingsplan allemaal positief bestemd.

3.3.6 Cultuur en ontspanning

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In dit bestemmingsplan zijn geen cultuurvoorzieningen aanwezig, en er zijn geen concrete plannen. Wel is er sprake van kunst/ monumenten in de openbare ruimte. Deze zullen in onderhavig bestemmingsplan gewoon mogelijk blijven.

In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel' milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.

Op het moment zijn er geen plannen om het culturele aanbod binnen het plangebied Bomenbuurt 2012 uit te breiden.

3.3.7 Sport en recreatie

Sport

Op 9 november 2000 stelde de gemeenteraad van Den Haag de Nota Beweegredenen 2000-2005 vast waarin het sportbeleid van de gemeente is verwoord. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Gelet op het feit dat groenvoorzieningen ook als informele speel- en/of recreatie ruimte fungeren, is in het plangebied Bomenbuurt 2012 sprake van voldoende openbare speelruimte.

Er zijn in totaal 5 speellocaties:

- Kastanjeplein, de meest centraal gelegen speellocatie;

- Beukplein, deze speellocatie is in 2008 vernieuwd;

- Acaciastraat, speeltuin De Boomhut;

- Rode Kruisplantsoen, een speellocatie gelegen in de Haagse Beekzone;

- Hoek Ieplaan/Segbroeklaan, een eind 2009 gerealiseerde sport- en speellocatie voor jongeren.

Nieuwe ontwikkeling van een speelplek:

Verder is er het voornemen om aan de Hanenburglaan 339 in de tuin van het Centrum voor Jeugd een semi-openbare speelplek te creëren.

3.3.8 Openbare ruimte

Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Deze kadernota is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoudig, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentiekwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
  • Hofstadkwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
  • Maatwerkkwaliteit geeft partijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven binnen publiek-private samenwerking (PPS).

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen, hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is dit de Residentiekwaliteit. De Residentiekwaliteit geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst.

Op stedelijk niveau kan een aantal gebieden en locaties worden onderscheden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Den Haag. Uit cultuurhistorisch oogpunt en voor het behoud van het 'Haagse' karakter moeten deze identiteitsdragers zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Daarvoor kan het nodig zijn extra kwaliteit na te streven binnen de bandbreedte van de Residentiekwaliteit. Dit geldt voor beschermde stadsgezichten, 'Lange lijnen', pleinen, plaatsen en de stedelijke ecologische hoofdstructuur.

Door het plangebied lopen een aantal lange lijnen. De Segbroeklaan maakt onderdeel uit van de lange lijn 'Noordwestelijke Hoofdroute', De Laan van Meerdervoort maakt onderdeel uit van lange lijn 'Laan van Meerdervoort', de Beeklaan maakt deel uit van de lange lijn 'Nieuwe Delftse As' en tot slot maken de Suezkade met Conradkade en het afvoerkanaal met Houtrustweg deel uit van de lange lijn 'Lijn 11 tracee'.

Voor het plangebied Bomenbuurt 2012 zijn in de kadernota verder geen actie- of aandachtspunten opgenomen.