direct naar inhoud van 7.4 Ecologie
Plan: Bedrijventerreinen Delft Noord (DSM)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0013-2002

7.4 Ecologie

7.4.1 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat grotendeels uit bedrijventerreinen, een school en een klein deel wonen. Aan de randen van het plangebied zijn enkele groene zones aanwezig. Het bedrijventerrein zelf bevat vanwege de verharding weinig ecologische waarden. Langs de randen van het bedrijventerrein is op enkele plekken groen aanwezig in stroken langs wegen of parkeerplaatsen. Aan de noordwestzijde ligt een groengebied met een (niet gerealiseerde) woonbestemming. Grenzend aan de zuidwestzijde van het plangebied bevindt zich het park aan de Meeslaan. Dit gebied is in particulier bezit bij DSM en fungeert als ruimtelijke buffer tussen het industrieterrein en het woongebied. De kwaliteit van het groengebied is goed. In het woongebied is beperkt wijkgroen aanwezig.

Het park aan de Meeslaan maakt deel uit van de stedelijke ecologische structuur van Delft (SES) en is in de Nota Groen aangeduid als 'Werkomgeving groenstedelijk'. Aan de westkant van het plangebied langs de Provincialeweg ligt een primaire ecologische structuur. Dit groengebied is eigendom van de provincie en is ook onderdeel van de SES. De structuur behoort tot het Ecologisch Hoofdnetwerk. De structuur maakt deel van een ecologische verbinding van noord naar zuid door Delft. Aansluitend aan het plangebied ligt de Ruys de Beerenbrouckstraat als ecologische verbinding die de kerngebieden aan de noordzijde van Delft met onder meer het Agnetapark met elkaar verbindt. Ten noorden van de Schie, langs de Oostsingel overgaand in de Haagweg ligt een ecologische verbindingszone. De Vrijenbanselaan die de begrenzing vormt aan de oostkant van het plangebied is tevens aangemerkt als verbindingszone. De Provincialeweg, Ruys de Beerenbrouckstraat, Oostsingel-Haagweg en Vrijenbanselaan maken tevens deel uit van de ecologische boomstructuur. Aan de Oostsingel staat een aantal monumentale platanen. Daarnaast bevindt zich bij de Haagweg een groep van vijf monumentale iepen.

7.4.2 Bestemmingsplan en ontwikkelingen

Voor het gebied ten oosten van het kanaal worden geen nieuwe ruimtelijke ingrepen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan gaat voor dat gebied uit van de bestaande situatie. Het gebied ten westen van het kanaal bestaat uit het DSM/Calvé-terrein.

Het gebied tussen de Beatrixlaan en de westelijke eigendomsgrens van DSM maakt ook deel uit van het plangebied en heeft een groenbestemming gekregen. Dit gebied is eigendom van de Provincie. Ook het groengebied aan de Meeslaan - eigendom van DSM - is in het bestemmingsplan opgenomen. Dit gebied heeft eveneens een groenbestemming gekregen. Deze gebieden worden niet ontwikkeld.

Het bestemmingsplan bevat één ontwikkellocatie waar ruimtelijke ingrepen mogelijk gemaakt worden. Het nu nog niet gebruikte terreindeel tussen de huidige toegangspoort van DSM en het groengebied van de Provincie langs de Provincialeweg wordt bij het bedrijventerrein gevoegd. Voor het overige is het bestaande industrieterrein in het bestemmingsplan vastgelegd. In het bestemmingsplan zijn voor het terrein flexibele bouwmogelijkheden opgenomen. Herschikking van functies en nieuwe gebouwen en installaties zijn mogelijk.

Het bestemmingsplan maakt in de bestaande ecologische structuren geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die strijdig zijn met de ecologische structuur. Monumentale bomen zijn op de verbeelding aangegeven.

7.4.3 Ecologisch Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan is onderzocht of de Flora en Faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Voor het gehele plangebied is een eco-effectscan uitgevoerd door Aqua-Terra. Op basis van een literatuurstudie en locatiebezoek is geïnventariseerd welke beschermde soorten er in het plangebied voorkomen of aanwezig kunnen zijn en of beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plangebied liggen en is getoetst of het bestemmingsplan in strijd is met de natuurwetgeving. Naar aanleiding van de eco-effectscan heeft Aqua-Terra een vleermuisinventarisatie uitgevoerd ('Vleermuisinventarisatie Ontwikkelingslocatie Bedrijventerrein Delft Noord te Delft'). Met de inventarisatie zijn de gevolgen van de ontwikkeling van de uitbreiding van het industrieterrein aan de westzijde onderzocht (de zone langs de Provincialeweg). Beide rapporten zijn als bijlage bij de toelichting gevoegd.

7.4.3.1 Eco-effectscan

In de eco-effectscan is uitgegaan van de fictieve situatie dat het gehele plangebied volledig wordt herontwikkeld en vernieuwd (worst case-benadering). Het onderzoek beperkt zich dus niet tot de ruimtelijke ingrepen die in het plangebied zijn voorzien.

In de eco-effectscan is vastgesteld dat beschermde natuurgebieden of ecologische verbindingszones van de Ecologische Hoofdstructuur buiten de invloedsfeer van het projectgebied liggen. Een nadere toetsing aan de Natuurbeschermingswet of de Ecologische Hoofdstructuur is niet nodig. Verder is geconstateerd dat op een aantal locaties binnen het plangebied beschermde dier- en plantensoorten (kunnen) voorkomen. In de tabel hieronder is op basis van de bevindingen uit het onderzoek aangegeven welke beschermde soorten (kunnen) voorkomen en is het effect op de functionaliteit van het leefgebied van de betreffende soorten en eventueel te treffen maatregelen weergegeven.

Tabel: Overzicht van (mogelijk) aanwezige Ffwet beschermde soorten (op basis van veldbezoek en waarnemingen door derden binnen een straal van 1 km van plangebied), het effect van de voorgenomen ontwikkeling en eventueel te treffen maatregelen.

Soort   Tabel Flora en faunawet en habitatrichtlijn   Aanwezig   Effect & Maatregel  
Wilde Planten        
Tongvaren   FF Tabel 2   Aanwezig   Geen effect op functionaliteit, mits gewerkt wordt volgens een gedragscode  
Gele Helmbloem, steenbreekvaren, schubvaren   FF Tabel 2   Potentieel   Geen effect op functionaliteit, mits gewerkt wordt volgens een gedragscode  
Vogels        
Huismus, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, kerkuil, slechtvalk   FF Categorie 2,3   Potentieel   Mogelijk verlies verblijfplaats bij sloop geschikte gebouwen  
Boomvalk, buizerd, havik, ransuil, sperwer, wespendief   FF Categorie 4   Potentieel   Mogelijk verlies verblijfplaats bij kap bomen met geschikte nesten  
Overige inheemse broedvogels   FF   Potentieel   Mogelijk verstoring en verlies verblijfplaats tijdens uitvoering werkzaamheden  
Zoogdieren        
Alg. voorkomende zoogdieren zoals diverse muizensoorten, egel, konijn   FF Tabel 1   Potentieel   Geen effect op functionaliteit, verstoring minimaliseren in het kader van zorgplicht  
Gewone en ruige dwergvleermuis   FF Tabel 3, habitatrichtlijn IV   Potentieel   Mogelijk verlies verblijfplaats bij sloop geschikte gebouwen en mogelijk verlies vliegroute bij kap bomenrijen, onderzoek is noodzakelijk bij wijzigingen van geschikte structuren  
Amfibieën        
Alg. voorkomende amfibieën zoals bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander   FF Tabel 1   Potentieel   Geen effect op functionaliteit, verstoring minimaliseren in het kader van de zorgplicht  
Vissen        
Kleine modderkruiper   FF tabel 2, HRII   Potentieel   Geen effect op functionaliteit, mits gewerkt wordt volgens een gedragscode  
Bittervoorn   FF tabel 3, HR II   Potentieel   Mogelijk verlies verblijfplaats en verstoring bij wijzigen geschikte watergangen, onderzoek noodzakelijk of passende maatregelen bij ontwikkelingen  

De potentiële locaties van beschermde vogelnesten en planten zijn aangegeven op de afbeelding hieronder. Daaronder is een afbeelding opgenomen met potentiële vleermuislocaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0013-2002_0019.png"

Figuur 19: potentiële locaties nesten en planten

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0013-2002_0020.png"

Figuur 20: potentiële locaties vleermuizen

Op de ontwikkellocatie zijn geen bomen met holten aanwezig. Potentiële daarin aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen (van diverse soorten vleermuizen en vogels) zijn daarom uit te sluiten. In het buiten de ontwikkellocatie gelegen groengebied van de Provincie zijn wel holten aanwezig in kraakwilgen. Tijdens het aanvullend vleermuizenonderzoek in het voorjaar van 2013 wordt het gebruik van deze holten nader onderzocht.

Ook zijn tijdens de eco-effectscan geen in gebruik zijnde jaarrond beschermde nesten van vogelsoorten van categorie 4 aangetroffen.

In (de omgeving van) het plangebied zijn geen overige beschermde soorten waargenomen. Het plangebied bevat geen geschikt biotoop voor overige beschermde soorten. Het plangebied valt tevens buiten het natuurlijke verspreidingsgebied van overige beschermde soorten. Deze soorten worden dan ook niet verwacht in het plangebied.

Om de effecten op mogelijk aanwezige vogels en vleermuizen vast te kunnen stellen wordt nader onderzoek aanbevolen (een vleermuizen- en vogelinventarisatie). Dit onderzoek wordt in het voorjaar van 2013 uitgevoerd.

7.4.3.2 Vleermuizeninventarisatie

Naar aanleiding van de eco-effectscan is voor de ontwikkellocatie langs de Provincialeweg een vleermuizeninventarisatie uitgevoerd. Ter hoogte van de ontwikkellocatie is de aanwezigheid van de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis en watervleermuis vastgesteld. Gelet op het beperkte aantal waargenomen dieren en andere groenstructuren in de directe omgeving (o.a. langs de Meeslaan) vormt het gebied geen essentieel foerageergebied voor de bovengenoemde soorten.

Paar- en zomerverblijfplaatsen van dwergvleermuizen worden verwacht op de volgende locaties:

  • in de Altena Hoeve;
  • in de bomen langs de watergang tussen de Altena Hoeve en 't Haantje
  • in de bomen langs de watergang aan de Provincialeweg

De aanwezigheid van kraamverblijfplaatsen in de Altena Hoeve en een essentiële vliegroute tussen de Altena Hoeve en 't Haantje kon op basis van het onderzoek niet worden uitgesloten. In het voorjaar van 2013 wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd om dit te kunnen vaststellen.

Uit het rapport blijkt verder dat tijdens de inventarisatie is vastgesteld dat uitgesloten is dat nesten in bomen op de ontwikkellocatie in gebruik zijn door vogels met jaarrond beschermde nesten van categorie 4 (o.a. sperwer en buizerd).

Uitvoerbaarheid
In de ecoscan en het vleermuizenonderzoek is geconstateerd dat het plan - met een aantal maatregelen - uitvoerbaar is maar dat nog nader onderzoek naar vleermuizen en vogels noodzakelijk is om de vermoedens ten aanzien van vogel(nesten) en vleermuizen te bevestigen. Het aanvullende onderzoek vindt in het voorjaar plaats. Ook zonder het aanvullende onderzoek kan echter nu al een oordeel worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan indien er vanuit wordt gegaan dat het onderzoek in het voorjaar de vermoedens zal bevestigen. In paragraaf 5.3 van de vleermuizenrapportage is van die worst case-benadering uitgegaan. De volgende mogelijkheden zijn beoordeeld:

  • 1. behoud Altena Hoeve en bomen
  • 2. maatregelen
  • 3. ontheffing

1. behoud Altena Hoeve en bomen
Voor de ontwikkellocatie is van belang dat de potentiële vleermuislocaties beperkt zijn tot de Altena Hoeve en de bomenrijen. Ontwikkeling buiten die locaties leidt niet tot strijd met de Flora en Faunawet. Indien de potentiële vleermuislocaties worden gehandhaafd en ingepast in het project, kan het project worden uitgevoerd. Als de bomen en de Altena Hoeve worden gehandhaafd, staat de Flora en Faunawet de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

2. maatregelen
In het rapport is beoordeeld of - indien uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de vermoedens juist zijn - maatregelen mogelijk zijn om strijd met de Flora en faunawet te voorkomen. Geconstateerd wordt dat dit mogelijk is door (onder meer) geruime tijd voor de ingreep alternatieve verblijfplaatsen te realiseren en de bestaande bebouwing onder ecologisch toezicht ongeschikt te maken. Als maatregelen worden getroffen vormt de Flora en Faunawet geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

3. ontheffing
Indien geen maatregelen worden getroffen, is ontheffing van de Flora en Faunawet vereist. Uit het rapport blijkt dat die ontheffing naar verwachting zal worden verleend.

Conclusie ontwikkellocatie
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat de Flora en Faunawet aan de uitvoerbaarheid van de uitbreiding van het bedrijventerrein in de weg staat. Als de vleermuislocaties in het project worden ingepast, treedt geen strijd met de Flora en Faunawet op. Dat is evenmin het geval als de in het rapport genoemde maatregelen worden getroffen. Tenslotte is aannemelijk dat - indien geen maatregelen worden getroffen - een ontheffing van de Flora en Faunawet kan worden verkregen.

Conclusie bestaand terrein
Voor het bestaande (huidige) bedrijfsterrein is evenmin te verwachten dat de Flora en Faunawet een belemmering vormt. Zoals op de afbeeldingen hierboven te zien is, is het aantal en de omvang van de potentiële locaties van beschermde flora en fauna beperkt. Bij eventuele ontwikkelingen op het bestaande terrein kan daarmee rekening worden gehouden. Ontwikkelingen zijn mogelijk zonder strijd met de Flora en Faunawet als de (potentiële) locaties worden gehandhaafd en ingepast in het project. Daarnaast zijn - zoals in de effectscan is geconstateerd - maatregelen mogelijk om strijd met de Flora en Faunawet te voorkomen.

7.4.4 Conclusie

De Flora en Faunawet vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

7.4.5 Nota Groen 2012-2020

Begin 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Groen Delft 2012-2020 en het daarbij horende Uitvoeringsprogramma nota Groen Delft 2012-2020 vastgesteld. Het beleid is niet bedoeld als bindend kader maar moet ervoor zorgen dat het groenbelang voldoende wordt betrokken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid stelt eisen aan de afweging tussen ruimteclaims die bij ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvindt. Het uitgangspunt is dat aantasting van groene en ecologische waarden zoveel mogelijk wordt voorkomen. Een evenwichtige verhouding tussen groen en bebouwing is belangrijk voor een goed woon- en leefklimaat in de stad. Het gaat daarbij niet alleen om de natuurwaarden zelf maar ook om de betekenis van het groen voor een goed woon- en werkklimaat. Het beleid is onder meer gericht op het versterken van biodiversiteit, goed openbaar groen en het handhaven van een evenwichtige verhouding tussen groen, bebouwing en verharding. Het beleid streeft naar een samenhangend, verbonden en fijnmazig groen netwerk.

Bij ruimtelijke plannen wordt aangegeven op welke wijze de belangen zijn gewogen en wat daarvan de uitkomst is. Verder wordt beschreven welke groene kwaliteiten in het plangebied bestaan, verloren gaan of worden toegevoegd. Indien er gecompenseerd wordt, staat in de plantoelichting hoe en waar dit gebeurt. Als besloten wordt niet te compenseren, wordt toegelicht waarom dat niet gebeurt.

Uit de beleidsnota blijkt verder dat gestreefd wordt naar het omvormen van harde oevers naar een natuurvriendelijke inrichting, tenzij dat om stedenbouwkundige, technische of financiële redenen niet wenselijk is.

DSM-west
Het groen bestaat bij het DSM-terrein uit drie gebieden:

  • 1. een groengebied aan de Meeslaan (eigendom van DSM)
  • 2. een groengebied tussen de Beatrixlaan en het DSM-terrein (eigendom van de Provincie)
  • 3. het nog niet gebruikte terreindeel van DSM

Groengebied Meeslaan
Het groen aan de Meeslaan is onderdeel van de stedelijke ecologische structuur van Delft (SES) en in de nota Groen aangeduid als "Ecologisch kerngebied (binnenstedelijk)". Dit gebied blijft in stand en heeft de bestemming 'Groen' gekregen.

Groengebied tussen Beatrixlaan en het DSM-terrein
Het provinciale groengebied langs de Beatrixlaan is eveneens onderdeel van de ecologische structuur van Delft (SES) en een ecologische verbindingszone. De zone behoort tot het Ecologisch Hoofdnetwerk. Ook dit gebied blijft ook in stand en heeft de bestemming 'Groen'.

Terrein DSM
Het derde gebied is het gebied tussen het provinciale groengebied en de huidige toegangspoort van DSM. Dit gebied is geen onderdeel van de stedelijke ecologische structuur van Delft (SES) en heeft op grond van het huidige bestemmingsplan een woonbestemming. Het terrein is onderdeel van het in 1992 gezoneerde industrieterrein en in de provinciale Verordening Ruimte aangewezen als 'Bedrijventerrein'. De woonbestemming van het terrein wordt met het nieuwe bestemmingsplan gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein'.

In paragraaf 4.2 is toegelicht dat voor de ontwikkeling van het terrein tot een kenniscentrum en als onderdeel van de kennisas uitbreiding van het terrein nodig is. Omdat de toe te voegen activiteiten zeer nauw samenhangen met de activiteiten op het terrein, is het noodzakelijk om de uitbreiding op het terrein te laten plaatsvinden en niet elders. Om die reden wordt het nog gebruikte terreindeel langs de Beatrixlaan ontwikkeld. Dit terreindeel grenst aan het huidige terrein, maakt al deel uit van het in 1992 gezoneerde industrieterrein en is reeds eigendom van DSM.

Uit het onderzoek blijkt dat de natuurwaarde beperkt is. Op twee locaties moet rekening worden gehouden met beschermde diersoorten. Verder bestaat het terrein hoofdzakelijk uit grasland. Het bevat geschikt biotoop voor algemene soorten zoals vogels (struweel) en kleine zoogdiersoorten maar is geen essentieel foerageer- en leefgebied.

Het uitgangspunt van het groenbeleid zoals vastgelegd in de Nota Groen is dat aantasting van groene en ecologische waarden zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat een evenwichtige verhouding tussen groen en bebouwing blijft bestaan. Met de ontwikkeling van het DSM-terrein wordt niet van deze beleidsdoelen afgeweken. Het bedrijventerrein is omringd door groengebieden. Dat groen heeft een hoge kwaliteit en is – in tegenstelling tot het DSM-terrein - onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Het functioneren van de ecologische hoofdstructuur wordt niet door de ontwikkeling belemmerd. Er worden geen ecologische verbindingen verbroken. De ontwikkeling leidt er verder niet toe dat onvoldoende leefgebied overblijft.

Gelet op de locatie, het oppervlak en de kwaliteit van de groengebieden langs de Beatrix- en Meeslaan blijft een goede balans tussen bebouwing en groen bestaan. Het groengebied aan de Meeslaan vormt een groene buffer tussen de woonbebouwing en het bedrijventerrein. Tussen de bebouwing aan de Provincialeweg en het DSM-terrein blijft het groengebied van de Provincie bestaan. Deze gebieden hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen. De groene randen van het terrein zijn daardoor geborgd.

Natuurvriendelijke oevers
Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers aan de rand van het bedrijventerrein is op grond van het bestemmingsplan mogelijk. Op deze locatie is dat echter niet wenselijk. Het ruimtebeslag van de natuurvriendelijke oever is aanzienlijk. Om een natuurvriendelijke oever mogelijk te maken moet de waterkering op het DSM-terrein worden verlegd. Daarnaast moet de huidige bomenrij langs de Kerstanjewetering worden verplaatst. Dat gaat ten koste van de ruimte die voor de bedrijfsactiviteiten beschikbaar is. Gelet op het belang dat bestaat bij de ontwikkeling van het terrein als onderdeel van de kennisas en HMC-terrein is dit ongewenst. De ruimte die voor dergelijke terreinen beschikbaar is, is schaars. Om die reden is in de provinciale verordening voor deze terreinen een ruimtereservering opgenomen. Het gebruik van een aanzienlijk deel van het terrein voor een natuurvriendelijke oever past daar niet in.