direct naar inhoud van 6.9 Ecologie
Plan: Lagewei-Vrouwenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01

6.9 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 13. In Bijlage 14 is het uitgevoerde veldonderzoek opgenomen.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, groenstroken, watergangen, agrarische percelen en deels al bouwrijp gemaakte percelen.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden woningen, maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsgebouwen gebouwd, worden groenstroken aangelegd en worden bestaande watergangen verbreed en nieuwe watergangen aangelegd. Ook worden kassen en noodgebouwen van de school gesloopt. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen, maatschappelijke voorzieningen en bedrijfsgebouwen, de aanleg van groenstroken en de sloop van noodgebouwen en kassen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het plangebied komen (naar verwachting) de volgende beschermde soorten voor:

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     mol, egel, wezel, hermelijn, bunzing, haas, konijn, bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   huismus  

Conclusie

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • De te slopen noodgebouwen en de kassen zijn niet geschikt voor vaste verblijfsplaatsen van vogels en vleermuizen.
  • Tijdens werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
  • Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.
  • In de oostelijke sloot parallel aan de Middelweg is de kleine modderkruiper in hoge dichtheden vastgesteld. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden conform de uitgangspunten, aanvullende maatregelen en/of voorschriften zoals die zijn vastgelegd in de gedragscode van de gemeente Barendrecht (paragraaf 5.3.4 van de gedragscode) dan kunnen de werkzaamheden aan de watergang zonder ontheffing worden uitgevoerd. Dit houdt dus in dat de werkzaamheden in de periode 15 juli tot 1 november (na het broedseizoen en de voortplantingsvermogen en voor de winterslaap van amfibieën en reptielen) moeten worden uitgevoerd. Daarnaast moeten voorafgaand aan de werkzaamheden de vissen onder deskundige begeleiding worden weggevangen en teruggeplaatst in een geschikt biotoop in de directe omgeving. In het geval van de kleine modderkruiper kan de watergang worden leeggevist met behulp van elektrovisserij.

Vanwege de aanleg van allerlei groenstroken en nieuwe watergangen wordt het leefgebied van de meeste soorten overigens vergroot. Het aspect ecologie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.