direct naar inhoud van 4.3 Uitwerking stedenbouwkundig ontwerp, bebouwingsstructuur
Plan: Lagewei-Vrouwenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01

4.3 Uitwerking stedenbouwkundig ontwerp, bebouwingsstructuur

De bebouwingsstructuur van de nieuwe wijk kan grofweg worden ingedeeld in vier typologieën (zie figuur 4.4). Het betreft een aanzienlijk deel grondgebonden woningbouw veelal in twee lagen met kap of in combinaties van twee of drie lagen zonder kap. Gestapelde bebouwing in verschillende hoogtes voornamelijk in vier of eventueel vijf lagen op een deels verdiepte plint. Bijzondere bebouwing voor onder meer onderwijs, maatschappelijke voorzieningen, sport en religie vormt de derde typologie. De vierde typologie betreft bedrijven en kantoren.

De laatste groep (bedrijven/kantoren) is gelegen aan de westrand van het plan en wordt ontsloten vanaf de Middelweg. Deze strook zal in de beeldvorming nadrukkelijk worden gerelateerd aan de achterliggende woonomgeving. Dit betekent veel aandacht voor beeldkwaliteit, hoogwaardig materiaalgebruik en goed georganiseerde, opgeruimde en eventueel afgeschermde onbebouwde ruimtes. Tussen deze bebouwing en het woongebied zal een groenzone worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0019.jpg"

De grondgebonden woningen vormen een aanzienlijk deel van het plan en zullen in elk geval in de zone aansluitend aan de dijk worden gesitueerd, om daar een verantwoorde ruimtelijke overgang te realiseren. Verder zullen juist eengezinsrijenwoningen het decor van de vele noord-zuidlopende straten in het plangebied vormen.

Gestapelde bebouwing wordt (traditioneel) ingezet als begeleidend element van hoofdroutes en ter accentuering van bijzondere plekken zoals het centrale carré in Vrouwenpolder. Daarnaast biedt de ligging van de wijk aan de rand van de Zuidpolder juist ook kansen voor gestapelde bebouwing met uitzicht daarop. Ten slotte vormt ook het zuidelijke deel van het centrale park een bijzondere context voor gestapelde woningbouw.

De bijzondere bebouwing (diverse functies) wordt verdeeld over twee locaties, het betreft de Campus in Lagewei en de MFA in Vrouwenpolder. Het westelijke deel van de Campus kent al een zeer gevarieerd bebouwingsbeeld en situering. Samenhang in de totale Campus zal daarom vooral gevormd moeten worden door samenhang in de inrichting van openbare ruimtes en in het beeld van de groenstructuur en het straatmeubilair. In elk geval zal een aantrekkelijk beeldbepalend pand op de hoek Kilweg/3e Barendrechtseweg moeten worden gerealiseerd en een tweede accent bij de (Ter Leede) rotonde de wijk in. De hoofdopzet van de Campus wordt in de volgende paragraaf nog nader uitgewerkt.

De Campus zal door een groene omranding herkenbaar zijn en ruimtelijk worden gescheiden van de woonbuurtjes ten noorden en westen ervan. De hoofdontsluiting (De Zichtwei) en de Oude Haven spelen daarbij ook een rol. Door de woonbuurtjes ten noorden van de Campus met gestapelde bebouwing langs de hoofdontsluiting af te zomen en daarachter als een soort hofjes in te richten krijgen deze een eigen sfeer aansluitend op de identiteiten en woonmilieus zoals aangedragen door Motivaction.

De MFA in Vrouwenpolder gaat de entree van deze wijk markeren. Hier zal ook de aanhechting met het centrale carré worden vormgegeven. Hierdoor ontstaat een 'public space' als brandpunt van de wijk. Realisering van woningen op en nabij de MFA ligt ruimtelijk bezien voor de hand, mede vanwege de potenties ten aanzien van uitzicht naar Park Lagewei.

De hoofdopzet van Vrouwenpolder wordt in relatie met de daar voorgestelde woonmilieus hierna nog nader toegelicht.

Lagewei

Voor het woongebied van Lagewei is de planvorming grotendeels uitgekristalliseerd. Kenmerkend is de ruime opzet van het gebied met veel groen in de randzones en binnen de wijk.

Van de groenzones binnen de wijk vormt de Oude Haven het belangrijkste ruimtelijke en cultuurhistorisch element. Door een verbreding van de oeverzone en de aanplant van bomen ontstaat hier een ruime singel. Omdat de hoofdontsluiting van Lagewei geschiedt door middel van een centraal gelegen oost-westgerichte ontsluiting wordt deze groenzone door de ontsluitingsweg gekruist. Ter hoogte van de Oude Haven wordt de kruisende route iets opgeschoven waardoor een bajonetachtige verspringing van de route wordt verkregen. Door deze verspringing wordt de betekenis van de Oude Haven als een historisch structuurelement benadrukt. De route van de hoofdontsluiting wordt ruimtelijk gemarkeerd door aan deze route hogere (veelal gestapelde) bebouwing te situeren.

De langs de 3e Barendrechtseweg gelegen oostelijke randzone zal deels worden benut voor de bouw van woningen, deels ligt hier de Campus. Langs de westzijde van de weg worden een waterloop en een forse bomenrij voorgesteld. In samenhang met de nieuwe woningbouwontwikkeling aan de overzijde (Ter Leede West), zal hier een heel nieuw gebied ontstaan als entree van Barendrecht. Het nieuwe ruimtelijk beeld van de 3eBarendrechtseweg zal zo beter aansluiten bij het bestaande, zeer gevarieerde beeld van 1e en 2e Barendrechtseweg. Er wordt uitgegaan van woonbebouwing bestaande uit rijenwoningen met een bouwhoogte van maximaal 9 m en kleinschalige torenachtige appartementengebouwen aan weerszijden van de rotonde met een maximale bouwhoogte van 19 m.

De woningbouw in Lagewei wordt verdeeld over woonbuurtjes van circa 100 tot 150 woningen, die onderling gescheiden zijn door groenstructuren, wegen en/of watergangen. Binnen deze woonbuurtjes wordt gestapelde bebouwing gecombineerd met laagbouw. Elk woonbuurtje heeft één of meerdere kleine speelplekken voor vooral jonge kinderen. Door verschillen in stedenbouwkundige opzet en architectuur van de woningen krijgen de woonbuurtjes een eigen identiteit waardoor de voor uitbreidingswijken vaak typerende grootschaligheid wordt vermeden.

De overgang van Lagewei naar het oude bebouwingslint van de Middeldijk wordt vormgegeven door middel van een bij de bestaande achtererven aansluitende groenstrook met water. De nieuwe woonbebouwing sluit met zij- of voortuinen aan bij de hier gelegen openbare ruimte. Hierdoor wordt aan de noordzijde van de wijk een duidelijk zachte groene randzone gevormd die in beleving ondergeschikt is aan de meer continue ontworpen groene structuren van bijvoorbeeld de Oude Haven.

Uitwerking Campus

Programma

De Campus zal verder worden ontwikkeld met de volgende bebouwing/functies:

  • het Dalton Lyceum wordt ten zuiden van het huidige schoolgebouw uitgebreid. Het uit te breiden oppervlak bedraagt 2.245 m² bvo;
  • het Calvijn Groene Hart zal de noodhuisvesting verruilen voor een nieuw schoolgebouw in de zuidoosthoek van de Campus. Het betreft nieuwbouw van totaal bijna 9.000 m² bvo;
  • de twee middelbare scholen verwachten in de nabije toekomst een piek in het leerlingaantal. Om deze piek (totaal ruim 1.400 m²) op te kunnen vangen, is in de noordoosthoek van de Campus ruimte gereserveerd voor een multifunctioneel gebouw. Eventueel zou de piek ook aansluitend aan de bestaande sportzaal kunnen worden gerealiseerd;
  • het multifunctionele gebouw vangt niet alleen de piek op, maar kan ook een onderkomen bieden voor bijvoorbeeld extra ruimten voor sport, andere maatschappelijke functies en maatschappelijke dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan een fysiotherapeut, huisartsenpost, apotheek, kinderopvang etc. De totaal benodigde omvang van dit gebouw is nog niet in te schatten. Het is de bedoeling om een gebouw te maken dat eenvoudig kan worden uitgebreid. Zo wordt een stukje strategische reserveruimte gerealiseerd, passend bij een wijk en Campus in ontwikkeling;
  • de bestaande sportzaal valt wat uit de toon. Door aan deze zaal (met name aan de oostzijde) eventueel (nieuwe) functies aan te bouwen kan een meer passend beeld worden gerealiseerd.

Op grond van lopend onderzoek naar de optimalisatiemogelijkheden in het aanbod (kwalitatief en kwantitatief) en de spreiding van gymnastiek- en sportvoorzieningen over de hele gemeente Barendrecht, wordt in de plannen de mogelijkheid opengehouden voor de realisatie van extra gymnastiek- en sportcapaciteit. Dit kan bijvoorbeeld in het multifunctionele gebouw. Naast bebouwing zal op de Campus in elk geval ook een buitensportvoorziening van formaat worden gerealiseerd die ook voor de hele wijk beschikbaar is. Daarnaast vragen de diverse scholen en andere maatschappelijke functies ieder apart en gezamenlijk om voldoende buitenruimte. Uitgangspunt is dat deze zoveel mogelijk gezamenlijk wordt gefaciliteerd, waarbij wel delen specifiek voor specifieke doelgroepen kunnen worden ingericht. Ten slotte moet worden bedacht dat voor al deze nieuwe en bestaande voorzieningen parkeergelegenheid beschikbaar moet zijn. Voor de scholen, MFA, sporthal en de kerk gaat het daarbij al om totaal circa 236 parkeerplaatsen uitgaande van dubbelgebruik door verschillende piektijden van verschillende functies in het gebied (bijvoorbeeld kerk versus school of sporthal versus school). Voor de kerk zijn reeds 32 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. De overige parkeerplaatsen voor de kerk worden in de openbare ruimte gerealiseerd. Uitgaande van zuinig (duurzaam) ruimtegebruik, is daarom al in de gebiedsvisie aangegeven dat gezocht moet worden naar mogelijkheden om het parkeren (deels) onder maaiveld (halfverdiept) en goed ingepast te realiseren.

Hoofdstructuur

De Campus is een bijzondere stedenbouwkundige eenheid binnen de wijk Lagewei. Enerzijds vormt de Campus een enclave van niet-woonfuncties binnen de woonwijk, anderzijds wijken de ruimtelijke opzet en bebouwingsvormen sterk af van de op de oude kavelstructuur geïnspireerde woonclusters. Door de open ruimte en groenstructuur van de Campus aan het groenblauwe raamwerk (zie ook Gebiedsvisie Lagewei-Vrouwenpolder) van de wijk te koppelen, ontstaat er een bijzonder gebied, deels vergelijkbaar met het centrale park. De Campus vormt een belangrijke extra openbare ruimte binnen de woonwijk, een ruimte met een omvang en gebruiksmogelijkheden die duidelijk uit zullen stijgen boven wat gebruikelijk is in een woongebied. De Campus zal door de bewoners van de wijk als recreatieve uitvalbasis gebruikt kunnen worden. Een goede aanhechting met de wijk is dan ook van groot belang.

In essentie bestaat de Campus uit een compositie van verschillende gebouwen met een maatschappelijke functie rond een centrale ruimte. Het is nadrukkelijk geen open ruimte binnen een dichte rand of ring van gebouwen. Door voldoende ruimte tussen de gebouwen te behouden en op deze manier binnen en buiten met elkaar te verbinden is juist sprake van een open parkstructuur. Langs de randen van de Campus zullen zware verbindende groen- en waterstructuren het beeld bepalen, terwijl de centrale ruimte daarentegen een veelkleurig en kleinschaliger beeld zal hebben. De centrale ruimte is de schakel die gebouwen onderling met elkaar verbindt. Deze zal worden ingevuld door de (school)pleinen en een groene ruimte die gebruikt kan worden voor (school)sport en recreatie. De ontsluiting van de Campus gebeurt vanaf de 3e Barendrechtseweg. Het fietsverkeer en autoverkeer wordt zoveel mogelijk gescheiden van elkaar afgewikkeld. Hierbij is het van belang dat de auto zo min mogelijk de centrale open ruimte benut.

De ontsluiting van de Campus gebeurt vanaf de 3e Barendrechtseweg. Het fietsverkeer en autoverkeer wordt zoveel mogelijk gescheiden van elkaar afgewikkeld. Hierbij is het van belang dat de auto zo min mogelijk de centrale open ruimte benut.

Voor de hoofdopzet van de Campus zijn in de gebiedsvisie twee modellen en enkele uitwerkingen gepresenteerd. De modellen zijn in figuur 4.5 opgenomen. Kenmerkend voor beide modellen is de positionering van bebouwing rond de centrale ruimte. Het belangrijkste verschil zit in de parkeeroplossing (zie ook Gebiedsvisie). Uitgangspunt voor de gebiedsvisie was dat een aanzienlijk deel van het parkeren onder een centraal gelegen verhoogd maaiveld plaats zou vinden. Ondertussen is besloten om dit uitgangspunt los te laten. De terugvaloptie is 'in groen ingepakt' parkeren in de randzone. Gelet op de benodigde omvang aan parkeergelegenheid zal de bebouwing voor het Calvijn Groene Hart daarom meer naar binnen moeten worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0020.png"

Beeldkwaliteit

De huidige bebouwing op de Campus heeft nu al een grote verscheidenheid in vormgeving en uitstraling. Dit biedt de mogelijkheid om de verschillende functies en gebruikers van het gebied een eigen gezicht te geven en zich zodanig te presenteren. Samenhang binnen het gebied zal vooral moeten worden gerealiseerd door eenheid in het ontwerp van het openbaar gebied en deels door nauwkeurige situering van nog te realiseren bebouwing ten opzichte van elkaar en de al bestaande bebouwing. Dit betekent dat er in hoofdvorm, materiaal- en kleurgebruik van bebouwing een grote vrijheid is, iets wat overigens heel gebruikelijk is binnen campusconcepten.

Het bovenstaande betekent echter niet dat elke bouwvorm en bouwwijze kan worden ingepast. De belangrijkste randvoorwaarden voor de bebouwing komen voort uit de situering en de daarmee samenhangende alzijdigheid van gebouwen, maar ook uit de ambitie om de Campus een voorbeeld van duurzame ruimtelijke ontwikkeling binnen de wijk, de gemeente Barendrecht en de regio te laten zijn.

De bebouwing op de Campus bepaalt de begrenzing van het gebied zonder dat altijd de randen gedefinieerd of benaderd worden. De bebouwing is alzijdig, heeft een aantrekkelijk beeld naar de omgeving, maar wordt primair georiënteerd op de centrale ruimte. De bouwhoogtes en bouwvormen zijn duidelijk verschillend, waarbij de bebouwing op de hoekpunten van de Campus in beperkte mate als accenten kunnen worden vormgegeven. Dit is aan de westzijde al ontstaan doordat de bebouwing dicht tegen de randen van het gebied is gesitueerd. Het beeld vanaf de buitenkant van de Campus mag vrij formeel zijn, waar de aanzienlijke omvang van de aanwezige functies kan worden getoond. De bebouwing kan aan de buitenzijde vrij gesloten worden ontworpen, de entrees zitten immers aan de centrale ruimte. Door voldoende ruimte tussen de gebouwen wordt de relatie tussen de centrale ruimte en het omliggende woongebied (en de Zuidpolder) veiliggesteld. Binnen de Campus is geen sprake van hiërarchie; er is ook geen sprake van een gezamenlijk gebouw zoals een aula die daarin een rol zou moeten spelen. In omvang zijn de gebouwen ook verschillend hoewel dit door vergelijkbare lengte- of breedtematen niet direct opvalt. Daarnaast kunnen diverse gebouwen in de toekomst nog worden uitgebreid, inspelend op nog onbekende vragen.

De gebouwen

Het nieuwe gebouw voor het Calvijn Groene Hart in de zuidoosthoek van de Campus zal de nieuwe entree van de wijk en Barendrecht gaan vormen. Dit vraagt om een bijzondere uitstraling naar zowel de Kilweg als naar de 3e Barendrechtseweg. De hoofdentree van het gebouw wordt gericht op de centrale open ruimte. Door het gebouw compact te houden en te omringen met de openbare ruimte van de Campus, wordt de Campus als geheel ook direct op deze hoek gepresenteerd. Daarbij is een consequente inrichting van de gehele rand van de Campus langs beide wegen essentieel. Het gebouw dient vergelijkbaar met reeds gerealiseerde bebouwing een heldere hoofdvorm te hebben, waarbij sprake kan zijn van aaneenschakeling van eenvoudige elementen. Een kap behoort tot de mogelijkheden hoewel een platte afdekking een logische optie lijkt. Bij een samengestelde bouwmassa kan sprake zijn van een combinatie van kapvormen binnen één architectonisch concept. Uitgangspunt voor de bouwhoogte is het huidige gebouw van het Dalton Lyceum en in zekere mate de kerk. Enige accentuering tot 15 m (exclusief eventuele lichtkappen of installatieruimtes) om een compact gebouw te maken past binnen het concept met behoud van de gewenste gelijkwaardigheid. Door de totale (lengte)maat van het gebouw op te knippen tot onderdelen van maximaal circa 50 m, zal ook het gewenste (horizontale) evenwicht ontstaan. Ruimte voor het stallen van fietsen moet zoveel mogelijk binnen (onder) het gebouw worden gevonden. Uitgaande van halfverdiept stallen van fietsen kan het gebouw een bijzondere split-level opzet krijgen.

De uitbreiding van het Dalton Lyceum dient ten zuiden van het huidige schoolgebouw te worden gerealiseerd ter plaatse van de huidige fietsenstalling. De capaciteit van de huidige fietsenstalling dient ook (uitgebreid) te worden, zo mogelijk binnen (onder) het nieuwe gebouw. Aangezien sprake is van een uitbreiding, weliswaar losstaand, wordt in dit geval uitgegaan van zorgvuldige afstemming op het bestaande schoolgebouw. Het gaat dan zowel om vormconcept als om materialisering en totale uitstraling. Een vergelijkbare bouwhoogte als het huidige gebouw ligt daarbij voor de hand.

De huidige sportvoorziening voldoet onvoldoende aan het algemene uitgangspunt alzijdigheid. Uitgaande van de wens om deze voorziening uit te breiden en zo mogelijk multifunctioneler te maken, kan dit (deels) worden verholpen. Ook hier geldt overigens dat een consequente (groene) inrichting van de omringende ruimte een belangrijke bindende factor moet vormen.

In de noordoosthoek van de Campus is ruimte gereserveerd voor een multifunctioneel gebouw. Dit gebouw kan, zoals eerder is aangegeven, de piek voor de scholen opvangen en voorzien in bijvoorbeeld extra ruimtes voor sport en andere (maatschappelijke of dienstverlenende) functies voor de Campus en de wijk. Alzijdigheid is ook bij dit gebouw uitgangspunt. De entree wordt wederom gericht op de centrale ruimte, maar gelet op de mogelijk bijzondere functie van delen van het gebouw, vooral voor de wijk, kan ook een entree aan de noordzijde opportuun zijn. Het gebouw heeft een eenvoudige, mogelijk samengestelde hoofdvorm. Een bescheiden kap hoort tot de mogelijkheden. De bouwhoogte is met 9 m wat lager dan de bebouwing van de scholen en de kerk.

De openbare ruimte

De beeldkwaliteit voor de openbare ruimte van de Campus kan worden onderverdeeld in twee zones: de buitenrand en de centrale ruimte. Voor beiden geldt dat ze de verbindende factor en daarmee sterk beelddragende continue elementen van de Campus zijn.

De openbare ruimte is de schakel die de gebouwen onderling met elkaar verbindt. Zoals eerder is aangegeven bestaat er een nuancering tussen de randen van de Campus en de centrale ruimte. De Campus zal worden omsloten door grote lommerrijke bomen en waterpartijen. Hierbij zijn strategische doorzichten naar de gebouwen en belangrijke plekken van groot belang. Hierdoor is er vanaf de rand uitzicht en doorzicht, maar vormt vanaf enige afstand een groene rand/ring het beeld en tevens het decor van de individuele gebouwen. De groene rand kan ruimte bieden aan parkeergelegenheid op maaiveld die door golvende groene taluds en hagen aan het oog wordt onttrokken. De groene rand maakt onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk van de wijk, maar zal ook als afzonderlijk element door specifieke inrichting herkenbaar worden gemaakt. De door de Oude Haven gevormde westrand vormt hierop een uitzondering. Deze historische ruimte wordt als continuïteit door het hele woongebied ontworpen en ingericht. De centrale ruimte kent een kleinschaliger beeld en kenmerkt zich door de veelkleurigheid aan functies. Een meer vormgegeven openbare ruimte is hier op zijn plaats. Daarbij mag de verbinding en nauwe relatie met de parkachtige rand niet uit het oog worden verloren. De centrale ruimte zal ruimte moeten bieden voor de (school)pleinen en een groene ruimte voor sport en recreatie, waarbij het gebied niet te veel toegeëigend wordt aan de gebouwen, maar toegankelijk blijft voor iedereen.

Door kleine hoogteverschillen te introduceren kunnen routes door de ruimte worden begeleid, ontstaan informele zitplaatsen en kunnen min of meer afzonderlijke deelgebieden worden gedefinieerd en begrensd zonder dat de openheid en het overzicht worden belemmerd. Binnen het gebied kunnen kleine paviljoenachtige gebouwen worden gerealiseerd in samenhang met het beoogde gebruik. Ten slotte zal binnen het gebied een sportveld van formaat worden gerealiseerd dat op een eenvoudige wijze in het totaalconcept zal worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0021.jpg"

Randvoorwaarden

Om toekomstige bouwplannen te kunnen toetsen of deze voldoen aan het ruimtelijk beeld dat in de ruimtelijke visie wordt voorgesteld, zijn naast de al aangegeven uitgangspunten voor beeldkwaliteit de volgende randvoorwaarden en duurzaamheidsaspecten vastgelegd.

  • De bebouwing zal binnen de aangegeven kaders opgericht worden (zie figuur 4.6).
  • De bouwhoogte van de gebouwen mag niet hoger zijn dan aangegeven op de verbeelding en in figuur 4.6. Een uitzondering hierop wordt gevormd door eventuele lichtkappen en ruimtes voor op het dak geplaatste technische installaties.
  • De bebouwing is alzijdig georiënteerd, maar de entree is primair aan de centrale ruimte gelegen.
  • De gebouwen kennen onderling geen duidelijke hiërarchie.
  • Door eenheid in lengte- of breedtematen (20-40-50 m) te zoeken, wordt door eventuele geleding samenhang gebracht tussen gebouwen van verschillende omvang.
  • Individualiteit van het gebouw en een eigen identiteit vormen de samenhang en kwaliteit van de Campus. Dit betekent grote vrijheid in hoofdvorm, materiaal- en kleurgebruik.
  • Het gebouw van het Calvijn Groene Hart accentueert niet alleen de zuidoosthoek van de Campus, maar geeft ook gezicht aan deze hoek van de wijk.
  • De openbare ruimte is een herkenbare eenheid rondom de bebouwing, met genoeg finesse en afwisseling zonder de eenheid uit het oog te verliezen.
  • De definieerbaarheid van de verschillende functies van de openbare ruimte (schoolpleinen) zal innovatief moeten worden opgelost en niet door hekwerken of gebouwde erfscheidingen.
  • De ruimten tussen de gebouwen vormen een 'open' relatie tussen de centrale ruimte en de omringende gebieden.
  • Het maaiveld van de centrale ruimte dient (gedeeltelijk) verhoogd uitgevoerd te worden, waarbij 'het (visueel) verbinden' van de bebouwing/Campus voorop staat.
  • De Campus dient duidelijk en helder met het groenblauwe raamwerk van de wijk te worden verbonden.
  • Het fiets- en autoverkeer dient binnen de Campus zoveel mogelijk gescheiden van elkaar te worden afgewikkeld.
  • Het parkeren moet langs de randen en duurzaam in de openbare ruimte worden ingepast.

Uitwerking Vrouwenpolder

De hoofdopzet van Vrouwenpolder wordt bepaald door de historische noord-zuidrichting in het gebied, het centrale carré en de MFA nabij de entree van de wijk (zie figuur 4.7). De wijk is door het raamwerk opgedeeld in herkenbare buurtjes die elk een eigen signatuur en kwaliteit zullen krijgen.

De twee noordelijke buurtjes zullen volledig in laagbouw worden gerealiseerd. Woningen met een traditionele opbouw in twee lagen met kap vormen hier de boventoon. Alleen in de strook langs het park zijn modernere vrijstaande villa's aan de waterkant voorzien. De noord-zuidrichting is in het stratenpatroon dominant aanwezig. Tussen de dijk en de nieuwbouw is ruimte voor groen en water gereserveerd. De identiteiten van deze buurtjes zijn 'zorgzaam en groen' en 'comfortabel en beschut'. Een programma dat grotendeels bestaat uit eengezinswoningen van verschillende prijsklassen, parkeren in hofjes en in de straat en kleine speelplekjes tussen de woningen past hier uitstekend bij.

Langs de parkrand zullen enkele vrijstaande woningen een bijzondere en transparante overgang tussen de wijk en Park Lagewei gaan vormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0022.jpg"

Het centrale carré, dat eigenlijk doorloopt tot aan de zuidgrens van het plangebied, zal zowel ruimte voor gestapelde woningen als eengezinswoningen bieden. Hightech en duurzaam zijn de sleutelbegrippen voor de identiteit.

Het noordelijke en zuidelijke deel van het carré hebben de meeste potenties voor moderne grondgebonden woningen. Centraal is stapeling stedenbouwkundig zeer gewenst. Een extra accent ten opzichte van de al in Lagewei gerealiseerde 5 lagen is hier naar verwachting goed inpasbaar. In het dwarsprofiel (zie figuur 4.7) is een stapeling in 7 lagen (zes woonlagen op een (parkeer)plint) aangegeven. Die doorsnede maakt duidelijk dat dit door de omringende laagbouw zeer goed inpasbaar is, ook in relatie tot bestaande woningen aan de Middeldijk. Hierbij is de keuze voor accentuering door extra stapeling op het zuidelijke deel van het carré een belangrijke factor.

Meervoudig grondgebruik is uitgangspunt voor het hele carré. Door het centrale deel van het gebied als een soort terp vorm te geven kan zonder heel diep te graven een parkeer- en bergingenlaag worden gemaakt die niet alleen ruimte bespaart, maar ook het ruimtelijk beeld enorm verbetert. Het nieuw te creëren maaiveld daarboven zal binnen de hightech omgeving zeker als een meerwaarde worden gezien.

Een dergelijke opbouw van het gebied biedt tevens diverse extra potenties voor duurzame voorzieningen als grasdaken en grijswatercircuits.

Het entreegebied met de MFA vraagt (ook) nog om nadere studie. Dit deel van de wijk wordt beeldbepalend langs de hoofdentree vanaf de Kilweg. De zone tussen het park en het voorgestelde plein van het carré zal ruimte kunnen bieden aan zowel de MFA als aanvullende woningbouw. Het ligt voor de hand om te kiezen voor zowel enige stapeling bij de entree als aan het plein. Daarnaast is zowel bij de entree als bij het plein een (programmatische) verrijking van het beeld gewenst door toevoeging van bijzondere functies die onderdeel uitmaken van de MFA. Een mogelijkheid die verder moet worden onderzocht is de plaatsing van onderwijsvoorzieningen en kinderopvang nabij de entree, ook in het zicht van Lagewei, en andere voorzieningen juist aan de zijde van het plein. In beide gevallen kan sprake zijn van woningbouw op deze voorzieningen. De zone ten zuiden van dit gebied, totaan de Kilweg leent zich ook goed voor gestapelde bebouwing met deels zicht op Park Lagewei en op de Zuidpolder. In samenhang met de aanliggende watergang kan hier een modern beeld ontstaan dat in noordelijke richting wordt voortgezet via de MFA naar de parkrandwoningen.

De zuidwesthoek van Vrouwenpolder zal vergelijkbaar met de noordelijke woonbuurtjes en het carré het domein van laagbouw zijn. Zorgzaam en groen zijn hier de passende identiteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPWGO20090004-VI01_0023.jpg"

Langs de Kilweg

Lagewei-Vrouwenpolder vormt de nieuwe rand van het dorpsgebied van Barendrecht langs de Kilweg. Doordat juist langs deze weg veel verschillende functies een plek krijgen wordt direct getoond dat er sprake is van een complete wijk met wonen, voorzieningen en werkgelegenheid. Het beeld zal daarom bewust gevarieerd zijn, waarbij de brede watergang en omringend groen als verbindende elementen zullen worden ingezet. Om de Kilweg als ontsluitingsweg van Barendrecht te benadrukken en niet als een soort rondweg/sluiproute voor de A29/A15 wordt bewust gekozen voor het achterwege laten van geluidswerende voorzieningen. Hiermee zou immers, ook al zouden die transparant zijn, de weg toch losgeknipt worden van het dorpsgebied. Daarnaast zou dit ook de relatie tussen de wijk en de Zuidpolder extra beperken.

Dit betekent echter wel dat het aantal woningen dat direct grenst aan de Kilweg beperkt moet blijven tot wat is toegestaan in het gemeentelijk geluidsbeleid (zie ook paragraaf 6.2). Deels gebeurt dit door juist geen woonfuncties direct langs de Kilweg te leggen, deels door vooral te kiezen voor grondgebonden woningen. Uitgaande van in totaal circa 950 woningen kunnen circa 50 woningen in de eerste lijn langs de Kilweg worden gebouwd. Door deze woningen vooral met de voorzijde naar de Kilweg te richten krijgt de wijk (ook) een duidelijk woongezicht vanaf de Kilweg.