direct naar inhoud van 3.5 Rietveldsepad 4b
Plan: Herziening Buitengebied 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B098herzbg2010-0004

3.5 Rietveldsepad 4b

3.5.1 Beschrijving ontwikkeling, omgeving en planologische situatie
3.5.1.1 Ontwikkeling

Eind 2006 heeft de gemeente meegewerkt aan uitbreiding van Camping Polderflora. Vanwege die uitbreiding en strengere eisen voor inrichting van campings is nu een tweede sanitaire unit noodzakelijk. De loopafstand van de nieuwe en verder weggelegen kampeerplekken tot het bestaande sanitair wordt te groot. De camping wil voldoen aan de VEKABO eisen die gelden voor educatieve groepen en mensen met een verstandelijke handicap die op het terrein dagbesteding vinden.

De unit bestaat uit toiletten, waarvan sommige speciaal op hoogte voor senioren, wastafels, een babywascabine, douches, een vaatwasplaats en een uitstortplek voor portable toiletten.

De unit heeft een maat van 14 x 8 meter en wordt aangesloten op het rioolstelsel. Het hemelwater kan via dakgoten en afvoeren geleid worden naar het open water.

3.5.1.2 Omgeving

Camping Polderflora ligt ten zuiden van Alphen aan den Rijn, tussen het Rietveldsepad en de N11 aan de zuidzijde van de autosnelweg. De basis voor de camping vormt een voormalige boerderij. Op de voormalige boerderij is de minicamping begonnen met 25 standplaatsen.

De camping ligt in het veenweidegebied aan de zuidzijde van de Rijn dat overgaat in het landschap rond Boskoop met voornamelijk sierteelt en gebieden met grote droogmakerijen en stadsuitbreidingen rond Zoetermeer.

Het gebied rond de camping heet het Zaanse Rietveld; dit is een toegangsgebied tot het grotere veenweide- en poldergebied.

3.5.1.3 Planologische situatie

Op het perceel rust ingevolge (de eerste wijziging van) het bestemmingsplan Buitengebied nu de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke openheid AO(v).” De strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan bestaat er uit dat de aanvrager een gebouw wil bouwen op een locatie waar geen bouwblok is aangegeven op de plankaart. Bovendien is het perceel op dit moment niet bestemd als kampeerterrein.

3.5.2 Beleid
3.5.2.1 Provinciaal beleid

De afzonderlijke streekplannen in Zuid-Holland en de Nota Regels voor Ruimte zijn vervangen door de Provinciale structuurvisie. De structuurvisie is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. Een belangrijk deel van het provinciaal ruimtelijk belang wordt bereikt op basis van gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten. Op basis van de provinciale verordening worden algemene regels gegeven voor de inhoud van bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland.

De Verordening Ruimte is tevens op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. De nadruk lig op het intensiveren en multifunctioneel ruimtegebruik van gronden. Nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren zijn in beginsel niet toegestaan.

De nadruk lig op het intensiveren en multifunctioneel ruimtegebruik van gronden. Nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren zijn in beginsel niet toegestaan. Het plan ligt buiten de bebouwingscontour.

Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk, naast het bieden van ruimte voor gebiedsgebonden economische ontwikkeling, zoals landbouw, recreatie en toerisme. De Provinciale structuurvisie heeft landschappelijke kwaliteit en tegengaan van verromeling van het buitengebied hoog in het vaandel staan. Daarbij is het van belang dat het platteland vitaal wordt gehouden. Door incidenteel stedelijke functies toe te staan op het platteland, blijft de binding tussen stad en land behouden.

Openheid, rust, stilte, duisternis en landschappelijke diversiteit zijn belangrijke kenmerken. Bescherming en ontwikkeling van deze landschappelijke kernkwaliteiten staan centraal. Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk, naast het bieden van ruimte voor gebiedsgebonden economische ontwikkeling, zoals landbouw, recreatie en toerisme.

Enkele de doelstellingen voor het buitengebied luiden als volgt:

- Balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector.

- Ruimte geven aan economische dragers in deze gebieden die passen bij de kernkwaliteiten.

- Mogelijkheden zoeken voor kleinschalige en bijzondere woon/werkmilieus.

Bij het provinciaal belang 'Versterken recreatieve functie en groenstructuur' horen onder meer de volgende ambities:

- ontwikkelen van een volledig en gevarieerd recreatieaanbod binnen en buiten de stad;

- versterken van culturele en toeristische voorzieningen;

Vestiging of kleine uitbreidingen van kleinschalige campings draagt bij aan de gestelde doelen en ambities. Deze recreatieve voorzieningen zorgen vaak voor een belangrijke economische impuls voor de omgeving in de vorm van werkgelegenheid en bestedingen in de recreatieve en toeristische sfeer. Zij worden niet gerekend tot de stedelijke voorzieningen.

3.5.2.2 Gemeentelijk beleid

Onlangs is in de gemeente Alphen aan den Rijn de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten.

De Structuurvisie Buitengebied van de gemeente Alphen aan den Rijn beoogt een leefbaar en aantrekkelijk buitengebied te bevorderen. In de structuurvisie wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de diverse polders die gelegen zijn rondom de stad. Van elke polder zijn de specifieke kenmerken beschreven welke beschermd en versterkt dienen te worden, vanuit economisch, sociaal en ruimtelijk oogpunt. De rol van Alphen a/d Rijn als centrum van het Groene Hart staat daar centraal in.

De camping polderflora draagt bij aan belangrijke doelen uit de structuurvisie buitengebied. In economische opzicht is een mini-camping een goede activiteit om een oude boerderij een nieuwe functie te geven die ook een relatie heeft met het oude landschap en het agrarische verleden.

In sociaal opzicht is een mini-camping met rustzoekende kampeerders een prima functie in het buitengebied. De eigenaren hebben een binding met de oude boerderij en voelen zich verbonden met het polderlandschap. Mensen met een lichte verstandelijke handicap leveren een bijdrage aan de camping.

Het totaalplan van de camping sluit aan bij de “ontvangstfunctie” die aan het Zaanse Rietveld is toegekend. Natuur wordt gecombineerd met recreatie waarbij bezoekers met zowel de poldernatuur als de omliggende steden kunnen kennismaken.

3.5.3 Stedenbouw en Landschap

De sanitaire unit wordt in het midden van het kampeerveld gesitueerd ter zijde van het pad. Op deze plek bevindt zich nu een verhard parkeerterreintje. De sanitaire unit wordt ingeplant met gebiedseigen beplanting en valt dus niet erg op. Overigens is de vormgeving van de unit passend en rustig.

De eigenaren willen graag een camping in een natuurlijke en waterrijke omgeving, passend bij het polderlandschap. Daarom hebben zij in 2008 een aantal vijvers met natuurlijke overs laten aanbrengen naast het kampeerveld. Dit heeft natuurwaarde en biedt een educatieve en natuurlijke mogeving voor de kampeerders. De camping past wat dit betreft uitstekend in het landschap.

In ruimtelijk opzicht past een natuurlijk ingebedde camping goed in het weidse polderlandschap. De landschappelijke inpassing geschiedt bewust met gebiedseigen beplanting en water.

3.5.4 Milieu
3.5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving of ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen zoveel mogelijk te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet milieubeheer gereguleerd.

In aanvulling op deze vergunningen of meldingen voorziet een 'goede ruimtelijke ordening' eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies zoals wonen, door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (wonen). Bedrijfsmatige activiteiten zijn in de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering 2009” ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende minimaal gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.


Milieucategorie Richtafstand Woonomgeving Richtafstand gemengd gebied  

1  

10 m  

0 m  

2  

30 m  

10 m  

3.1  

50 m  

30 m  

3.2  

100 m  

50 m  

4.1  

200 m  

100m  

De camping Polderflora is een camping met 35 kampeerplaatsen. Daarnaast worden er hobbymatige koeien, schapen en geiten gehouden. Deze onderneming valt sinds 1 januari 2008 onder het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Op basis van de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering” 2009 moet een kampeerterrein (SBI 93 552) te worden ingedeeld in milieucategorie 3.1.

Noch de meldingsplicht op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer, noch de milieu-categorie, zal na de realisatie van de sanitairunit niet wijzigen.

3.5.4.2 Bodem

Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor, bijvoorbeeld, de bestemming bedrijven. Met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bestemmingsplan(wijziging) dient bodemonderzoek te worden verricht. In de praktijk wordt gestart met een historisch onderzoek naar mogelijk bodembedreigende activiteiten in het verleden en/of bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de Wet milieubeheer of een grondtransactie. Op basis hiervan wordt een eerste inschatting gemaakt van de bodemkwaliteit ter plaatse. In het geval er, in een later stadium, sprake zal zijn van verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek, conform NEN 5740, op basis van de Woningwet of de Wet milieubeheer, wordt veelal in dit stadium al een verkennend onderzoek uitgevoerd.

Op basis van het bodeminformatiesysteem van de Milieudienst West-Holland kan worden geconcludeerd dat er geen gegevens bekend zijn over de bodemkwaliteit ter plaatse. Voor zover bekend hebben er in het verleden ook geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Mocht er om projectmatige redenen grond vrijkomen dan dient deze bij hergebruik buiten het perceel conform Ap-04 gekeurd te worden.

3.5.4.3 Geluid

Geluidsoverlast kan veroorzaakt worden door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. Het te realiseren bouwplan is geen geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de wijziging van dit bestemmingsplan.

3.5.4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Aan hoofdstuk 5 is een titel toegevoegd: titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.

In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgens bijlage 3 van de Regeling draagt het plan “niet in betekenende mate” bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.

Door de realisatie van het plan wordt geen extra verkeer aangetrokken. Daarom is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen.

3.5.4.5 Externe veiligheid

Potentiële risicobronnen zijn transport over de weg, over het water, per rail, via buisleidingen en bedrijfsmatige activiteiten op een vaste locatie.

De camping is gelegen op een korte afstand van de hoge drukaardgasleiding, en daarmee ligt deze binnen het invloedsgebied van deze aardgasleiding. Normaal gesproken dient binnen het invloedsgebied nadrukkelijk te worden gekeken naar het aspect Externe Veiligheid en daarmee samenhangend het groepsrisico.

De wijziging heeft echter alleen betrekking op het verzoek om op de camping een sanitairunit te mogen realiseren. Enkel het realiseren en gebruiken van een sanitairunit zal niet leiden tot wijziging in het maximum aantal personen op deze camping. De mogelijkheid tot het bouwen van een sanitairunit is daarom niet relevant in het kader van het aspect Externe Veiligheid.

3.5.5 Flora en fauna

Voor wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd.

Op het campingterrein komen voor zover bekend geen beschermde flora en/of fauna voor. Afgezien daarvan is de locatie waar de toiletunit wordt gerealiseerd op dit moment in gebruik als parkeerterrein. Op deze locatie zijn dus geen mogelijkheden voor flora en fauna om zich te ontwikkelen.

3.5.6 Archeologie

Ingevolge de Provinciale archeologische kaart rust op het perceel een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit houdt in dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden ter plaatse minimaal is. Volgens de gemeentelijke archeologische inventarisatie, rust wel op een deel van het perceel archeologische waarde. Dit betreft echter een klein deel van het perceel.

In mei 2008 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd op het terrein van de camping. Duidelijke aanwijzingen voor de aanwezigheid van crevasses zijn niet waargenomen. Aangezien er geen crevasse-afzetting aanwezig is, geldt een lage archeologische verwachting voor het hele plangebied. Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem. Een aanvullend archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Wat betreft de archeologie is er geen belemmering om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.

Bij de uitvoering van bodemwerkzaamheden rust op de aanvrager in algemene zin wel de plicht om de archeologische (toevals)vondsten te melden bij het bevoegd gezag.

3.5.7 Waterparagraaf

Oppervlaktewater

Gezien het relatief kleine oppervlak (ca 50 m2) van de te bouwen sanitairunit is de kwantitatieve invloed op het oppervlaktewater verwaarloosbaar.

Riolering

Het vrijkomende huishoudelijke afvalwater zal worden afgevoerd via het ter plaatse aanwezige (druk)rioolstelsel zodat er geen vuilemissie op oppervlaktewater plaats vindt en de waterkwaliteit dus niet nadelig wordt beïnvloed.

3.5.8 Overige ruimtelijke aspecten
3.5.8.1 Parkeren

Door de bouw van de sanitairunit verandert de verkeerssituatie niet.

3.5.9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit project betreft een particulier initiatief. Het bouwplan wordt in eigen beheer uitgevoerd. Het plan is geen bouwplan als bedoeld in de Wro. Daarom is een exploitatieplan niet nodig.

Doordat het plan bijdraagt aan natuureducatie en mogelijkheden creert voor mensen met een beperking, bevordert het Alphen aan den Rijn en het Groene Hart. Er zijn dan ook geen bezwaren uit de omgeving te verwachten.