Plan: | Herziening Buitengebied 2010 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B098herzbg2010-0004 |
Op het perceel Middelweg 11 (kadastraal bekend Oudshoorn, sectie A, nummer 144) staan nu drie schuren met een totale oppervlakte van ruim 80 m2. Twee schuren worden geheel gesloopt en de derde schuur gedeeltelijk. Daarmee verdwijnt ruim 60 m2 aan bebouwing. De derde schuur zal voor de helft behouden blijven. Deze schuur zal gebruikt worden om materialen en onderhoudswerktuigen op te slaan. Daarnaast wordt een nieuwe veldschuur gebouwd, die zal worden ingericht als insectenhotel. Het gaat om een langwerpige schuur van ca. 14,50 meter lang en ca. 4,50 meter breed. De hoogte is ca. 4,85 meter. Het wordt een houten, geteerde schuur, zoals vanouds veel voorkomt in het buitengebied. In samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) wordt het omliggende terrein ingericht als insectentuin.
De veldschuur zal een deel van de tijd worden opengesteld voor publiek. Daarnaast kan de veldschuur worden gebruikt voor onderzoek, cursussen en lezingen.
Het perceel ligt in de Vrouwgeestpolder. Deze ligt aan de westzijde van de oude Heimanswetering die gegraven is in de 12e eeuw. De Vrouwgeestpolder ligt niet ver van de zuidelijke rand van Woubrugge en heeft een open karakter. Het is veenweidegebied met een overwegend agrarisch karakter en een karakteristiek verkavelingspatroon.
Dit is een waardevol gebied met een authentieke veenweidestructuur. Er zijn weinig doorgaande wegen . De meeste doorgaande routes zijn polderkaden die alleen voor fietsers en voetgangers toegankelijk zijn.
In het midden van de polder ligt een klein gebiedje met opgaande beplanting, een bosje. De afmeting hiervan is ruim 4 ha. Het onderhavige perceel ligt tegen de oostzijde van dit bosgebied aan. De opervlakte is ruim 0,67 ha.
Het betrokken perceel is gelegen in het plangebied van bestemmingsplan Buitengebied-West en heeft daarin de bestemming Houtopstanden. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De afzonderlijke streekplannen in Zuid-Holland en de Nota Regels voor Ruimte zijn vervangen door de Provinciale structuurvisie. De structuurvisie is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. Een belangrijk deel van het provinciaal ruimtelijk belang wordt bereikt op basis van gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten. Op basis van de provinciale verordening worden algemene regels gegeven voor de inhoud van bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland.
De nadruk lig op het intensiveren en multifunctioneel ruimtegebruik van gronden. Nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren zijn in beginsel niet toegestaan. Het bouwplan ligt buiten de bebouwingscontour. Multifunctioneel ruimtegebruik houdt onder meer in dat er veel aandacht is voor klimaatbestendigheid met de belangrijkste dragende functies: landbouw en natuur. Een goede balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector is belangrijk. Openheid, rust, stilte, duisternis en landschappelijke diversiteit zijn belangrijke kenmerken. Bescherming en ontwikkeling van deze landschappelijke kernkwaliteiten staan centraal.
Voor behoud van de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied is het behouden van de bestaande hiërarchie van de kernen belangrijk, naast het bieden van ruimte voor gebiedsgebonden economische ontwikkeling, zoals landbouw, recreatie en toerisme.
Bij het provinciaal belang 'Versterken recreatieve functie en groenstructuur' horen onder meer de volgende ambities:
- ontwikkelen van een volledig en gevarieerd recreatieaanbod binnen en buiten de stad;
- versterken van culturele en toeristische voorzieningen;
Vestiging van een insectenhotel met bijbehorende insectentuin ten behoeve van recreatie en onderzoek draagt bij aan deze ambities.
Onlangs is in de gemeente Alphen aan den Rijn de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten.
De Structuurvisie Buitengebied van de gemeente Alphen aan den Rijn beoogt een leefbaar en aantrekkelijk buitengebied te bevorderen. In de structuurvisie wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de diverse polders die gelegen zijn rondom de stad. Van elke polder zijn de specifieke kenmerken beschreven welke beschermd en versterkt dienen te worden, vanuit economisch, sociaal en ruimtelijk oogpunt. De rol van Alphen a/d Rijn als centrum van het Groene Hart staat daar centraal in.
Het plan beoogt op diverse wijzen bij te dragen aan de doelen van de structuurvisie buitengebied. Economisch draagt het bij aan verhoging van het recreatief medegebruik van de polder. Sociale kwaliteiten van het gebied worden vergroot doordat initiatiefnemers verantwoordelijkheid nemen voor het ontwikkelen van rood en groen tegelijk. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt verhoogd door de vormgeving van het gebouw. Met name gaat het om versterken van de natuurwaarden binnen het gebied, maar ook het rondleiden en informeren van groepen mensen over de natuur. Daarmee kan de verbinding tussen stad en land worden bevorderd. Bovendien biedt het een alternatieve recreatieve functie in de omgeving.
Het gebiedje blijkt zeer rijk aan verschillende soorten insecten. Een insectentuin kan een unieke bijdrage leveren aan het werkveld van de KNNV. Het terrein wordt ook beperkt opengesteld voor de KNNV, waarmee men wil samenwerken. De Landelijke Insecten Werkgroep zal helpen bij het inventariseren van de verschillende soorten en en het leiden van excursie's door de tuin.
Verder worden er webcams geinstalleerd zodat een breder publiek van een afstand kan zien wat er allemaal gebeurt.
De groep insecten is groot en divers maar niet altijd even geliefd. Meer bekendheid over de functie van insecten laat zien dat er heel veel onbekende maar zeer nuttige beestjes leven in de tuin die heel belangrijk zijn voor het ecologisch evenwicht. Specifieke aandacht wordt gegeven aan o.a. bijensoorten en vlindersoorten.
Om het terrein aantrekkelijker te maken voor de verschillende soorten insecten is een hoofdopzet gemaakt met zowel eenvoudige als wat minder eenvoudige ingrepen. Het gaat o.a. om:
-Aanplant van planten en bomen met stuifmeel en nectar;
-Ontwikkeling van een ruig weide type met veldbloemen;
-Opstellen van een maai- en beheerplan;
-Inrichten van plekken om te schuilen door het stapelen van boomstammetjes;
-Maken van insectenkastjes;
-Graven van een vijver met moeraszone.
Het plan is om de tuin in te richten als voorbeeldtuin voor het aantrekken van insecten en de veldschuur aan te kleden als insectenhotel. De wanden van de nieuwe veldschuur zullen worden ingericht met winterverblijven voor vlinders aan de oostzijde, nestkasten voor vleermuizen aan de noordzijde en broedkastjes voor o.a. bijen aan de oost- en zuidzijde.
De nieuwe schuur is een prijswinnend ontwerp met een bijzondere vormgeving die goed in de omgeving past. Landschappelijk verandert er weinig. De bebouwing achter op het terrein wordt verwijderd en dichter bij de Middelweg teruggebracht. Dat is een gewenste ontwikkeling. Darnaast sluit de beoogde recreatieve natuurfunctie uitstekend aan bij de directe landschappelijke omgeving.
De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving of ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen zoveel mogelijk te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet milieubeheer gereguleerd.
In aanvulling op deze vergunningen of meldingen voorziet een 'goede ruimtelijke ordening' eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies zoals wonen, door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (wonen). Bedrijfsmatige activiteiten zijn in de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering 2009” ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende minimaal gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.
Milieucategorie Richtafstand Woonomgeving Richtafstand gemengd gebied |
||
1 |
10 m |
0 m |
2 |
30 m |
10 m |
3.1 |
50 m |
30 m |
3.2 |
100 m |
50 m |
4.1 |
200 m |
100m |
Een gedeelte van de veldschuur zal worden gebruikt voor educatieve doeleinden en/of tentoonstellingsruimte. Op grond van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) kan deze activiteit aangemerkt worden als een activiteit in milieucategorie 2 met een minimaal gewenste afstand van 30 meter in een rustige woonomgeving en 10 meter in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand ongeveer 50 meter. Deze afstand is voldoende. De activiteit is niet meldings- of vergunningplichtig op basis van de Wet milieubeheer.
Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor, bijvoorbeeld, de bestemming bedrijven. Met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bestemmingsplan(wijziging) dient bodemonderzoek te worden verricht. In de praktijk wordt gestart met een historisch onderzoek naar mogelijk bodembedreigende activiteiten in het verleden en/of bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de Wet milieubeheer of een grondtransactie. Op basis hiervan wordt een eerste inschatting gemaakt van de bodemkwaliteit ter plaatse. In het geval er, in een later stadium, sprake zal zijn van verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek, conform NEN 5740, op basis van de Woningwet of de Wet milieubeheer, wordt veelal in dit stadium al een verkennend onderzoek uitgevoerd.
In het bodeminformatiesysteem van de Milieudienst zijn geen gegevens bekend over de bodemkwaliteit ter plaatse. Gezien het huidige gebruik is eventuele bodemverontreiniging niet te verwachten. Op de locatie wordt een veldschuur gerealiseerd waarbij de wanden geschikt worden gemaakt voor verblijfsruimten voor vlinders, vleermuizen, bijen en (sluip)wespen. De veldschuur zelf zal worden gebruikt voor educatieve doeleinden en/of tentoonstellingsruimte. De ruimte zal niet structureel worden gebruikt voor menselijk verblijf gedurende meer dan 2 uur per dag. Dit betekent er voorafgaand aan de realisatie geen bodemonderzoek noodzakelijk is.
Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol.
Het realiseren van een insectentuin met veldschuur is geen geluidsgevoelige bestemming zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd.
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Aan hoofdstuk 5 is een titel toegevoegd: titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.
In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgens bijlage 3 van de Regeling draagt het plan “niet in betekenende mate” bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan kunnen de concentraties uit de digitale saneringstool (3.1), die behoort bij het NSL (beschikbaar gesteld door de ministeries van Vrom en Verkeer en Waterstaat) worden gebruikt. Uit de saneringstool 3.1.blijkt dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van de dichtst bijgelegen drukke doorgaande weg, de Brigantijn respectievelijk 22,5 µg/m3 (2011) en 18,2 µg/m3 (2011 met zeezoutaftrek) bedragen. Hiermee wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010. Er zijn geen belemmeringen voor het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Er zijn geen belemmeringen voor het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
Potentiële risicobronnen zijn transport over de weg, over het water, per rail, via buisleidingen en bedrijfsmatige activiteiten op een vaste locatie. In de omgeving van de bouwlocatie bevinden zich geen van deze risicobronnen. Een verdere beoordeling is daarom niet noodzakelijk.
Voor wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd.
Door het bureau E.C.O.logisch is in augustus/september 2010 een quickscan uitgevoerd. Uit de conclusie van deze quickscan blijkt dat het niet noodzakelijk is ontheffing aan te vragen voor middels Flora- en faunawet beschermde soorten. Ingeval er in de toekomst heiwerken plaatsvinden of er ingrepen gedaan worden aan aanwezige waterpartijen en hun oevers, wordt aanvullend onderzoek aanbevolen.
In de nieuwe bebouwing zijn verblijfplaatsen voor vleermuizen gepland. Het strekt tot de aanbevelingen op diverse locaties aan het pand verblijfplaatsen aan te bieden met verschillende grootte en functie.
Ingevolge de Provinciale archeologische kaart rust op het perceel een redelijk kans op archeologische sporen. Omdat het slechts om een zeer gering bouwoppervlak gaat is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van bodemwerkzaamheden rust op de aanvrager in algemene zin wel de plicht om de archeologische (toevals)vondsten te melden bij het bevoegd gezag.
Oppervlaktewater
Het plan voorziet in de sloop van een drietal schuren en in de plaats daarvan de bouw van één veldstal. Omdat hierdoor het totaal aan verhard afvoerend oppervlak licht afneemt heeft dit een positief effect op de waterkwantiteit.
Riolering
Het vrijkomende huishoudelijke afvalwater zal worden afgevoerd via het ter plaatse aanwezige (druk)rioolstelsel zodat er geen vuilemissie op oppervlaktewater plaats vindt en de waterkwaliteit dus niet nadelig wordt beïnvloed.
Op het terrein zelf is voldoende ruimte om te parkeren. Het gaat daarbij niet om verharde parkeerplaatsen. Omdat er slechts incidenteel (en bovendien alleen op afspraak) bezoekers komen, is extra parkeerruimte niet noodzakelijk.
Dit project betreft een particulier initiatief. Het bouwplan wordt in eigen beheer uitgevoerd. Er zijn geen gemeentelijke kosten mee gemoeid, anders dan de plankosten. De plankosten zijn ondervangen in de geheven leges. Daarmee zijn de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd en is een exploitatieplan niet nodig.
Verwacht kan worden dat het plan leidt tot kwaliteitswinst waardoor het plan met brede instemming zal worden ontvangen.