direct naar inhoud van 7.1 Bestemmingsregeling
Plan: Landelijk gebied Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301

7.1 Bestemmingsregeling

7.1.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels worden de bestemmingen geregeld. De artikelen geven de toegelaten functies en de bijbehorende bouw- en gebruiksmogelijkheden weer.

De planregels zijn aangevuld met omschrijvingen van de in de regels gebruikte begrippen en een regeling voor de wijze van meten (zie hoofdstuk 1 Inleidende regels van de regels). De algemene regels, waaronder afwijking-, aanduidings,- en procedureregels, zijn terug te vinden in hoofdstuk Algemene regels van de bij het plan behorende regels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevat tenslotte de overgangs- en slotregels.

De in het plangebied voorkomende bestemmingen worden in onderstaande tekst afzonderlijk toegelicht.

7.1.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan is grotendeels gericht op het behoud van de bestaande situatie. Dit betekent dat het de bestaande functies nauwkeurig vastlegt. Daarnaast bevat het bestemmingsplan waar mogelijk flexibiliteit en glBeeldkwaliteitsplan obaliteit. Met name gelden er flexibele regels over verbrede landbouw en nevenactiviteiten in het plangebied. Globaliteit heeft met name betrekking op de verbeelding en houdt in dat op de daarvoor bestemde gronden meerdere mogelijkheden bestaan ten aanzien van het gebruik. Flexibiliteit is gericht op de regels en houdt in dat de globale bestemmingen waar mogelijk zijn verruimd qua bouwregels. Ook zijn er mogelijkheden opgenomen dat het gemeentebestuur kan afwijken van het bestemmingsplan of een wijzigingsbevoegdheid heeft.

7.1.3 Regels algemeen

De regels zijn gegroepeerd in drie hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • a. Hoofdgroepen van bestemmingen
  • b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen
  • c. Functieaanduidingen
  • d. Bouwaanduidingen
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels
  • 5. Bijlagen bij de regels

Waar nodig is op enkele artikelen een nadere toelichting opgenomen.

7.1.3.1 Inleidende regels

In dit artikel 1 Begrippen worden de begrippen gedefinieerd, die worden gebruikt in het bestemmingsplan.

Bij het toepassen van de regels wordt op de in artikel 2 Wijze van meten geregelde wijze gemeten.

7.1.3.2 Bestemmingsregels

a. Hoofdgroepen van bestemmingen

Agrarisch met waarden (Aw)

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn opgenomen alle gronden met hoofdzakelijk agrarisch gebruik, die tevens landschappelijke waarden bezitten en de agrarische bouwvlakken. Voor het bouwvlak geldt dat deze voor maximaal 70% bebouwd mag worden.

Binnen deze bestemming dient het agrarische gebruik mede afgestemd te worden op de aanwezige landschapswaarden. Onder het gebruik vallen de agrarische bedrijfsactiviteiten, de agrarische bedrijfswoning en de mogelijkheden voor extra activiteiten in het kader van de verbrede landbouw.

De aanwezige natuur- en landschapswaarden maken het agrarische hoofdgebruik echter niet onmogelijk, ze zijn zelfs mede afhankelijk van de instandhouding van dit gebruik, maar kunnen wel extra beperkingen aan het agrarische gebruik opleggen. Bescherming van deze waarden wordt via een aantal gebruiksverboden geregeld. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is opgenomen in deze bestemming (de vroegere aanlegvergunning).

Bedrijf (B)

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toegestaan met ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, met uitzondering van detailhandel en zelfstandige kantoren. Ook zijn er een aantal bedrijven opgenomen met een maatbestemming zoals een agrarisch loonbedrijf, een molen die gebruikt wordt als scheppapier-produktiebedrijf en een groothandel in tuinmaterialen. Deze genoemde bedrijven vallen niet onder categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein. Daarvoor zijn aparte functieaanduidingen opgenomen.

Er zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen naar de bestemming Wonen. Een voor een locatie aan de Middel 136 Wro-zone - wijzigingsgebied 1. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westzaan 2003 was deze bevoegdheid al opgenomen. Tot op heden wordt het bedrijfsmatige gebruik voortgezet. Op de informatieavond hebben de eigenaren van het perceel aangegeven in de toekomst wel gebruik te willen maken van deze mogelijkheid. De tweede vigerende wijzigingsbevoegdheid is overgenomen in dit bestemmingsplan onder Wro-zone - wijzigingsgebied 2.

Gemengd (GD)

Onder deze bestemming wordt in het voormalige pand van PontMeijer aan aantal gemengde functies mogelijk gemaakt zoals: een inpandige woning, kleine bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein, kleinschalige horeca, maatschappelijke voorzieningen en bed & breakfast.

De (lattenzagerij)molen is uitsluitend met een maatbestemming opgenomen, conform een bestaande vergunning. De bijbehorende molenbiotoop is geregeld in artikel 29.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop.

Groen (G)

Deze bestemming wordt gebruikt voor groen dat een min of meer structureel karakter heeft en gehandhaafd moet blijven. Het gaat dan om groen dat fungeert als groene buffer of afscheiding tussen wegen, functies of wijken en groen dat van belang is voor de groene (be)leefbaarheid van een gebied. Ook plantsoenen en bijbehorende waterpartijen zijn toegestaan alsmede bruggen, recreatief medegebruik, voet- en fietspaden en steigers.

In het bestemmingsplan krijgen deze gronden de bestemming 'Groen'.

Maatschappelijk (M)

Binnen deze bestemming is uitsluitend een functieaanduiding gelegd voor een steunpunt voor natuurbeheer en een functieaanduiding voor verenigingsleven (o.a. muziekvereniging).

Aan de Middel is al jaren een steunpunt voor natuurbeheer van Staatsbosbeheer aanwezig met dienstgebouwen, een dienstwoning en een kampschuur. Ter stimulering van natuur- en landschapsgerichte recreatie is een mogelijkheid tot natuurkampeerterrein.

Ten aanzien van natuurkamperen gelden specifieke regels. Gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober, is het toegestaan om maximaal tien kampeermiddelen per bouwvlak te plaatsen en gedurende zes weken in het hoogseizoen in de vakantieperiode maximaal 15 kampeermiddelen, onder voorwaarden.

Maatschappelijk-Begraafplaats (M-B)

Deze bestemming is specifiek gelegd op de aanwezige begraafplaats in het plangebied. De begraafplaats met bijbehorende bebouwing en groenelementen hebben de status van beschermd monument. Behoud van de cultuurhistorische waarden wordt hiermee veiliggesteld. De bebouwingsregeling is gebaseerd op de bestaande bebouwing.

Natuur (N)

De bestemming 'Natuur' is gegeven aan percelen waar sprake is van behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden zoals moerasvegetaties, brakwater, schrale graslanden en leefgebied van moerasdieren. De instandhouding of het herstel van de habitattypen en soorten, waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd in het ontwerpbesluit en/of het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied 'Polder Westzaan'.

De moerasgebieden zijn in het verleden geleidelijk getransformeerd tot natuurterrein en die als zodanig worden beheerd. Voor zover ter plaatse nog agrarische bedrijfsoefening plaatsvindt, is deze ondergeschikt aan het natuurbeheer.

Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de natuur van zeer geringe omvang toegestaan. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren.

Recreatie (R)

Binnen deze bestemming komen volkstuinen voor (met een aanduiding) en speelvoorzieningen voor dagrecreatie. De oppervlakte van gebouwen mag per volkstuin maximaal 25 m² bedragen met een afwijkingsmogelijkheid naar 40 m².

Tuin (T)

Op gronden met de bestemming 'Tuin' mag in beginsel niets worden gebouwd. Uitzondering hierop vormen erfafscheidingen en het bouwen van een erker. Daarnaast zijn er aanduidingen voor rijbakken opgenomen en opslag voor veevoer.

Stedenbouwkundig gezien is het niet wenselijk om voor de voorgevelrooilijn bebouwing op te richten. Bijbehorende bouwwerken grenzend aan openbaar gebied kunnen immers grote invloed hebben op de begrenzing van en het bebouwingsbeeld vanuit de openbare ruimte.

Verkeer (V)

Binnen deze bestemming is de functie voor het afwikkelen van verkeer het belangrijkst. De wegen die als belangrijkste functie het afwikkelen van verkeer hebben zijn: de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen. Daarnaast zijn ook voet- en fietspaden, bermen, parkeer- en groenvoorzieningen, water- en oevervoorzieningen, onder- en bovengrondse inzamelplaatsen voor afval, geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer, een brug, een tunnel en straatmeubilair mede inbegrepen.

Verkeer-Verblijfsgebied (V-V)

Bij 'Verkeer-Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. Ook parkeerplaatsen, bruggen en groenvoorzieningen worden met dit artikel mogelijk gemaakt. De verschillende functies zijn uitwisselbaar: daar waar nu parkeerplaatsen zijn, kan groen gerealiseerd worden, een woonstraat kan verbreed worden en daarmee groen laten verdwijnen en vice versa. Een zeer flexibele regeling dus zodat bij een reconstructie van een gebied of het nieuw aanleggen van parkeerplaatsen niet telkens een afwijkings- of wijzigingsprocedure gevolgd hoeft te worden.

Water (WA)

Deze bestemming is gelegd op het water dat deel uitmaakt van de hoofdwaterstructuur en dat in eigendom is van het HHNK. Deze bestemming voorziet eveneens in voorzieningen voor het afmeren van schepen op de daarvoor door burgemeester en wethouders aangewezen locaties.

Een deel van het water is tevens bestemd voor het behoud en herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

Water 1 (WA1)

Er is voor gekozen om de Nauernasche Vaart de bestemming Water - 1 te geven. Dit water is van een andere orde dan het overige water binnen het plangebied. Het is met name bedoeld voor recreatief scheepvaartverkeer tussen het Noordzeekanaal en het Alkmaardermeer.

Water-Woonschepenligplaats (WA-WL)

De gronden bestemd voor Water-Woonschepenligplaats zijn bestemd voor zowel woonschepen, onderscheiden in woonboten en woonarken. In het artikel zijn regels gegeven voor de hoogte, diepte en breedte van de woonschepen. Per woonschip mogen op en aan de oever bijbehorende voorzieningen zoals vlonders, steigers en terrassen, worden gebouwd of aanwezig zijn tot een totale oppervlakte van maximaal 20 m². Onder bepaalde voorwaarden is kantoor/praktijk/aan huis verbonden beroepen toegestaan.

Wonen (W)

Alleen bestaande woningen zijn opgenomen als bestemming Wonen.

In de regels zijn de standaardregels van toepassing, welke normaliter gelden in de bestemming Wonen. Verder wordt een hobbymatige paardenhouderij, beroep aan huis, Bed & Breakfast en mantelzorg toegestaan binnen deze bestemming.Er wordt gewerkt met goot- en bouwhoogtes.

Er zijn een aantal ruimtelijke redenen voor beperking van de bouwmogelijkheden. In de eerste plaats kan de beeldkwaliteit geschaad worden. Dat geldt vooral voor allerlei bouwsels aan de straatzijde in de voortuin die beeldverstorend werken. Bebouwing in de achtertuin/erf, voor zover niet zichtbaar vanaf de straat, heeft geen invloed op de beeldkwaliteit. Een tweede aspect is leefbaarheid en het belang van de openbare ruimte. Totaal volgebouwde bouwvlakken verliezen aan ruimtelijke kwaliteit en geven een verarming van het ruimtelijk aanzicht in de buurt. Gedeeltelijk onbebouwde tuinen en erven hebben daarop een positief effect. Tenslotte wordt het woongenot geschaad bij het onbeperkt volbouwen van tuinen en erven door buren. Dat gaat ten koste van uitzicht, daglichttoetreding, bezonning en leefbaarheid. Zoals gezegd is een overschrijding van de hoofdmassa in achterwaarste richting in stedenbouwkundig opzicht minder ingrijpend omdat het bebouwingsbeeld vanaf het openbaar gebied weinig verandert. Bij het opstellen van de Nota Woonbebouwing zijn diverse scenario's onderzocht waarbij de relatie tussen kavelgrootten, oriëntatie van het bouwvlak (nokrichting), bouwmassa, positie op de kavel, belendende percelen en schaduwwerking in wisselende samenstellingen zijn bekeken. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten naar voren gekomen:

  • Een individuele woning bestaat uit een onderlaag met kap én het erf achter de achtergevel is tenminste 10 meter diep. Dan wordt een grondvlak van 10 meter +10% van de diepte van het erf achter de achtergevel tot een maximum van 12 meter toegerekend. Voorwaarde is dat de belendende percelen achter de achtergevel een erf van ten minste 10 meter hebben;
  • In alle andere gevallen (twee lagen met kap, bouwvlak/nokrichting parallel aan het openbaar gebied e.a.), woningen met een bijzonder bouwvolume en de in de Zaanse welstandsnota genoemde typologieën (stolpen, kapbergen, molens) is maatwerk noodzakelijk. In de afweging om mee te werken aan het verlengen van het hoofdgebouw worden eerder genoemde eisen ten aanzien van behoud van het ensemble en bebouwingsbeeld betrokken. Daarbij dient met respect te worden omgegaan met de bijzondere architectonische eenheid van het hoofdgebouw en (historische) typologische kenmerken daarvan.

Bijbehorende bouwwerken in de bestemming wonen
De Wabo maakt geen onderscheid in aanbouwen/uitbouwen en bijgebouwen zoals in regelgeving van eerdere datum. Binnen de bestemmingsregels is op de invoering van de Wabo geanticipeerd door onder bouwregels het kopje 'bijbehorende bouwwerken' te hanteren in plaats van 'aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen'.

Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het oppervlakte aan erfbebouwing is afhankelijk van de grootte van de kavel zodat een zekere mate van openheid op een erf behouden blijft. Hoe groter de kavel hoe meer vierkante meters is toegestaan.

Bij kleine en middelgrote erven mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan 75 m² van het gedeelte van het erf met de bestemming Wonen, met een maximum van 50% van het erf met de bestemming wonen. Het deel dat binnen het bouwvlak ten behoeve van het hoofdgebouw bebouwd mag worden, wordt hierbij niet bijgerekend. Op grote erven (dit zijn erven waarvan de oppervlakte van het genoemde erf exclusief het bouwvlak voor de hoofdbebouwing meer is dan 300 m²) mag de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 100 m² beslaan.

Binnen deze maat kan goed tegemoet worden gekomen aan gangbare woonwensen ten aanzien van een berging en garage bij een woning. In principe staat deze maat de bouw van een dubbele garage toe (tweemaal 3,5 bij 7 meter), waarnaast nog ruimte overblijft om bijvoorbeeld een schuur of kleine aanbouw te realiseren.

Positionering bijbehorende bouwwerken

Om het individuele karakter van hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk te benadrukken en

de ondergeschiktheid van het bijbehorende bouwwerk, is het wenselijk om zowel het aangebouwde als het vrijstaande bijbehorende bouwwerk op enige afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen. Hoofdgebouwen staan voor op de kavel, bijgebouwen op de tweede rang. Bijbehorende bouwwerken liggen daarom ten minste 3 meter terug (ongeveer gelijk aan een verdiepingshoogte) ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Bijbehorende bouwwerken op erven die aan openbaar toegankelijk gebied grenzen kunnen

grote invloed hebben op de begrenzing van de openbare ruimte. Dit geldt hoofdzakelijk voor

zij-aanbouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken die voorbij de zijgevel van het hoofdvolume worden geplaatst. Op locaties waar deze bijgebouwen het straatbeeld te veel bepalen zijn deze uitgesloten. Bij het opstellen van de verbeelding is rekening gehouden met bovenstaande uitgangspunten.

Maatvoering van de bijbehorende bouwwerken

Omdat bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing, is ook de hoogte en breedte van de bebouwing beperkt. De maximale breedte van een naast de woning gelegen bijbehorend bouwwerk is 60% van de breedte van de woning met een maximum van 5 meter.

Het is daarnaast gewenst dat de bouwmassa en vormgeving van de bijbehorende bouwwerken tot op zekere hoogte is afgeleid van het hoofdgebouw. De goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 30 centimeter. Indien het bijbehorende bouwwerk wordt voorzien van een kap, dan geldt dat de dakhelling gelijk aan of kleiner dan die van de woning moet zijn. Dus als het hoofdgebouw plat is afgedekt, geldt dit ook voor het bijgebouw. De nok dient minstens 1,50 meter onder de nok van het hoofdgebouw te liggen, tenzij het hoofdgebouw uit één bouwlaag bestaat en geen kap heeft. In dat geval geldt de goothoogte als maximale hoogte.

Dakkapellen

Een dakkapel is, anders dan een dakopbouw, een relatief bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren én het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen kunnen tegelijkertijd voor het straatbeeld zeer bepalend zijn als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Daarom kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan de bouw van dakkapellen, zolang de ruimtelijke impact beperkt blijft.

Naast de mogelijkheid om vergunningsvrij een dakappel op het zij- en achterdakvlak te creëren, wordt ook ruimte geboden om ook op het voor- en zijdakvlak een dakkapel te plaatsen wanneer deze aan het openbaar toegankelijk gebied zijn gelegen. Het gaat om dakkapellen wanneer deze een ondergeschikte uitbouw vormen die niet dominant in het silhouet van het dak aanwezig is, de kapvorm intact laat en de nok- en gootlijn niet onderbreekt. De invloed van een dergelijk ondergeschikte uitbouw op het bebouwingsbeeld is gering. Per dakvlak zijn maximaal twee dakkapellen toegestaan. Een woning kan daarmee bijvoorbeeld twee dakkapellen aan de voorzijde en twee dakkapellen aan de achterzijde hebben. Voor nadere voorwaarden met betrekking tot de exacte afmetingen en plaatsing van een dakkapel wordt verwezen naar de regels.

De standaardregels voor dakkapellen zijn in de meeste gevallen toereikend voor de reguliere woningen. Tegelijkertijd zijn er ook bijzondere bouwvormen en architectuur in de gemeente aanwezig, waarbij de opgenomen standaard niet toereikend is om de maximale ruimtelijke kwaliteit te kunnen bereiken. Daarom is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bij vergunningverlening afgeweken kan worden van de regels voor dakkapellen. Voorwaarde is dat het plan voldoet aan de eisen van welstand.

Daarnaast is het ook voorstelbaar dat er een dakkapel aangevraagd wordt, waarbij er al dakkapellen op naastgelegen panden aanwezig zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak, of als het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van een bouwblok (rij, twee-onder-een-kap) streeft de gemeente naar herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. In aanvulling op de algemene regel kan daarom medewerking verleend worden aan het plaatsen van een dakkapel wanneer deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok als zodanig vergunde trendsetter.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de bestemming wonen

Dakterras
Om extra buitenruimte te creëren wordt vaak de toevlucht gezocht op het dak, met name bij bovenwoningen. Om een evenwichtige, heldere massavorm en een sprekend profiel te behouden wordt in alleen onder voorwaarden medewerking verleend aan het realiseren van een dakterras op een woning. Een dakterras is alleen wenselijk als deze niet (prominent) zichtbaar is. Het is daarom verplicht dat de afstand van het dakterras en het hekwerk tot aan een gevel die gericht is op het openbaar gebied minimaal 1 meter bedraagt. Dit betekent dat het dakterras in ieder geval 1 meter moet terugliggen ten opzichte van de voorgevel. Ook als de (zij)gevel is gericht op een openbaar gebied (bijvoorbeeld een straat of park) is het aanhouden van deze afstand verplicht. Dit geldt ook als er een tuin of erf aanwezig is tussen de woning en het openbare gebied. Overigens moet bij de aanleg van een dakterras ook rekening gehouden worden met de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (artikel 5:50).

Erfafscheidingen

Het plaatsen van een erfscheiding is een manier om aan de behoefte aan privacy en veiligheid tegemoet te komen. In situaties waar een perceel aan openbaar toegankelijk gebied grenst, is plaatsing van de erfscheiding bepalend voor het stedenbouwkundig beeld en de begrenzing van de openbare ruimte. Een erfafscheiding met een hoogte van meer dan 1 meter is in die situatie niet gewenst.


Huisgebonden beroep of bedrijf
In het bestemmingsplan is een huisgebonden beroep en bedrijf regeling opgenomen. Aan de hand van jurisprudentie met betrekking tot dit onderwerp is gekozen voor de zgn. 30%-70% regeling. Dat wil zeggen: wanneer een beroep of bedrijf aan huis niet meer dan 30% van het bruto woonvloeroppervlak inclusief bijbehorende bouwwerken beslaat met een maximum van 65 m² dan wordt op het pand geen bedrijfsbestemming gelegd, maar blijft de woonbestemming gehandhaafd. De vestiging van het beroep of bedrijf aan huis mag geen aanzet geven tot verdringing van de woonfunctie.
Binnen de reikwijdte van een beroep en bedrijfsactiviteiten aan huis wordt nadrukkelijk inbegrepen de vestiging van dienstverlenende activiteiten zoals een kapsalon, en pedicure/manicure.

Wonen - uit te werken (W-UW)

In dit artikel is een uitwerkingsplicht opgenomen voor een groot deel van Westzanerwerf om deze bestemming binnen de planperiode van 10 jaar uit te werken naar een woonbestemming. Westzanerwerf is de voormalige bedrijfslocatie van houthandel Pont Meyer, die al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik is. Het terrein is gekocht door een woningcorporatie die op de locatie plannen heeft voor woningbouw.

In de uitwerkingsregels zijn regels opgenomen zoals het maximum aantal woningen, stedenbouwkundige eisen, landschappelijke inpassing, verkeersafwikkeling, waterhuishoudkundige aspecten en milieu-eisen.

In paragraaf 4.15.1 Westzanerwerf van de toelichting wordt deze locatie uitvoerig beschreven.

b. Hoofdgroepen van dubbelbestemmingen

De in het plangebied voorkomende hoofdgroep van dubbelbestemmingen al dan niet bijbehorende (hoofd)functies/gebruiksdoelen zijn de volgende:

Artikel 20 Leiding - Gas (dubbelbestemming) (L-G)

De dubbelbestemming Artikel 20 Leiding - Gas (dubbelbestemming) is uitsluitend gelegd op de (ondergrondse) gasleidingen. Dit betreft een strook met een breedte van 4 m aan weerszijden van de desbetreffende leidingen (de "vrijwaringszone"). Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen toegestaan. Bebouwing ten dienste van de primaire bestemming is slechts toegestaan na advies van de leidingbeheerder. Er geldt een omgevingsvergunningvereiste voor werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen schaden.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) (L-H)

De dubbelbestemming Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) is uitsluitend gelegd op de (ondergrondse) hoogspanningsleidingen van 50 kV of meer. Dit betreft een strook met een breedte van 4 m aan weerszijden van de desbetreffende leidingen (de "vrijwaringszone"). Ter plaatse zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leidingen toegestaan. Bebouwing ten dienste van de primaire bestemming is slechts toegestaan na advies van de leidingbeheerder. Er geldt een omgevingsvergunningvereiste voor werken en werkzaamheden die de leidingen zouden kunnen schaden.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 1 (dubbelbestemming)/Artikel 23 Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)/  Artikel 24 Waarde - Archeologie 5 (dubbelbestemming) WR-A)
Voor de in het plangebied aanwezige terrein van archeologische waarde is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de in het gebied te verwachten archeologische sporen. Hiervoor geldt dat daar waar de dubbelbestemming samenvalt met de hoofdbestemming primair de regels van de dubbelbestemming gelden. Bij samenloop van diverse hoofdgroepen van dubbelbestemmingen is in elke hoofdgroep van dubbelbestemming een artikel opgenomen met een voorrangsregeling.

Binnen het plangebied zijn drie verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:

Aanduiding in het bestemmingsplan: 1-WR A
met de functieaanduiding:  
Grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologie maatregelen verplicht zijn   Verstoringsdiepte waar beneden archeologie maatregelen verplicht zijn   Ligging  

Aw1 (of 1-WRA)  

50 m²  

50 cm
 

Oude bewoningslinten en kernen.  

Aw2 (of 2-WRA)  

2000 m²  

30 cm  

Buitengebied  
       
Aw5 (of 5-WRA)   0 m²
 
50 cm   Rond oude kerken, oude schansen, oude dijken en de monding van de Zaan en de Dam
 

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)(W-W)

Voor de in het plangebied aanwezige primaire en regionale waterkering is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de belangen van de waterkering.

c. Functieaanduidingen

In het plangebied komen functieaanduidingen voor zoals genoemd op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Landelijk gebied Westzaan.

7.1.3.3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

Artikel 27 Algemene bouwregels

Deze regel vormt het sluitstuk van de bestemmingsplansystematiek in die zin, dat deze regel alle het bouwen dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bouwmogelijkheden verbiedt. In dit artikel zijn enkele regels opgenomen die gelden, zoals parkeernormen.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot een algemene aanduiding.

Doel van deze regels is te voorkomen dat inbreuk wordt gemaakt op de te beschermen waarden die opgenomen zijn in de aanwijzingsbesluiten van de beschermde dorpsgezichten. Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan situering en afmetingen van de laatstbedoelde bouwwerken (ter bescherming van de cultuurhistorische waarden). Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden, zoals het kappen en planten van bomen, is een omgevingsvergunning nodig.

Doel van deze regels is te voorkomen dat gebouwen worden gerealiseerd ter plaatse van gronden waar de geluidsbelasting ten gevolge van een industrieterrein op gevels van gebouwen de aanvaardbare normen overschrijdt.

Doel van deze regel is te voorkomen dat de maximale bouwhoogte voor gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals opgenomen in het Luchthavenindelingsbesluit wordt overschreden ter bescherming van de belangen van de luchtvaart.

In het plangebied bevinden zich diverse molens. In verband hiermee moet de windvang van de molens gewaarborgd blijven, ook voor de toekomst. Daarom is gekeken naar de invloed van de molen op de maximale bouwhoogtes voor eventuele nieuwbouw in het plangebied.

Bij 90% windreductie geldt: c = constante = 0,2 n = 50 voor gesloten gebied. Een 90% windreductie is acceptabel, omdat de overheersende windrichting zuidwestelijk is, wind uit noordelijke richting komt weinig voor. Het rendement van de molen neemt bij het hanteren van 90% windreductie niet af, aangezien het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is en de toegestane bouwhoogtes uit de vigerende plannen niet worden overschreden. Van een afname van de huidige windtoevoer is dan ook geen sprake.

De molenbiotopen zijn als een geheel op de verbeelding aangegeven. Binnen de in lid 29.6.1 bedoelde zone van 300 m gelden in afwijking van de onderliggende regels de volgende maximale hoogtematen, welke worden berekend met behulp van de volgende formule:

H(x) = x/n+c*z

waarin:

H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters)
X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters);
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied;
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2;
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)

De voor 'Natura 2000' aangewezen gronden zijn aangeduid voor de instandhouding van Natura 2000 gebied "Polder Westzaan".

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

7.1.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor legale situaties die afwijken van de in het plan opgenomen regels. In principe mogen deze situaties worden voortgezet. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Artikel 34 Slotregel

Deze regel geeft de naam van het bestemmingsplan weer.