direct naar inhoud van 4.4 Stedenbouw en landschap
Plan: Landelijk gebied Westzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301

4.4 Stedenbouw en landschap

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Zaanse veenontginningslandschap. Het is een open waterrijk landschap waarin de ruimtelijke opbouw wordt bepaald door:

  • open veenweiden met een groot oppervlakteaandeel van water;
  • noord-zuid gerichte hoofdwatergangen als de Nauernaschevaart, De Reef, De Gouw en de Watering met haaks daarop afwateringssloten;
  • de langgerekte lintbebouwing van Westzaan met daaraan de woonwijken;
  • dijken, kaden en andere grondlichamen die ondermeer bijdragenaan het typerende karakter van sterk hol-gelegen graslandpercelen, omringd door veenwallen;
  • verspreide ligging van een aantal molens, een tweetal sportterreinen en een begraafplaats in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301_0021.jpg" Een open en waterrijk landschap


De ruimtelijke opbouw is een belangrijke onderlegger voor dit bestemmingsplan. Aangezien voor de toekomst wordt voorzien dat het gebied deze functies/structuren hoofdzakelijk zal behouden en/of verder ontwikkelen, wordt de voor het gebied van toepassing zijnde koers voor het ruimtelijk (kwaliteits)beleid, zoals die is vastgelegd in diverse strategische beleidsdocumenten (Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader) en de uitgangspunten uit de gebiedsprofielen (3.4.1 Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'') bij het realiseren van het bestemmingsplan aangehouden.

De centrale doelstelling die als rode draad door de beleidsnota's en de ambities loopt, is het behouden en versterken van de Zaanse identiteit. Historische linten en dorpen zoals het bebouwingslint langs de Middel én het buitengebied leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Zaanstad.

Het bebouwingsbeeld is in belangrijke mate bepalend voor de identiteit. Hierbij speelt differentiatie van gevelbreedten, kavelgrootten, grondvlakken, goot- en nokhoogtes, voorgevelrooilijnen - die bepalend zijn voor de afstand tussen bebouwing en openbare ruimte, nokrichting, kapvormen, de maaswijdte tussen bouwwerken en de aanwezigheid van dakvlakken een belangrijke rol. Aanpassingen aan de bebouwing die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte (landschap), zijn voor het beeld zeer bepalend. De voorkomende identiteit kan hierdoor versterken of in het slechte geval negatief uitpakken.

Het is niet de bedoeling het oorspronkelijke beeld letterlijk vast te houden. Kleinschalige aanpassingen zijn mogelijk, maar moeten er wel toe leiden dat de kwaliteit van de woonomgeving niet verslechtert en de uniciteit van gebieden en het cultuurhistorische landschap, benut worden. Daarbij geldt hoe zichtbaarder de uitbreiding, des te groter de invloed op de (openbare) omgeving. Uitbreiding van een woning mag tevens de belangen van omwonenden niet in de weg zitten.

Kortom er wordt gezocht naar een goede verhouding tussen het zorg dragen voor voldoende mogelijkheden voor een gezonde (agrarische)bedrijfsvoering, en tegelijkertijd deze mogelijkheden te reguleren om een goede ruimtelijke inrichting van het gebied te waarborgen. Deze afweging geldt ook voor het aanpassen van woningen aan de wensen van deze tijd.

Een en ander betekent dat buiten de aangegeven bouwvlakken -tenzij dit expliciet is aangegeven in de regels- in principe niet mag worden gebouwd. De reden daarvoor is onder meer gelegen in het behouden van de inrichtingsstructuur c.q. verkavelingspatroon van het plangebied. Daarnaast is het behouden van open (openbare) ruimte van belang voor de leefbaarheid van een straat, wijk of agrarisch gebied.