Plan: | Wonen Noord en Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0450.BPwonennoordcentru-VS01 |
De Toekomstvisie Uitgeest 2020, met als motto 'Inbreiden waar mogelijk, uitbreiden waar nodig', dient als basis voor de structuurvisie en is vastgesteld door de gemeenteraad van Uitgeest op 7 oktober 2009. In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
De Toekomstvisie geeft een duidelijk beeld van de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. De Toekomstvisie zelf is een vertaling van alle ontvangen signalen en wensen over de toekomst van Uitgeest, met inachtneming van rijks- en provinciale randvoorwaarden. In de visie komen deze allemaal aan de orde. Ook zijn enkele overige taken in het kader van de waterhuishouding in de visie vertaald.
Gezien het gegeven dat Uitgeest moet groeien om te overleven, maar dat de ruimtelijke betekenis van Uitgeest als zeer belangrijk wordt ervaren, zijn in het kader van de visie meerdere afwegingen van ruimtelijke, maatschappelijke en financiële aard gemaakt, die hebben geleid tot de nu voorliggende visie. De hoofdpunten van deze visie zijn:
De uitgangspunten uit de Toekomstvisie zijn leidend geweest bij het opstellen van de Structuurvisie Uitgeest 2020. De structuurvisie richt zich op het toekomstbestendig maken en houden van Uitgeest.
Uitgeest heeft te maken met vergrijzing en heeft daarbij ook weinig te bieden aan starters op de woningmarkt. Uitgeest zet daarom in op zowel de jonge starters en senioren. Om oudere generaties te kunnen faciliteren dient er levensloopbestendig gebouwd te worden. Om starters kansen te geven zal een betere doorstroming bevorderd moeten worden. Er moet ruimte gevonden worden om nieuwe woningen te bouwen die benodigd zijn voor de eigen bevolkingsgroei en ruimte voor de extra gewenste groei om te komen tot een inwonersaantal van 14.000 inwoners. Allereerst dienen de bestaande binnenstedelijke locaties daarvoor gebruikt te worden. Daarbij zal Uitgeest er verder niet aan ontkomen om enige uitbreiding buiten de huidige bebouwde kom te realiseren.
Inbreiding is geen doel maar een middel. Toch kan inbreiding ook meer betekenen dan alleen maar het louter bouwen van woningen. Het kan ervoor zorgen dat bestaande structuren in het dorp (zowel ruimtelijk als functioneel) verbeterd of versterkt worden. Inbreiding dient altijd zorgvuldig te gebeuren. In de structuurvisie zijn een aantal plekken opgenomen waar inbreiding is voorzien, zoals het volkstuinencomplex Zienlaan, de hoek Hoorne/Populierenlaan en de inbreidingslocatie aan het Meerpad. Daarnaast wordt in de structuurvisie ook gesproken over het realiseren van een Multi Functionele Accomodatie (MFA) op de hoek van de Geesterweg en de Castricummerweg.
Omdat ten tijde van dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van deze locaties niet is aangetoond en geen bouwvergunningen zijn verleend, zijn deze locaties niet opgenomen in dit bestemmingsplan. De herontwikkeling van het Sportpark 'De Koog' is wel opgenomen in het bestemmingsplan omdat hiervan de procedure is afgerond. Voor de ontwikkeling Meerpad wordt op dit moment een planologisch traject doorlopen, daarom is deze locatie in zijn geheel buiten het plangebied van het bestemmingsplan gelaten.
Naast woningbouw is ook het op peil houden van voorzieningen belangrijk. In een vergrijzende samenleving is het belangrijk om de juiste voorzieningen te kunnen bieden. Niet alleen maatschappelijk, maar ook op cultureel en commercieel vlak. De gemeente ziet een voordeel in de bundeling van functies, zodat er binnen het dorp verschillende centra ontstaan met elk hun eigen functie. In dat kader wordt onder andere het beleid om detailhandel te centreren voortgezet. Hierbij wordt aangehaakt op de Ontwikkelingsvisie Kom-Uitgeest uit 1991. Indien zich een initiatief voordoet dat past binnen dit beleid, zal dit in een aparte procedure mogelijk worden gemaakt.
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het meer centreren van detailhandelsfuncties de dorpsstructuur ten goede komt. In Uitgeest is dit ook in praktijk gebracht door bijvoorbeeld de realisatie van het winkelcentrum aan de Beatrixlaan. De in Uitgeest ingezette lijn dat detailhandel gecentreerd wordt, dient te worden voortgezet. De nieuwbouw van De Florijn is hiervan een goed voorbeeld.
In 1991 is een visie opgesteld ten aanzien van clustering van detailhandel en maatschappelijke functies in de kom van Uitgeest, het gebied aan de oostzijde van de Geesterweg. Hierin is voornamelijk gekeken naar de ruimtelijk functionele structuur van detailhandel in Uitgeest. Uit de analyse van drie scenario's 'spreiding', 'concentratie' en 'polen' is het zogenaamde 'polen-beleid' in gang gezet. Het doel is gericht op het concentreren van dienstverlening en culturele voorzieningen in de noordelijke pool, in de omgeving van Meldijk/Bonkenburg/Middelweg, en detailhandel in de zuidelijke pool, rond Prinses Beatrixlaan/Middelweg.
Beleidsnota Inrichting achtererven oostzijde Westergeest en Langebuurt
In de beleidsnota 'Inrichting achtererven oostzijde Westergeest en Langebuurt' zijn voorwaarden opgenomen voor de inrichting van achtererven aan de oostzijde van de Westergeest en Langebuurt voorbij de 65-meterlijn, gelegen ten noorden van de provinciale weg en ten zuiden van de begraafplaats. Aan de inrichting van de erven is een aantal voorwaarden gesteld:
In het bestemmingsplan is deze beleidslijn opgenomen in de bestemming Agrarisch en zijn werkzaamheden uitsluitend toegestaan na aanvraag van omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Beleidslijn voor vervangende woning(nieuw)bouw bij bedrijfsbeëindiging aan de oostzijde van Langebuurt en Westergeest
De beleidslijn bevat een regeling voor de percelen Langebuurt 43 en 45. Voor deze percelen geldt dat bij bedrijfsbeëindiging de percelen in aanmerking komen voor vervangende woningbouw. Om het uitzicht ten oosten van de Langebuurt niet te verstoren, geldt de voorwaarde dat de bebouwing de 65-meterlijn (zie de hiervoor genoemde beleidsnota) niet mag overschrijden. Ook zijn doorzichtlijnen vastgelegd en een maximale bebouwingpercentage en -oppervlakte bepaald zoals weergeven in tabel 4.1. Daarnaast dient voor de ruimtelijke acceptatie te worden voldaan aan de volgende uitgangspunten:
De genoemde regels en uitgangspunten zijn opgenomen in het bestemmingsplan als een wijzigingsbevoegdheid.
Tabel 4.1 Beleidslijn voor vervangende woning(nieuw)bouw bij bedrijfsbeëindiging
Perceel | Beschouwd bedrijfsoppervlak | Oppervlak vervangende woning(nieuw)bouw | |
Langebuurt 43 | 1.000 m² | 335 m² | |
Langebuurt 45 | 120 m² | 190 m² |
In de beleidsnotitie 'Extra woningen op één perceel' (2010) wordt ingegaan op de wens van het creëren van meer woningen op percelen waar reeds gewoond wordt. Dit betreft percelen van minimaal 1000 m², waarbij voor zowel de bestaande als de nieuwe woning de oppervlakte van het nieuwe perceel tenminste 500 m2 moet bedragen. In het beleid wordt aangegeven welke percelen daarvoor in aanmerking komen en de stedenbouwkundige uitgangspunten daarvoor gehanteerd worden. Daarnaast gelden er nog een aantal andere voorwaarden. Zo dient het parkeren te worden opgelost op eigen terrein en dient te worden voldaan aan de Nota Parkeernormen, hierbij dienen de nieuwe woonpercelen bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
De 65-meterlijn die geldt bij Westergeest en Langebuurt dient te worden gerespecteerd. Achter deze lijn is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Dezelfde regeling geldt ook voor de diepe percelen bij Assum en Weeg.
De grootte van de woning mag niet meer bedragen als de bestaande woning. Zowel in oppervlak als in goot- en bouwhoogte mag de nieuwe woning niet groter zijn dan de bestaande woning. Hiermee wordt het bebouwingskarakter behouden.
De beleidsregel geldt alleen voor percelen binnen de bebouwde kom.
Indien zich een concreet verzoek aandient, wordt hiervoor een separaat traject doorlopen.
Per 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod in Nederland opgeheven, waardoor (maximaal) één seksinrichting of escortbedrijf binnen de gemeente is toegestaan. Met het opheffen van het bordeelverbod is een seksinrichting aan te merken als een 'gewoon bedrijf'. Daarmee is de vestiging van dergelijke bedrijven veel eenvoudiger geworden. Het is hierdoor noodzakelijk geworden om als gemeente een prostitutiebeleid op te stellen.
Het beleid van de gemeente dienaangaande is neergelegd in het bestemmingsplan 'Paraplubepaling Bordeelverbod'. Binnen de gemeentegrenzen wordt het niet wenselijk geacht dat een seksinrichting of escortbedrijf zich kan vestigen in een woongebied, in het dorpscentrum, in de omgeving van scholen of kerken en in de nabijheid van horecagelegenheden, aangezien dit het leefmilieu kan verstoren. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de 'Paraplubepaling Bordeelverbod' de vestiging van een seksinrichting of escortbedrijf uitgesloten. Een seksinrichting of escortbedrijf valt onder de functie dienstverlening. Daar waar in dit bestemmingsplan dienstverlening is toegestaan is het gebruik van de gronden ten behoeve van een seksinrichting uitgesloten.