direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oosterdijk te Dirkshorn
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met dit wijzigingsplan worden 21 woningen aan de zuidkant van Dirkshorn mogelijk gemaakt. Deze woningen zijn ter compensatie van de sanering van twee agrarische bedrijven in de gemeente Schagen. De eerste locatie ligt aan de Moorsmeer 32 in Warmenhuizen. Het agrarische bedrijf ter plaatse lag vrij dicht tegen de kern aan en kon niet meer uitbreiden. De eigenaren hebben daarom besloten het bedrijf aan de overzijde van de Moorsmeer, op ongeveer 100 meter afstand van de huidige locatie, voort te zetten. De bedrijfsbebouwing voor het nieuwe bedrijf is inmiddels al gerealiseerd. De wens is om met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling de verplaatsing en sanering van de oude bedrijfsbebouwing deels te kunnen bekostigen. Compensatie ter plaatse van het oude bedrijf is niet wenselijk. Er is daarom al lange tijd gezocht naar een geschikte locatie elders binnen de gemeente om de compensatiewoningen te kunnen realiseren. In onderstaande afbeelding is de oude locatie met een rode cirkel aangegeven en de nieuwe locatie met een groene cirkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging oude en nieuwe bedrijfslocaties aan de Moorsmeer in Warmenhuizen

De tweede locatie betreft de Woudmeerweg 22 in Dirkshorn. Hier was voorheen een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Inmiddels zijn de kassen gesloopt. Ook hier is de wens om de sanering van de oude bedrijfsbebouwing met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling mogelijk te maken. Compensatiewoningen op de locatie van de voormalige bedrijfsgebouwen is door de gemeente als onwenselijk beoordeeld. In onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het bedrijf met de voormalige kassen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Luchtfoto voormalig glastuinbouwbedrijf aan de Woudmeerweg 22 in Dirkshorn

Voor beide locaties geldt dat delen van verplaatsing en sanering al zijn uitgevoerd, terwijl er nog geen geschikte compensatielocatie gevonden is. Recent is een locatie aan de zuidkant van Dirkshorn in beeld gekomen. Hier heeft de gemeente in het bestemmingsplan voor Dirkshorn de mogelijkheid opgenomen om compensatiewoningen die nodig zijn vanuit Ruimte voor Ruimte projecten toe te staan. De agrarische (onbebouwde) bestemming kan daarmee gewijzigd worden naar een woonbestemming. Alleen compensatiewoningen die in het kader van Ruimte voor Ruimte projecten gerealiseerd worden, zijn toegestaan. Met dit wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan voor Dirkshorn.

Hoofdstuk 2 Begrenzing en ligging van het plangebied

Het plangebied ligt aan de Oosterdijk, aan de zuidkant van Dirkshorn. De nieuwe woningen worden globaal in het gebied tussen de Oosterdijk en de N245 gerealiseerd. In onderstaande figuur is met een rode cirkel de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 De globale ligging van het plangebied

Aan de zuidkant van Dirkshorn is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In dit gebied kunnen met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid compensatiewoningen in het kader van Ruimte voor Ruimte projecten toegestaan worden. In onderstaand figuur is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Met het wijzigingsplan wordt niet het gehele wijzigingsgebied naar wonen gewijzigd. De volkstuinen blijven als dusdanig in gebruik. Er zijn geen plannen om deze gronden te wijzigen naar een woonbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Globale begrenzing van het plangebied (rode vlak)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Beleidskader

Van belang voor onderhavige ontwikkeling is het provinciale Ruimte voor Ruimte beleid en de Ladder van duurzame verstedelijking. Het provinciale beleid is juridisch geborgd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Voor het overige beleid wordt verwezen naar het bestemmingsplan Dirkshorn.

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de zogenaamde Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder bestaat uit drie stappen:

  • 1. beoordelen of de beoogde ontwikkeling voorziet in een lokale of regionale behoefte;
  • 2. beoordelen of deze vraag ook binnen bestaand bebouwd gebied gerealiseerd kan worden;
  • 3. en een beoordeling of - indien het voorgaande niet het geval is - de locatie buiten bestaande bebouwd gebied wel multimodaal is of kan worden ontsloten

De provincie heeft in artikel 14 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening voor “overige vormen van verstedelijking”, in aanvulling op de Ladder in het Bro, een eigen ladder opgenomen. Op basis van de definitie van de provincie Noord-Holland, moet een woningbouwontwikkeling worden gezien als stedelijke functie. Verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking is in het landelijk gebied niet zomaar toegestaan. De provincie geeft daarvoor een afwijking wanneer:

  • 1. de noodzaak van verstedelijking is aangetoond.
  • 2. is aangetoond dat de beoogde verstedelijking niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen Bestaand Bebouwd Gebied kan worden gerealiseerd en;
  • 3. voldoende rekening wordt gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het landschap (artikel 15 van de verordening).

De economische en planologische haalbaarheid van de ontwikkelingen in het plangebied is onderzocht aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. De onderbouwing hiervan is gegeven in paragraaf 3.1.2.

3.1.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn regels verbonden aan de provinciale hoofdbelangen. De meest recente versie is op 1 mei 2018 in werking getreden.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling (artikel 5a)

De Ladder van duurzame verstedelijking is doorvertaald naar de PRV, onder andere in artikel 5a. Ten eerste is van belang of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Aangezien er sprake is van 21 woningen op een locatie die nu als agrarische cultuurgrond in gebruik is, is er sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een dergelijke ontwikkeling is alleen toegestaan als deze past binnen schriftelijke afspraken die met de regio gemaakt zijn. Hiervan is in dit geval sprake. Het wijzigingsgebied is als concrete woningbouwlocatie opgenomen in het regionale actieprogramma (RAP). Daarnaast worden er minder woningen mogelijk gemaakt dan in het RAP zijn opgenomen.

Ruimte voor Ruimte (artikel 16)

In artikel 16 is de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van de sloop van storende agrarische bebouwing opgenomen. De provincie heeft de nadere eisen ten aanzien van de Ruimte voor Ruimte regeling verder uitgewerkt in de Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte (in werking getreden 14 januari 2015). Op 29 oktober 2016 is een wijzigingsbesluit in werking getreden, waarmee de overgangsbepaling ten aanzien van projecten waar de provincie voor 11 februari 2014 positief over heeft geadviseerd, verlengd is tot 1 november 2017.

Voor onderhavig project geldt dat de compensatiewoningen reeds via een wijzigingsbevoegdheid toegestaan zijn. De exploitatieopzet voor het gehele project (dus inclusief de sanering/verplaatsing van de bedrijven aan de Woudmeerweg en de Moorsmeer) zijn aan de provincie voorgelegd en akkoord bevonden.

3.2 Beschrijving gewenste ontwikkeling

Voor de beoogde ontwikkeling van de 21 woningen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Hierin is de gewenste situatie omschreven en is de ruimtelijke kwaliteit nader onderbouwd. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage bij dit wijzigingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Voorwaarden toepassing wijzigingsbevoegdheid

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Dirkshorn (vastgesteld 25 september 2012). In artikel 3, lid 7 onder a is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden te wijzigen naar een woonbestemming. Alleen de gronden die zijn gelegen binnen de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 1” mogen gewijzigd worden.

In artikel 3 lid 7 onder a zijn de volgende eisen opgenomen:

ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' mogen de gronden worden gewijzigd in de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf', 'Wonen - 3' en/of 'Woongebied' met de daarbij behorende aanduidingen, mits:

  • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 8, 12, 15 en/of 17 van toepassing zijn;
  • 2. de Ruimte voor Ruimte-regeling van toepassing is;
  • 3. er maximaal 30 woningen worden gerealiseerd;
  • 4. het parkeren plaats vindt op het eigen erf;
  • 5. de verkaveling en de situering van de gebouwen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
  • 6. er sprake is van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  • 7. een beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld, waarin aangetoond wordt dat voldaan wordt aan de ruimtelijke kwaliteitseisen zoals vastgelegd in het door de provincie vastgestelde Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie;
  • 8. een positief wateradvies is gegeven door het waterschap.

Per eis wordt onderhavige ontwikkeling aan de wijzigingsbevoegdheid getoetst.

  • 1. De gronden worden gewijzigd naar de bestemming 'Woongebied'. Op de verbeelding zijn de voorgevelrooilijnen aangegeven. Daarmee is de opzet van het wijkje inclusief de verspringende rooilijn vastgelegd. De twee woningen die langs de Oosterdijk worden gerealiseerd, hebben de bestemming “Wonen – 3”. Daarmee is aangesloten bij de opzet van het bestemmingsplan voor Dirkshorn. In dat plan heeft het oorspronkelijke lint de bestemming 'Wonen – 3'. De achterliggende nieuwbouwwijken hebben de bestemming 'Woongebied'. Dit onderscheid is met dit wijzigingsplan dus ook toegepast.
  • 2. Met dit plan worden de compensatiewoningen van twee verschillende Ruimte voor Ruimte projecten mogelijk gemaakt. In hoofdstuk 1 is ingegaan op de beide projecten.
  • 3. Er worden 21 woningen mogelijk gemaakt. Dit valt binnen het in de wijzigingsbevoegdheid genoemde maximale aantal van 30.
  • 4. Parkeren vindt plaats op eigen erf. Hier is voldoende ruimte voor. Daarnaast worden er in de openbare ruimte ook parkeerplaatsen aangelegd voor parkeerplaatsen voor bezoekers.

6 en 7: Bij de stedebouwkundige opzet is rekening gehouden met de aansluiting van de woningen op de structuur van Dirkshorn. De landschappelijke, ruimtelijke en stedebouwkundige inpassing zijn verantwoord in het beeldkwaliteitsplan.

8. Er is een wateradvies bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd. Deze is opgenomen in het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De nieuwe woningen worden vanaf de Oosterdijk ontsloten met twee aparte ontsluitingen. De zuidelijke ontsluitingsweg wordt ingericht met een bomenrij aan 1 zijde van de weg. Door zijn karakter geeft deze weg het beeld van hoofdontsluitingsweg. De noordelijke ontsluitingsweg is een ondergeschikte, maar eveneens volwaardige ontsluiting. Langs de weg wordt aan 1 zijde een trottoir van betontegels aangelegd, van 1,50 meter breed. De wegen sluiten aan op de Oosterdijk met een verkeersplateau.

Wandelroutes

De wijk wordt door middel van een wandelpad vanaf het centrale parkje via de volkstuinen verbonden met de naastgelegen bestaande woonwijk. Dit wandelpad zal bestaan uit betontegels. Vanaf de zuidelijke ontsluitingsweg loopt er via een dam een halfverhard wandelpad richting de geluidswal.

Parkeren

Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Er moet genoeg ruimte aanwezig zijn voor 2 auto's per kavel. Tevens zijn er 16 openbare parkeerplekken opgenomen langs de wegen. Deze worden uitgevoerd in grasbetonstenen, ten behoeve van de infiltratie van regenwater en het groene karakter van de wijk. Belangrijk is om auto's niet het straatbeeld te laten domineren. Dit wordt gedaan door de parkeerplekken verspreid door de wijk te leggen en niet als een rij aaneengesloten parkeerplekken.

Met de 16 parkeerplaatsen wordt voldaan aan de parkeernota van de gemeente Schagen. Van toepassing op dit project is de norm “koop, vrijstaand', “rest bebouwde kom”. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt dan 49 parkeerplaatsen (21 x 2,3 = afgerond 49). Hiervan moeten minimaal 15 in het openbaar gebied gerealiseerd worden. Geconcludeerd kan worden dat er voldoende parkeerplaatsen aangelegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0005.png"

Figuur 5.1 Ontsluitingen en openbare parkeerplaatsen 

5.2 Geluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het volgens de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Voor wegen, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken' geldt daarom een geluidszone. Voor wegen met een maximumsnelheid tot 30 km/uur is geen geluidszone van toepassing. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

De Oosterdijk ligt aan de westkant van het plangebied. Aan de oostkant ligt de provinciale weg N245. Beide wegen hebben een geluidszone. Er is daarom een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 3 bij dit wijzigingsplan opgenomen.

 

Langs de bestaande woningen tussen de Oosterdijk en de N245 ligt al een geluidsscherm. Deze bestaat uit een grondwal met topscherm. In de uitwerking van het stedebouwkundige plan is rekening gehouden met het doortrekken van deze geluidswal met topscherm in zuidelijke richting, parallel langs de N245. Ook in het akoestisch onderzoek is hier van uitgegaan.

Uit het Akoestisch onderzoek blijkt dat er vanwege de N245 voor 15 woningen in het woongebied een hoogst toelaatbare waarde van 53 dB moet worden vastgesteld.

Vanwege het geluid vanaf de Oosterdijk geldt dat voor 5 woningen niet aan de voorkeursgrenswaarde voldaan kan worden. Wel is het mogelijk om de weg aan te wijzen als 30 km/uur-zone. Aangezien met de bouw van de woningen de grens van de bebouwde kom ook opschuift, zal de weg ter hoogte van het plangebied aangewezen worden als 30 km/uur gebied. De gemeente wijst het gebied aan als een dergelijk gebied. Ook zullen ter hoogte van de twee nieuwe ontsluitingen op de Oosterdijk plateaus worden aangelegd. Deze plateaus dienen ook als verkeersremmers, waardoor de weg ook daadwerkelijk ingericht is als 30 km/uur gebied. Het is dan ook niet noodzakelijk om vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege het wegverkeer op de Oosterdijk hogere grenswaarden vast te stellen. Verwezen wordt naar het Memo aanvulling akoestisch onderzoek en het Besluit Hogere Waarden.

5.3 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen hebben betrekking op het gebruik, de opslag en de productie en het transport van gevaarlijke stoffen.

Binnen het plangebied worden geen nieuwe gevaarzettende functies mogelijk gemaakt. Ook zijn er in de omgeving geen inrichtingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Op het recreatieterrein ten westen van het plangebied is wel een gastank aanwezig. Deze staat echter op een relatief grote afstand van het plangebied, waardoor er geen invloed te verwachten is.

Ten westen van het plangebied ligt de provinciale weg tussen Alkmaar en Schagen (de N245). Via deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Een gedeelte van de woningen ligt in de invloedssfeer van de weg. De toename van het groepsrisico en plaatsgebonden risico is echter minimaal. Deze toename wordt acceptabel geacht.

Vanuit het oogpunt van externe veiligheid wordt dit wijzigingsplan uitvoerbaar geacht.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan; een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. Deze publicatie geeft een overzicht van bedrijven met hun richtafstanden voor milieuhinder. De milieuhinder is gebaseerd op de aspecten geluid, geur en gevaar. Het referentiekader voor de opgenomen richtafstanden is een rustige woonwijk of een rustig buitengebied.

In de nabije omgeving zijn alleen woningen aanwezig. Er zijn geen functies aanwezig die van invloed kunnen zijn op de nieuwe woningen. Andersom vormen de nieuwe woningen geen belemmering voor omliggende functies.

5.5 Bodem

In de planvorming moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot toegelaten functies. In de toelichting van een bestemmingsplan, ruimtelijke onderbouwing, e.d. moeten de overwegingen hierover zijn opgenomen. Als blijkt dat de bodemkwaliteit niet direct geschikt is voor de gewenste bestemming dan moet hiervoor een nadere afweging worden gemaakt.

Relevant is om in breder verband integraal naar het onderdeel bodem te kijken. In toenemende mate is bij het opstellen van een bestemmingsplan van belang na te gaan of de kansen van de ondergrond worden benut. Dit bijvoorbeeld voor bodemenergie of ondergronds bouwen. De verschillende gebruiksfuncties moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd.

Van de locatie is geen bodemonderzoek beschikbaar. In dit stadium is alleen globaal iets aan te geven over de geschiktheid van de bodem voor het voorgenomen gebruik, op basis van de bodemkwaliteitskaart, in de omgeving uitgevoerde bodemonderzoeken en eventuele historisch verdachte activiteiten op of in de omgeving van de locatie.

Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de Gemeenten Den Helder, Hollands Kroon en Schagen (2017) is de locatie ingedeeld in deelgebied B5, “Overige woongebieden”. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse Landbouw en Natuur (niet verontreinigd). Deze kwaliteit is geschikt voor de beoogde functie.

Uit bodemonderzoek in de directe omgeving blijkt dat de bovengrond ten hoogste licht verontreinigd is. Het grondwater is matig verontreinigd met barium.

In het historisch bodembestand zijn op en in de directe omgeving van de locatie geen vermeldingen. Wel is bekend dat op het terrein in het verleden sloten zijn gedempt.

De bodemkwaliteit vormt op basis van deze gegevens geen belemmering voor het realiseren van de beoogde bestemming.

De Woningwet (artikel 8, tweede lid, onderdeel c) verplicht gemeenten in hun bouwverordening voorschriften op te nemen voor het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond. Of sprake is van verontreinigde grond kan met een bodemonderzoek worden aangetoond. In de notitie van de RUD NHN “Bodemtoets bij aanvraag Omgevingsvergunning bouwen” van september 2015 zijn de uitgangspunten nader uitgewerkt.

Uit de beschikbare informatie blijkt dat:

  • de bouwwerken naar aard en omvang niet gelijk zijn aan een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning bouwen is vereist;
  • het bouwwerk de grond raakt;

In het kader van een omgevingsvergunning bouw moet derhalve een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dat betekent dat eerst een vooronderzoek conform NEN 5725 moet worden uitgevoerd. Het bodemonderzoek zelf moet worden uitgevoerd conform NEN 5740. Als uit het vooronderzoek blijkt dat er een redelijk vermoeden van asbestverontreiniging is moet ook een onderzoek volgens de NEN 5707 worden uitgevoerd.

5.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt er in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen getroffen behoeven te worden. Op basis van het besluit en de regeling 'Niet in betekenende mate' worden ontwikkelingen die kleiner zijn dan 1500 woningen uitgesloten van verdere toetsing aan de grenswaarden uit de Wm.

Met dit wijzigingsplan worden 21 woningen mogelijk gemaakt. Daarmee draagt het niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.7 Waterhuishouding

Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Voor dit wijzigingsplan is een wateradvies gevraagd. De uitkomst van het wateradvies en de gevolgen voor het plan worden hieronder weergegeven.

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het peilgebied 3100-01 van de polder Woudmeer, met een streefpeil van NAP -2,60 meter. Het gebied watert af middels een stelsel van secundaire- en primaire waterlopen naar het gemaal Woudmeer. Daar wordt het water via dit gemaal op de VRNK boezem uitgeslagen.

Waterkwantiteit

Uit de ingediende gegevens blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen kan dit leiden tot ongewenste peilstijgingen en zal de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. Het plangebied is momenteel onverhard. Voor het bepalen van het oppervlak aan verhardingstoename dienen de oppervlakken te worden meegenomen van de bouwblokken, een in te schatten percentage (ongeveer 50%) van de uitgeefbare terreinen (verminderd met de genoemde bouwblokken) en de aan te leggen wegverhardingen. Er wordt verzocht hiermee rekening te houden bij de verdere ontwikkeling van het plan.

Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid te worden met 10% van de verhardingstoename. Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,37 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 14,4 mm/dag, een drooglegging van 1,30 meter en grondsoort klei. De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen.

Voor de benodigde compensatie is het uitgangspunt in eerste instantie graven van extra wateroppervlak. Uit het plan blijkt dat er de wens is een nieuwe, doodlopende waterloop te realiseren, maar dit is conform het beleid van HHNK niet toegestaan. In een dergelijke waterloop kan geen doorstroming plaatsvinden, waardoor de waterkwaliteit mogelijk zal verslechteren. Een verslechtering van de waterkwaliteit kan onder andere stank of diersterfte veroorzaken en dat is niet wenselijk, zeker niet binnen een stedelijke omgeving.

In het plan heeft de initiatiefnemer aangegeven een wadi te willen realiseren, zodat overtollig regenwater in de bodem kan infiltreren. Binnen de planlocatie bestaat de bodem uit zware klei en het hoogheemraadschap is van mening dat er geen infiltratie zal plaatsvinden, mits de wadi op de juiste wijze wordt aangelegd. Oftewel, voor een wadi geldt alleen een vermindering van het benodigde compensatiepercentage als er extra waterbufferende/-afvoervertragende lagen onder de wadi worden aangebracht, die aantoonbaar leiden tot een duurzaam vertraagde waterafvoer. Bovendien kan stagnant water in een wadi een risico zijn voor de volksgezondheid en het trekt muggen aan, vandaar dat een goede infiltratie noodzakelijk is. Als de initiatiefnemer een alternatieve vorm van compensatie wil, dient deze te voldoen aan de uitgangspunten van onze beleidsregels 'Compensatie verhardingtoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'. Zie de bijlage. Deze beleidsregels en meer informatie over de watertoets zijn te vinden via deze link: https://www.hhnk.nl/portaal/schoon-en-gezond-water_3556/item/watertoets_3017.html

Over de exacte invulling van de compenserende maatregelen treedt het waterschap met de initiatiefnemer van het plan in overleg. Eventuele dempingen dienen één op één te worden gecompenseerd. Zie verder ook hieronder bij Inrichting watersysteem en Ruimtelijke adaptatie.

Inrichting watersysteem

Er wordt verzocht bij de inrichting van de waterhuishouding binnen het plan rekening te houden met het volgende:

  • Naar verwachting zal eerdaags of is onlangs de intentieovereenkomst OSW (overname stedelijk water) Schagen ondertekend door de besturen van de gemeente Schagen en het hoogheemraadschap. Hierin wordt onder meer uitgesproken in 2019 te starten met het proces voor de overname stedelijk water Schagen. Opzet hierbij is dat het onderhoud van het oppervlaktewater binnen de stedelijke/bebouwde gebieden binnen deze gemeente in onderhoud komt bij het hoogheemraadschap, in samenspraak met de gemeente. Hoogstwaarschijnlijk zal daarbij het onderhoud van het natte profiel van de waterlopen binnen/langs dit plan aan de Oosterdijk ook bij het hoogheemraadschap in onderhoud komen. Voorgesteld wordt dat in de te verlenen watervergunning voor dit plan wordt opgenomen dat het natte profiel van de bestaande te handhaven en te graven waterlopen en eventueel aan te leggen natuurvriendelijke oevers binnen het plangebied nu in onderhoud komen bij de gemeente Schagen. Bij het genoemde proces voor de overname stedelijk water Schagen zal dit dan hoogstwaarschijnlijk worden overgenomen door het hoogheemraadschap, volgens de uitgangspunten van de dan tussen de gemeente en hoogheemraadschap af te sluiten overeenkomst. Het droge profiel van deze waterlopen komt en blijft in onderhoud bij de aanliggend eigenaren.
  • De beleidsregels van het hoogheemraadschap schrijven voor dat bij stedelijk water het uitgangspunt is dat varend onderhoud wordt gepleegd, waarbij nieuw aan te leggen en bestaande, te handhaven waterlopen (inclusief grenswaterlopen) dienen te worden aangelegd met een minimale breedte op de waterlijn van zes meter en een minimale waterdiepte van één meter. Indien om gemotiveerde redenen dergelijke waterlopen geringere afmetingen krijgen, geldt als uitgangspunt dat deze waterlopen een waterlijnbreedte krijgen van ten minste drie meter. Ingeschat wordt dat de aan het plan aansluitende waterlopen niet varend worden onderhouden.
  • Bij varend onderhoud dient per vaartracé een locatie met een maaiboot te waterlaatplaats te worden aangebracht. Daarnaast dienen echter ook om de 200 - 250 meter laad-/loslocaties voor uitkomend maaisel e.d. aangelegd te worden. Deze nog toevoegen aan het plan en de tekening. Als laad-/loslocatie kan dienen een verharde of onverharde openbare oever van circa twee á drie meter haaks op de waterloop vanaf de waterlijn gerekend als deze over circa 10 meter breedte evenwijdig aan de waterloop vrij is van obstakels en goed bereikbaar voor een vrachtwagen. De laad/loslocatie maakt onderdeel uit van de oever. De eigenaar van de oever langs deze waterloop is verantwoordelijk voor het onderhoud en het in stand houden van de laad/loslocatie. Deze laad-/loslocaties dienen bereikbaar te zijn en blijven voor rijdend materieel via openbare weg of paden met een minimale breedte van vijf meter. Eventuele bochten in deze paden dienen draaicirkels te krijgen van minimaal 21 meter. Indien er geen rondweg aanwezig zal zijn dient aan het einde van een pad een draaipunt aangelegd te worden met een minimale draaicirkel van 21 meter ten behoeve van onderhoudsverkeer. Verzocht wordt bij de verdere uitwerking van het plan hiermee rekening te houden.
  • Bij waterlopen smaller dan zes meter op de waterlijn moet (rijdend) onderhoud vanaf de kant kunnen worden uitgevoerd. Bij waterlijnbreedtes tussen drie en vier meter geldt als uitgangspunt dat er ten minste aan één zijde van de waterloop een onderhoudspad wordt vrijgehouden van ten minste vijf meter uit de insteek. Bij waterlopen tussen vier en zes meter breed dienen aan weerszijden van de waterloop dergelijke onderhoudspaden te worden vrijgehouden. Verzocht wordt duidelijk op de tekening aan te geven welke onderhoudspaden zullen worden vrijgehouden, ook in de toekomst.

Waterkwaliteit

Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het uitgangspunt is dat huishoudelijk afvalwater en hemelwater van schone oppervlakken gescheiden worden. Het plan voorziet in de nieuwbouw van 21 woningen. Graag ziet het waterschap beschreven hoe omgegaan wordt met het huishoudelijk afvalwater. Gezien de ligging van de woningen wordt verwacht dat een gescheiden rioolstelsel wordt aangelegd waarbij voor het huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op gemeentelijke riolering.

Het hemelwater kan direct afgekoppeld worden naar de bestaande en nieuw te graven watergangen binnen het plangebied. Voor een lozing op het oppervlaktewater moet op grond van de Waterwet een vergunning worden aangevraagd of moet een melding worden gedaan. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het afstromende hemelwater. Met betrekking tot het afstromend hemelwaterwater wordt aangeraden terughoudend om te gaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Indien uit architectonische overwegingen gekozen wordt voor bijvoorbeeld een zinken dak, kan een zuiverende voorziening noodzakelijk zijn. Voor de toepassing van zinken daken wordt aangeraden gebruik te maken van gecoat zink.

Ruimtelijke adaptatie

Geadviseerd wordt om in het ontwerp van het plan het principe van ruimtelijke adaptatie op te nemen. Dit onderwerp ontbreekt in het ontwerpbestemmingsplan. Het plan, waaronder de realisatie van 21 woningen en de inrichting van de openbare ruimte hier omheen, biedt uitstekende kansen hiertoe. Zo zou kunnen worden gedacht aan het aanbrengen van 'groene daken' op nieuwe gebouwen, eventueel met meervoudig ruimtegebruik en waterberging capaciteit. Ook kan bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding met bijbehorende afvoer vertragende onderlaag of waterberging op straat en in verlaagde groenstroken.

Zie voor uitleg en inspiratie hierover: http://www.ruimtelijkeadaptatie.nl, https://deltaprogramma2018.deltacommissaris.nl/viewer/publication/1/2-deltaprogramma- en http://www.groenblauwenetwerken.nl/.

Vergunningen en ontheffingen

Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van =800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Afhankelijk van de complexiteit van de aanvraag en/of werken is het belangrijk om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan.

Bestemming Water

Naar aanleiding van het advies van het waterschap wordt het water binnen de woningbouwlocatie bestemd als 'Water', zodat het watersysteem ook in de toekomst is gewaarborgd.

5.8 Ecologische waarden

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet Natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

In de nabije omgeving zijn geen Natura 2000-gebieden of andere beschermde gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is 'De Schoorlse Duinen' op meer dan 8 kilometer afstand. In onderstaande afbeelding is te zien dat er in de nabije omgeving geen weidevogelleefgebied of NNN-gebieden aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.WPDHN2011Oosterdyk-VA01_0006.png"

Figuur 5.2 Weidevogelleefgebieden en NNN-gebieden (bron: Provincie Noord-Holland)

Gezien de relatief beperkte ontwikkeling van 21 woningen, is er geen invloed te verwachten op verder weg gelegen natuurgebieden. Het wijzigingsplan is op dit punt uitvoerbaar.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Er worden geen sloten gedempt, bomen gekapt of gebouwen gesloopt. De gronden waar de woningen gebouwd worden, zijn nu intensief in gebruik als agrarische cultuurgrond. Het is daarom niet aannemelijk dat er beschermde flora of fauna aanwezig is. Het wijzigingsplan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.

5.9 Archeologische en cultuurhistorische waarden

Het is wettelijk verplicht om bij ruimtelijke plannen ook de aspecten archeologie en cultuurhistorie mee te wegen.

Archeologie

Voor het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage bijgevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat er naar verwachting geen archeologische resten aanwezig zullen zijn. Het plangebied wordt dan ook vrijgegeven. Het uitvoeren van vervolgonderzoek is niet nodig. Mochten tijdens werkzaamheden toch archeologische resten aangetroffen worden, dan dient dit gemeld te worden bij het bevoegd gezag.

Cultuurhistorie

Langs de Oosterdijk staat een stolp met daarin twee woningen. In de opzet van het woonwijkje is rekening gehouden met de stolp, zodat de cultuurhistorische waarden van het pand niet aangetast worden. Aan de noord- en zuidkant zijn de nieuwe woningen op enige afstand van de stolp geprojecteerd. De woning direct ten zuiden van de stolp staat op enige afstand van de weg, zodat het zicht op de stolp vanaf de Oosterdijk intact blijft.

5.10 Kabels en leidingen

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen die gevolgen hebben voor de gewenste ontwikkeling. Wel moeten voor de nieuwe woning huisaansluitingen worden aangelegd. Hiervoor hoeft in dit bestemmingsplan geen beschermende regeling opgenomen te worden.

5.11 Duurzaamheid

De gemeente Schagen heeft in 2013 het "Uitvoeringsprogramma (2014-2018) naar een meer energieneutrale gemeente Schagen" vastgesteld. De gemeente streeft er naar om op de lange termijn energieneutraal en klimaatbestendig te zijn. Op de korte termijn zet de gemeente in op energiebesparing en wordt 24% van het energieverbruik duurzaam opgewekt. Voor nieuwe woningbouw wordt als uitgangspunt 'energie neutraal bouwen' gehanteerd, mits bedrijfseconomisch haalbaar. Dit uitgangspunt is ook van toepassing op onderhavige planontwikkeling.

Daarnaast is er met de stedebouwkundige opzet rekening gehouden met een duurzame ontwikkeling van de nieuwe woningen. Het grootste gedeelte van de woningen heeft een dakvlak gericht op het zuiden, wat aantrekkelijk is voor zonnepanelen. Daarnaast wordt onderzocht of andere duurzame uitgangspunten kunnen worden toegepast. Het idee is om een duurzame en energiezuinig woonwijkje te ontwikkelen. De wens is om alle woningen gasloos te bouwen, zodat er geen investering gedaan hoef te worden in aardgasleidingen die in 2050 al overbodig zijn. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven, wordt tijdens de verdere uitwerking van de plannen nader uitgewerkt. Het belangrijkste uitgangspunt is dat de nieuwe woningen op een duurzame en (mogelijk) energie neutrale manier gebouwd kunnen worden.

5.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Een planMER is een in de Wet milieubeheer (Wm) vastgelegde procedure waarmee voor de m.e.r.-(beoordelings)plichtige onderdelen van een ruimtelijk plan de milieugevolgen op basis van een zekere bandbreedte worden beoordeeld. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen.

De drempelwaarden waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Voorliggend plan valt onder de categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Hiervoor is de volgende drempelwaarde van belang:

D 11.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Met het planvoornemen (de realisatie van 21 woningen) wordt deze drempelwaarde niet overschreden. Er geldt om die reden een vormvrije m.e.r.-beoordeling. In dit kader kan worden aangegeven dat de kenmerken, plaats en milieueffecten van de voorgenomen ontwikkeling in voorgaande paragrafen reeds zijn onderzocht. Op basis hiervan mag worden aangenomen dat de toekomstige activiteiten in het plangebied geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zullen hebben. Naar alle Europese criteria voor de afweging hieromtrent is gekeken.

Dit bestemmingsplan geeft geen aanleiding voor een vervolgonderzoek in het kader van het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan moet inzicht gegeven worden op welke wijze (overleg)instanties en belanghebbenden betrokken worden bij het vaststellen van het bestemmingsplan.

Vooroverleg

Het wijzigingsplan wordt, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden

naar de overleginstanties.

Zienswijze

Het ontwerpwijzigingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Er zijn zienswijzen ingediend. Deze zijn van een reactie voorzien in de Nota van Zienswijzen. De zienswijzen geven geen aanleiding tot aanpassingen in het wijzigingsplan. Wel is het plan ambtelijk gewijzigd. Verwezen wordt hiervoor naar het Vaststellingsbesluit.

Vervolg

Na vaststelling vindt de publicatie van het vaststellingsbesluit plaats. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn van 6 weken is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De

economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de financiële haalbaarheid en anderzijds door de wijze van kostenverhaal door de gemeente.

Financiële haalbaarheid

De realisatie van de 21 compensatiewoningen betreft een particulier initiatief. De gemeente Schagen heeft geen directe financiële rol binnen het project. Voor beide projecten is een exploitatieopzet opgesteld. Hieruit blijkt dat de sanering en verplaatsing (deels) gefinancierd kan worden met de 21 woningen. Er komen met de woningen voldoende middelen beschikbaar. De financiële uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten tussen (particuliere) initiatiefnemers en gemeenten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Tussen de beide initiatiefnemers en de gemeente is een overeenkomst gesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over het kostenverhaal met betrekking tot dit project. Ook is er in de overeenkomst een termijn opgenomen waarbinnen de compensatiewoningen gerealiseerd moeten worden. Met het sluiten van de overeenkomst is het kosten verhaal verzekerd. Er hoeft geen exploitatieplan bij dit wijzigingsplan vastgesteld te worden.