direct naar inhoud van Artikel 7 Groen
Plan: Warmenhuizen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPWHZ2011-OH01

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bebossing en beplanting;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. wegen en straten;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. verkeersvoorzieningen;
  • i. openbare nutsvoorzieningen;
  • j. incidentele evenementen;
  • k. recreatief medegebruik;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. een bergbezinkbassin, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bergbezinkbassin";

met de daarbijbehorende:

  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. een bergbezinkbassin zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bergbezinkbassin" worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1' met de daarbijbehorende aanduidingen, mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 14 van toepassing zijn;
    • 2. er maximaal 4 woningen worden gerealiseerd;
    • 3. het parkeren plaats vindt op het eigen erf;
    • 4. de woningen op een zodanige afstand van het emissiepunt van het naastgelegen veehouderijbedrijf worden gesitueerd, dat de geurbelasting voldoet aan de geldende normen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat de belangen van de veehouderij niet worden geschaad;
    • 5. de verkaveling en de situering van de gebouwen zodanig is, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
    • 6. er sprake is van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
    • 7. de mogelijke toename van woningen in overeenstemming is met het op het moment van wijziging geldende gemeentelijke en provinciale woningbouwbeleid;
    • 8. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.