direct naar inhoud van Artikel 8 Centrum - 2
Plan: Bestemmingsplan Binnenstad
Status: goedgekeurd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.BPBinnenstad-OH01

Artikel 8 Centrum - 2

 

8. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Centrum - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

2.    detailhandel, met inbegrip van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;

met dien verstande dat de bewinkeling niet aan de Glop mag plaatsvinden;

3.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet bedoeld de opslag (en verkoop) van consumentenvuurwerk, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’;

4.    dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

5.    maatschappelijke voorzieningen;

6.    horecabedrijven categorie 1 en 2, voorzover deze per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘Wro-zone - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de categorieën en het aantal horecapanden van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen horecagebied is aangegeven:

-       horecabedrijven categorie 1.3, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie1.3’;

-       horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;

-       horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;

-       horecabedrijven categorie 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.3’;

7.    horecabedrijven categorie 3;

8.    een hotel, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - hotel’;

9.    speelautomatenhallen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal’;

10.  woningen;

b.    tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

c.    wegen en paden;

d.    parkeervoorzieningen;

e.    nutsvoorzieningen;

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.

8. 2.       Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.    per gebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;

b.    tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over een horizontale diepte van ten minste 10,00 m dan wel de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;

c.    de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

f.     de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;

g.    indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven;

h.    de goothoogte en de bouwhoogte van het gebouw dat op een grotere diepte dan 10,00 vanaf de gevellijn gebouwd is, zal ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw bedragen, met dien verstande dat:

1.    de goothoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 4,00 m zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 6,00 m zal bedragen.

8. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.    de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

8. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

8. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub f en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;

b.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;

c.    het bepaalde in lid 8.2.1. sub h en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van de achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw.

8. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van gebouwen voor de in lid 8.1. sub a onder 1 tot en met 7 genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 300 m² bedraagt, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘supermarkt’;

c.    het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag horeca aanwezig is, in welk geval de bestaande situatie geldt;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in:

1.    in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;

2.    afwijking van de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daar­bijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;

3.    die zin dat meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden meer dan 15 m bedraagt, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van een aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’;

e.    het gebruik van winkels ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf, tenzij de bestaande horecavloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat loketverkoop plaatsvindt, met uitzondering van de gronden die ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van detailhandel - loketverkoop’;

g.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speelautomatenhal’, in welk geval een speelautomatenhal is toegestaan;

h.    het gebruik van de gronden en bouwwerken aan de zijde van de Glop voor detailhandel;

i.      het gebruik van gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk van meer dan 1.000 kg, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel - verkoop en opslag van consumentenvuurwerk’.

8. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 8.1. sub a onder 3 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, mits:

1.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd;

b.    het bepaalde in lid 8.5. sub a en toestaan dat ten hoogste twee aangesloten panden worden gebruikt voor de in lid 8.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden, mits:

1.    de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² bedraagt;

2.    de bouwkundige ingreep ter verbinding van de panden ten minste 6,00 m achter de gevellijn plaatsvindt;

3.    de gevraagde ontheffing niet eerder wordt verleend nadat onderzoek is verricht naar de cultuurhistorische waarde van de panden en dat handhaving van waardevolle delen is gewaarborgd;

c.    het bepaalde in lid 8.5. sub c en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden.

8. 7.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

-       een horecabedrijf categorie 2 wordt gevestigd binnen de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding ‘horeca van categorie’ met daarbijbehorende categorie-aanduiding, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied horeca’ met gebiedsaanduiding;

2.    het aantal panden dat mag worden gebruikt voor horecabedrijven correspondeert met de categorieën van de in bijlage 3 opgenomen tabellen, met dien verstande dat niet meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden niet meer dan 15 m bedraagt;

3.    de aanduiding ‘horeca van categorie’ met de van toepassing zijnde categorie-aanduiding wordt aangebracht.