Plan: | Bestemmingsplan Binnenstad |
---|---|
Status: | goedgekeurd |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0405.BPBinnenstad-OH01 |
7. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. detailhandel, niet zijnde grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
2. detailhandel, met inbegrip van grootschalige detailhandel in voedings- en genotmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
met dien verstande dat de bewinkeling niet aan het Achterom en de Korte Achterstraat mag plaatsvinden;
3. culturele voorzieningen;
4.
horecabedrijven categorie 1 en 2, voorzover deze
per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van
horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de
categorieën en het aantal horecapanden
van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen horecagebied is
aangegeven:
- horecabedrijven categorie 1.3, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1.3’;
- horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;
- horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;
5. horecabedrijven categorie 3;
6. woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;
b. tuinen, erven en terreinen;
met de daarbijbehorende:
c. wegen en paden;
d. parkeervoorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.
7. 2.
Bouwregels
7. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. per gebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;
b. tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over een horizontale diepte van ten minste 10,00 m dan wel de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een in de gevellijn gebouwd gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel van het betreffende gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
e. de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;
f. indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw over ten minste een diepte van 10,00 m tot maximaal de diepte tot de bestaande achtergevel voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven;
g. de goothoogte en de bouwhoogte van het gebouw dat op een grotere diepte dan 10,00 vanaf de gevellijn gebouwd is, zal ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw bedragen, met dien verstande dat:
1. de goothoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
2. de bouwhoogte van de gebouwen die achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw worden gebouwd, ten hoogste 6,00 m zal bedragen.
7. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
a. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
7. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7. 3.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
b. de woonsituatie;
c. de milieusituatie;
d. de verkeerssituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7. 4.
Ontheffing
van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 7.2.1. sub e en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;
b. het bepaalde in lid 7.2.1. sub f en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
c. het bepaalde in lid 7.2.1. sub g en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van de achter de bestaande achtergevel van het in de gevellijn gebouwde gebouw wordt vergroot tot ten hoogste de goot- respectievelijk bouwhoogte van het in de gevellijn gebouwde gebouw.
7. 5.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gebouwen voor de in lid 7.1.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een winkel in voedings- en genotmiddelen, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 300 m² bedraagt, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding ‘supermarkt’;
c. het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag horeca aanwezig is, in welk geval de bestaande situatie geldt;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven:
1. in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;
2. in afwijking van de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daarbijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;
3. in die zin dat meer dan 2 horecabedrijven naast elkaar worden gevestigd en de gezamenlijke gevellengte van 2 naast elkaar gelegen horecapanden meer dan 15 m bedraagt, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van een aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’;
e. het gebruik van winkels ten behoeve van horeca categorie 3, zodanig dat de horecavloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan 10% van de verkoopvloeroppervlakte van het bedrijf, tenzij de bestaande horecavloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte geldt;
g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor (dienstverlenende) bedrijven en dienstverlenende instellingen;
h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speelautomatenhallen;
i. het gebruik van de gronden en bouwwerken aan de zijde van het Achterom en de Korte Achterstraat voor detailhandel.
7. 6.
Ontheffing
van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 7.5. sub a en toestaan dat ten hoogste twee aangesloten panden worden gebruikt voor de in lid 7.1. sub a onder 1 tot en met 5 genoemde doeleinden, mits:
1. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² per bouwlaag bedraagt;
2. de bouwkundige ingreep ter verbinding van de panden ten minste 6,00 m achter de gevellijn plaatsvindt;
3. de gevraagde ontheffing niet eerder wordt verleend nadat onderzoek is verricht naar de bouw/-cultuurhistorische waarde van de panden en dat handhaving van waardevolle delen is gewaarborgd;
b. het bepaalde in lid 7.5. sub c en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden, mits:
- deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied c’.