direct naar inhoud van Artikel 12 Natuur - Bos en Heidegebied
Plan: Buitengebied 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.00bp00buitengeb-oh01

Artikel 12 Natuur - Bos en Heidegebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Bos en Heidegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  • b. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, alsmede cultuurhistorische waarden;
  • c. de bescherming van bijzondere cultuurhistorisch waardevolle kenmerken en structuren;

en tevens voor:

  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. picknickplaatsen;
  • f. agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;
  • g. vormen van intensief dagrecreatief medegebruik zoals dagkampeerterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - dagkampeerterein';
  • h. verblijfsrecreatief medegebruik, behalve in de periode van 1 oktober tot 1 april in de vorm van seizoenstandplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie-1';
  • i. verblijfsrecreatief medegebruik, behalve in de periode van 1 november tot 1 maart (met uitzondering van de kerstvakantieperiode) uitsluitend in de vorm van tenten met een maximale gezamenlijke tentoppervlakte van 350 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie-2';
  • j. dagrecreatie, ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  • k. verblijfsrecreatief medegebruik, behalve in de periode van 1 november tot 1 maart (met uitzondering van de kerstvakantieperiode) in de vorm van niet-permanente bewoning van een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • l. kantoren, opslagruimte, dierenverblijven en kassen ten behoeve van het beheer van een buitenplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheersgebouwen buitenplaats';
  • m. een bezoekerscentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bezoekerscentrum';
  • n. een ecoduct, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
  • o. hondentrainingsveld, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondentraining'
  • p. de bescherming van karakteristieke objecten, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • q. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • r. golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  • s. bijenschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijenschuur';
  • t. draf- en renbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - draf- en renbaan';
  • u. bosbouwkundig medegebruik, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bosbouwkundig medegebruik';
  • v. een zwembad, ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
  • w. een tennisbaan, ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de in artikel 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

12.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
  • a. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt, tenzij in lid 12.2.2 anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 meter bedraagt, tenzij in lid 12.2.2, 12.2.3, 12.2.4, 12.2.5 en 12.2.6 anders is aangegeven;
  • d. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
12.2.2 ten aanzien van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
  • a. uitsluitend binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning' bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedraagt;
  • d. de goothoogte van bedrijfswoningen niet meer dan 5,00 meter bedraagt, met dien verstande dat dit niet meer dan 6,00 meter is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - agrarisch natuurbeheer';
  • e. de bouwhoogte van bedrijfswoningen niet meer dan 9,00 meter bedraagt;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 600 m3 bedraagt;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - agrarisch natuurbeheer' niet meer dan 225 m2 bedraagt;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • j. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.
  • k. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 20 m² bedraagt;
12.2.3 ten aanzien van (hoofd)gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheersgebouwen buitenplaats'
  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 500 m2 bedraagt;
12.2.4 ten aanzien van hondentrainingsveld
  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 40 m2 bedraagt;
12.2.5 ten aanzien van recreatiewoningen
  • a. uitsluitend binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'recreatiewoning' recreatiewoningen mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning niet meer dan 50 m2 bedraagt.
12.2.6 ten aanzien van de bijenschuur
  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
12.2.7 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • d. onverminderd het bepaalde onder b zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur - agrarisch medegebruik', 'recreatiewoning' en 'specifieke vorm van sport - hondentrainingsveld' toegestaan waarbij de gezamenlijke oppervlakte per aanduidingsvlak niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beheersgebouwen buitenplaats' de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijenschuur' de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 75 m² bedraagt.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Beheersgebouwen ten behoeve van natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.7 voor de bouw van beheersgebouwen ten behoeve van natuurbeheer met een hoogte van niet meer dan 4,00 meter en een bebouwde oppervlakte van niet meer dan 50 m2, mits de natuurlijke en landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.

12.3.2 Observatiehutten ten behoeve van natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.7 voor de bouw van observatiehutten ten behoeve van natuurbeheer met een hoogte van niet meer dan 6,00 meter, mits:

  • a. deze noodzakelijk zijn in het kader van natuurbeheer, natuurwetenschappelijk onderzoek of natuureducatie;
  • b. de natuurlijke en landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. het vergraven van de gronden;
  • b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
12.4.2 Natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden

Onder het doel behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, alsmede cultuurhistorische waarden vallen de volgende karakteristieken, elementen en aspecten:

  • a. de plaatsgebonden reliëfvormen, geomorfologische, geologische, bodemkundige en hydrologische karakteristieken;
  • b. de aan het landschapstype eigen structuur van verkaveling en ontsluiting;
  • c. de aan het landschapstype eigen karakteristieken van voorkomende natuurlijke levensgemeenschappen, te weten flora, fauna en begroeiïngsvormen;
  • d. daarin voorkomende archeologische en/of cultuurhistorische elementen;
  • e. de daarin voorkomende karakteristieke landschapselementen zoals oude solitaire bomen, begroeïngselementen, engen, waterelementen en andere natuurdragende en/of landschapsbeeldbepalende elementen;
  • f. de aan het gebied eigen hydrologische huishouding van inzijgen, stagnatie en waterbuffering.
12.4.3 Cultuurhistorische waarden

Onder het doel bescherming van bijzondere cultuurhistorisch waardevolle kenmerken en structuren vallen de volgende aspecten:

  • a. de in het gebied aanwezige visuele relaties;
  • b. bijzondere tuinstijl met een parkachtig karakter;
  • c. assenstelsel en padenstructuur;
  • d. diversiteit aan beplanting;
  • e. de historisch gegroeide samenhang tussen de verschillende (bebouwings)elementen.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 12.1 bedoelde gronden, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

  • 1. het egaliseren van gronden;
  • 2. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • 3. het veranderen, verleggen en/of aanleggen, van wegen en paden, het verharden daarvan en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, zoals parkeervoorzieningen;
  • 4. het aanleggen van waterlopen, en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • 5. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • 6. het diepploegen, zijnde het extra diep - ca. 0,4 meter of meer - omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • 7. andere werken die een wijzing van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
12.5.2 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 12.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden geschaad, of kunnen worden verkleind dan wel dat de uitvoering van de werkzaamheden niet noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

12.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.