direct naar inhoud van Artikel 13 Natuur - Veenweidegebied
Plan: Buitengebied 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.00bp00buitengeb-oh01

Artikel 13 Natuur - Veenweidegebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Veenweidegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde landschappelijke- en natuurwaarden, alsmede cultuurhistorische waarden;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. picknickplaatsen;
  • e. agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;

met de daarbij behorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de in artikel 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

13.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
  • a. deze niet zijn toegestaan;
13.2.2 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 20 m² bedraagt;
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Beheersgebouwen ten behoeve van natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.1 voor de bouw van beheersgebouwen ten behoeve van natuurbeheer met een hoogte van niet meer dan 4,00 meter en een bebouwde oppervlakte van niet meer dan 50 m2, mits de natuurlijke en landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.

13.3.2 Observatiehutten ten behoeve van natuurbeheer

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.1 voor de bouw van observatiehutten ten behoeve van natuurbeheer met een hoogte van niet meer dan 9,00 meter, mits:

  • a. deze noodzakelijk zijn in het kader van natuurbeheer, natuurwetenschappelijk onderzoek of natuur-educatie;
  • b. de natuurlijke en landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden aangetast.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. het vergraven van de gronden;
  • b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 13.1 bedoelde gronden, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

  • a. het egaliseren van gronden;
  • b. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • c. het veranderen, verleggen en/of aanleggen, van wegen en paden, het verharden daarvan en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, zoals parkeervoorzieningen;
  • d. het aanleggen van waterlopen, en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • f. het diepploegen, zijnd het extra diep -ca 0,4 meter of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. andere werken die een wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
13.5.2 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 13.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden geschaad, of kunnen worden verkleind dan wel dat de uitvoering van de werkzaamheden niet noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

13.5.3 Uitzonderingen op verbod

Het in lid 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.