direct naar inhoud van Artikel 11 Natuur - Weiland
Plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPbuitengebied-OH01

Artikel 11 Natuur - Weiland

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur - Weiland' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van natuurwetenschappelijke, ecologische en landschappelijke waarden van de weilanden;
  • b. het beweiden door dieren;
  • c. recreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. erfontsluitingswegen ten behoeve van woningen en bedrijven;

met daarbij behorende:

  • e. paden en ontsluitingswegen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. bruggen en viaducten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.1.2 Specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein' zijn de in lid 11.1.1 bedoelde gronden tot zes maanden na uitvoering van de werkzaamheden van het Tracébesluit 'Weguitbreiding Schiphol - Amsterdam - Almere' waarin dit bestemmingsplan voorziet en uiterlijk tot 31 december 2020 tevens bedoeld voor:

  • a. opslagplaatsen;
  • b. werkplaatsen;
  • c. bouwketen;
  • d. parkeerplaatsen voor personeel en bezoekers;
  • e. laad- en losplaatsen;
  • f. grond-, zand- en slibdepots;
  • g. bouwzones ten behoeve van de werkzaamheden;
  • h. bouwwegen met een maximale breedte van 5 m;
  • i. watergangen met een maximale breedte van 6 meter;
  • j. watercompensatie.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend openbare schuilhutten en observatieposten toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de in lid 11.2.1 onder a bedoelde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de totale oppervlakte van de in lid 11.2.1 onder a bedoelde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m2 per bestemming met een maximum van 25 m2 per bouwwerk, waarbij per bestemmingsvlak niet meer dan 2 bouwwerken gerealiseerd mogen worden;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a, b en c zijn schuilstallen toegestaan, waarvan de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter, de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2, waarbij per perceel niet meer dan 1 schuilstal gerealiseerd mag worden;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a, b, en d zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken' solitaire stallen toegestaan waarvan de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' op de verbeelding is aangegeven en waarvan het maximum bebouwd oppervlak niet meer mag bedragen dan met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' op de verbeelding is aangegeven, indien geen maatvoering is aangegeven geldt de bestaande maatvoering ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als maximum maatvoering;
  • f. in aanvulling op het bepaalde in lid 11.2.1 onder e mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' tevens overkappingen worden gebouwd tot een oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte van 4 meter;
  • g. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a, b en d is ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' een gemaal toegestaan waarvan de bestaande maatvoering ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als maximum maatvoering geldt.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken van erf- of perceelafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van propaantanks mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van ooievaarsnesten mag niet meer bedragen dan 8 meter, waarbij geldt dat niet meer dan 3 ooievaarsnesten per bestemming zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, uitgezonderd bruggen en viaducten, mag niet meer bedragen dan 4 meter.

11.2.3 Specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein

In afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 en 11.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk werkterrein' tot zes maanden na uitvoering van de werkzaamheden van het Tracébesluit 'Weguitbreiding Schiphol - Amsterdam - Almere' waarin dit bestemmingsplan voorziet en uiterlijk tot 31 december 2020, de volgende bouwregels:

  • a. op de gronden zijn bouwketen toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6,5 m;
  • b. op de gronden zijn grond-, zand- en slibdepots toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bouwwerk

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1, teneinde de bouw van één uitkijktoren toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 meter;
  • b. de afstand tot bestaande woonbebouwing tenminste 150 meter dient te bedragen.

11.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van een paardenbak en/of een stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een bedrijfswoning, een burgerwoning of manege, onder de voorwaarden dat:

  • a. maximaal 1 paardenbak en/of stapmolen per bedrijfswoning of burgerwoning wordt gerealiseerd;
  • b. maximaal 2 paardenbakken en/of stapmolens bij een manege worden gerealiseerd;
  • c. de paardenbak en/of de stapmolen als volgt wordt/worden gesitueerd:
    • 1. achter hoofdgebouwen;
    • 2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;
    • 3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
    • 4. maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing binnen het bouwvlak;
    • 5. minimaal 25 m van woningen van derden;
  • d. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
  • e. de hoogte van een hek rondom een paardenbak en/of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • f. indien de paardenbak en/of de stapmolen vanaf de weg zichtbaar is, afschermende beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
  • g. de paardenbak en/of de stapmolen wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
  • h. lichtmasten bij de paardenbak en/of stapmolen niet zijn toegestaan;
  • i. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.

11.3.3 Propaantanks

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het toestaan van propaantanks onder de voorwaarden dat:

  • a. plaatsing op het gedeelte van het perceel met de bestemming 'Wonen' niet mogelijk is;
  • a. de externe veiligheid wordt gewaarborgd;
  • b. geen aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
11.4.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden waarop deze bestemming betrekking heeft zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren

  • a. het aanleggen van wegen, parkeerplaatsen, verharde fiets- of wandelpaden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het diepploegen, ontginnen, ophogen, afgraven of egaliseren van de grond;
  • c. het dempen, graven of veranderen van waterlopen of waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • e. het verwijderen van bosopstanden, houtsingels, het slechten van houtwallen en het bebossen van gronden;
  • f. het beplanten van gronden met meer dan vijf bomen per perceel.

11.4.2 Uitzondering

Het in lid 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

11.4.3 Voorwaarden

De in lid 11.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts en alleen verleend indien de natuurlijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, aardkundige en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.