direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landelijk Gebied Zuid-Ecodorp Bergen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Voorliggende partiële herziening is bedoeld om het juridisch kader te bieden voor het kunnen uitvoeren van een ruimtelijk initiatief. Tevens biedt voorliggend bestemmingsplan de onderbouwing van waarom het gewenste ruimtelijk initiatief inpasbaar is op de door initiatiefnemer Stichting Ecodorp Bergen gewenste locatie.

1.2 Aanleiding

In 2004 kocht het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 53 overtollig geworden militaire terreinen van Defensie, met het doel hiermee groene rijksdoelen te realiseren.


De Dienst Landelijk Gebied (DLG) kreeg in 2005 opdracht om, in samenwerking met het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), voor deze terreinen een nieuwe bestemming en een nieuwe eigenaar te vinden.


Het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PrOMT) dat hiermee van start ging, moest budgettair neutraal worden uitgevoerd; de kosten van verwerving, sloop, saneren en groene inrichting van de 53 terreinen worden gedekt uit de opbrengst bij verkoop van de herontwikkelde terreinen. Dit betekent dat niet alleen natuur kan worden gerealiseerd; op enkele terreinen zullen voor (een deel) ook "rode" functies ontwikkeld worden. Voorbeelden van rode functies zijn woningbouw, bedrijventerrein, landgoed, culturele, educatieve en recreatieve functies. Voor elk terrein wordt samen met betrokken gemeente en provincie naar een nieuwe bestemming en eigenaar gezocht.


Het mobilisatiecomplex (MOB) Bergen aan de Groeneweg 14 in de gemeente Bergen, Noord-Holland, was één van de laatste van de 53 objecten waarvoor in 2011 nog een nieuwe bestemming en eigenaar werd gezocht. Hieronder een weergave van het terrein in de staat bij verkoop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0001.png"

Figuur 1.1 Luchtfoto voormalig MOB-complex Bergen

Ten behoeve van de verkoop van het terrein is een Publiek Programma van Eisen opgesteld. Het PPE is in nauw overleg tussen DLG, de provincie Noord Holland en de gemeente Bergen tot stand gekomen. Dit PPE is in december 2012 vastgesteld door de genoemde instanties en vormt daarmee het uitgangspunt voor de verdere planontwikkeling.


Met dit Publiek Programma van Eisen (PPE) is aangegeven welke ambities het Rijk, provincie Noord-Holland en gemeente Bergen hebben voor MOB Bergen en welke mogelijkheden er zijn voor een herbestemming. Het geeft de kaders weer voor wat er op het complex mag en kan worden ontwikkeld.


Het PPE beschrijft de ruimtelijke kwaliteiten die vanuit publieke belangen geborgd moeten worden door een kwalitatief hoogwaardige en zorgvuldige herontwikkeling van het complex.


Het PPE bevat de publieke eisen, bijzondere randvoorwaarden en de aandachtspunten waaraan bij herontwikkeling van het complex moet worden voldaan of waar anderszins rekening mee moet worden gehouden. Het gaat hierbij om wensen en eisen ten aanzien van de functies wonen, natuur, landschap, cultuurhistorie, recreatieve toegankelijkheid, ontsluiting, waterbeheer en de relatie met de omgeving.

Doel en status van het PPE

Het PPE is de basis geweest voor de openbare verkoop van MOB Bergen. De door aspirant kopers ingediende plannen voor herontwikkeling moesten in gaan op de eisen en randvoorwaarden die hierin zijn beschreven. Het programma geeft aan welke kwaliteiten en eisen bij de herontwikkeling van het complex vanuit de publieke belangen centraal staan, niet hoe deze uiteindelijk worden geborgd. De inhoud van het PPE is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.


Ecodorp Bergen heeft een biedingsvoorstel gemaakt dat is goedgekeurd en toegelaten voor deelname aan de openbare bieding op 16 mei 2013. Als resultaat van deze publieke verkoopprocedure is de Ecodorp Steunstichting eigenaar geworden van het terrein waarvan Stichting Ecodorp Bergen de gebruiker is en het ecodorp realiseert. Zij heeft hiervoor een visie, missie en doelstellingen geformuleerd als ook een inpassingsplan. Er dient een bestemmingsplan te worden opgesteld die hier een juridische borging aan geeft. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.3 Wat is een Ecodorp?

Een Ecodorp is een bewust gekozen diverse gemeenschap die ecologische, sociale, economische en culturele aspecten op een geïntegreerde wijze toepast met als doel een zoveel mogelijk zelfvoorzienende en veerkrachtige groep te vormen. Daarbij wordt het enorme potentieel van de creativiteit en inzet van onderaf van burgers benut in de noodzakelijke transitie naar een duurzame samenleving.

1.3.1 Visie Ecodorp Bergen

De visie luidt als volgt:

"Wij zien een wereld waar mensen respectvol en in harmonie leven, in verbinding met zichzelf, elkaar, de omgeving en de kosmos en waar ruimte is voor de ontplooiing van ieders kwaliteiten".

1.3.2 Missie Ecodorp Bergen

De missie luidt als volgt:

"Wij willen dit bereiken door op het voormalige Mobiliteitscomplex duurzame huizen te bouwen, gebouwen te bestemmen voor ateliers, theater, muziek, dans, tentoonstelling, restaurant, winkel, kringloop, healing, cursussen/seminars, werkplaatsen en gemeenschappelijke voorzieningen. Verder scheppen wij ruimte voor recreatie, permacultuurtuinen, dieren, waterzuivering en het opwekken van duurzame energie.


Wij zijn zoveel mogelijk zelfvoorzienend op het gebied van voedselvoorziening, energie, water, waterzuivering en afvalverwerking. Bouwmaterialen worden zoveel mogelijk lokaal betrokken en hergebruikt. Wij realiseren ons dat het een ambitieus plan is dat alleen kan slagen als er wordt samengewerkt op een nieuwe manier: in vertrouwen, met bereidheid tot zelfreflectie en zorgend voor elkaar. Het zal een langdurig proces zijn want het is een proeftuin waar oude en nieuwe technieken/principes/inzichten op het gebied van gemeenschapsvorming en duurzaamheid toegepast zullen worden. De ervaringen en opgedane kennis zullen beschikbaar zijn voor iedereen"

De missie samengevat:

  • Versterken van natuurwaarden;
  • Ateliers en werkplaatsen;
  • Beheer van het landschap;
  • Bijdrage aan duurzaam toerisme;
  • Duurzaam samenleven & gemeenschapsvorming;
  • Zelfvoorzienend in voedselvoorziening, energie, water, waterzuivering en afvalverwerking;
  • Educatie, informatie en voorlopersrol voor maatschappelijke vernieuwing.


Ecodorp Bergen heeft een biedingsvoorstel neergelegd die de basis heeft gevormd bij de gunning van het terrein aan Ecodorp Bergen.


Hierna een korte weergave / opsomming van dit biedingsvoorstel. In hoofdstuk 2 worden de plannen van Ecodorp Bergen nader uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0002.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0003.png"  

Figuur 1.2 Voorstel Ecodorp Bergen

Ecodorp Bergen heeft in het biedingsvoorstel aangegeven met de volgende opsomming van bebouwing te kunnen volstaan en waarmee in totaal samen met de rest van de ontwikkelingsvisie voldaan werd aan het programma van eisen, zowel qua voorziene functies als ook qua bebouwd oppervlakte:

  • Behoud van de twee aanwezige dienstwoningen;
  • Bouw dorpshuis;
  • Bouw ecowoningen tbv maximaal 80 personen;
  • Gebouwen voor algemene voorzieningen - ruilwinkel, receptie, kantoor, atelier, cursus-/seminarruimte.


Voor de nieuwbouw is een goothoogte van maximaal 7m en een nok van maximaal 11m voorzien. Daarnaast moet de bunker in het zuidwestelijke deel blijven staan. In totaliteit is hiermee de 2000 m² bebouwd oppervlakte (exclusief bunker, deze telt niet mee) benut. De verwachting is dat binnen deze toegestane 2000 m2, circa 450 a 600 m2 wordt gebruikt voor gemeenschappelijke ruimtes, werkruimtes en openbare ruimtes. Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven heeft de gemeente Bergen aanvullend aangegeven in te stemmen met het gebruik van een bestaande loods voor agrarische doeleinden op het westelijk deel (welke niet meetelt in de 2000 m2 toegestane oppervlakte aan gebouwen).

1.4 Het vigerend bestemmingsplan

Het plangebied waar Ecodorp Bergen wordt ontwikkeld ligt in het plangebied van bestemmingsplan Weidegebied van de gemeente Bergen (N H) zoals deze is vastgesteld op 28 juni 1994. Hieronder een weergave van de bestemmingsplankaart. In het genoemde bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor 'Defensiedoeleinden'. De vorming van een Ecodorp is in strijd met het bestemmingsplan. Medewerking is mogelijk via een aanpassing van het bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0004.png"  












afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0005.png"
 

Figuur 1.3 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.5 Doel

Met deze partiële herziening wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de (ruimtelijke) gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling onderbouwd en wordt de ontwikkeling van het Ecodorp juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.6 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een uitgebreidere weergave gegeven van het plan mede in relatie tot het vigerende ruimtelijk beleid. In Hoofdstuk 3 komen de verschillende relevante beleidsstukken voorbij die van toepassing zijn op het plan. Hoofdstuk 4 behandelt de verschillende milieu- en andere omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 staat de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan centraal, waarna hoofdstuk 6 ingaat op de juridische vertaling van het plan naar verbeelding en regels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ligging plangebied en historie

Het voormalige mobilisatiecomplex (MOB) Bergen ligt aan de Groeneweg 14 in Bergen en grenst aan het voormalige militaire vliegveld Bergen. Beide liggen buiten de bebouwde kom van Bergen, in de Bergermeerpolder. Het MOB ligt niet in het Natuur Netwerk Nederland (NNN), het voormalige vliegveld wel.


Op het MOB stond ten tijde van de aankoop van het terrein een tweetal dienstwoningen. Daarnaast bevatte het complex een onderhoudsgarage, een 11-tal loodsen, een 5-tal munitiebunkers, een wachtgebouw en een bunker. De gebouwen stonden verspreid gesitueerd over het terrein (totaal circa 10.000 m2 aan gebouwen). Inmiddels zijn verschillende gebouwen al gesloopt.


Daarnaast was ten tijde van de aankoop in totaal circa 46.000 m2 verharding aanwezig, bestaande uit klinkers, betonplaten en asfalt, onder andere in de vorm van een 3-tal betonnen platforms. Inmiddels is veel verharding al verwijderd.

Het complex is circa 19,5 hectare groot. Hiervan is 4,5 hectare in gebruik bij de Nationale Reserve (NatRes) en dit blijft zo. Dit deel van het terrein is afgeschermd met een hek en voorzien van een eigen ontsluiting. Dit deel valt buiten het bestemmingsplan en de situatie wijzigt niet. De overige 15 hectare kan worden herbestemd en overeenkomstig worden ontwikkeld. In de figuur hieronder is de 15 hectare van het te ontwikkelen gebied weergegeven binnen het zwarte kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0006.png"Figuur 2.1 Ligging plangebied

Op de hierna opgenomen serie kaarten is de ontwikkeling van het voormalige mobiliteitscomplex zichtbaar gemaakt. Hiertoe is gebruik gemaakt van de website www.watwaswaar.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0007.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0008.png"  

Anno 1600 Anno 1909

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0009.png"

Anno 1937 Diverse boerderijen waar een jaar later het vliegveld wordt aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0010.png"

Anno 1961

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0011.png"

Anno 2014

Figuur 2.2. Historische ontwikkeling plangebied

Wat opvalt is de gestage landschappelijke groei van het terrein. In de loop der jaren is de groenbeplanting steeds forser geworden en daarmee is het terrein een robuust landschapselement gaan vormen in dit polderlandschap, een groene oase.


Hierna volgen nog enkele oude foto's van het voormalige complex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0014.png"
Figuur 2.3 Foto's voormalig militair complex

Het terrein vertelt een verhaal. Het is te karakteriseren als een monument uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Ecodorp Bergen wil graag een stukje van de Nederlandse geschiedenis uit deze periode zichtbaar houden. Er is landelijk en regionaal geschiedenis geschreven op dit terrein. Landelijk omdat in de vroege nacht van 9 op 10 mei op Schiphol en op Vliegveld Bergen de eerste bommen vielen en daarmee voor Nederland de deelname aan de WO II een feit was. De 3 platforms en de fundamenten van de 6 hangars die in 1938/39 gebouwd zijn, liggen er nog. Ook sporen van de bombardementen van de geallieerden uit 1944 zijn nog zichtbaar.


Ook de nieuwe functie van mobilisatie complex welke het terrein sinds begin jaren '50 van de vorige eeuw heeft gehad zouden bewaard moeten worden als herinnering aan de koude oorlog. De generaties na deze kunnen zodoende hiermee kennis maken. Hieronder nog een foto van het terrein na bombardementen in 1944.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0015.png"

Figuur 2.4. Foto complex na de bombardementen in 1944

2.2 Historie omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente Bergen, in de Bergermeerpolder. Het landschap in deze omgeving is ontstaan onder invloed van wind en water. Door de eeuwen heen werden strandwallen gevormd. Tussen de oude strandwallen lagen de strandvlakten. In de strandvlakten vormde zich veen (tussen 3000 en 1000 voor Christus), later is dit veen weggeslagen door stroomgeulen en werd er klei afgezet. De Bergermeer ontstond, een ondiep meer met moerassen en eilandjes, die vanaf de 12e eeuw weer verlandde.


Vanaf circa 900 werden de strandvlakten ontgonnen, en vanaf de 12e eeuw werden de strandvlakten bedijkt. In de 16e eeuw kwam de agrarische sector tot bloei. De stolp was een nieuw boerderijtype. Tevens werd de poldermolen uitgevonden. De Bergermeerpolder werd in 1566 drooggemalen en ingepolderd en is daarmee één van de oudste droogmakerijen van ons land.


Om het land te ontwateren, groef men parallelle sloten. Er ontstond een rationele strokenverkaveling in de Bergermeerpolder. Daar waar voormalige eilandjes in het meer lagen, waren onregelmatige verkavelingspatronen met een blokverkaveling ontstaan. De poldermolens loosden het boezemwater op de ringvaart. Door de hoge grondwaterstand was er voornamelijk melkveeteelt in de polder.

2.3 Het plangebied zelf

Het complex heeft een bijzondere ruimtelijke opzet. De bebouwing is namelijk gesitueerd rond pleinachtige ruimtes afgewisseld met opgaande beplanting. De situering van de gebouwen is zodanig dat sprake is van overzicht op de directe omgeving. Hierna geven een aantal foto's een goede indruk van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0018.png"

Figuur 2.5. Foto's huidige situatie plangebied

Er is sprake van een bewust gecreëerde enclave, grotendeels aan het oog onttrokken door groen. Het complex ligt iets hoger dan de omringende polder.


Er is een soort van entree c.q. overgangszone met dienstwoningen voor het hoofdterrein wordt betreden. Deze past goed bij de opzet van agrarische erven in de directe omgeving: erven voorzien van erfbeplanting en met geclusterde bebouwing. De Bergermeerpolder is een kenmerkend open weidegebied met groene eilanden.

2.4 Planbeschrijving

Het is de bedoeling dat ter plaatse een ecologische woon-/werkgemeenschap wordt gevormd. Hierna volgt een globale weergave van de gewenste inrichting van het plangebied in functies. Bij de inrichting van het ecodorp vormt de historische context tevens een rol. In de paragrafen 3.3 en 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

Voor het westelijk deel van het plangebied is in een later stadium (na het biedingsvoorstel) nog een inrichtingsplan gemaakt (zie bijlage 10 bij deze plantoelichting) dat inzicht geeft in de toekomstige (groene) elementen in dit deel, inclusief de wijze van onderhoud. Een weergave van het inrichtingsplan is hierna ook opgenomen. Onderdeel van het inrichtingsplan vormt ook het saneren van nu aanwezige bomen in het westelijk deel. Gebleken is echter dat in diverse te saneren bomen beschermde diersoorten in het kader van de Wet natuurbescherming aanwezig zijn (zie ook paragraaf 4.6). De broed- en verblijfplaatsen van deze beschermde soorten dienen gehandhaafd te blijven. Het voorgaande betekent dat het inrichtingsplan zoals in de bijlage is opgenomen en zoals hierna is opgenomen, wordt uitgevoerd voor zover er geen aantasting plaatsvindt van beschermde soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0019.png"

Figuur 2.6 Ontwikkelingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0020.png"

Figuur 2.7 Inrichtingsplan westelijk deel

De opzet van het Ecodorp

  • De bebouwing is geconcentreerd in het oostelijk deel (bouwvlak in figuur 2.6) en is aan het zicht onttrokken door begroeiing;
  • Het maximaal te gebruiken grond oppervlak voor de gebouwen is 2.000 m2 (exclusief behoud van een bestaande loods voor agrarisch gebruik op het westelijk deel van het terrein en de aanwezige bunker). De 2 dienstwoningen blijven bestaan, waardoor de (nieuwe) gebouwen (exclusief de voornoemde agrarische loods) gezamenlijk 1.850 m2 grondoppervlak beslaan, in totaal mogen er maximaal 27 woningen aanwezig zijn in het plangebied, dit is inclusief de 2 dienstwoningen;
  • De maximale goothoogte van de gebouwen (ecowoningen en overige gebouwen) is 7 meter en de nokhoogte 11 meter;
  • Bij de bouw is de oriëntatie van de gebouwen op de zon, om optimaal gebruik te maken van de (passieve) zonne-energie;
  • De oorspronkelijke poldersloten worden deels hersteld;
  • Het westelijke deel van het terrein krijgt een agrarisch-natuurlijke invulling. Hier wordt meer openheid gecreëerd, aansluitend bij en afgestemd op het omliggende weidelandschap. De zichtas vanaf het Hof van Bergen wordt hersteld;
  • Er zijn in het westelijk deel en aan de zuidgrens waterpartijen, waardoor het terrein een hogere waterbergingscapaciteit heeft en de diversiteit van landschap en het ecosysteem wordt vergroot.
  • De bunker in het westelijk deel blijft gehandhaafd binnen de agrarische functies.

Ontsluiting

  • De huidige hoofdingang blijft de belangrijkste toegang;
  • Er zijn fiets-, wandel en struinpaden voorzien die zullen beginnen vanaf de hoofdingang;
  • Het terrein is autovrij, behoudens hulpdiensten en leveranciers;
  • Er worden parkeerplaatsen voor 50 voertuigen gerealiseerd: een deel langs de weg binnen de verkeersbestemming, het overgrote deel binnen de woonbestemming bij betreden van het terrein aan de linkerzijde.

Invulling van het plangebied: de gebouwen

Dorpshuis, gemeenschappelijke voorzieningen

Het dorpshuis in het oostelijk deel is een gebouw met de volgende functies: gezamenlijk eten, koken, sanitair, bewonersbibliotheek, huiskamer, kinderspeelplek, muziekruimte, meditatieruimte, massagekamer, PC-gebruik, logeerkamer, voorraad- en opslagruimte, ruimte voor lezingen, expositieruimte. Faciliteiten voor zorgfuncties vinden ook een plek in dit multifunctionele gebouw.

Wonen

Woonruimte is er voor een diverse groep van ongeveer 60 volwassenen en 20 kinderen. De woningen zijn gepland in het oostelijk deel en worden gebouwd voor verschillend samengestelde bewonersgroepen. Omdat er diverse gemeenschappelijke functies in de algemene gebouwen zijn, blijven de voorzieningen in de woningen hoofdzakelijk beperkt tot enkele sanitaire voorzieningen. Overige functies/voorzieningen worden zoveel mogelijk gedeeld (denk hierbij aan opslag voor fietsen, materieel, hobby's en werkruimte als ook centrale ruimte bij het wonen voor koken, administratie en wellness (sauna)). Uitzonderingen hierop zijn mogelijk omdat uit praktische overwegingen met name gezinnen meer behoefte zullen hebben aan eigen voorzieningen. De woningen zijn zo gebouwd dat het energiegebruik minimaal is door zeer goed geïsoleerde buitenwanden, klein buitengevel oppervlak, passief en actief gebruik van zonne-energie en warmte opslag in de constructie. Voor de bouw wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van ecologische-, lokale en hergebruikte materialen. De twee bestaande dienstwoningen blijven gehandhaafd. In totaal wordt door Ecodorp Bergen voorzien in maximaal 25 woningen (exclusief de 2 bestaande dienstwoningen)woningen. Dit kunnen woningen zijn van het type vrijstaand als ook geschakelde woningen, groepswoningen en tiny houses.

Gebouwen voor algemene voorzieningen

Eveneens in het oostelijk deelgebied zullen de overige gemeenschappelijke ruimtes/gebouwen een plek krijgen. Hierbij moet worden gedacht aan een, receptie, kantoor, ruilwinkel, ruimten ten behoeve van ateliers voor kunst en ambachtelijke activiteiten, werkplaatsen, cursus/seminar ruimtes en gezondheids-ondersteunende behandelruimtes.

Agrarische loods

Een belangrijk principe van het Ecodorp is om zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn in voedsel en energie. Het Ecodorp kiest voor een duurzame kleinschalige kringloop en wil haar eigen voedsel verbouwen. Hiervoor zijn gereedschappen en machines nodig. Dieren ziet het Ecodorp ook als essentieel in deze gedachte, als sociale en eigenzinnige wezens, voor educatieve mogelijkheden en voedingsmiddelen.

Om dit te faciliteren zijn er voorzieningen nodig bij het agrarische gebruik van met name het westelijk deel van het terrein. Om deze redenen zal de nog bestaande loods, (L8) ten westen van het evenemententerrein (met Maatschappelijk aangeduid in figuur 2.6) – in aanvulling op het biedingsvoorstel- voor de agrarische functie bestemd worden. Het gebouw uit begin jaren vijftig is in goede staat en heeft een karakteristieke constructie en heeft een zekere historische waarde.

Invulling van het gebied: de functies

Historie - Cultuurplein

Op diverse plaatsen op het terrein komen beelden en kunstuitingen, ingepast in het landschap. Op het voormalige plein bij de bunker wordt bijvoorbeeld gedacht aan een "blommenwerper", als monument voor de transitie van oorlog naar vrede.

In het oostelijk deel van het terrein (in figuur 2.6 aangeduid als Maatschappelijk) komt een voor publiek toegankelijk kleinschalig evenemententerrein, waar thema's als historie, cultuur, groen en educatie aan bod komen. Bij evenementen moet gedacht worden aan op de zondagen in de zomervakantieperiode een openbare culturele middag, tentoonstellingen en kleinschalige cultuurfestivals met educatief en ecologisch karakter. Dit is noodzakelijk om recht te doen aan een kleine lokale economie, het openbare karakter en de voorbeeldfunctie van het Ecodorp. Het aantal bezoekers wordt gemaximaliseerd op 350 personen. Gedurende het broedseizoen is het niet toegestaan om evenementen te organiseren waarbij versterkte muziek aanwezig is, dit ter bescherming en voorkoming van eventuele overlast voor (broed)vogels in de omringende natuurgebieden.

Ecologische waterzuivering

Door het gebruik van waterbesparende sanitaire voorzieningen, zoals composttoiletten, wordt de hoeveelheid en het soort afvalwater beperkt. De reiniging van het afvalwater gebeurt via een gecontroleerd proces door middel van beproefde ecologische zuiverinstallatie-methoden zoals een helofytenfilter.

Parkeren van auto's

Bewoners gebruiken zoveel mogelijk collectieve vervoermiddelen. Door de samenvoeging van wonen en werken in de gemeenschap zal het aantal reisbewegingen van de bewoners drastisch verminderen. Door het stimuleren en faciliteren van onder andere vervoer per fiets, openbaar vervoer en andere collectieve vormen van vervoer, zal de (auto)verkeer aantrekkende werking van de activiteiten in het

ecodorp drastisch worden beperkt. Vanuit deze optiek zijn er slechts 50 parkeerplaatsen bij de entree gesitueerd voor bewoners en bezoekers, deels binnen de verkeersbestemming voor het terrein en deels na het betreden van het terrein aan de linkerzijde binnen de woonbestemming. Geparkeerde voertuigen zijn binnen de woonbestemming aan het zicht onttrokken door de opgaande begroeiing. Ook voor bijvoorbeeld evenementen wordt door Ecodorp ingezet op een actieve communicatie om deelnemers/bezoekers te verzoeken zoveel als mogelijk is te komen met het openbaar vervoer en fiets.

Eetbaar landschap

Het oostelijke deel krijgt een groene identiteit. Opgaande begroeiing wordt hier afgewisseld met open ruimtes en krijgt een parkachtig karakter. Naast speel- en ontmoetingsruimte is hier een eetbaar landschap voorzien. Er groeien onder andere groenten, fruit, kruiden, noten en hout. Hier is sprake van het samenkomen van sociale, recreatieve en landschappelijke waarden.

Het westelijke deel van het terrein krijgt zoals gezegd een meer agrarisch-natuurlijke invulling. Hier wordt meer openheid gecreëerd, aansluitend bij en afgestemd op het omliggende weidelandschap. Ten opzichte van het biedingsvoorstel wordt voor het westelijk deel van het terrein een enigszins andere inrichting beoogd. In bijlage 1 van de plantoelichting is dit nader toegelicht. Om redenen van het versterken van de biodiversiteit, een Co2 neutrale levensstijl, het creëren van biomassa, behoud van de identiteit van de historische structuren, maar ook het hebben van beschutting voor de kleinschalige tuinbouw (moestuinen en permacultuur landbouw), is er voor gekozen minder bomen te kappen. Wel gaat het inrichtingsplan uit van een aanzienlijk lagere hoogte van de bomen/het groen en een daarop afgestemd onderhoudsplan. De zichtas vanaf het Hof van Bergen wordt tevens hersteld. Na het opstellen van het inrichtingsplan is uit aanvullend onderzoek naar flora en fauna gebleken dat in diverse bomen op het terrein beschermde diersoorten in het kader van de Wet natuurbescherming aanwezig zijn. De broed- en verblijfplaatsen van deze beschermde soorten dienen gehandhaafd te blijven. Het kappen/inkorten van bomen wordt uitgevoerd voor zover er geen aantasting plaatsvindt van beschermde soorten.

De teelt van gewassen, volgens de principes van permacultuur, wordt gecombineerd met het behoud en herstel van voorkomende natuurwaarden, en ruimte voor water en natte natuur. Permacultuur is een duurzame ontwerp- en beheermethode voor tuin, landschap en leefomgeving, gebaseerd op wetten en principes van natuurlijke ecosystemen, zoals multifunctionaliteit, hoge (bio)diversiteit, productiviteit, zelfregulerend en zelfregenererend vermogen en zoveel mogelijk gesloten kringlopen, waaronder stikstof en CO2. Deze universele principes zijn vertaald naar een uniek ontwerp, passend bij de bestaande lokale ecologische, sociale en economische omstandigheden.

Natuurkampeerplaatsen

Op het terrein is voorzien in een natuurcamping. De beoogde oppervlakte van de natuurcamping bedraagt circa 1 hectare. De camping is bedoeld als overnachtingsgelegenheid voor verschillende typen bezoekers aan het ecodorp, zoals recreanten, cursisten, vrijwilligers en vrienden van bewoners. Er zullen 15 standplaatsen voor kampeermiddelen aanwezig zijn, dit sluit aan op het gemeentelijk beleid voor kleinschalig kamperen bij de boer. Het terrein zal verder sober worden ingericht. De sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in het bouwvlak. Op de camping zelf zullen wel watertappunten aanwezig zijn, als ook een informatiebord, een speelveld en electra-aansluitingen. Auto's zijn niet toegestaan op de camping, deze dienen te parkeren bij de parkeerplaats aan de ingang van het ecodorp.

Natuurbegraafplaats

Er wordt in de toekomst voorzien in de realisatie van een natuurbegraafplaats voor eigen gebruik van bewoners en nauw betrokkenen. Bij de inrichting van deze natuurbegraafplaats wordt rekening gehouden met het wettelijke kader zoals dat geldt vanuit de Wet op de lijkbezorging, Besluit op de lijkbezorging en de Inspectierichtlijn Lijkbezorging, 3e herziene druk. Deze genoemde wetten en richtlijnen bepalen hoe omgegaan dient te worden met door de gemeenteraad aangewezen bijzondere begraafplaatsen. De realisatie van een natuurbegraafplaats is voorzien voor de middellange termijn en is in dit bestemmingsplan nog niet mogelijk gemaakt.

Energievoorziening

Het Ecodorp heeft als uitgangspunt om netto neutraal in haar energiegebruik te zijn: de energie die nodig is voor het wonen is tenminste zoveel als op het terrein wordt opgewekt. Belangrijke principes zijn: energiebesparing door bewustzijn over energiegebruik, passief bouwen en gedeelde voorzieningen, ecologische en hergebruikte bouwmaterialen en geen gebruik van aardgas. Energie voor wonen en werken wordt opgewekt door warmtepompen, zonnecollectoren, biomassa-ketels en zonnepanelen.

Verwacht wordt dat er per bewoner 1500 kWh aan energie nodig is voor het wonen (gebouw- en gebruikers gebonden gebruik), en dat komt overeen met ca. 10 m2 zonnepanelen. Voor het werken en lokaal transport is naar schatting 500 kWh nodig per bewoner. Met 80 bewoners is een oppervlakte nodig van ca 1100 m2. De voorkeur wordt gegeven om de panelen zo dicht mogelijk bij de gebruiker te plaatsen onder andere op daken van woningen. Voor het overige kan elders een voorziening gemaakt worden, bijvoorbeeld 500 m2 weide in het westelijk deel. De zonneweide wordt door de groene randzone vanaf de openbare weg volledig aan het zicht onttrokken. De zonneweide is vooralsnog niet voorzien in dit bestemmingsplan, maar wordt - in lijn met de Omgevingsverordening van de provincie- middels een afzonderlijke planologische procedure aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Project Ontwikkeling Militaire Terreinen

Het landelijke project om te komen tot de herontwikkeling van in totaliteit 53 overtollig geworden militaire complexen en terreinen is een samenspel geweest tussen zowel Rijk, Provincie als Gemeente. Gezamenlijk is tussen deze drie bestuurslagen gekeken naar een passende nieuwe functie voor de terreinen.


Nieuwe bestemming voor 53 militaire terreinen

Het ministerie van Defensie heeft 53 overtollig geworden militaire complexen en terreinen afgestoten en overgedragen aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). De terreinen, in totaal 2100 hectare, liggen verspreid over heel Nederland. Veel van de terreinen zullen teruggaan naar de natuur. In opdracht van EL&I zoekt Dienst Landelijk Gebied (DLG) samen met Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) naar nieuwe bestemmingen.


De terreinen vormen een interessante mix van militaire gebouwen en complexen. Van uitgestrekte grote oefenterreinen zoals het Balloërveld in Drenthe en de Waalsdorpervlakte bij Den Haag, tot bijvoorbeeld de forten bij Honswijk en Everdingen die deel uitmaakten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het grootste deel van de terreinen bestaat uit mobilisatie- en munitiecomplexen uit de tijd van de Koude Oorlog. Veel van deze complexen zijn in de jaren vijftig aangelegd om weerstand te kunnen bieden bij een invasie van de Russen. Het wegvallen van deze dreiging is voor het ministerie van Defensie een belangrijke reden om de complexen nu af te stoten.


Per terrein zoeken provincies, gemeenten, andere betrokkenen en DLG naar een bestemming die het beste bij het gebied past. De meeste terreinen liggen binnen Natuur Netwerk Nederland (NNN) en krijgen daarom 'groene functies' als natuur en recreatie. Ook de voormalig oefenterreinen zijn waardevolle natuurgebieden die blijven bestaan. Andere terreinen bieden juist heel andere mogelijkheden, in de vorm van recreatieparken of 'zorglandgoederen'. Vanuit cultuurhistorisch perspectief blijven monumentale gebouwen behouden op de terreinen; ook om de kosten voor sloop te beperken.

3.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Toetsing

Voor dit deel van het buitengebied nabij Alkmaar en Bergen gelden geen specifieke doelen in het kader van de nationale belangen, zodat het Rijksbeleid niet direct doorwerkt in het kader van voorliggend bestemmingsplan.

AmvB Ruimte

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

Voor dit gebied is het van belang dat in de AMvB Ruimte de ecologische hoofdstructuur wordt benoemd. In de AMvB is geregeld dat de verantwoordelijkheid voor de aanwijzing hiervan aan de provincie wordt overgelaten. In de volgende paragraaf wordt op dit onderwerp nader ingegaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toets aan de Ladder

Ecodorp Bergen heeft inmiddels een grote schare belangstellenden die voornemens zijn hier te gaan wonen. Er wordt voorzien in een duidelijk aanwezige concrete behoefte om hier een ecologische woon- en leefgemeenschap te realiseren. Het Ecodorp zal ook niet voor een ieder toegankelijk zijn om er te wonen en een woning te kunnen bouwen. De bewoners van Ecodorp zullen bepalen wie uiteindelijk in het dorp mogen gaan wonen en welk type woning er kan/mag worden gebouwd. Hiertoe zal Ecodorp een ballotagecommissie gaan vormen die toeziet op het behoud van de gewenste ontwikkelingsrichting, met oog voor diversiteit en een gedeelde visie. Tot slot wordt met de invulling van een Ecodorp een goede invulling gegeven aan het MOB-complex dat daarmee als symbool van de koude oorlog, behouden kan blijven.

Er worden maximaal 25 nieuwe woningen gerealiseerd in het Ecodorp voor in totaal circa 80 personen. Dit aantal woningen is opgenomen in het Regionaal Actie Programma Wonen, waarmee de behoefte aan de ontwikkeling voldoende is aangetoond.

De locatie van het MOB-complex is, in ieder geval voor het overgrote deel, namelijk daar waar reeds sprake is van bebouwing en verharding, aan te merken als bestaand stedelijk gebied. Er van uitgaande dat delen van het MOB-complex toch niet beschouwd kunnen worden als bestaand stedelijk gebied, is het volgende relevant.

Het Rijk is op zoek (zie ook paragraaf 1.2.) gegaan naar een nieuwe invulling van het MOB-complex waarbij tevens opbrengsten kunnen worden gegenereerd. Via een opgesteld en door meerdere partijen vastgesteld Programma van Eisen over de (rand)voorwaarden voor herontwikkeling van het terrein is uiteindelijk ingestemd met de vorming van Ecodorp Bergen. Deze herontwikkeling biedt een goede mogelijkheid voor herbestemming van MOB-complex met behoud van een aantal landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Een Ecodorp heeft, gezien haar extensieve en zelfvoorzienende karakter, veel ruimte nodig. Meer ruimte dan een 'reguliere' woonwijk. Vanuit verschillende oogpunten geldt dan ook dat de realisatie van een Ecodorp op het MOB-complex een ruimtelijk goede keuze is.

Geconcludeerd wordt dat met dit plan voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing aan rijksbeleid

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de nationale belangen zoals verwoord in het rijksbeleid. Het voldoet eveneens aan de Ladder van duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

De Provincie Noord-Holland (Provinciale Staten) heeft op 19 november 2018 de 'Omgevingsvisie Noord-Holland 2050', vastgesteld. De provincie wil zorgen voor een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid.

Nieuwe plannen dienen te passen bij de waarden, de karakteristiek en het draagvermogen van het landschap. Ook dienen nieuwe ontwikkelingen zo veel mogelijk natuurinclusief te worden ontwerpen.

Nieuwe woonopgaven moeten gezocht worden binnen bestaand bebouwd gebied. Zogenoemde uitleg dient beperkt te blijven en moet voldoen aan eisen van ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en bereikbaarheid. Daarbij dient nut en noodzaak te worden aangetoond. De provincie (Gedeputeerde Staten) heeft de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) ingesteld om haar hierin te adviseren.

In paragraaf 3.2.3 is bij het onderdeel Ladder voor Duurzame Verstedelijking al ingegaan op de locatiekeuze.

Bij de nut en de noodzaak afweging dient het bestemmingsplan het kwalitatieve woningbouwprogramma te beschrijven (wat voor soort woningen worden er gebouwd en voor wie?) en het kwantitatieve woningbouwprogramma (hoeveel woningen worden er gebouwd en in hoeverre sluit dit aanbod aan bij de behoefte). Tevens dient het bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe woningbouw buiten bestaand bebouwd gebied regionaal te zijn afgestemd.

De ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De bouw van 25 nieuwe woningen is vastgelegd in het meest recente Regionaal Actieprogramma Wonen regio Alkmaar. De woningen worden gebouwd voor verschillende samengestelde bewonersgroepen, bestaande uit circa 60 volwassenen en 20 kinderen. Doordat er, zoals hiervoor besproken, sprake is van een multifunctioneel gebouw waar al heel veel 'woonvoorzieningen' in gerealiseerd zijn, blijven de voorzieningen in de woningen beperkt. Daar waar de woningen hoger worden gebouwd (uitgaande van de maximale maten van goot- en bouwhoogte van 7,0 m en 11,0 meter) zullen ook meerdere huishoudens gehuisvest worden. Naast zelfstandige woningen, worden ook woningen gebouwd die beschikken over een gemeenschappelijke keuken en sanitaire voorzieningen. De woningen worden gebouwd uit zoveel mogelijk ecologische, lokale en hergebruikte materialen. Dit is het leidend principe dat door Ecodorp wordt gehanteerd.

Het gebied rondom het plangebied is een gebied waar het behoud en ontwikkeling van natuurgebieden van belang is. De herontwikkeling van het MOB-complex tot Ecodorp levert een positieve bijdrage aan de natuurwaarden van zowel het terrein zelf als de omringende gronden. Het MOB-complex wordt ingericht met veel ruimte voor groene en ecologische functies, waardoor de natuurwaarden naar verwachting verder zullen toenemen.

Omgevingsverordening NH2020 (vastgesteld november 2020)

In hoofdstuk 6 van de omgevingsverordening staan de instructieregels waaraan bestemmingsplannen in Noord-Holland moeten voldoen.

In voorliggend bestemmingsplan gaat het om een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Vanuit de omgevingsverordening zijn de volgende artikelen relevant.

    

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

  • 1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid

Toetsing

De bouw van het Ecodorp dient te worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. De bouw van de woningen is regionaal afgestemd en is vastgelegd in het Regionaal Actieprogramma Wonen regio Alkmaar. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling voldoet aan het gestelde in artikel 6.3 van de omgevingsverordening.

Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap 

  • 1. De kernkwaliteiten van het Bijzonder provinciaal landschap zijn vastgelegd in bijlage 6 van de omgevingsverordening.
  • 2. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Bijzonder provinciaal landschap bevat regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten.
  • 3. In afwijking van artikel 6.3 bevat het ruimtelijk plan geen regels die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken.
  • 4. Het ruimtelijk plan kan regels bevatten die een andere nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, mits deze ontwikkeling de voorkomende kernkwaliteiten niet aantast.
  • 5. De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en een motivering van de wijze waarop wordt voldaan aan het tweede en, indien van toepassing, het vierde lid.
  • 6. Indien uit de motivering volgt dat maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan het bepaalde in het vierde lid, dan dient de uitvoering hiervan te zijn geborgd bij de vaststelling van het ruimtelijk plan.
  • 7. In afwijking van het vierde lid kan het ruimtelijk plan regels bevatten die de volgende ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken:
    • a. een uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot maximaal twee hectare; of
    • b. nieuwe bebouwings- en functiemogelijkheden op grond van artikel 6.33, eerste lid, onder e en f en artikel 6.33, tweede en derde lid.
  • 8. In afwijking van het derde en vierde lid kan het ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling of een andere nieuwe ruimtelijke ontwikkeling die de kernkwaliteiten aantast mogelijk maken, indien:
    • a. er sprake is van groot openbaar belang;
    • b. er geen reële alternatieven zijn; en
    • c. de aantasting zoveel mogelijk wordt beperkt en de aantasting wordt gecompenseerd.
  • 9. In afwijking van het derde en vierde lid kan het ruimtelijk plan voorzien in woningbouw overeenkomstig de afspraken tussen Rijk, provincie en betrokken gemeenten met betrekking tot de Pilot Waterland.
  • 10. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen over de motivering als bedoeld in het vijfde lid en over de wijze van compensatie als bedoeld in het achtste lid, aanhef en onderdeel
  • 11. Gedeputeerde Staten kunnen de kernkwaliteiten zoals opgenomen in Bijlage 6 wijzigen.

Toetsing

Vooropgesteld wordt dat het Ecodorp ontwikkeld wordt binnen de vereisten van het Publiek Programma van eisen dat door het Rijk, provincie Noord-Holland en de gemeente Bergen is opgesteld. In die zin heeft toetsing van het plan aan de provinciale vereisten reeds in de biedingsfase plaatsgevonden. Desalniettemin vindt toetsing aan artikel 6.46 van de omgevingsverordening plaats.

Het terrein is deels gelegen in Bijzonder Proviciaal Landschap (BPL). Het betreft specifiek het gebied Noord-Kennemerland. Het deel van het ecodorp dat voor nieuwe bebouwing (nieuwe stedelijke ontwikkeling) in aanmerking komt, is niet gelegen in BPL. De natuurcamping, welke beschreven is in paragraaf 2.4 ligt deels wel en deels niet in BPL. Het ecodorp wijkt, door de aanwezige brede bomensingel rondom het terrein, af van het aangrenzende open landschap. Het vormt als het ware een eiland in de polder. De kernkwaliteiten van het BPL (met name openheid) zijn dan ook niet in het geding. Het gebied maakt specifiek deel uit van de oude droogmakerijen op de strandvlakten. Kernkwaliteiten zijn hier de openheid en het verkavelingspatroon. Het voormalige MOB-complex is een bestaand bebost complex in een verder grotendeels open poldergebied. Met de ontwikkeling van het Ecodorp wordt het oostelijk deel meer besloten en groen/bebost van karakter, waarbij oude gebouwen worden gesloopt en nieuwe bebouwing wordt ingepast in het groene karakter. Het westelijk deel krijgt een meer open/agrarisch karakter. Beplanting en bomen in het westelijke deel worden gerooid dan wel aanzienlijk verlaagd voor zover er geen aantasting plaatsvindt van beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming. Een open karakter van het westelijke deel sluit aan bij de geschiktheid van het omliggende gebied voor weidevogels. Daarnaast wordt hiermee een zichtlijn naar het Oude Hof van Bergen gerealiseerd.

Gelet op het voorgaande is er dan ook geen strijd met artikel 6.46 van de omgevingsverordening.

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • 2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
    • a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
    • b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
    • c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
  • 3. In aanvulling op het tweede lid, wordt bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de Amstelscheg rekening gehouden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde rapport ‘Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg’ (nr. 2011-66880).
  • 4. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
  • 5. Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap of het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.

Toetsing

Vooropgesteld wordt dat het Ecodorp ontwikkeld wordt binnen de vereisten van het Publiek Programma van eisen dat door het Rijk, provincie Noord-Holland en de gemeente Bergen is opgesteld. In die zin heeft toetsing van het plan aan de provinciale vereisten reeds in de biedingsfase plaatsgevonden. Desalniettemin vindt toetsing aan artikel 6.59 van de Omgevingsverordening hierna plaats.

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is aangegeven dat het gebied ten zuiden van Bergen, waar het Ecodorp ontwikkeld wordt ter plaatse van het voormalige MOB-complex, deel uitmaakt van het ensemble Noord-Kennemerland. Specifiek maakt het gebied deel uit van de oude droogmakerijen op de strandvlakten ten westen van Alkmaar. Kenmerkend hier is de openheid en het verkavelingspatroon. Ten noorden van het Ecodorp is het Oude Hof van Bergen aangegeven als Landgoed/Buitenplaats met zichtlijn. In de omgeving van het Ecodorp zijn voorts verschillende molens aangeduid.

Het voormalige MOB-complex is een bestaand bebost complex in een verder grotendeels open poldergebied. Met de ontwikkeling van het ecodorp wordt het oostelijk deel meer besloten en groen/bebost van karakter, waarbij oude gebouwen worden gesloopt en nieuwe bebouwing wordt ingepast in het groene karakter. Het westelijk deel krijgt een meer open/agrarisch karakter. Beplanting en bomen in het westelijke deel worden gerooid dan wel aanzienlijk verlaagd voor zover er geen aantasting plaatsvindt van beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming. Een meer open karakter van het westelijke deel sluit aan bij de geschiktheid van het omliggende gebied voor weidevogels. Daarnaast wordt hiermee een zichtlijn naar het Oude Hof van Bergen gerealiseerd. Hoewel er verschillende molens in de omgeving aanwezig zijn, ligt het ecodorp niet binnen een molenbiotoop.

Hoewel er geen specifieke uitspraken worden gedaan over de historische context van het MOB-complex in de leidraad Landschap en Cultuurhistorie, is deze historische context wel in acht genomen bij het ontwerp/de opzet van het Ecodorp. In paragraaf 4.2 Cultuurhistorie staat hierover het volgende.

De plattegrond van het vliegveld, aangelegd in 1937, kenmerkte zich door drie grote platforms. Ten tijde van gebruik van het terrein als mobilisatiecomplex tijdens de 'Koude oorlog' bleven de pleinen gehandhaafd en rondom de pleinen bouwde men loodsen voor de militaire voertuigen. Daarom heen plantte men bosjes en bosschages. In de beoogde opzet van het ecodorp vormen de 3 pleinen de hoofdstructuur met ieder een eigen functie (wonen, agrarisch-publiekelijk, voedselvoorziening). De openheid van de pleinen en omslotenheid van de begroeiing eromheen blijven in hoofdlijnen dezelfde opzet als in 1940, 1980 en 2030. 

Op het terrein, in de uiterste zuidwesthoek staat de commandobunker. Deze bunker was het centrum van de ruim 200 bunkers in de 2e wereldoorlog aangelegd. De bunker heeft de status van gemeentelijk monument en blijft behouden.

Ten tijde van het mobilisatie-complex stonden rondom de 3 pleinen in totaal 12 loodsen. Een loods, L8, blijft behouden. Hiermee is een kenmerkend bouwwerk uit de mobilisatieperiode behouden. De hoofdfunctie van de loods zal agrarisch zijn.

Hiermee blijven belangrijke objecten en kenmerken van iedere vormende periode zichtbaar en kan het verhaal verteld worden aan bezoekers en onderdeel zijn educatieve programma's. 

Gelet op het bovenstaande wordt voldaan aan artikel 6.59 van de omgevingsverordening.

Stiltegebieden, artikel 4.18 en 6.56

In de omgevingsverordening zijn in totaal 41 stiltegebieden aangewezen. Tevens zijn richtwaarden voor geluidsniveau's opgenomen.

Toetsing

Het zuidelijk deel van het ecodorp ligt binnen het aangewezen stiltegebied Bergermeer (nummer 18). In een ecodorp wordt bewust met de omgeving geleefd, hierdoor wordt ook rekening gehouden met het stiltegebied. In het ecodorp is geen sprake van de aanwezigheid van geluidbronnen die het stiltegebied kunnen verstoren. Vanwege het incidentele karakter vormt geluid bij kleinschalige evenementen evenmin een (regelmatige) verstoring van het stiltegebied.

Gelet op bovenstaande vormt de (gedeeltelijke) ligging in het stiltegebied geen belemmering voor het bestemmingsplan.

3.4 Regionaal beleid

Regionaal Actie Programma (RAP), regio Alkmaar

In het RAP staan de gezamenlijke ambities en afspraken op het gebied van wonen van de regiogemeenten in de regio Alkmaar. De regio gaat uit van de provinciale prognoses voor demografie en woningbouw, en andere prognoses, voor de nieuwbouwprogrammering. Voor de actuele programmering wordt verwezen naar de jaarlijkse monitor plancapaciteit (zie hierna).

Monitor woningbouw 2019

De monitor woningbouw bevat cijfers over de ontwikkeling van de woningvoorraad en huishoudens, en de ontwikkeling van de plancapaciteit. Deze cijfers worden afgezet tegen de woningbehoefte, welke voortkomt uit de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040. Deze monitor wordt jaarlijks uitgevoerd. In de monitor is het Ecodorp opgenomen met 25 woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0021.jpg"

www.plancapaciteit.nl

Toetsing

Voor voorliggend bestemmingsplan kan vermeld worden dat zowel de provincie Noord-Holland als ook de gemeente Bergen akkoord zijn gegaan met de beoogde herinvulling van het voormalige mobiliteitscomplex naar een ecodorp toe met de bijbehorende woningen en voorzieningen. Er is sprake van een specifieke doelgroep die zich hier wil vestigen. Ook is uitgebreid ingegaan op de zogeheten Ladder voor Duurzame Verstedelijking voor dit concrete (en afwijkende) woningbouwproject. Het aantal van 25 woningen is opgenomen in het RAP waarmee het project dan ook in overeenstemming is.

3.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Landelijk gebied gemeente Bergen (2010)

De structuurvisie beschrijft de gewenste ontwikkeling van het landelijk gebied. Het is een leidraad die richting geeft aan het eigen gemeentelijk handelen en helpt bij het maken van keuzes met de blik gericht op de toekomst. Naast de beschrijving wat de gemeente wil bereiken, beschrijft de visie ook hoe de gemeente dit willen bereiken en met wie.


Over het plangebied valt het volgende te herleiden uit de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0022.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0023.png"  


In de structuurvisie is af te lezen dat het MOB-complex is aangeduid met 'Functiewijziging MOB-complexen'. Daarnaast valt op dat er een strook over het complex geprojecteerd is die aangeeft 'Natuurontwikkeling met agrarisch karakter'. De oude zichtlijnen tussen de molens van de bergermeer, zoals getekend op de hiervoor weergegeven kaart liggen om het Ecodorp heen en blijven dus bestaan. Hierna een aantal passages die zijn geformuleerd over het MOB-complex te Bergen in de structuurvisie.


Het MOB-complex Bergen heeft haar functie voor defensie verloren. Hier is realisatie van extensieve woningbouw mogelijk, na sloop van de aanwezige bebouwing. Als alternatief kan worden onderzocht of een volledige sanering van zowel alle bebouwing en beplanting op het terrein mogelijk is, waarbij compensatie mogelijk is door extra woningbouw bij één van de kernen binnen de gemeente. Het achterblijvende terrein kan als natuur (open weidegebied) worden ingericht.


Eenzelfde beeld geven de MOB-complexen van Bergen en Egmond: groene oases in de polder.


Het voormalig Mobilisatie complex Bergen is niet gelegen aan een doorgaande weg. De plannen voor de omliggende gronden zijn het versterken van de natuurwaarden. Het is niet passend om een terrein te ontwikkelen met verkeersaantrekkende werking. Het terrein van het MOB Bergen zal daarom niet ingezet worden voor de ontwikkeling van een bedrijfsterrein.


Als eilanden in de polder liggen op voormalige agrarische erven enkele burgerwoningen al of niet met enkele, of een cluster, kunstenaarswoningen. Het gebied heeft een verkeersluw karakter en is in trek bij recreanten die wandelend, fietsend of te paard ontspanning zoeken in de beleving van natuur, landschap en cultuur. Alle ontwikkelingen die in het gebied plaatsvinden worden zorgvuldig vervlecht met het karakter van het gebied dat bekend staat als open, natuurlijk, weidelandschap.

Het noord-oostelijke deel van dit gebied vormt een buffer van rust en landelijkheid tussen de stedelijke kernen Alkmaar en Bergen.


Randvoorwaarden vanuit landschap, natuur en cultuurhistorie

Behoud Ruimtelijke kwaliteit van:

  • cultuurhistorische objecten (vijf molens, waarvan één restant, tussenliggende zichtlijnen, stolpboerderijen, landgoed Kaperton, onderdelen MOB complex).

Behoud landschap/natuur/cultuurhistorie van:

  • behoud en herstel cultuurhistorisch karakteristieke objecten (stolpboerderijen en molens, WO II-erfgoed)

Consequenties voor diverse functies vanuit het streefbeeld

Nieuwe ontwikkelingen zijn binnen de Bergermeer e.o. mogelijk onder de voorwaarde dat het karakter van het open weidelandschap behouden blijft. Dit betekent dat functies die samenhangen met bebouwing, zoals woningen of bedrijven, uitsluitend op de reeds aanwezige erven mogelijk zijn, waarbij de aard van de functies kan wijzigen. In het open veld wordt geen nieuwe bebouwing toegestaan.


De MOB-complexen vormen voor de Bergermeer kenmerkende groene oases die de openheid van het omringende landschap dramatiseren. Karakteristieke gebouwen in de dichte beplantingsrand geven een indruk van de binnenwereld, en verwijzen naar een specifieke periode in de geschiedenis van Bergen.


Het MOB-complex Bergen heeft haar functie voor defensie verloren. Aan het complex kan een nieuwe functie worden toegekend. Te denken valt aan de realisatie van extensieve hoogwaardige woningbouw op het terrein na sloop van de aanwezige bebouwing. Als voorwaarde geldt dat het groene decor in stand blijft waardoor slechts een glimp van de aanwezige bebouwing zichtbaar is. Het geheel kan gezien worden als een experiment van duurzaam bouwen aan een inspirerende woonomgeving met faciliteiten voor kunstenaars binnen de gemeente. Uit de voormalige militaire functie die nog zichtbaar is in de omgeving kan inspiratie voor de nieuwe vormgeving van het terrein en de gebouwen worden ontleend.

Beleidsplan en Uitvoeringsprogramma 2023-2026 'Op weg naar klimaatadaptieve en natuurinclusieve gemeenten' oktober 2022

Dit beleidsplan geeft invulling aan de Rijksopdracht uit het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) en aan de ambities voor klimaatadaptatie uit het ambitiedocument programma Klimaat 2021-2025, dat is vastgesteld in 2020. Nederlandse overheden dienen klimaatbestendigheid en waterrobuustheid te verankeren in hun beleid. Met het vaststellen van de klimaatadaptatiestrategie en uitvoeringsagenda Regio Alkmaar in 2021 is hier deels invulling aan gegeven. Het beleidsplan is een lokale invulling. De gemeentelijke ambities en doelstellingen ten aanzien van klimaatadaptatie komen aan bod, dit is inclusief het thema natuurinclusief en biodiversiteit. In het plan staat hoe de gemeenten hier in de periode van 2023-2026 invulling aan geven.

De uitgangspunten voor een klimaatbestendige, waterrobuuste en natuurinclusieve gebouwde omgeving omvatten vijf thema's. Dit zijn: wateroverlast, droogte, hitte, overstroming en 'natuurinclusief en biodiversiteit'. De uitgangspunten definiëren wat klimaatbestendig, waterrobuust en natuurinclusief inhouden. Ze zijn hiermee een invulling van de doelstellingen voor de openbare en private ruimte. Ze zijn gebaseerd op de klimaatscenario's van het KNMI in 2050 en zijn daarmee ondergrenzen voor basisveiligheid. Dit betekent dat wanneer de gebouwde omgeving aan deze uitgangspunten voldoet we onze inwoners een veilige en leefbare woonomgeving bieden, geënt op het weer dat we verwachten in 2050. Ze verminderen potentiele schade door overlast als gevolg van klimaatverandering.

De uitgangspunten zijn algemeen en schrijven geen maatregelen voor. Op deze manier stimuleert de gemeente creatieve en kosteneffectieve oplossingen. Op basis van de uitgangspunten die de gemeente hanteert in dit beleidsplan ontwikkelt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Dit doen ze samen met de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Voor het uitgangspunt 'natuurinclusief en biodiversiteit' hanteert de gemeente voor nieuwbouw een puntensysteem. Het is van toepassing op alle nieuwbouwprojecten en gebiedsontwikkelingen vanaf 11 woningen, omdat er vanaf 11 woningen vaak ontwikkeld wordt door een ontwikkelaar. Er dient een keuze gemaakt te worden uit natuurinclusieve maatregelen die optellen tot minimaal 30 punten. Hiervoor is een lijst met maatregelen opgesteld. Het puntensysteem is ontwikkeld op basis van een integrale benadering voor biodiversiteit, klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen. Dit is ten behoeve van soortenrijkdom, meer kwalitatief groen, en voorkoming van droogte, hitte en wateroverlast. De gemeente Bergen volgt onder andere de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Deventer, Arnhem en Groningen op. Zij gebruiken al een soortgelijk puntensysteem.

De gemeente Bergen heeft op schaalniveaus verschillende activiteiten geformuleerd die ze zal uitvoeren in de periode van 2023-2026, om bij te dragen aan de doelstellingen en ambities. Dit zijn de schaalniveaus 'huis en pand' (aansluiten bij koplopers en voorlichten, promoten en stimuleren van inwoners en bedrijven), 'straat, gebied en wijk' (gemeente geeft het goede voorbeeld bij de start van elk project met klimaatadaptieve en natuurinclusieve maatregelen) en 'de regio' (gemeente werkt samen met regio Alkmaar).

Doorwerking naar het plan

De ecowoningen bestaan grotendeels uit natuurlijke bouwmaterialen en uitgangspunt van het Ecodorp is om netto neutraal in energieverbruik te zijn. Het terrein wordt ingericht met veel ruimte voor groene en ecologische functies waardoor de natuurwaarden en biodiversiteit naar verwachting verder zullen toenemen. Het plan sluit daarmee aan op de gemeentelijke uitgangspunten voor een klimaatbestendige, waterrobuuste en natuurinclusieve gebouwde omgeving.

Hoofdstuk 4 Milieu- en andere omgevingsaspecten

Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de zichtbare en soms niet zichtbare omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.

4.1 Archeologie

Aanleiding en doel

De toenemende bedreiging van het archeologische erfgoed in heel Europa, niet alleen door natuurlijke processen of ondeskundig gebruik van het bodemarchief, maar ook door ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, gaf aanleiding voor het in 1992 door de Europese lidstaten ondertekende Verdrag van Valletta. Dit verdrag wordt ook wel het Verdrag van Malta genoemd.

Doel van het archeologisch (voor)onderzoek is het waar nodig beschermen van archeologische waarden en het streven naar behoud van de waarden in de bodem (in situ). De essentie van het archeologisch (voor)onderzoek is het verkrijgen van gegevens over de archeologische resten in de bodem teneinde in een vroeg stadium een goede afweging te kunnen maken van alle bij een ruimtelijk besluit betrokken belangen.

Onderzoek

Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart geldt voor de gronden dat archeologisch onderzoek nodig is bij ruimtelijke ingrepen groter dan 2.500 m2 én dieper dan 0,40 meter. Onderstaand een weergave van de archeologische beleidskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0024.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0025.png"  

Figuur 4.1. Archeologische beleidskaart

In totaal mag er 2.000m2 aan bebouwing gebouwd worden. Voor een deel van deze bebouwing wordt gebruik gemaakt van bestaande bebouwing. In totaliteit wordt circa 1850 m2 aan nieuwe bebouwing opgericht. Deze zal globaal gezien worden gebouwd in het op de foto hieronder weergegeven omkaderde deel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0026.png"

Figuur 4.2. Grove weergave bebouwingsgebied

Hoewel verwacht wordt dat de ruimtelijke ingrepen een kleinere omvang hebben dan 2500 m² en archeologisch onderzoek om die reden niet nodig is, is desondanks - om eventuele archeologische waarden te borgen- een archeologische dubbelbestemming Waarde – Archeologie 4 aan het gehele plangebied toegekend met de bijbehorende regels.

4.2 Cultuurhistorie

Aanleiding en doel

Modernisering Monumentenwet (MoMo)/Wijziging Bro

Per 1 januari 2012 is de wijziging van het Bro in werking getreden die een verplichting inhoudt om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Wat zijn cultuurhistorische waarden? De Memorie van Toelichting bij het Besluit ruimtelijke ordening zegt met betrekking tot artikel 3.1.6 het volgende:

"Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken".

Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:

  • 1. Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg; bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude boerderijen of landhuizen, maar ook stedenbouwkundige elementen als beschermde stads- of dorpsgezichten;
  • 2. Archeologie; sporen en vondsten van menselijk handelen in het verleden in de bodem zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'archeologische waarden'. Alle archeologische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'. Deze sporen kunnen zich ook onder water bevinden zoals verdronken nederzettingen of scheepswrakken;
  • 3. Cultuurlandschap/historische geografie: alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, bijvoorbeeld verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen.

Onderzoek

Voor de inpoldering bevonden zich op de plek van het voormalig mobiliteitscomplex twee eilandjes: het “Miene Bos” en “Joffrou Horstkamp”. Deze eilandjes met opgaande begroeiing, alsmede de kommen “Die Crofte” en “Hillecum”, zijn na de inpoldering zichtbaar gebleven in het landschap. Dat verklaart ook de iets hogere ligging ten opzichte van de omgeving.

Na de inpoldering heeft het gebied een agrarische functie gekregen. Ergens tussen 1811 en 1830 wordt Boerderij de Vogelkooi gebouwde. De eveneens voor het vliegveld gesloopte boerderij van J. van Wonderen stond er in 1879 en die van Apeldoorn in 1899. Pas na 1923 verschenen de boerderijen van Blokker, Dekker en Bruin en Schoen.

In 1937 werd in het landsbelang besloten in de Bergermeerpolder een vliegveld aan te leggen vanwege de toenemende bedreiging vanuit Duitsland. Bij de aanleg van het vliegveld moeten 6 boerderijen worden gesloopt, waaronder de voornaamste, meest historische boerderij in de Bergermeer van P. Konijn. De boerderij van H. Blokker, Groeneweg 8, kan blijven staan. De boerderij staat dan aan de oostzijde van de smalle toegangsweg naar het terrein.

In 1939 werd het vliegveld opgeleverd en werd na een kort gebruik veroverd door de Duitsers in mei 1940. Dit is een historisch gegeven omdat op 10 mei om 4 uur in de ochtend hier samen met Schiphol de eerste luchtaanvallen van de tweede oorlog plaats vonden. Op plein 3 vond de vernietiging van een belangrijk deel van de Nederlandse luchtvloot plaats, 12 toen moderne fokkers G1 werden grotendeels vernietigd en er werd aanzienlijk schade aangericht aan de hangars.

De Duitsers hebben het vliegveld in gebruik genomen en zwaar gecamoufleerd. Er werd een commando bunker gebouwd die nu nog intact is. Hierna een weergave van deze bunker.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0027.png"

Figuur 4.3. Foto op het terrein aanwezige bunker

In mei 1944 hebben de geallieerden een succesvolle aanval gedaan en werd uiteindelijk het vliegveld geheel onklaar gemaakt door de Duitsers. Daarna vonden tot juni 1945 voedseldroppings plaats. Na de oorlog heeft het vliegveld geen functie meer gehad als vliegveld. Begin jaren '50 werd hier een mobilisatie complex gebouwd voor opslag van munitie en voertuigen in het kader van de koude oorlog. Dit heeft tot 2004 gefunctioneerd.

Op 30 mei 2013 heeft Ecodorp Bergen het terrein gekocht en werd de transitie van oorlog naar vrede daadwerkelijk ingezet. Het terrein vertelt een verhaal, een verhaal over lokale en wereld geschiedenis. Het MOB-complex wordt als cultuurhistorisch waardevol beschouwd, vooral vanuit het aspect militaire (krijgs)historie. De plattegrond van het vliegveld, aangelegd in 1937, kenmerkte zich door drie grote platforms. Ten tijde van gebruik van het terrein als mobilisatiecomplex tijdens de 'Koude oorlog' bleven de pleinen gehandhaafd en rondom de pleinen bouwde men loodsen voor de militaire voertuigen. Daarom heen plantte men bosjes en bosschages. In de beoogde opzet van het ecodorp vormen de 3 pleinen de hoofdstructuur met ieder een eigen functie (wonen, agrarisch-publiekelijk, voedselvoorziening). De openheid van de pleinen en omslotenheid van de begroeiing eromheen blijven in hoofdlijnen dezelfde opzet als in 2013, het moment van aankoop. De gelaagdheid in de militaire aanwezigheid in het gebied wordt gevormd door een vooroorlogse periode, de tijd van de tweede wereldoorlog en de tijd van de Koude Oorlog. De naamgeving (vliegveld Bergen) en de aanwezigheid van gebouwen (bunkers, loodsen en pleinen) beplantingszone zijn blijvende getuigen van deze geschiedenis.

Op het terrein, in de uiterste zuidwesthoek staat de commandobunker. Deze bunker was het centrum van de ruim 200 bunkers in de 2e wereldoorlog aangelegd. De bunker heeft de status van gemeentelijk monument en blijft behouden.

Ten tijde van het mobilisatie-complex stonden rondom de 3 pleinen in totaal 12 loodsen. Een loods, L8, blijft behouden. Hiermee is een kenmerkend bouwwerk uit de mobilisatieperiode behouden. De hoofdfunctie van de loods zal agrarisch zijn.

Hiermee blijven belangrijke objecten en kenmerken van iedere vormende periode zichtbaar en kan het verhaal verteld worden aan bezoekers en onderdeel zijn educatieve programma's. 

Ook wordt bij de inrichting van het gebied rekening gehouden met de landschappelijke waarde van oude slotenpatronen, zichtlijnen en patronen van voor de inpoldering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0028.png"  














De Egmonder- en Bergermeer voor de droogmaking in de jaren 1562-1564. De Egmondermeer behoorde aan de graaf (heer) van Egmond. Octrooi van de bedijking is niet gevonden. De bedijking begon in 1555, voltooid in 1574. Cat. Perfect Gemeten nr. 37. Toegeschreven aan Lourens Pietersz.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0029.png"  









Uitsnede uit kaart van Metius, Adriaan Anthonisz 1568. De drooggemaakte Bergermeer bedijking voltooid 1564. De Bergermeer was grotendeels eigendom van de Heren van Bergen.  

Figuur 4.4. weergave van de Bergermeerpolder voor en na de droogmaking

4.3 Externe veiligheid

Aanleiding en doel

Bij het transport, de opslag en bij het be- en verwerken in bedrijven van gevaarlijke stoffen, maar ook nabij luchthavens bestaat de kans op ongevallen waarbij slachtoffers vallen die niet bij de activiteit betrokken zijn. Personen die in bedrijven werken worden door de wetgeving rond arbeidsomstandigheden beschermd. Personen die zich buiten (extern) de bedrijfsgrens bevinden worden beschermd door wet- en regelgeving voor externe veiligheid. De vuurwerkramp in Enschede van mei 2000 heeft geresulteerd in een formalisering en deels aanscherping van wet- en regelgeving om het risico van dergelijke ongevallen te beperken.

Het doel van de toets op externe veiligheidsaspecten rond ruimtelijke plannen is na te gaan welke risico's de voorgenomen ontwikkelingen met zich brengen. Dit om de mogelijkheid te bieden een externe veiligheidssituatie te creëren die voldoet aan de behoeften. Daartoe kan het ruimtelijk initiatief of specifieke wijze worden ingevuld en kunnen eventuele aanvullende maatregelen worden getroffen.

Het externe veiligheidsonderzoek richt zich eerst op het plaatsgebonden risico. Dit geeft een beeld van de ruimtelijke verdeling van de hoogte van de risico's rond een bron. Vervolgens wordt nagegaan wat de hoogte van het groepsrisico is. Dit geeft inzicht in de aantallen personen die bij een ongeval kunnen worden betrokken. Als er sprake is van groepsrisico, als een ongeval tot meer dan 10 dodelijke slachtoffers kan leiden, moeten risicogegevens worden verzameld, moet een advies over het voorgenomen initiatief aan de regionale brandweer worden gevraagd en is de initiatiefnemer verplicht de veranderingen in het groepsrisico door de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling te verantwoorden.

Onderzoek

Het Besluit richt zich primair op inrichtingen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. In artikel 2, lid 1 van het Bevi staan de inrichtingen genoemd waarop het besluit van toepassing is. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving aanwezige risicogevoelige objecten. Een ecologisch dorp zoals Ecodorp Bergen is niet aan te merken als een zogeheten Bevi-inrichting. Daarentegen is het wel aan te merken als een 'kwetsbaar gebied' vanwege de te realiseren woningen, zodat wel beoordeeld dient te worden of zich in of nabij het plangebied geen Bevi-inrichtingen bevinden die van (belemmerende) invloed kunnen zijn op de planvorming. Om deze beoordeling te maken is getoetst aan de risicokaart van Nederland en dan specifiek ingezoomd op het plangebied en omgeving. Op deze kaart zijn de diverse Bevi-inrichtingen weergegeven. Hierna de weergave van deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0030.png"

Figuur 4.5. Weergave risicokaart

Op een afstand van circa 300 meter ten noorden van het plangebied bevindt zich een hogedrukgasleiding. Het betreft een aardgasleiding en onderstaand de bijbehorende rapportage en gegevens van de leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0031.png"

Tabel 4.1. Details buisleiding

Het betreft een aardgasleiding met een diameter van 12,75 inch en een maximale werkdruk van 101,00 bar. Wat betekent deze buisleiding voor het plangebied, daartoe eerst de hierna weergegeven tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0032.png"

Tabel 4.2. Inventarisatieafstanden buisleiding

Een leiding met een diameter van 12 inch heeft een zogeheten Invloedsgebied van 180 meter bij een maximale werkdruk van 80,0 bar. Bij benadering heeft deze leiding bij een werkdruk van 100,00 bar een Invloedsgebied van circa 200 meter. De afstand van het plangebied en dan toegespitst op het gebied waar de woningen zijn geprojecteerd liggen op een grotere afstand als die van het Invloedsgebied, nader onderzoek naar externe veiligheid is niet nodig.

4.4 Bodemkwaliteit

Aanleiding en doel

De mens gebruikt de bodem op vele manier, voor bijvoorbeeld woningbouw, landbouw, aanleg van wegen en winning van grondstoffen. Om te zorgen dat dit ook in de toekomst mogelijk blijft, is een duurzaam beheer van de bodem belangrijk. Doordat de mens al vele eeuwen gebruik maakt van de bodem heeft hij overal sporen achtergelaten. Deze sporen zijn terug te zien in het landschap en te vinden op en in de bodem. Door bodemsanering worden de ernstige chemische verontreiniging van de bodem aangepakt. Bescherming van de bodem betekent bovendien het voorkomen dat schone grond verontreinigd raakt en het rekening houden met de eigenschappen van de bodem.

Het doel van de bodemtoets bij ruimtelijke plannen is de bescherming van de bodem. Een bodemonderzoek moet worden uitgevoerd om te kunnen beoordelen of de bodem geschikt is voor de geplande functie en of sprake is van een eventuele saneringsnoodzaak.

Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan.

Onderzoek

In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden wat de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het plangebied is. Tevens dient, op basis van de Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht), bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een rapportage van een recent uitgevoerd verkennend bodemonderzoek toegevoegd te worden. Voor verkennend bodemonderzoek op een locatie wordt de norm NEN 5740 gehanteerd (onderzoeksstrategie voor verkennend bodemonderzoek).

De bodemonderzoeksplicht geldt alleen voor bouwwerken waarvoor:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (twee of meer uren per dag) mensen zullen verblijven;
  • die de grond raken;
  • waarvan het bestaande gebruik wijzigt (interne verbouwing van niet-verblijfsruimte naar verblijfsruimte);
  • die niet naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk genoemd in het Besluit bouwwerken;
  • waarvan geen reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten aanwezig zijn;
  • die geen tijdelijk bouwwerk betreffen waarbij uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is.

Ter plaatse worden woningen gebouwd ten behoeve van het ecodorp. Deze zijn aan te merken als verblijfsruimten waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen kunnen verblijven. Er is bodemonderzoek nodig.

Door onderzoeksbureau Tauw is in 2008 onderzoek uitgevoerd. Het betrof hier een verkennend, aanvullend en nader onderzoek. De gehele onderzoeksrapportage is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Op basis van dit onderzoek door Tauw is een nader onderzoek uitgevoerd dat betrekking heeft op de mogelijke aanwezigheid van niet-ontplofte bommen in de ondergrond (explosievenonderzoek, zie hierna) en is een saneringsplan opgesteld (zie hierna).

Voorts is voor de bouw van de 25 ecowoningen bij de aanvraag omgevingsvergunning bouwen een actualiserend verkennend bodemonderzoek NEN-5740 vereist in het deelgebied waar de beoogde bouw en het structureel verblijf van personen plaatsvindt.

Explosievenonderzoek

Het explosievenonderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau T&A Survey. De gehele onderzoekrapportage daarvan is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Nader onderzoek naar explosieven heeft uitgewezen dat in de eerste halve meter van de bovenlaag geen explosieven aanwezig zijn. Bij uitvoering van werkzaamheden op een grotere diepte dient nader onderzoek plaats te vinden.

Asbestonderzoek

Door onderzoeksbureau Koenders & Partners is medio 2014 een nader asbestonderzoek uitgevoerd naar een mogelijk aantal verdachte locaties. Het gehele onderzoeksrapport is als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is het onderzoeksbureau tot de volgende conclusies en aanbevelingen gekomen, waarbij voor de weergave van de genoemde locaties wordt verwezen naar de volledige bijlage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0033.jpg"

Saneringsopgave

Door Antea Group is een raamsaneringsplan opgesteld (zie bijlage 4) dat op 23-9-2015 door de provincie is goedgekeurd. In dit raamsaneringsplan is een gedetailleerde beschrijving gemaakt van de vervuiling, de risico's en de toegestane saneringsmethodes. De sanering is deels afgrond. Zo is een deelsanering, het gebied rondom de bunker Z10, uitgevoerd conform het saneringsplan en naderhand goedgekeurd door de provincie (RUD) op 9-1-2017. Ten aanzien van de overige gebieden die vervuild zijn met Pak's is er voor gekozen om middels bioremediatie de verontreinigingen op te ruimen. Het is een volstrekt legitieme, op grote schaal toegepaste saneringsmethode waarbij micro-organismen zoals schimmels en bacteriën de koolwaterstoffen (olie restproducten, ofwel pak's) afbreken. Omdat deze methode enkele jaren kan duren zijn de vervuilde gebieden ontoegankelijk gemaakt door een haag met meidoorns, conform het raamsaneringsplan.

4.5 Waterhuishouding

Aanleiding en doel

In de loop van de tijd hebben ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland veel ruimte aan water en/of waterberginglocaties onttrokken. Aan het begin van de 21e is geconstateerd dat ruimtelijke ontwikkelingen de ruimte voor water niet verder zou mogen beperken. Juist meer ruimte voor water is nodig om klimaatveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling op te vangen. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets.

Bij het opstellen van de watertoets is de waterbeheerder betrokken.

Onderzoek

Op 26 september 2014 is via het instrument www.dewatertoets.nl de zogeheten watertoets uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde watertoets is duidelijk geworden dat het plangebied van Ecodorp Bergen zich bevindt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en dat voor het project de zogeheten 'korte procedure' van toepassing is.

Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in het adviesdocument van de watertoets. Het adviesdocument is als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Voor het bestemmingsplan kan worden volstaan met het opnemen van de standaard adviezen in de toelichting van het bestemmingsplan. Onderstaand een weergave van de standaard wateradviezen waarmee de initiatiefnemer rekening dient te houden met de verdere uitwerking van het plan.

Wateradvies korte procedure

Via de Digitale Watertoets (www.dewatertoets.nl) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Herbestemmen MOB-complex Bergen tot Ecodorp in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door de aanvrager/initiatiefnemer ingevoerde gegevens heeft het Hoogheemraadschap een aantal opmerkingen en aspecten die zij graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Verharding en compenserende maatregelen

Er is circa 3 ha verharding verwijderd (dat betrof vooral de 3 betonnen opstelplatforms). Daarnaast is ook circa 8.000 m2 aan gebouwen verwijderd. In de nieuwe situatie bedraagt het oppervlak aan verharding in totaal ca 4.000 m2. Er is dan ook geen sprake van een toename van verharding en compenserende maatregelen zijn niet nodig.

Beheer en onderhoud waterlopen

Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 meter van de insteek van waterlopen zijn vergunningplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Voorkomen dient te worden dat waterlopen niet meer goed bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), omdat deze worden ingesloten door de nieuwe ontwikkeling/bebouwing. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Indien er ter plaatse geen varend onderhoud wordt uitgevoerd, dient een obstakelvrije zone van tenminste 5 meter aangehouden te worden.

Waterkwaliteit en riolering

Binnen het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de ambitie van het hoogheemraadschap om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Er is binnen het plan geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat voor de nieuwe ontwikkeling geadviseerd wordt om een gescheiden stelsel aan te leggen.

Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.

De gedane watertoets kent niet als keuzemogelijkheid om aan te geven dat het vuile water via een ecologisch buffersysteem gezuiverd wordt. Ecodorp Bergen is voornemens om een eigen systeem aan te leggen dat geheel is afgekoppeld van het reguliere rioolsysteem. De bewoners van het Ecodorp streven ernaar hun afvalwaterstromen op het terrein te zuiveren. Zij maken gebruik van composttoiletten. Het grijze afvalwater wordt middels een helofytenfilter gezuiverd en het effluent infiltreert op een geschikte locatie op het terrein. Voor bezoekers staan naast composttoiletten ook spoeltoiletten ter beschikking. Deze zijn aangesloten op het rioleringsstelsel.

Op verzoek van het Hoogheemraadschap zal de verwerking van het afvalwater verder worden besproken met het Hoogheemraadschap bij de verdere planuitwerking.

4.6 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met een omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt.

Normstelling en beleid

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • a. Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • b. Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Natura 2000-gebieden

De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • c. de bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn.

Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland

In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Onderzoek soortenbescherming

Door onderzoeksbureau Bureau IJsvogeltje is een quickscan flora- en fauna uitgevoerd op het terrein. Het gehele onderzoeksrapport, bekend onder de gegevens 'Quickscan Wet natuurbescherming Ecodorp Bergen', d.d. 16 september 2022, is als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Dit is een actualisatie van het onderzoek natuurwaarden wat in 2016 is uitgevoerd voor het terrein. Hierna volgen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het uitgevoerde onderzoek.

Flora

De Rechte driehoeksvaren Gymnocarpium robertianum en Tongvaren Asplenium scolopendrium scolopendrium zijn beschermd. Dit betekent dat er maatregelen moeten worden getroffen om het voortbestaan van de soort te garanderen of dat er ontheffing moet worden aangevraagd. De varens zijn in een eerder onderzoek gevonden in de kolken op het terrein die gevoed worden met regenwater. In het meest recente veldbezoek zijn deze niet teruggevonden en ook geen beschermde planten waargenomen. Eerder is geadviseerd te zorgen dat deze kolk behouden blijft.

Amfibiën

In de omgeving zijn waarnemingen van de rugstreeppad bekend. Tijdens het veldbezoek is voortplantingshabitat voor de Rugstreeppad geconstateerd. De dieren worden in de paarperiode ook veelvuldig gehoord. Er zijn echter geen effecten op de voortplantingsplekken van beschermde amfibieën. De oevers van deze waterpartijen blijven onaangetast. Er zijn mogelijk effecten op de winterrustplekken van beschermde amfibieën. Deze plekken worden vanaf half oktober gebruikt door de Rugstreeppad. Bij opslag van bouwmaterialen moet er rekening mee worden gehouden dat amfibieën deze plekken gaan gebruiken om te overwinteren. De ontwikkeling leidt niet tot een overtreding van een verbodsartikel van de Wet natuurbescherming mits buiten de voor Rugstreeppadden kwetsbare periode wordt gewerkt.

Grondgebonden zoogdieren

In de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen van de Boommarter, Hermelijn, Steenmarter en Rosse woelmuis bekend. De eerste twee zijn nationaal beschermd. Vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van kleine marterachtigen binnen de grenzen van het plangebied zijn mogelijk. Marterachtigen en woelmuizen hebben vaak meerdere verblijfplaatsen dichtbij elkaar in de buurt. Ze maken gebruik van holtes, takkenstapels, hooibalen, opgestapeld puin, holle bomen en schuurtjes. Al deze elementen zijn aanwezig en zullen ook aanwezig blijven op het terrein. In die zin zal het aanbod van vaste rust- en voortplantingsplaatsen niet verminderen. De werkzaamheden vinden gefaseerd in ruimte en tijd plaats. Effecten op vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren door opzettelijk te beschadigen of te vernielen zijn niet geheel uit te sluiten. Er zal echter doorgaans voldoende aanbod blijven bestaan.

Vleermuizen

Door bureau Endemica is in 2017 een inventarisatie gedaan naar het voorkomen van vleermuizen in het plangebied. Het onderzoek is als bijlage 8 bij de toelichting op dit bestemmingsplan bijgevoegd.

Geconcludeerd wordt dat er vier soorten vleermuizen in het plangebied voorkomen, te weten de Gewone- en Ruige dwergvleermuis, de Rosse vleermuis en de Laatvlieger. In de nazomer zijn ook de Gewone grootoorvleermuis en Kleine dwergvleermuis foeragerend aangetroffen. In het najaar zijn de Meervleermuis en Watervleermuis passerend waargenomen. Zowel de Watervleermuis als de Ruige dwergvleermuis overwinteren op het terrein van Ecodorp Bergen.

De bomen op het terrein van Ecodorp bieden in ieder geval plaats aan een zomerverblijfplaats van de Rosse vleermuis. Vermoedelijk gaat het om een kleine groep mannetjes die hier verblijven. Daarnaast zorgen de bomen voor een belangrijk foerageergebied (voedselaanbod in vorm van insecten en luwte), mede dankzij het grotendeels ontbreken van verlichting op het terrein, voor diverse soorten vleermuizen. Een deel van de bomen heeft ook een functie voor behoud van het gunstige overwinteringsklimaat in de bunker voor Watervleermuizen.

Voor zover de bomen gebruikt worden door vleermuizen (als verblijfplaats in holten of als essentiële zwermlocatie) of door vogels met jaarrond beschermde nesten (bv Buizer of Sperwer), leidt kap van de bomen op het terrein van Ecodorp tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Ook indien de kap tot gevolg heeft dat de functie van de bunker met overwinterende Watervleermuis haar functie als winterverblijf verliest. De bomen met een functie voor vleermuizen en jaarrond beschermde soorten zoals hiervoor bedoeld zullen dan ook niet worden gekapt om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen.

Vogels

In het plangebied zijn struweelbroeders te verwachten, alsmede Ransuil, Kerkuil en Boomvalk. De aanwezige dienstwoningen bieden broedmogelijkheden voor Huismus en Gierzwaluw. Bij de overige lage loodsen valt dit niet te verwachten. Tijdens het veldbezoek zijn veel struweelsvogels aangetroffen, een Torenvalk en een Buizerd zijn waargenomen boven het terrein. In 2019 is er een nest van een Buizerd aangetroffen in een hoge boom op het terrein. Bij de plas in het westelijk deel stonden twee Witgamen en er vloog een Blauwe reiger op.

Alle broedvogels zijn in de Wet natuurbescherming beschermd. Dit betekent dat er in het broedseizoen geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd die de functionaliteit van hun leefomgeving aantast. Tussen ruwweg half maart en eind juli mag er dus niet worden gekapt. De kap van bomen heeft invloed op de voortplantings- en vaste rust- en verblijfsplaats van struweelbroeders en vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, zoals de buizerd. In voorbereiding op de kap van bomen of eventuele sloop van gebouwen is nader onderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten noodzakelijk. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. Een buizerd-expert wordt geraadpleegd welke maatregelen genomen moeten worden om de negatieve effecten teniet te doen.

Onderzoek Gebiedsbescherming

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van het NNN, het omliggende gebied wel. Hoewel er –anders dan bij Natura2000 gebieden- bij NNN geen sprake is van externe werking op grond van de Wet natuurbescherming, is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel relevant of er negatieve effecten op het NNN te verwachten zijn als gevolg van de ontwikkelingen. De locatie grenst aan NNN. De licht- en geluiduitstraling van het Ecodorp is gelet op de geplande functies beperkt zodat negatieve effecten niet worden verwacht.

Natura 2000

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura2000 gebied. De minimale afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied bedraagt circa 800 meter. Hierdoor zijn effecten als licht- of geluidhinder uit te sluiten. Het natuurgebied is echter wel stikstofgevoelig.

In bijlage 9 is het onderzoek naar stikstofdepositie opgenomen. In het onderzoek en de in dat kader uitgevoerde aeriusberekeningen, wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied Zuid – Ecodorp’ niet leidt tot een depositietoename op verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000. De berekende depositie bedraagt zowel tijdens de realisatiefase als tijdens de gebruiksfase 0,00 mol/ha/jaar. Significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Om juridisch-planologisch te borgen dat in geen geval sprake is van een toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden, is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen (algemene gebruiksregel) waarmee een depositiebijdrage wordt uitgesloten.

Kap van bomen

Op grond van de Wet Natuurbescherming geldt voor het kappen van bomen een herplantplicht of indien herplant niet mogelijk is een verplichting tot compensatie. De bebouwing op het oostelijk deel moet aan het zicht onttrokken worden. Hier is enige ruimte om de eventuele kap van bomen op het westelijk deel te compenseren. Bovendien heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) aangegeven dat indien het inrichtingsplan voor het westelijk deel wordt uitgevoerd zoals beschreven (zie ook bijlage 10 bij de plantoelichting), de herplantplicht niet van toepassing is omdat de werkzaamheden gezien kunnen worden als onderhoud. Opgemerkt dient echter te worden dat dit inrichtingsplan voor het westelijke deel zal worden uitgevoerd voor zover er geen aantasting plaatsvindt van beschermde soorten.

4.7 Milieuhinder

Aanleiding en doel

Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.

De (indicatieve) lijst “Bedrijven en Milieuzonering 2009”, uitgegeven door de Vereniging

van Nederlandse gemeenten, geeft weer wat de richtafstanden zijn voor milieubelastende activiteiten. In deze publicatie worden de indicatieve richtafstanden gegeven voor de vier ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Bij het bepalen van de richtafstanden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • het betreft gemiddeld moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied';
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten;
  • bij activiteiten met ruimtelijk duidelijk te onderscheiden deelactiviteiten kunnen deze activiteiten desgewenst als afzonderlijk te zoneren activiteiten worden beschouwd, bijvoorbeeld bij de ligging van de activiteit binnen zones met een verschillende

milieucategorie.

De gegeven richtafstanden zijn in het algemeen richtafstanden en geen harde afstandseisen. Ze moeten daarom gemotiveerd worden toegepast. Dit betekent dat geringe afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn. Het is aan te bevelen deze afwijkingen te benoemen en te motiveren indien aan de orde.

Onderzoek

Om een afweging te maken is het van belang te kijken welke objecten en functies zich in de nabijheid bevinden van het plangebied. Daartoe onderstaande weergave van de verbeelding van het vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0034.png"

Figuur 4.6 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Landelijk Gebied Zuid

Ten noorden en ten noordoosten van het plangebied bevinden zich op meer dan 200 meter afstand een aantal (bedrijfs)woningen. Binnen Ecodorp Bergen worden ook een aantal woningen gebouwd. Vanuit Bedrijven en Milieuzonering geldt voor het ecodorp geen hindernormafstand voor woningen. Hoewel er kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden, is de afstand tot woningen van derden zodanig dat hinder ter plaatse van die woningen niet aan de orde is. Verder worden er evenementen gehouden, deze evenementen leiden echter niet tot onaanvaardbare hinder ten opzichte van de te bouwen woningen, zie paragraaf 4.6. Woningen zijn niet milieuhinderlijk.

Op circa 270 meter afstand richting het oosten bevindt zich nog een agrarisch bedrijf. De afstand van de locatie waar binnen het ecodorp woningen gebouwd worden tot dit agrarisch bedrijf is voldoende groot, er geldt geen belemmering voor het agrarisch bedrijf als gevolg van de komst van Ecodorp Bergen.

Op spuitzones wordt hierna in paragraaf 4.7 afzonderlijk ingegaan.

4.8 Spuitzones

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan gezondheidsrisico's met zich meebrengen. Bij ruimtelijke plannen in de omgeving van agrarische gronden dienen deze mogelijke gezondheidsrisico's te worden afgewogen. Er gelden geen wettelijke normen of afstandseisen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving van woningen. Uit jurisprudentie blijkt dat de Raad van State een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk vindt. Bij kleinere afstanden is een locatiespecifieke beoordeling noodzakelijk. Bij deze beoordeling dient uit te worden gegaan van de maximale planologische mogelijkheden op de agrarische gronden.

Plangebied en omgeving

Het bestemmingsplan Landelijk gebied vigeert ten zuiden van het plangebied. Dit gebied heeft de bestemming Natuur.Het bestemmingsplan Weidegebied 1993 vigeert ten noorden en ten oosten van het plangebied. Dit gedeelte heeft de bestemming Aw: Agrarische doeleinden met subbestemming 'gebruik als grasland uitsluitend toegestaan t.b.v. veeteeltbedrijven'.

In het plangebied zelf vindt uitsluitend ecologische teelt plaats zonder te bespuiten. In de omgeving van het woongebied van het plan liggen met name natuurgebieden binnen een afstand van 50 meter. Het agrarisch grondgebruik volgens de basisregistratie gewaspercelen 20022 van de ten zuiden gelegen percelen is: Grasland, natuurlijk. Met landbouwactiviteiten. Het agrarisch grondgebruik ten oosten van het plangebied is: Grasland, blijvend. Het agrarisch grondgebruik ten noorden van het plangebied is: Grasland, natuurlijk. Met landbouwactiviteiten, Grasland, blijvend en Bouwland Overige niet genoemde groenten, productie. Op grasland wordt over het algemeen slechts beperkt gebruik gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. In de omgeving zijn geen boomgaarden aanwezig. Het dichtstbijzijnde bollengebied ligt ten noordwesten van het plangebied. Het bollengebied ligt op een afstand van 170 meter van het woongebied. Gezien de situatie ter plaatse zal het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de bollengebieden in de omgeving van het plangebied naar verwachting niet leiden tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's binnen het toekomstige woongebied.

4.9 Geluid

Aanleiding en doel

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen).

Op Europees niveau is het voornaamste doel op het gebied van geluidshinder dat niemand wordt blootgesteld aan geluidsniveaus die zijn of haar gezondheid en de kwaliteit van zijn of haar bestaan in gevaar brengen.

Voor de bestrijding van geluidshinder kunnen verschillende soorten maatregelen worden getroffen: bestrijding van geluid aan de bron, bijvoorbeeld stillere auto's, stillere wegdekken, het verkeersluw maken van straten, het zachter zetten van de stereo, het dempen van de piano. Maatregelen tussen bron en ontvanger; bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidsscherm of -wal of een betere muurisolatie tussen woningen. Maatregelen aan de kant van de ontvanger; meestal gaat het dan om het aanbrengen van (extra) geluidsisolatie aan de woning en het rekening houden met geluidsnormeringseisen bij het ontwerpen van woningen.

Het doel van het akoestisch onderzoek bij ruimtelijke plannen is het voorkomen van geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, railverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen.

De verplichting tot uitvoering van een akoestisch onderzoek is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Het eventuele akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

Onderzoek

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied. Ter plaatse bedraagt de snelheid van de Groeneweg 60 km/uur en is er sprake van een geluidszone als gevolg van wegverkeerslawaai. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor enkel- en tweestrookswegen 250 m. Deze zone, gerekend vanuit de as van de weg, moet aan weerszijden van de weg in acht worden genomen.

Op onderstaande luchtfoto is weergave gedaan van deze geluidszone (250 meter) van de weg ten opzichte van het plangebied (zie gele lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0035.png"

Figuur 4.7 Ligging Geluidszone

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0036.png"

Figuur 4.8. Inrichting terrein

Een deel van het plangebied waar de woningen gebouwd gaan worden liggen net binnen deze geluidszone. De afstand van deze woningen tot aan de (doorgaande) weg bedraagt daarbij circa 240 meter.

Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone 48 dB als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel (Wet geluidhinder 2006). Bij het voorbereiden van een plan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op grond behorende bij een eerdergenoemde zone, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 48 dB te boven gaat, kunnen, mits gemotiveerd, burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen (artikel 83 van de Wet geluidhinder). Met behulp van de Standaard Rekenmethode 1 (SRM1) is bepaald wat de verwachte geluidsbelasting is voor deze woningen. Aangezien er geen concrete verkeersgegevens bekend zijn is een aanname gedaan.

De weg lijkt vooral bestemd te zijn voor bestemmingsverkeer in het buitengebied en de daarbij behorende functies. Aangezien de Groeneweg als een zeer rustige weg is te beschouwen, kennelijk slechts bedoeld voor bestemmingsverkeer, is uitgegaan van 500 motorvoertuigen per etmaal en een afstand van de voorgevel van de nieuwe woningen tot de as van de weg van 240 meter en een snelheid ter plaatse van 60 km/uur. Dit levert op basis van het rekenmodel het volgende beeld op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0373.BPG3001Ecodorp-B001_0037.png"

Tabel 4.3. Geluidsberekening

Vanuit de Wet geluidhinder is er geen sprake van een belemmering als de gevelbelasting op de gevel niet meer dan 48 dB bedraagt.

Op basis van het akoestisch rekenmodel SRM1, en uitgegaan van een verkeersintensiteit van 500 motorvoertuigen/etmaal bedraagt de geluidsbelasting op de gevel na aftrek van de correctiefactor van 5 dB op basis van artikel 110 van de Wet geluidhinder circa 27 dB (Lden – 5 dB) en voldoet daarmee ruimschoots aan de Wet geluidhinder. Naar verwachting is de verkeersintensiteit van 500 motorvoertuigen in werkelijkheid nog lager, aangezien de Groeneweg vooral bedoeld is voor bestemmingsverkeer.

Geluid bij evenementen

Door Ecodorp Bergen wordt voorzien in het houden van diverse evenementen. Het merendeel van deze evenementen heeft een zeer kleinschalig karakter. Deze evenementen zullen geen gebruik gaan maken van (harde) muziek. Bij grotere evenementen kan het zijn dat er gebruik wordt gemaakt van muziek, alleen zal dit niet zo zijn als bij bijvoorbeeld grote live-concerten in de openlucht. Er moet meer gedacht worden aan muziek waarbij lichte versterkers aanwezig zullen zijn. Gezien de omvang van de beoogde bezoekers bij evenementen (maximaal 350 bezoekers bij grotere evenementen) zal ook geen zware muziekinstallatie noodzakelijk zijn. De evenementen zijn daarmee ruimtelijk aanvaardbaar. In de regels van het bestemmingsplan staat ook genoemd welke categorie evenementen zijn toegestaan. Uitsluitend evenementen in de categorie 1 zijn toegestaan. Ecodorp Bergen zal zelf toezien op het voorkomen van evenementen met een zware 'muziek-overlast' en geeft aan dat zij ervoor open staat om geluidsmetingen uit te laten voeren indien er evenementen zijn. Ook zijn evenementen waarbij versterkte muziek wordt toegepast niet toegestaan in het broedseizoen zoals die in de Wet natuurbescherming wordt genoemd. Hierdoor worden omliggende natuurgebieden ontzien.

Ter vergelijking is nog gekeken naar bijvoorbeeld een 'vaste kermis'. Op basis van de VNG-Reeks 'Bedrijven en Milieuzonering' heeft een vaste kermis (die zich kenmerkt door veel en harde muziek) een normafstand van 300 meter voor het aspect geluid in het omgevingstype 'rustig buitengebied'. De afstand van het terrein waar binnen het plangebied van Ecodorp Bergen evenementen kunnen worden gehouden tot aan woningen van derden (in dit geval woningen buiten het plangebied) bedraagt reeds meer dan 300 meter en zou derhalve al niet tot geluidsoverlast moeten leiden. De evenementen die zullen plaatsvinden bij Ecodorp Bergen zijn niet te vergelijken met een activiteit als een 'vaste kermis', geluidsoverlast valt niet te verwachten.

4.10 Luchtkwaliteit

Aanleiding en doel

Een gezonde buitenlucht is belangrijk voor de maatschappij. Tot op Europees niveau spant men zich daarom in om de luchtkwaliteit op orde te krijgen door middel van regels en normen. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen decennia in Nederland is verbeterd, voldoet ze nog steeds niet overal aan de normen. Met name fijn stof en stikstofdioxiden leveren problemen op. Een groot aantal bouwprojecten, zoals wegverbredingen en de aanleg van bedrijventerreinen en nieuwbouwwijken, lagen en liggen daarom soms nog steeds stil. Doordat in overschrijdingsgebieden soms ook gewenste of noodzakelijke plannen en projecten worden stilgelegd, ontstond een discussie om gewenste en soms noodzakelijke plannen toch doorgang te kunnen laten vinden. Dat heeft geresulteerd in nieuwe regels voor luchtkwaliteit.

Het doel van het luchtkwaliteitonderzoek is het geven van inzicht in de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit om een goede luchtkwaliteit te kunnen garanderen. Daarom moet luchtkwaliteit al in een vroeg stadium van de planvorming worden meegewogen. Gegevens over de luchtkwaliteit worden verzameld om vervolgens te kunnen bepalen of er voor het doorgaan van het project al dan niet aanvullende maatregelen nodig zijn. In de praktijk zullen met name fijn stof en stikstofdioxiden moeten worden onderzocht. Daarnaast kan een goede ruimtelijke ordening met zich brengen dat een afweging wordt gemaakt rondom de aanvaardbaarheid van een project op een bepaalde locatie.

De luchtkwaliteit hoeft (artikel 5.16 Wet milieubeheer) geen belemmering te vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een plan of project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt;
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) dat tevens voorziet in maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Onderzoek

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Projecten die 'niet in betekende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm.

Met de inwerkingtreding van de NSL op 1 augustus 2009 geldt de volgende bovengrens om als NIBM-project te worden aangemerkt: de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg.

Het op te stellen bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een Ecodorp met een beperkt aantal woningen en een educatief centrum en is qua omvang en verkeersaantrekkende werking kleinschaliger dan de bouw van 1500 woningen aan één ontsluitingsweg. Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

4.11 Verkeer en parkeren

Algemeen

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

Onderzoek

Bewoners gebruiken zoveel mogelijk collectieve vervoermiddelen. Door de samenvoeging van wonen en werken in de gemeenschap zal het aantal reisbewegingen van de bewoners drastisch verminderen, verwacht wordt dat er maximaal 15 auto's min of meer permanent aanwezig zullen zijn ten behoeve van de bewoners van het ecodorp. Door het stimuleren en faciliteren van o.a. vervoer per fiets, openbaar vervoer en andere collectieve vormen van vervoer, zal de (auto)verkeer aantrekkende werking van de activiteiten in het ecodorp drastisch worden beperkt. Daarbij is het ook zo dat vele voorzieningen (zoals scholen, winkels en station) binnen fietsafstand zijn gelegen. Ook bezoekers zal worden verzocht zoveel mogelijk met het openbaar vervoer en de fiets te komen om zo hun bijdrage te leveren aan de energie-doelstelling van ecodorp.

Vanuit Ecodorp Bergen is voorzien in de aanleg van 50 parkeerplaatsen bij de entree, direct bij betreden van het terrein links binnen de woonbestemming en voor een deel voor het betreden van het terrein binnen de verkeersbestemming. Deze zijn bestemd voor bewoners en bezoekers (ook voor de bezoekers van de camping). Geparkeerde voertuigen binnen de woonbestemming zijn aan het zicht onttrokken door de opgaande begroeiing. Het terrein is voldoende groot om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Ook de aan- en afvoerwegen zullen als gevolg van deze verkeersstroom niet dichtslibben. Ook niet bij evenementen, immers ook het merendeel van de evenementen vindt plaats gedurende een hele dag, zodat bezoekers gespreid zullen komen. Ook bezoekers van evenementen wordt verzocht om te komen met het openbaar vervoer en de fiets.

Voor 'normale' projecten kan de parkeerbehoefte in beeld worden gebracht aan de hand van planologische kengetallen die landelijk worden gebruikt overeenkomstig de kengetallen uit de CROW-normering. Een voorziening als Ecodorp Bergen is daar niet mee te vergelijken. Ter vergelijking, 25 vrijstaande woningen in het buitengebied van de gemeente Bergen leveren dan reeds een parkeerbehoefte op van gemiddeld genomen van 65 parkeerplaatsen. Uitgangspunt binnen Ecodorp Bergen is het zoveel als mogelijk vermijden van auto's vanuit de filosofie van het Ecodorp. Ook bij evenementen e.d. zal een ieder verzocht worden zoveel mogelijk met alternatieve vormen van vervoer te komen om de autodruk en parkeerdruk zo laag mogelijk te houden. Het voorstel hierin is ook dat het parkeren gemonitord zal worden gedurende de eerste periode dat het Ecodorp 'operationeel is'.

4.12 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op meer dan 2000 woningen (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat o.a. uit de realisatie van maximaal 25 nieuwe woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling die is opgenomen in bijlage 12. Voor het voorgenomen plan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit van het college is opgenomen in bijlage 13.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1. besluit ruimtelijke ordening en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Landelijk Gebied Zuid - Ecodorp Bergen' en de daarop betrekking hebbende stukken lagen vanaf 2 juli 2015 4 weken ter inzage voor inspraak. Tevens is het plan toegezonden aan de diverse overlegpartners zowel reeds in 2015 als in 2022.


In bijlage 11 is een overzicht opgenomen van de ingekomen reacties en tot welke aanpassingen deze geleid hebben.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten waardoor het gemeentelijk kostenverhaal is gewaarborgd.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, en door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, zoals deze per 1 oktober 2012 in werking is getreden. De verbeelding dient in samenhang met de planregels te worden gelezen.

In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, provincies en het rijk. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP2012 zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (hierna IMRO2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (hierna STRI2012) normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

Conform Wro en Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting in digitale geautoriseerde bronbestanden vastgelegd en in die vorm vastgesteld. Daarnaast kent de Wro een papieren versie van (hetzelfde) bestemmingsplan. Indien de inhoud van digitale stukken tot een andere uitleg leidt dan de stukken op papier, dan is de digitale inhoud beslissend. Het bestemmingsplan is daarmee een digitaal juridisch authentiek document. De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd.

De SVBP2012 geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. De standaard heeft geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. Er worden geen normen gesteld omtrent de vormgeving en inrichting van de analoge weergave van het bestemmingsplan. De SVBP2012 heeft ook geen betrekking op de totstandkoming van de inhoud van een

bestemmingsplan. Dit is de verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag. In de SVBP2012 is wel aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan digitaal moet worden weergegeven.

De SVBP2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan. De verbeelding en planregels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

6.2 Digitale raadpleging

De informatie die is vastgelegd in het plan moet in elektronische vorm volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Dit wordt de digitale verbeelding genoemd. De digitale verbeelding is de verbeelding van het bestemmingsplan in een interactieve raadpleegomgeving, waarin alle relevante bestemmingsplaninformatie wordt getoond: de combinatie van (plan)kaart en regels met de toelichting. Een raadpleger van het bestemmingsplan moet alle relevante bestemmingsplaninformatie op eenvoudige wijze voor ogen kunnen krijgen. De relevante bestemmingsplaninformatie heeft betrekking op de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen met bijbehorende regels in het bestemmingsplan. Voor zowel bestemmingen als aanduidingen geldt, dat deze zonder interactie zichtbaar moeten zijn in de digitale verbeelding. Uit interactie met de digitale verbeelding blijkt dan de inhoud van de bestemming en/of aanduiding.

6.3 Toelichting op de planregels

De inrichting van de planregels is deels voorgeschreven door de SVBP2012. Een aantal planregels is zelfs geheel voorgeschreven: het overgangsrecht, de anti-dubbeltelregel en de slotregel. De regels zijn standaard ingedeeld in vier hoofdstukken. Bij elke planregel (elk artikel) wordt hieronder een nadere toelichting gegeven.

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De in de regels gebruikte begrippen worden hierin omschreven ter voorkoming van misverstanden of verschil in interpretatie.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit betreft een omschrijving van de wijze waarop het meten dient plaats te vinden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 t/m 9 De bestemmingen

De meeste bestemmingen zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • 1. een bestemmingsomschrijving;
  • 2. bouwregels;
  • 3. nadere eisen;
  • 4. afwijking van de bouwregels;
  • 5. specifieke gebruiksregels;
  • 6. afwijking van de gebruiksregels;
  • 7. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. wijzigingsbevoegdheid.

De volgende bestemmingen/artikelen komen voor:

Artikel 3 Agrarisch – Natuur

Artikel 4 Bos

Artikel 5 Groen

Artikel 6 Maatschappelijk

Artikel 7 Natuur

Artikel 8 Verkeer

Artikel 9 Wonen

Artikel 10 Waarde – Archeologie 4

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen met betrekking tot overschrijding van bouwgrenzen.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een gebruiksregel opgenomen die regelt dat de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied niet mag toenemen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn de afwijkingsregels opgenomen voor het bouwen.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel betreft alle wijzigingsbevoegdheden opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn.

Artikel 15 Overige regels

Indien verwezen wordt naar andere (wettelijke) regelingen dan is in dit artikel bepaald dat deze dienen te worden gelezen als op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan;

Artikel 17 Slotregel

Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.

Verbeelding

Op de verbeelding zijn vrijwel alle functies apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke functies binnen de bestemming aan de grond binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels, de specifieke gebruiksregels alsmede de afwijkingsbevoegdheden te vinden.