direct naar inhoud van Artikel 10 Horeca
Plan: Bestemmingsplan Graft en De Rijp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0365.BpGrRikernen2011-VA01

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven categorie 1;
  • b. horecabedrijven die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig zijn, te weten:
    • 1. een restaurant aan het Oosteinde 33 te De Rijp;
    • 2. een restaurant aan de Grote Dam 3 te De Rijp;
    • 3. een restaurant De aan de Rechtestraat 5 te De Rijp;
    • 4. een bar/disco aan de Rechtestraat 4 - 6 te De Rijp;
    • 5. een cultureel centrum aan de Rechtestraat 12 - 16 te De Rijp;
    • 6. een restaurant/eetcafé aan de Rechtestraat 106 te De Rijp;
    • 7. een lunchroom aan het Jan Boonplein 6 te De Rijp;
    • 8. een café aan de Grote Dam 2 te De Rijp;
    • 9. een restaurant/pizzeria aan de Oosteinde 31 te De Rijp;

en tevens voor:

  • c. een hotel met ondersteunende kantoorfuncties, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';

met de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en -partijen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van horeca gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte', indien er geen aanduiding is opgenomen geldt het bepaalde in lid 25.2;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen;
  • d. de oppervlakte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 150 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • f. in geval van vervangende nieuwbouw blijft de onder 'e' genoemde bestaande afstand als minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens van toepassing.

10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het deel van het bouwperceel dat buiten een bouwvlak is gelegen, met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte minder dan 500 m² bedraagt ten hoogste 75 m² per bouwperceel dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;
    • 2. bij bouwpercelen waarvan de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt ten hoogste 100 m² per bouwperceel, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer is, mag worden bebouwd;

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van hoofdgebouwen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

10.3 Nadere eisen

Bij de toepassing van nadere eisen worden de regels als gesteld in artikel 31.2 in acht genomen.

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht;

nadere eisen stellen aan de plaats en de omvang van bouwwerken.

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om nadere eisen te stellen aan de plaats en omvang van bouwwerken ter plaatse van gronden die zijn bestemd als 'Waarde - Cultuurhistorie', wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Bij de toepassing van de afwijking van de bouwregels bij een omgevingsvergunning worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.1, onder 'b' voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer 11 m mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.1, onder 'e' voor het bouwen van gebouwen tot op de zijdelingse perceelgrens.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen ten behoeve van de opslag van goederen en materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het bedrijf;
  • d. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en gebouwen voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van aangebouwde bijgebouwen bij bedrijfswoningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Bij de toepassing van wijzigingsbevoegdheden worden de regels als gesteld in artikel 31.1 in acht genomen, voor zover van toepassing.

Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend betrekking kan hebben op de voormalige bedrijfsbebouwing met bijbehorende erven;
  • b. de wijziging uitsluitend mag plaatsvinden bij een volledige beëindiging van de bedrijfsactiviteiten ter plekke;
  • c. er ten hoogste 1 woning is toegestaan, met dien verstande dat indien er sprake is van een stolpboerderij er in de stolpboerderij 2 woningen zijn toegestaan;
  • d. voordat de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, de initiatiefnemer een erfinrichtingsplan overlegt aan burgemeester en wethouders;
  • e. voor het overige na toepassing van de wijziging de bestemmingsregels van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn.