direct naar inhoud van 9.3 Verantwoording
Plan: Gershwin
Plannummer: W0902BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.W0902BPGST-OH01

9.3 Verantwoording

9.3.1 De Verantwoordingsplicht

De Verantwoordingsplicht bestaat uit de volgende stappen:

  • Vaststellen van de risico's van de huidige situatie;
  • Vaststellen van de risico's na realisatie van de nieuwe plannen;
  • Maatregelen ter beperking van de risico's;
  • Mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

9.3.2 Risico's in de huidige en toekomstige situatie

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A10

In de risicoanalyse van AVIV (2007) is geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 berekend voor de A10. Het groepsrisico ter hoogte van het flankproject Gershwin ligt in 2009 op een factor 0,99 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Als gevolg van de ontwikkeling van de Zuidas neemt het groepsrisico in 2020 toe tot een factor 2,91 ten opzichte van de oriëntatiewaarde.

9.3.3 Maatregelen

Er zijn verschillende soorten maatregelen denkbaar ter reductie van het groepsrisico. Het gaat om bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen voor zelfredzaamheid.

9.3.4 Bronmaatregelen

Routering vervoer van gevaarlijke stoffen

Met betrekking tot het vervoer heeft de gemeente Amsterdam het voornemen dat het maatgevend vervoer (GF3, brandbaar gas) niet meer over de ring A10 Zuid plaatsvindt. Dit zal na ingebruikname van de Westrandweg over enkele jaren leiden tot een verlaging van het groepsrisico. Het kunnen uitsluiten van het vervoer van brandbare gassen is afhankelijk van de aanleg van de Westrandweg. De routering van het vervoer van LPG via de Westrandweg is een oplossingsrichting uit het landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Hiervoor zijn door Rijkswaterstaat en de gemeente Amsterdam diverse onderzoeken uitgevoerd, zoals:

  • MER Westrandweg (2004).
  • Onderzoek regioroutering VGS Noordvleugel (2006).
  • MER Schiphol Amsterdam Almere (2007/2008).

De routering dient na realisatie van de Westrandweg vastgesteld te worden, zodat het maatgevende scenario voor brandbare gassen kan worden uitgesloten langs de A10. Dit is niet per definitie gebonden aan de keuze voor het realiseren van het Dok. De gemeente Amsterdam heeft de bevoegdheid een routering vast te stellen (een routeringbesluit), in overleg met Rijkswaterstaat en het verantwoordelijke ministerie.

Ontwikkeling Dok

Ten tijde van het opstellen van deze verantwoording is het besluit om het Dok te realiseren nog niet genomen. De realisatie van het Dok verbetert de situatie ten aanzien van de externe veiligheid voor het flankproject Gershwin. Met de overkapping van de A10 is deze rijksweg geen risicobron meer. Voor Gershwin is overigens de conclusie dat al de geplande functies ook mogelijk zijn zonder ontwikkeling van het Dok.

Coating tankwagens LPG

In het kader van het LPG-convenant, afgesloten tussen de Nederlandse Staat en de branche, zijn maatregelen afgesproken om te komen tot een verlaging van de risico's voor met name LPG-tankstations. In deze afspraken staat dat met ingang van 2010 een 'coating' voor LPG-tankwagens verplicht wordt. Met deze 'coating' wordt de kans op een BLEVE ( boiling liquid expanding vapour explosion") gereduceerd. Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt.

9.3.5 Effectmaatregelen

Effectgerichte maatregelen zijn voornamelijk bouwkundig van aard. Deze maatregelen zijn gericht op het reduceren van het aantal gewonden, als gevolg van brand of explosies. Zoals beschreven in hoofdstuk 6 van de rapportage van Arcadis zijn voor een plasbrand en het vrijkomen van toxische dampen bouwkundige maatregelen zinvol. Bij een plasbrand gaat het bijvoorbeeld om de aanleg van afschermende (geluids-)schermen waardoor een plas brandbare vloeistoffen niet kan uitstromen. Een andere bouwkundige maatregel is dat gebouwen niet binnen 30 meter van de weg staan. In het plangebied van Gershwin staan en zijn geen gebouwen gepland binnen 30 meter van de A10 Zuid. In het kader van externe veiligheid zijn geen aparte effectmaatregelen voorgesteld. Maatregelen die in het kader van energiebesparing, bezonning of geluid aangebracht worden aan de gebouwen of aan de rijksweg kunnen tevens voor externe veiligheid een positief effect hebben.

9.3.6 Maatregelen voor zelfredzaamheid

Met betrekking tot zelfredzaamheid wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Kinderen, ouderen en minder validen zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen. In de kantoren en voorzieningen dienen voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn met voldoende bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. Deze gebouwen kunnen dan snel en onafhankelijk van de brandweer geëvacueerd worden.

De mogelijkheden om een pand te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. De aanwezigen moeten het gebouw en vervolgens het gebied in tegengestelde richting van de risicobronnen kunnen ontvluchten. Bij voorkeur via een andere route dan de aanrijdroute van de hulpverleningsdiensten.

In onderhavig plangebied vindt ontsluiting vindt plaats via de Mahlerlaan. De noord-zuidstraten vanaf de Mahlerlaan vormen een directe verbinding met de inritten van de parkeergarages, die gelegen zijn onder de bebouwingsblokken. Het gehele openbare gebied is in principe toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Zij kunnen gebruik maken van de Gershwinlaan die dwars door het gebied loopt. Verder maakt de aanleg van noord-zuidverbindingen (inclusief een over de De Boelegracht) de doorgang van de Mahlerlaan naar de De Boelelaan mogelijk.

Hulpdiensten kunnen naast de reguliere ontsluitingswegen in het geval van calamiteiten ook gebruik maken van een aantal andere ontsluitingsmogelijkheden.

Op basis van de mogelijkheden om het gebied te verlaten in combinatie met het gegeven dat mensen voldoende in staat zijn te kunnen vluchten, is de zelfredzaamheid gewaarborgd.

9.3.7 Hulpverlening

Voor de hulpverlening wordt gekeken naar:

  • de bereikbaarheid van het gebied;
  • de aanwezige bluswatervoorzieningen;
  • de capaciteit om het maatgevende scenario aan te kunnen.

Deze onderdelen zijn in de rapportage van Arcadis (zie bijlage) nader toegelicht.

Bereikbaarheid

Voor motorvoertuigen is het gebied direct verbonden met het hoofdwegennet.Uitgangspunt is wel dat het gebied zelf beperkt toegankelijk is voor auto’s (alleen bestemmingsverkeer). Ontsluiting vindt plaats via de Mahlerlaan Hulpdiensten kunnen naast de reguliere ontsluitingswegen in het geval van calamiteiten ook gebruik maken van een aantal andere ontsluitingsmogelijkheden.

Bluswatervoorziening

In de Gershwinlaan, de Mahlerlaan, De Beethovenstraat en de Buitenveldertselaan worden drinkwaterleidingen aangelegd. Op deze waterleidingen zijn om de 80 meter brandhydranten aangesloten. Dit is het primaire systeem van de bluswatervoorziening. Alle gebouwen van Gershwin zijn binnen een afstand van 40 meter (2x20 meter) van één van deze hydranten gelegen. Bij de bouwvergunningbehandeling van een gebouw zal getoetst moet worden of op gebouwniveau nog additionele voorzieningen moeten worden getroffen.

Hulpverleningscapaciteit

Het aantal mogelijke slachtoffers (gewonden) bepaalt of de brandweer en de geneeskundige hulpverlening in geval van het maatgevende scenario, een BLEVE, de hulpvraag aankunnen. Opschaling vindt plaats wanneer dit noodzakelijk geacht wordt. De brandweer en de geneeskundige hulpverlening kunnen in de huidige situatie aan maximaal 200 - 250 slachtoffers hulp bieden in een bepaald gebied. Dit is gebaseerd op de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele Prestaties. Door de realisatie van de bouwplannen neemt de hulpvraag bij incidenten toe. Hiermee stijgt ook de kans dat de hulpvraag bij een ongeval met gevaarlijke stoffen het hulpaanbod overschrijdt.