direct naar inhoud van 16.4 Regels met betrekking tot geluid
Plan: Bestemmingsplan VU medisch centrum (en omgeving)
Plannummer: K1002BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1002BPGST-OH01

16.4 Regels met betrekking tot geluid

Zones vanwege wegen

Op grond van artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het bestemmingsplan worden aangegeven wat de functie is van de voornaamste wegen, alsmede het dwarsprofiel of het aantal rijstroken daarvan dan wel de as van de weg waarmee gerekend is, bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. De verwijzing naar artikel 74 Wgh heeft betrekking op de breedte van de zone waarmee gerekend moet worden. Zoals in paragraaf 7.2.3 reeds is aangegeven gelden er voor wegen bepaalde zones, waarbij de breedte van de zones afhankelijk is van het aantal rijstroken. Daarbij geldt voor binnenstedelijk gebied een onderscheid tussen wegen bestaande uit een of twee rijstroken, en wegen bestaande uit drie of meer rijstroken. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om op de plankaart het aantal rijstroken aan te geven. Slechts voor een zeer klein deel geldt een maximum van 2 rijstroken. Daar geldt een zone van 200 meter. Voor alle overige delen geldt een zone van 350 meter.

Regeling gevoelige gebouwen

Naast woningen worden op grond van de Wet geluidhinder als geluidsgevoelige gebouwen tevens aangemerkt onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, en bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen. Met betrekking tot deze gebouwen is de Wet geluidhinder van toepassing (zie hoofdstuk 7).

Uit onderzoek is gebleken dat op een aantal locaties niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden of de maximaal toelaatbare waarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Daar waar dat het geval is wordt in de planregels voorgeschreven dat, indien bebouwing wordt opgericht ten behoeve van geluidsgevoelige functies, deze bebouwing dient te zijn voorzien van een dove gevel dan wel van een geluidwerend vlies.

Niet alle ruimten binnen geluidsgevoelige gebouwen zijn echter daadwerkelijk geluidsgevoelig. Zoals in paragraaf 7.2.3 reeds is aangegeven worden voor wat betreft onderwijsgebouwen die delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten niet gezien als geluidsgevoelige ruimte. De Wet geluidhinder is op die ruimten niet van toepassing.

Ook binnen bebouwing ten behoeve van medische voorzieningen is er een groot scala aan ruimten denkbaar die redelijkerwijze niet als geluidsgevoelig behoeven te worden beschouwd. Gedacht kan worden aan bedrijfskantines, wasruimten, personeelsruimten, vergaderruimten, trappenhuizen, etcetera. Het lijkt niet de bedoeling te zijn van de Wet geluidhinder dat ook die ruimten als geluidsgevoelig zouden moeten worden bestempeld.

Om een onderscheid te kunnen formuleren tussen ruimten van gezondheidsgebouwen die wel of juist niet als geluidgevoeling zouden kunnen worden aangemerkt kan het best aansluiting worden gezocht bij het onderscheid dat in het Besluit geluidhinder is opgenomen, en dat betrekking heeft op het begrip verblijfsruimten. Voor die ruimten geldt een regeling die ertoe strekt dat burgemeester en wethouders bij het verlenen van hogere waarden maatregelen treffen met betrekking tot de geluidwering van die gevel om te bevorderen dat bepaalde binnenwaarden niet worden overschreden. Beredeneerd zou kunnen worden dat het met name deze ruimten betreft die op grond van de Wet geluidhinder bescherming behoeven.

De volgende ruimten worden binnen gezondheidszorggebouwen als verblijfsruimte aangemerkt:

  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen;
  • ruimten voor patiĆ«ntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

Kort gezegd betreft het die ruimten die bedoeld zijn voor behandeling en verblijf van patienten. De overige ruimten binnen gezondheidszorggebouwen kunnen op basis daarvan als niet-geluidgevoelig worden beschouwd.

Ook daarvoor geldt dat de uitgangspunten van de Wet geluidhinder niet van toepassing behoeven te zijn. Voor al die ruimten die niet moeten worden aangemerkt als geluidsgevoelig kan een uitzondering worden gemaakt voor wat betreft de plicht om, indien de voorkeursgrenswaarden of maximaal toelaatbare waarden worden overschreden, het gebouw ter plaatse van die ruimte te voorzien van een dove gevel of een geluidwerend vlies.

In het bestemmingsplan is daarin voorzien door daar waar dat in beginsel vanwege de optredende geluidsbelasting aan de orde is dove gevels voor te schrijven. De verplichting hoeft alleen te gelden tot een bepaalde hoogte, of vanaf een bepaalde hoogte. Dit is in de juridische regeling opgenomen. Daarbij is in de planregels een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Behalve geluidsgevoelige functies worden in de planregels ook niet geluidsgevoelige functies zoals detailhandel, vormen van horeca en consumentverzorgende dienstverlening mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan schrijft niet voor waar deze binnen de bebouwing mogen (of, met uitsluiting van andere, wel-geluidsgevoelige functies, moeten) komen. Een bepaalde mate van vestigingsvrijheid is wenselijk. Daarmee kan niet op voorhand worden uitgesloten dat daar waar bijvoorbeeld detailhandel wordt toegestaan, geluidsgevoelige functies zijn uitgesloten. Het is dus mogelijk dat niet-geluidsgevoelige functies zoals detailhandel of horeca worden gevestigd op een plek in een gebouw waarvoor op de plankaart een dove gevel is voorgeschreven. Ook voor die gevallen is in de planregels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen op grond waarvan bij vestiging van een niet-geluidsgevoelige functie kan worden afgeweken van het het vereiste van een dove gevel. Hiermee wordt voorkomen dat zinledige dove gevels moeten worden gerealiseerd.

Ook kan het zijn dat vanwege bijvoorbeeld de fasering in de bouw een dove gevel dan wel een geluidwerend vlies niet langer noodzakelijk is, omdat reeds gerealiseerde bebouwing een geluidwerende werking kan hebben. Ook in die gevallen kan gebruik worden gemaakt van een opgenomen afwijkingsmogelijkheid. Afwijking van het vereiste van een dove gevel dan wel van een geluidwerend vlies kan worden verleend indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel aan de maximaal toelaatbare waarden zoals vastgesteld middels een besluit hogere waarden. Dit besluit hogere waarden wordt gelijktijdig met voorliggend bestemmingsplan voorbereid. Indien gebleven wordt binnen de voorkeursgrenswaarden, kan in afwijking van het vereiste van een geluidluwe zijde vergunning worden verleend.

Verder kan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan in die gevallen worden gebruikt waarin er geen sprake is van situering van een geluidsgevoelige ruimte. Het kan daarbij gaan om niet geluidgevoelige ruimten voor onderwijsgebouwen, of voor medische voorzieningen. Om duidelijk het onderscheid tussen wel- en niet-geluidsgevoelige ruimten te stellen, is in de begripsbepalingen een omschrijving opgenomen van geluidsgevoelige ruimte gezondheidszorggebouwen.

Het is uiteraard niet de bedoeling dat na realisatie van een gebouw geluidsgevoelige ruimten worden gevestigd op plaatsen waar de geluidsbelasting op de gevel te groot is, en waar geen dove gevel is gerealiseerd of ontheffing van die noodzaak is verleend. Om dit te voorkomen worden ook in de specifieke gebruiksregels restricties gesteld aan vestiging van die geluidsgevoelige functies.

Op grond van artikel 76, lid 3, van de Wet geluidhinder zijn deze beperkingen niet opgenomen voor zover er reeds sprake was van een bestaande situatie. De vereisten zijn van toepassing op nieuwe aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.