Plan: | Kolenkitbuurt Middengebied |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.E1201BPSTD-OH01 |
Archeologie
In de Monumentenwet 1988 is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening moet houden met de in de grond aanwezig dan wel te verwachten monumenten. In het bestemmingsplan dient dus de archeologische waarden te worden beschreven.
Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) heeft in opdracht van stadsdeel West een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de twee plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5. Hiermee wordt het cultuurhistorische verleden van het plangebied, dat gelegen is in de voormalige Sloter Binnenpolder in kaart gebracht, zodat daarmee inzicht wordt verkregen in mogelijke archeologische sporen in de bodem. Een dergelijk verwachtingsonderzoek past binnen de verplichting van gemeenten om conform de Monumentenwet beleid te ontwikkelen ten aanzien van het behoud cq. documentatie van archeologische overblijfselen bij bouwontwikkeling. De resultaten vanhet onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Archeologisch bureauonderzoek Plangebied Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 Stadsdeel West (kenmerk BO 12-028, Amsterdam, april 2012). Dit rapport is als bijlage 3 bijgevoegd.
Het bureauonderzoek gaat uit van een beknopt overzicht van de historisch-topografische ontwikkeling van de Sloter Binnenpolder vanaf de middeleeuwen tot in de 20ste eeuw. Het historisch overzicht wordt aangevuld met archeologische informatie afkomstig van vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied. De historische en archeologische informatie over de ruimtelijk topografische ontwikkelingen is omgezet naar een beeld van archeologische verwachtingen. De archeologische verwachtingskaart bestaat uit één zone met hoge en drie met een lage archeologische verwachting. Aan de hand hiervan is een archeologische beleidskaart opgesteld, waarin de beleidsregels en maatregelen voor de vereiste archeologische monumentenzorg zijn vastgelegd.
Verwachtingsmodel: conclusie
Uitgaande van bovenstaande inventarisatie zijn binnen de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de ontginnings- en gebruiksgeschiedenis van de 11de tot in de 20ste eeuw. Er kunnen gedempte verkavelingsloten, resten van bebouwing en losse vondsten verwacht worden. De archeologische sporen van landgebruik vertonen een wijde verspreiding en een lage trefkans. Waar bewoningsresten worden verwacht, is de dichtheid en samenhang van de sporen hoger.
Op basis van de historisch-topografische inventarisatie zijn binnen de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiksgeschiedenis van de 11de tot in de 20ste eeuw. Dit leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag met vier verwachtingszones voor Kolenkitbuurt Midden (A t/m D) en één voor Blok 5 (D):
De archeologische beleidskaart van de plangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5 is bedoeld als een ruimtelijk schema van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologisch erfgoed binnen bepaalde zones. De verwachtingen worden gekoppeld aan de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen. De clustering van de verwachtingszones resulteert in een beleidskaart. Binnen Kolenkitbuurt Midden zijn twee zones te onderscheiden, binnen de grenzen van Blok 5 één. De specifieke beleidsmaatregelen staan hieronder geformuleerd:
Conclusie
Het bureauonderzoek naar archeologische waarden is uitgevoerd voor de bestemmingsplangebieden Kolenkitbuurt Midden en Blok 5. Voor de plangebieden gelden twee archeologische beleidszones, waarvan de meest omvangrijke wordt vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. Voor het gehele plangebied geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Bureau Monumenten en Archeologie wordt gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten
Cultuurhistorie
Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven zijn er binnen het plangebied geen gemeentelijke en rijksmonumenten aanwezig.
De wijk maakt onderdeel uit van de Westelijke Tuinsteden die zijn ontwikkeld op basis van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren. Het plan van Van Eesteren heeft de kenmerken van het Nieuwe Bouwen: brede straten, open bouwblokken, portieketagewoningen op een plint van bergingen en collectieve binnentuinen. Deze uitgangspunten zijn binnen het ruimtelijk en programmatisch kader in het onderhavige plan zoveel mogelijk gerespecteerd.
De oorspronkelijke opzet van de Kolenkitbuurt met brede straten, open bouwblokken en grote binnentuinen - licht, lucht en ruimte - waren na de Twee Wereldoorlog meer dan welkom. Anno 2012 echter laten de staat van de woningen en de leefbaarheid in de buurt steeds meer te wensen over. Tegelijkertijd voltrekt zich vanuit de binnenstad van Amsterdam een andere beweging. Al jaren schuiven de grenzen van het centrumstedelijke milieu op naar de stadsrand. De Baarsjes en delen van Bos en Lommer transformeren, een proces dat nu ook de Kolenkitbuurt gaat bereiken. Met de overkluizing van de ring is de buurt klaar voor de sprong over de A10. Er liggen kansen voor een buurt die de stedelijkheid van Amsterdam binnen de ring combineert met het groen en de ruimte van de westelijke tuinstad. Onder de noemer 'stedelijkheid in de luwte' wordt het gebied daarom getransformeerd in een moderne woonwijk voor stedelijk gerichte huishoudens (zowel één- en tweepersoons huishoudens als kleine gezinnen).
De term 'stedelijkheid in de luwte' is niet alleen van toepassing op de ligging van de buurt, maar ook op de contrasten binnen de buurt. Het Uitwerkingsplan maakt een combinatie van een prettig en rustige woonomgeving en de nabijheid van een druk en levendig stadsleven. Dit komt tot uiting door de 'binnenstraten' en de 'buitenranden'. De buitenranden sluiten aan op de gewaardeerde stedenbouwkundige structuur van zowel de bestaande situatie als het Vernieuwingsplan. Het plan voegt zich in het stedelijk weefsel door het overnemen van de ruimtelijke kenmerken van de brede, gemengde straatprofielen, de bebouwingshoogte en de architectonische uitstraling.
Daarbinnen ontvouwen zich twee autovrije, kindvriendelijke gebieden met elk een eigen sfeer. Het Lidewijpark dat rondom de bestaande Paulusschool ligt en het Nannoplein met de nieuwe Bos en Lommerschool aan de Bos en Lommerweg. De oorspronkelijke strokenverkaveling wordt vervangen door een smallere driedeling. In combinatie met de gesloten bouwblokken en de gekozen typologieën draagt dit bij aan een rustig, intiem woonmilieu met een stedelijke uitstraling. De 'binnenstraten' krijgen zo de ruimtelijke kenmerken van het woonmilieu 'binnen de ring': een compacte openbare ruimte en bouwblokken met een duidelijke scheiding tussen het privé- en het publieke domein.
Het Uitwerkingsplan wijkt hiermee af van het Vernieuwingsplan. In plaats van een éénvormige reeks blokken en straten, kiest het Uitwerkingsplan voor een gedifferentieerde opbouw van de stedelijke ruimten. Deze verandering komt bewust tot stand vanwege een gewijzigde ontwikkelstrategie. De kerngedachte hierbij is om, meer nog dan in het oorspronkelijke Vernieuwingsplan de hierboven genoemde 'sprong over de A10' mogelijk te maken en een wijk te bouwen waar het stedelijke gezin centraal komt te staan. Een wijk met een nieuwe brede school, gezinswoningen en een kindvriendelijke groene en veilige openbare ruimte. Dat vergt een structurele aanpassing van het huidige stedelijk weefsel. Hiermee wordt het autonome proces van 'gentrification' in het deel van Bos en Lommer 'binnen de ring' versterkt, met als doel een (nog) aantrekkelijker woon- en werkmilieu te kunnen bieden voor de op de stad georiënteerde gezinnen.
Conclusie
Verder archeologisch onderzoek is in in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Ter bescherming van de aanwezige waarden is wel een dubbelbestemming opgenomen voor werkzaamheden groter dan 500 m2 en dieper dan 2,5 meter. Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie geldt, dat zoveel mogelijk aangesloten is op de uitgangspunten van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) van Cornelis van Eesteren, maar dat op grond van bovenstaande argumenten gekozen is voor een aanpassing van het huidige stedelijk weerfsel.