direct naar inhoud van 4.3 Water
Plan: Kolenkitbuurt Middengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.E1201BPSTD-OH01

4.3 Water

Waterparagraaf

Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.

Waternet, waarin de Dienst Waterbeheer en Riolering en het Waterleidingbedrijf zijn samengegaan, is de uitvoerende dienst voor dit Hoogheemraadschap, alsmede voor de gemeente Amsterdam (grondwaterzorgtaak en riolering).Waternet voert de waterbeheerstaken uit namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) en de grondwaterzorgtaak, nautisch beheer, afvalwaterinzameling en drinkwaterlevering voor de gemeente Amsterdam. Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Zonder ontheffing op de keur zijn werkzaamheden aan/op of in waterstaatkundige werken, watergangen en keringen verboden. De keur van AGV is van toepassing op alle wateren, keringen en waterstaatkundige werken.

Het bestemmingsplan maakt ondergronds bouwen niet mogelijk, zodat er geen effecten op de stand en de kwaliteit van het grondwater te verwachten zijn. Indien en voor zover het dagelijks bestuur ten behoeve van een bouwplan een wijzigingsprocedure voor ondergronds bouwen zou willen voeren, is één van de criteria dat het project ter toetsing zal worden voorgelegd aan Waternet, aan wie de gemeente amsterdam haar grondwaterzorgtaken heeft gedelegeerd.

Voorgenomen ontwikkeling

Al jaren bestaat het voornemen om de Kolenkitbuurt te renoveren. Deze waterparagraaf gaat in op het middendeel van de Kolenkit. Dit middendeel wordt ingesloten door de Bos en Lommerweg aan de zuidzijde, de straten Jan van Schaffelaarplantsoen en de Schaapherderstraat aan de oostzijde, de Wiltzanghlaan aan de noordzijde en de sloot langs de Ringspoorzone aan de westzijde. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 7,1 hectare.

De ontwikkeling zal leiden tot een toename van het verharde oppervlak van circa 1,0 hectare. Door het toepassen van halfverhardingen en het inpassen van groen zal de daadwerkelijke toename waarschijnlijk lager zijn.

De watergang aan de oostzijde van het plan, langs het spoortalud wordt verbreed om de toename aan verharding te compenseren. Het plangebied sluit aan op de bestaande wegen en zal zodoende ongeveer de huidige hoogteligging van NAP+0,6 meter behouden. Het plangebied ligt binnen de Stadsboezem van Amsterdam met een waterpeil van NAP -0,40 meter.

Proces

Op 11 juli 2011 en 10 april 2012 is de voorgenomen ontwikkeling besproken met Waternet. In dit overleg zijn de kaders en randvoorwaarden voor de waterhuishouding vastgesteld. De voorgenomen waterhuishouding is met Waternet besproken. Het compenseren van het verhard oppervlak door het verbreden van de primaire watergang aan de westzijde van het gebied is mogelijk.

Afspraken en randvoorwaarden

In overleg met Waternet is gekomen tot de volgende afspraken en aandachtspunten ten behoeve van de waterhuishoudkundige uitwerking van het gebied:

  • de watergang aan de westzijde heeft een belangrijk afvoer- en aanvoerfunctie, deze dient behouden te blijven;
  • ten westen van deze watergang ligt een waterkering (dijklichaam) met bijbehorende beschermingszones. De kan beperkingen opleveren voor de aanleg van oppervlaktewater. Wanneer de bestaande watergang niet richting deze dijk verbreed wordt worden geen problemen verwacht;
  • de toename van verhard oppervlak moet gecompenseerd worden door de realisatie van nieuw oppervlaktewater in hetzelfde peilvak;
  • bij de inrichting van het plan dient rekening gehouden te worden met het beheer en onderhoud van de watergangen;
  • het plan houdt rekening met de grondwaternorm zoals deze omschreven is in het plan gemeentelijke watertaken om te voorkomen dat er toekomstige grondwaterproblemen ontstaan en dat bestaande grondwaterproblemen niet verslechteren.

Daarnaast is voor het huidige bestemmingsplan tevens een watertoets uitgevoerd. Daarin zijn de volgende aanvullende afspraken en aandachtspunten opgenomen:

  • er moet worden voldaan aan de gemeentelijke grondwaternorm. Waar met kruipruimtes wordt gewerkt geldt een norm van 0,9 m en zonder kruipruimtes geldt een norm van 0,5 m. Om te vookomen dat de hoge grondwaterstanden binnen het plangebied tot problemen leiden worden er op een duurzame manier mitigerende maatregelen getroffen.
  • de herstructurering moet bijdragen aan het verbeteren van de (kwaliteit van) afvoer van regenwater.
  • voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het hoogheemraadschap watervergunning te worden aangevraagd.

Waterhuishouding

Aan de westzijde van het plangebied ligt een primaire watergang. Deze watergang heeft een belangrijke aan- en afvoerfunctie voor het plangebied, maar ook voor het stedelijk gebied ten noorden van het plangebied. Ook het hemelwater dat op de spoordijk komt wordt via de watergang afgevoerd.

De watergang heeft naast een aan- en afvoerfunctie ook een belangrijke ontwaterende functie. De watergang heeft een streefpeil van NAP-0,4 meter, een diepte van circa 0,6 meter en een breedte op de waterlijn van circa 5,2 meter.

Waterkering

Ten westen van de watergang ligt de spoordijk. Deze spoordijk is tevens een direct secundaire waterkering. Waternet geeft aan dat met de realisatie van extra oppervlaktewater rekening gehouden dient te worden met deze functie.

Compensatie verhard oppervlak

De primaire watergang wordt aan de zijde van het plangebied verbreed. Op deze wijze wordt in totaal circa 2.250 m2 meter nieuw oppervlaktewater gerealiseerd. Hiermee wordt ee toename van 2,25 hectare verhard oppervlak gecompenseerd, ruim voldoende dus om de toename van 1,0 hectare te compenseren.

Doordat de bestaande watergang enkel verbreed wordt blijft de afvoer- en aanvoerfunctie van deze watergang alsmede de ontwaterende functie gewaarborgd. In een later stadium wordt overleg met de waterbeheerder de diepte van de watergang bepaald. De diepte is momenteel 0,6 meter en kan bepalend zijn voor de stabiliteit van het dijklichaam (de waterkering).

Waterkwaliteit

Om te voorkomen dat de aanleg van nieuwe gebouwen in het gebied leidt tot een verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit wordt het gebruik van uitlogende materialen voorkomen. Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper moeten worden tegengegaan.

Gescheiden riolering

In heb plangebied ligt momenteel een gescheiden stelsel. Het hemelwater wordt middels het hemelwaterriool afgevoerd naar de watergang in de Ringspoorzone. Op 2 locaties zijn uitlaten van dit hemelwaterstelsel aanwezig.

Het vuilwaterstelsel wordt separaat opgevangen. Het gaat hier om een vermaasd stelsel, die op verschillende locaties is aangesloten op het vuilwaterstelsel buiten het plangebied.

Nieuw rioleringsituatie

Zowel het hemelwaterstelsel als het vuilwaterstelsel in het gebied zal geheel vernieuwd worden. Voor het vuilwaterstelsel wordt een minimale diameter van 250 mm. Dit is vergelijkbaar met de diameter die in de huidige situatie wordt toegepast.

In overleg met de gemeente wordt bepaald welke neerslagsituatie het hemelwaterriool dient te kunnen verwerken. Deze neerslagsituatie is bepalend voor de toe te passen diameters van het hemelwaterriool. Op dat moment wordt tevens bepaald of er bij het ontwerp van het hemelwaterstelsel nog rekening gehouden dient te worden met toename van verhard oppervlak ten oosten van het plangebied (een gebied dat in een later stadium ook nog gerenoveerd wordt).

Ontwatering

Op basis van 4 peilbuizen uit het grondwatermeetnet uit Amsterdam blijkt de gemiddeld hoogste grondwaterstand NAP+0,1 meter (0,5 m-mv) te bedragen. De laagste grondwaterstand is NAP-0,4 meter (1,0 m-mv).

De watergang aan de oostzijde heeft een belangrijke ontwaterende functie. Niet uitgesloten wordt echter dat ook de bestaande riolering, die gelegen is onder het grondwaterniveau, een ontwaterende functie heeft.

De heersende grondwaterstanden maken kruipruimteloos bouwen goed mogelijk omdat de ontwateringsdiepte minimaal 0,50 m is. Wordt gebouwd met een kruipruimte dan worden er mitigerende maatregelen genomen om de grondwaterstand op een duurzame manier af te wateren. Er moet dan een ontwateringsdiepte zijn van minimaal 0,90 m is. Dit mag geen invloed hebben op de omgeving.

Aangezien het hier een renovatie betreft en daardoor het praktisch onmogelijk is het gebied op te hogen zullen er andere mitigerende maatregelen moeten worden genomen om toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. In overleg met waternet wordt een keuze gemaakt voor de te nemen mitigerende maatregelen, waarbij gestreefd wordt naar een duurzame oplossing. De te maken keuzes worden nader onderbouwd in de als bijlage 4 bijgevoegde memo.