direct naar inhoud van 3.2 Rijksbeleid
Plan: Balkon Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 inleiding

Hoofddoel van het nationale ruimtelijke beleid is om ruimte te scheppen voor verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin. Bundeling van verstedelijking is een beleidsstrategie die het Rijk hanteert. Er wordt op deze manier optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is.

3.2.2 Nota Ruimte

De Nota Ruimte geeft de rijksvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland weer en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen.  De nota ondersteunt gebiedsgerichte ontwikkeling.

In de Nota Ruimte is een hoofdstuk opgenomen, dat voor de integrale inrichtingsopgaven in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur de belangrijkste uitvoeringsacties beschrijft die het rijk op korte termijn zelf uitvoert, of acties door derden die het rijk wenselijk of noodzakelijk acht. Tevens bevat dit hoofdstuk een uitwerking van de projectenenveloppen die dit kabinet voor een beperkt aantal gebieden wil hanteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0006.png" 

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPBalkonZuid-vg01_0008.png"

Uitsnede uit kaart B:
Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking

De Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Voor deze elementen draagt het rijk dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten. Ze staan voor complexe en/of kostbare opgaven die rijksbemoeienis noodzakelijk maken. Het gaat in de stedelijke sfeer om elementen en opgaven, die voortkomen uit ontwikkelingen met betrekking tot de economie, de infrastructuur en de verstedelijking en uit het onderlinge verband van deze drie ruimtevragende functies.
Gelet op de samenhang met het stedelijke systeem is in de onderlegger het accent gelegd op het bebouwingspatroon en de hoofdinfrastructuur.

Het plangebied is gelegen in een gebied dat op bovenstaande kaartuitsnede is aangeduid als 'nationaal stedelijk netwerk'. Hiermee wordt op het regionaal stedelijk netwerk WERV van de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal gedoeld. Op dit netwerk wordt in paragraaf 3.4.1 nader ingegaan.

3.2.3 Sectoraal ruimtelijk beleid

Het rijk heeft een groot aantal wetten en beleidsnotities opgesteld. De voor het plangebied belangrijkste regels worden onderstaand toegelicht.

3.2.3.1 Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg, aangenomen in 2006 en ingevoerd per 1 september 2007, is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken, moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Met de wet wordt het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen.

3.2.3.2 Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala aan te ondernemen acties op rijks-, regionaal - en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland. Het plangebied is in de nota niet aangewezen als een Belvedèregebied. Dit betekent overigens niet per definitie dat er geen cultuurhistorische waarden in het gebied aanwezig zijn, maar dat de bescherming van die waarden geen rijksaangelegenheid is.

3.2.3.3 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn). In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Daarnaast is in de wet een aantal mogelijkheden om ontheffing te verlenen van die verboden opgenomen. Inmiddels is het Besluit houdende wijzigingen van een aantal maatregelen van bestuur in verband met artikel 75 van de Flora- en Faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Door deze algemene maatregel van bestuur is niet meer in álle gevallen een ontheffing nodig.

Voor de resultaten van het ecologisch onderzoek verwijzen wij naar Natuurtoets. Over deze rapportage kunt u meer lezen in paragraaf 5.10.

3.2.3.4 Waterbeleid 21e eeuw / Nationaal Bestuursakkoord Water

Na het hoge water van 1993 en 1995 en de wateroverlast in de jaren daarna, werd het duidelijk dat Nederland anders moet omgaan met water.
Het klimaat verandert en dit heeft voor Nederland veel gevolgen: er komen korte maar hevige regenbuien, meer smeltwater dat via de rivieren ons land binnenkomt, en de zeespiegel stijgt.

Om te voorkomen dat dit meer wateroverlast geeft, hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Waterbeleid 21ste eeuw ontwikkeld. Dit beleid springt in op het veranderende klimaat en de wateroverlast die - als er geen maatregelen worden genomen - daarvan het gevolg kan zijn.

Water moet de ruimte krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Dat is de kern van het Waterbeleid 21ste eeuw. Dit betekent dat er nu al maatregelen worden genomen om overlast in de toekomst te voorkomen. In het landschap en in de stad moet meer ruimte gemaakt worden om water op te slaan, bijvoorbeeld door het aanleggen van vijvers in woonwijken.

Het Rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 het Nationaal Bestuursakkoord Water-Actueel (NBW-Actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren.
In 2003 is de oorspronkelijke versie NBW ondertekend. In de afgelopen vijf jaar is door alle partijen hard gewerkt aan het op orde brengen van de waterhuishouding in Nederland. Een groot deel van de destijds gemaakte afspraken is inmiddels uitgevoerd.

De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord. In die afspraken staat onder meer hoe zij omgaan met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (zie ook paragraaf 3.3.4) waarvoor afspraken zijn gemaakt over het realiseren van schoon en ecologisch gezond water.

Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

3.2.3.5 Natuurbeschermingswet 1998

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Hiermee is de gebiedsbescherming uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet biedt een beschermingskader voor natuurwaarden (leefgebieden en soorten) in Natura 2000-gebieden (zie paragraaf 3.1.1) en bepaalt dat projecten en andere handelingen in en nabij beschermde gebieden moeten worden getoetst op (mogelijke) negatieve effecten op deze waarden.

Het plangebied is gelegen in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Binnenveld. De mogelijke invloed van de plannen op deze natuurgebieden is onderzocht. Over de resultaten van dit onderzoek verwijzen wij naar paragraaf 5.10.

3.2.4 Milieubeleid
3.2.4.1 Wet geluidhinder (Ministerie van VROM, 2007)

De Wet geluidhinder bepaalt vereiste zoneringen voor geluid. Deze wet bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een woning.

3.2.4.2 Wet Milieubeheer (Ministerie van VROM)

De Wet milieubeheer richt zich op verschillende milieuaspecten. Tot de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op 1 oktober 2010 was in de Wet milieubeheer een vergunningstelsel voor met name bedrijven opgenomen. De wet van 11 oktober 20087 tot wijziging van deze wet (luchtkwaliteitseisen) is op 15 november 2007 in werking getreden.

Op het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' gebaseerd. Deze regeling geeft regels over de wijze waarop inhoud moet worden gegeven aan het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen'.

3.2.4.3 Wet geurhinder en veehouderij (Ministerie van VROM, 2007)

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen. Er is momenteel voor de gemeente geen gemeentelijk geurbeleid opgesteld.

3.2.4.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Tot 1 oktober 2010 bestonden er een groot aantal verschillende stelsels met betrekking tot toestemmingen van bestuursorganen. Die toestemmingen zijn vereist voor het verrichten van activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. In de Wabo is geregeld dat de verschillende toestemmingen die tegelijk worden aangevraagd, worden vervat in één besluit. Zo kan een toestemming, die op grond van de Wabo 'omgevingsvergunning' heet, bijvoorbeeld één vergunning voor het oprichten van een inrichting, voor de kap van bomen en voor bouwactiviteiten bevatten.