Plan: | Cartesiusweg e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPCARTESIUSWEG-0401 |
In de structuurvisie worden de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven. In het Ontwikkelingsbeeld tot 2015 worden voor het bestemmingsplangebied de volgende richtlijnen gegeven:
De doelstelling van de Hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouwplannen, door ten eerste na te gaan wat de mogelijke bijdrage is die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht, en ten tweede door het geven van een visie op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw.
Voor de Hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten:
In het Wensbeeld 2030 van de Hoogbouwvisie is de stad opgedeeld in een drietal categorieën:
In het plangebied geldt over het algemeen een 'open' regime voor welstand. Dit betekent dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk is, zowel naar structuur als architectuur maar met behoud van landschappelijke waarden. Dit betekent:
Voor de koffiefabriek van Douwe Egberts geldt het regime 'respect'. Essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken worden gerespecteerd. Dit betekent:
Het aspect welstand wordt niet in het bestemmingsplan geregeld, maar komt aan bod in de toetsing aan de omgevingsvergunningaanvraag en speelt verder dan ook geen rol voor dit bestemmingsplan.
Uitgangspunt van het economische beleid is het behouden en versterken van de relatief sterke economische positie die de gemeente inneemt. In het 'Economisch Profiel Utrecht 2010: ontmoetingsplaats voor talent' zijn deze ambities neergelegd. De gedetailleerde uitwerkingen zijn weergegeven in respectievelijk het 'Ontwikkelingskader Bedrijventerreinen 2006-2020' en het 'Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015' en in specifiek beleid voor leisure, horeca, hotels en detailhandel.
De nieuwe Utrechtse Bedrijventerreinenstrategie 2012 zet een duidelijke nieuwe lijn in ten opzichte van het vigerende bedrijventerreinenbeleid. Er wordt nadrukkelijker ingezet op de bestaande gebieden en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen wordt alleen overwogen indien er ook in regionaal verband geen overtollig aanbod meer is. Door het nadrukkelijker hanteren van de SER-ladder wordt nog meer gekeken naar uitbreidings- en vestigingsmogelijkheden op bestaande terreinen. Ten behoeve van het toekomstbestendig houden van de bestaande Utrechtse bedrijventerreinen worden niet alleen bestaande transformatie, revitaliserings- en herstructureringsprojecten voortgezet, maar wordt ook pro-actief ingezet op terreinen die onder druk staan, zoals Oudenrijn en Demkaterrein. Ook een duidelijkere profilering (onder meer door het toestaan van functiemenging), het inzetten op kwaliteit en het continueren van de inzet op schoon, heel, veilig en aantrekkelijk moet bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de Utrechtse bedrijventerreinen. Dit zal op basis van maatwerk en in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven worden opgepakt.
Hoewel functiemenging op bepaalde bedrijventerreinen wenselijk is, geldt dit niet voor het toevoegen van meer kantoorgebouwen. De ontwikkeling van kantoorruimte is voorbehouden aan specifieke kantorenlocaties, zoals verwoord in de Utrechtse kantorenstrategie. Het verder verkantoriseren van bedrijventerreinen gaat ten koste van de ruimte voor bedrijven waarvoor het gebied bedoeld is en leidt tot een verdere toename van de kantorenleegstand. De Utrechtse bedrijventerreinen beschikken wel over kantoorruimte die deel uitmaakt van een bedrijfscomplex. Voor nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen op de Utrechtse bedrijventerreinen wordt hierbij als richtlijn een maximum van 30% kantoorruimte gehanteerd.
Uit het kantorenprogramma van Utrecht wordt duidelijk dat uitbreiding van programma niet mogelijk is in dit plangebied. Voor dit aspect wordt verwezen naar de planbeschrijving in de paragrafen 4.6 en4.7.
Het Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 beschrijft de wijze waarop de gemeente nu en in de komende jaren de totstandkoming van detailhandelsplannen wil begeleiden, faciliteren en toetsen. Daarnaast beschrijft dit kader hoe de gemeente wil omgaan met ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden. Het is een algemeen beleidskader op basis waarvan specifieke gebieden en plannen op maat ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden.
Utrecht kent een zorgvuldig opgebouwde en redelijk fijnmazige voorzieningenstructuur. De huidige winkelstructuur die op basis van een strakke regie en planologie tot stand is gekomen, wordt daar waar mogelijk ook behouden. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie. Bij een concentratie van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. De verschillende deelgebieden zijn aangewezen op de winkelvoorzieningen in omliggende gebieden. Winkelcentra De Gaard en Kanaleneiland zijn in dit bestemmingsplan als bestaande clusters bestemd.
Grootschalige en perifere clusters vormen een aparte categorie van winkels omdat er een ander bezoekmotief is dan bij de 'reguliere detailhandel'. Voor de woondetailhandel zijn er marktkansen, die de gemeente op de locaties in Overvecht en op de woonboulevard ruimte wil geven. Daarbij wil de gemeente versnippering van de perifere winkelstructuur beperken. Voor de woonboulevard wordt uitgegaan van een breed assortiment op het gebied van wonen, eventueel aangevuld met grootschalige elektronica (bruin- en witgoed). In deelgebied Y wordt via een afwijkingsregels onder voorwaarden ruimte gegeven voor uitbreiding van bepaalde vormen van detailhandel.
Voor internetwinkels in of bij woningen is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangegeven dat de vestiging van een webwinkel bij een woonhuis waar alleen een elektronische transactie tot stand komt, en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling als winkel heeft, kan worden aangemerkt als de uitoefening van een bedrijf aan huis en past binnen de woonbestemming. Het betreft hier de administratieve handeling die de bewoner aan huis verricht. Er mag geen sprake zijn van een toonzaal of afhaalmogelijkheid. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandelsbestemming.
Het aspect detailhandel voor dit bestemmingsplan wordt verder uitgewerkt in 4.8.
Het ontwikkelings- en toetsingskader grootschalige leisurevoorzieningen dient leisureontwikkelingen in de markt zoveel mogelijk te faciliteren. Leisure wordt gedefinieerd als 'grootschalige commerciële en niet commerciële (combinaties van) voorzieningen in de sectoren sport & recreatie, cultuur, wellness, uitgaan/entertainment en attracties'. Grootschalig is een voorziening als:
In de gemeente is behoefte aan ontwikkeling van grootschalige leisurevoorzieningen. Er is gekozen om Utrecht te positioneren op de drie leisure kernmerken 'cultuur', 'shopping' en 'entertainment & uitgaan' waarin de stad al beschikt over belangrijke bovenregionale voorzieningen. De historische binnenstad dient als belangrijkste, grootste en meest gevarieerde leisurevoorziening te worden gewaarborgd. Bij het bieden van ruimte voor nieuwe grootschalige leisurevoorzieningen is door de gemeente Utrecht gekozen voor het realiseren van een zo optimaal mogelijke kwaliteit van ruimte en van leisurevoorzieningen door te kiezen voor ontwikkelingen van twee leisureconcentratiegebieden en vier locaties voor specifieke leisurefuncties. De twee leisureconcentratiegebieden zijn het Stationsgebied en Leidsche Rijn Centrum. De vier specifieke locaties zijn The Wall, Leidsche Rijn Park, Haarrijnseplas en Maarschalkerweerd.
De vraag naar woningen blijft toenemen in deze regio. In de Visie Wonen 2009 worden uitspraken gedaan over de toekomstige mogelijkheden van woningbouw (na 2015). Zowel bedrijventerrein Cartesiusweg als de Cartesiusdriehoek worden genoemd als potentiële woonlocaties. In de Woonvisie wordt ook aangegeven welke woningbouwtypologieën voor welke locatie geschikt wordt geacht. Cartesiusweg biedt veel potenties voor wonen, maar volgens de Woonvisie alleen als de functie van het gehele gebied wordt getransformeerd in verband met milieuhinder. De Cartesiusdriehoek wordt voorgesteld als een "centrumstedelijk" milieu, met een hoge dichtheid en forse bouwhoogtes in verschillende segmenten. De ligging vraagt wel om creatieve oplossingen, onder meer in verband met geluidhinder en ontsluiting. De betekenis van dit beleid voor dit bestemmingsplan wordt verder uitgewerkt in 'Herontwikkeling Cartesiusweg' en 4.12.1.
Op 3 december 2009 heeft de gemeenteraad het Actieplan Luchtkwaliteit 2009 goedgekeurd. Schone lucht, een bereikbare stad en duurzame groei. Dat zijn de doelstellingen van het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht. Het ALU bevat een samenhangend pakket maatregelen om de luchtkwaliteitsknelpunten op te lossen, bewoners, werkenden en bezoekers te stimuleren meer met het openbaar vervoer en de fiets te reizen en knelpunten in het autoverkeer op te lossen.
In juni 2011 heeft het College het Ambitiedocument "Utrecht: Aantrekkelijk en Bereikbaar gepresenteerd", waarin 7 beleidsprincipes voor de toekomst (tot 2030) worden geschetst:
De Spinozaweg, de Thomas à Kempisweg en de Cartesiusweg maken onderdeel uit van de stedelijke verdeelring, die in de toekomst zal worden ingericht als stadsboulevard. De uitwerking hiervan zal de komende jaren gaan plaatsvinden. De uitvoering hiervan wordt dan ook niet in dit bestemmingsplan meegenomen, maar op termijn via een aparte planologische procedure.
Uit de fietsnota en het hoofdfietsroutenetwerk komt de wens voort om een langzame verkeersroute te realiseren die Leidsche Rijn met Zuilen verbindt door Lage Weide. Hierbij is een nieuwe brug over het Amsterdam- Rijnkanaal noodzakelijk. Dit vergt een grote investering waar in deze planperiode nog geen middelen voor zijn gereserveerd. Het is wel de bedoeling deze mogelijke inpassing voor de toekomst open te houden.
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe parkeerbeleid van kracht. Samen met de nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld. Parkeernormen Fiets en Auto waarmee de gemeente de benodigde capaciteit van het (fiets)parkeren bepaalt.
Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. De parkeernormen hebben een bandbreedte, om optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij de realisatie van bouwplannen.
Utrecht groeit en fiets, OV en auto vragen ruimte in de stad. Het Ambitiedocument "Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar" geeft de hoofdlijnen aan waarlangs de ambities voor een aantrekkelijke en bereikbare stad in zeven beleidsprincipes zijn neergelegd:
1.De gebruiker centraal in het mobiliteitsbeleid
2. Kwaliteit in de openbare ruimte centraal stellen
3. Levendige centra op knooppunten
4. De plaats bepaalt de mobiliteitskeuze
5. RSS en HOV (tram) als basis OV-systeem
6. De fiets als primair vervoermiddel in de stad
7. De stedelijke verdeelring wordt stadsboulevard.
In Utrecht vormt Leidsche Rijn Centrum samen met de binnenstad, het stationsgebied en de Uithof de podia van kennis en cultuur. Omwille van de synergie is de ruimtelijke samenhang tussen deze gebieden ook van belang. De as van kennis en cultuur kan worden opgehangen aan sterk structurerende OV- en fietsrelaties die de vervoerstromen in oostwestrichting opvangen.
Openbaar vervoer en fiets kennen een forse groei van de bereikbaarheid voor alle kerngebieden.
De spoorbermen en de groene zones langs de kanalen zijn belangrijke ecologische verbindingen in dit gebied. In het bestemmingsplan zullen deze zones een ecologische (mede)bestemming, dan wel een groenbestemming krijgen.
Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Voor dit plangebied is een aanvulling van de bomenstructuur op de Atoomweg tot een samenhangende en dragende boomstructuur in het industriegebied een belangrijke doelstelling. Dit aspect wordt verder niet in het bestemmingsplan geregeld.
Het gemeentelijk milieubeleid geeft de keuzes die er gemaakt worden om de ontwikkelingen die in de stad gaande zijn mogelijk te maken zonder afbreuk te doen aan de leefbaarheid van de stad op het gebied van duurzaamheid, klimaat en hinder (geluid, geur en luchtkwaliteit). In hoofdstuk 5 worden deze aspecten nader uitgewerkt.
Industrieel erfgoed staat momenteel erg in de belangstelling. Er is een aantal gemeentelijke monumenten in dit gebied en een aantal wordt binnenkort voorgedragen om een gemeentelijke monumentenstatus te krijgen. Op dit industriële erfgoed wordt verder ingegaan in 3.3.3. Het meeste industriële erfgoed wordt beschermd via de Monumentenwet (voor Rijksmonumenten) en via de Provinciale dan wel gemeentelijke monumentenverordening en heeft voor dit bestemmingsplan verder geen betekenis.
Op de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht staat een deel van het plangebied aangeduid als gebied met archeologische verwachting. Zie verder 3.3.4 voor behandeling van dit aspect.
Uitgangspunt is dat de stad in ontwikkeling is en daarvoor ruimte nodig heeft. Deze nota gaat in op het beleid van de gemeente Utrecht over de beheersing van risico's als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De gemeente Utrecht kiest er daarbij voor om niet wezenlijk af te wijken van de veiligheidseisen die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. Wel spreekt de gemeente Utrecht zich nadrukkelijk uit over de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (voor beperkt kwetsbare objecten) en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Utrecht respecteert zowel die richtwaarde als die oriëntatiewaarde en zal slechts in bijzondere gevallen afwijken van deze waarden.
De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt, of een risico-ontvanger, zoals een woning, wordt gebouwd.
Daarnaast wordt in deze nota aangegeven op welke wijze Utrecht de veiligheidsrisico's wil beheersen die zij kan beheersen.
Conclusie voor bestemmingsplan
De beleidskeuzes ten aanzien van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico hebben geen consequenties voor het plangebied; het plan gaat uitsluitend over bestaande situaties.
Op 3 december 2009 heeft de gemeenteraad het Actieplan Luchtkwaliteit 2009 goedgekeurd. Schone lucht, een bereikbare stad en duurzame groei. Dat zijn de doelstellingen van het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht. Het ALU bevat een samenhangend pakket maatregelen om de luchtkwaliteitsknelpunten op te lossen, bewoners, werkenden en bezoekers te stimuleren meer met het openbaar vervoer en de fiets te reizen en knelpunten in het autoverkeer op te lossen.
In juni 2011 heeft het College het Ambitiedocument 'Utrecht: Aantrekkelijk en Bereikbaar gepresenteerd', waarin 7 beleidsprincipes voor de toekomst (tot 2030) worden geschetst:
De Spinozaweg, de Thomas à Kempisweg en de Cartesiusweg maken onderdeel uit van de stedelijke verdeelring, die in de toekomst zal worden ingericht als stadsboulevard. De uitwerking hiervan zal de komende jaren gaan plaatsvinden. De uitvoering hiervan wordt dan ook niet in dit bestemmingsplan meegenomen, maar op termijn via een aparte planologische procedure.
De kwaliteit van de bedrijventerreinen Lage Weide en Cartesiusweg voldoet niet meer volledig aan de eisen van deze tijd die aan een bedrijventerrein gesteld worden. De beide terreinen bieden plaats aan ruim 800 bedrijven met ongeveer 17.000 arbeidsplaatsen. Door het college wordt ingezet op het behoud van de werkfunctie van Lage Weide en Cartesiusweg (deze laatste tot 2020). Transformatie naar andere functies zal op korte termijn niet plaatsvinden. De gemeente Utrecht heeft dan ook besloten dat de terreinen geherstructureerd moeten worden. Voor de uitvoering zijn er diverse subsidiemogelijkheden (onder andere Topper, GSB en provincie). De gevestigde bedrijven onderschrijven het belang van de herstructureringsopgave op Lage Weide en Cartesiusweg. Inmiddels is dit programma in uitvoering, waarbij belangrijke opgaven zijn:
Het bestemmingsplan geeft uitvoering aan bovenstaande uitgangspunten.
In het Groenstructuurplan zijn de oevers en het groen langs de noordzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal benoemd. Door het versterken en combineren van de landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve en ecologische functies is een nieuwe recreatieve route tussen het Slot Zuilen en Kasteel Heemstede (in Houten) mogelijk. Bovendien verbetert dit de aansluiting tussen de groengebieden in Kanaleneiland, Oog in Al, Zuilen en Leidsche Rijn. Deze ambitie is als streefbeeld vastgelegd in het Plan van Aanplak Groene Zones Amsterdam-Rijnkanaal.
Met de bouw van Leidsche Rijn ligt het Amsterdam-Rijnkanaal niet meer aan de grens, maar midden in de stad. De betekenis van het kanaal verandert door intensivering van commerciële activiteit in Leidsche Rijn Centrum en As Kanaleneiland. Van waterverkeersweg aan de rand van de stad naar een groenblauwe zone door het midden van de stad. Het Amsterdam-Rijnkanaal biedt de inwoners van Utrecht straks groene recreatieruimte en een langzame verkeersroute naar de groengebieden buiten de stad. Het plan bestaat uit verschillende projecten van klein (bewegwijzering) tot groot (herinrichting groenzone Kanaleneiland tot park). De uitvoering van de eerste projecten zijn in 2007 gestart. Het bestemmingsplan voldoet aan dit beleid door voor enkele stroken langs het Amsterdam- Rijnkanaal een groenbestemming op te nemen.